Dagtripjes in de regio Moskou: zes verlaten waterkrachtcentrales

(Eerste publicatie: 10-12-2011)

Als ik in Moskou woonde en een auto had, dan wist ik het wel. Dan maakte ik dagtripjes naar verlaten waterkrachtcentrales in de regio. "In de regio”, dat moet u (we hebben het over Rusland) wel ruim zien. Zulke uitstapjes vereisen enige planning, maar de beloning is er naar, ook in de winter. Of misschien wel juist in de winter, met de deels of geheel bevroren rivieren en watervalletjes.

Blogger Viktor Borisov bezocht er zes, de Boelgakovski centrale  bijvoorbeeld, in de rivier de Nara op de grens met de provincie Kaloega. Van de dam is niks meer over, alleen het gebouw staat nog overeind.

 

Voor de Lykovski centrale moet u ietsje verder, richting Orjol, naar Mtsensk. Deze bescheiden centrale bediende ooit zestien kolchozen. Ik raad u wel aan om het gebouw alleen bij daglicht te betreden. 

 

Op de grens met de provincie Rjazan bevindt zich in de Osjotr de Livadiski waterkrachtcentrale:

 

“Over deze centrale is helemaal niks bekend’, schrijft blogger Viktor. Hij maakte er wel een filmpje:



De drie andere centrale die hij bezocht, zijn de Trojekoerovski, de Gorbovski en de Jaropoletski. Bij de laatste krijgt u er nog een paar mooie oorlogsmonumenten bij:

De Stalinterreur: Stephen Cohen over de terugkeer van de overlevenden in de Sovjet-samenleving.

(Eerste publicatie: 7-12-2011)

In de jaren na Stalins dood keerden miljoenen kampbewoners, overlevenden van wat wel de ‘Tweede Holocaust’ wordt genoemd, terug in de Sovjet-maatschappij. Ook hun gebrandmerkte familieleden (de arrestatie van een naaste verwant maakte iemand tot outcast) konden gaan proberen om hun leven weer op te pakken. Hoe verging het al die (indirecte) slachtoffers van de Stalinterreur in de jaren onder Chroesjtsjov en daarna, tot aan onze dagen? Die vraag stelt Stephen Cohen zich in zijn boek The victims return.

Anna Larina

Anna Larina

Cohen pretendeert wat meer dan hij waarmaakt. Vanaf zijn eerste langere verblijf in de Sovjetunie, in de jaren zeventig, verkeerde hij vooral onder ‘vooraanstaande’ ex-gevangenen of hun nabestaanden, zoals Anna Larina (de weduwe van Boecharin), Lev Razgon en Anton Antonov-Ovsejenko. Het zijn vooral hun verhalen en hun strijd voor eerherstel van de slachtoffers en hun verzet tegen de restalinisatie die in The victims return aanbod komen.

Geen verhalen dus van gewone burgers, zoals in Orlando Figes’ onvolprezen The whisperers, maar er blijft genoeg over om het boeiend te houden. Zo beschrijft Cohen de invloed  van voormalige zeks (gevangenen) op het beleid van Chroesjtsjov, de partijleider die de sluizen leek open te zetten naar een complete destalinisatie. Twee belangrijke spelers waren Olga Sjatoenovskaja en Aleksej Snegov, vrijgekomen in 1953 en 1954. Al snel behoorden zij tot de brede entourage van Chroestjov en diens bondgenoot Anastas Mikojan. Zij waren het, aldus Cohen, die de nieuwe partijleider aanzetten om alle gevangenen zo snel mogelijk vrij te laten. Ook overtuigden zij Chroesjtsjov van de noodzaak om Stalins misdaden openlijk aan de kaak te stellen. Dat gebeurde in Chroesjtsjovs beroemde rede op het 20ste partijcongres in 1956.

Chroesjtjsov ging tenslotte ten onder in de strijd tussen de voor- en tegenstanders van de destalinisatie, en met hem de zeks in zijn omgeving, die hun invloed (maar niet hun leven) verloren. Cohen laat goed zien hoe de positie van de vooraanstaande oud-kampgevangenen en hun nabestaanden meedeinde op de golven van de politiek. Tijdens de grijze stagnatie onder Brezjnev werd hun de mond gesnoerd. Onder Gorbatsjov keerden ze triomfantelijke terug aan het front en brak – met talloze memoires, conferenties en de oprichting van Memorial - de dam rond het opgekropte Stalin-verleden pas echt.

Stalin heeft sindsdien echter weer een flinke comeback gemaakt. De nostalgie rond zijn persoon, de hang naar een overzichtelijk verleden met een stevig centraal gezag, zo betoogt Cohen met rede, is vooral het gevolg van de implosie van de USSR en de economische chaos die daarop volgde. Een sturende hand van het Kremlin ziet hij hierin niet. De huidige positie van Stalin is niet onwankelbaar, vroeg of laat komen de slachtoffers weer aan bod, verwacht Cohen: bij monde van hun nabestaanden, gesteund door politici die tijdens Gorbatsjovs perestrojka zijn gevormd.

 (Aanbevolen literatuur over de Stalinterreur:
- Orlando Figes – The whisperers
- Varlam Sjalamov – Berichten uit Kolyma
- Eugenia Ginzburg – Journey into the whirlwind.)
 

Stephen Cohen over zijn The victims return:


Tamara Toidze stond model voor de bekendste Russische oorlogsposter

(Eerste publicatie: 5-12-2012)

Muza&Perun.jpg

Het moederland roept! Dit zal toch wel de bekendste Sovjet-poster zijn uit de Tweede Wereldoorlog. Minder bekend is dat de vrouw die haar landgenoten via de poster ten strijde roept, getekend is naar een levend iemand:

01_1399532264.jpg

Het is Tamara Toidze, de Russische vrouw van de Georgische ontwerper Irakli Toidze. Het verhaal wil dat Tamara op 22 juni 1941 het atelier van haar man binnenkwam met de kreet ‘Het is oorlog!’ Waarop Irakli zei: niet bewegen!, haar trekken vastlegde op papier en meteen gebruikte voor zijn beroemde poster.

De poster van Toidze blijkt – zoals wel meer zaken uit de Tweede Wereldoorlog – onderwerp te zijn van een Historikerstreit. Want is die poster echt wel getekend ná de Duitse inval in Rusland en niet ervoor? Viktor Soevorov weet het in zijn – voorzichtig uitgedrukt – omstreden boek Den M (Dag M) zeker: de poster Het moederland roept! werd al voor de Duitse inval bij de kunstenaar besteld. Voor Soevorov het zoveelste bewijs dat de USSR zich voorbereidde op een aanvalsoorlog tegen Duitsland. De poster lag overal klaar voor de dag van de Sovjet-aanval, maar kon nu plots en meteen worden gebruikt bij de Duitse inval. Volgens Soevorov werd de poster in meerdere steden al op de 22ste juni opgehangen, maar enig concreet bewijs daarvoor geeft hij niet. Dan is er ook nog Igor Boenitsj, die in zijn boek Groza de datum noemt waarop de poster naar de drukker mocht: 25 december 1940. Dat zou te bewijzen moeten zijn – die datum zou dan op de eerste druk van de poster staan - maar Boenitsj laat dat na.

Dit bewijs is er wel:

Ik vond het bij blogger Rubetsky. Het is het oudste exemplaar dat bewaard wordt in de Nationale Russische Bibliotheek in Sint-Petersburg. Onderaan de poster staat duidelijk vermeld: 4/VII/1941:

De aanhangers van Soevorov/Boenitjs vinden dat helemaal geen bewijs. Dat is de oudste versie die wordt bewaard, maar dat wil niet zeggen dat er geen oudere is of is geweest! Ja, duh. 

Architectuur uit socialistisch Utopia – het Moskou dat er had kunnen zijn

(Eerste publicatie: 2-12-2011)

Wie een idee wil krijgen van wat een socialistisch Utopia al niet vermag in de architectuur, moet later deze maand beslist een kijkje gaan nemen in het Moskouse Architectuurmuseum. Daar opent de 21ste een tentoonstelling over Boris Iofan (1891-1976), een van de belangrijkste architecten uit de Sovjetunie. Hij ontwierp onder meer het beroemde/beruchte Huis aan de Kade en het Sovjet-paviljoen voor de Wereldtentoonstelling in Parijs van 1937. Bekender werd hij echter door een project dat nooit werd voltooid: het Paleis van de Sovjets:

Op de site van het Architectuurmuseum kwam ik een mooi overzichtje tegen van bouwprojecten uit de jaren dertig-vijftig van de vorige eeuw. Zij moesten het centrum van Moskou het aangezicht geven dat paste bij de hoofdstad van de socialistische heilstaat. Met die ambitieuze staat als opdrachtgever waren de kosten – dat is duidelijk aan de ontwerpen te zien – geen probleem. Desondanks kwamen de meeste bouwwerken uit het overzicht niet verder dan de tekentafel.

De zware industrie had in de USSR in de jaren dertig absolute prioriteit. Dat is mooi af te zien aan de geplande locatie van het nieuwe Ministerie van Zware Industrie: aan het Rode Plein, pal tegenover het Kremlin, op de plek van het warenhuis GUM. Het moest een complex van 110.000 m3 worden op 4 hectare. Dit is een van de onderwerpen (architecten A. Vesnin, V. Vesnin, S. Ljasjtsjenko) die meedongen naar de opdracht:

Een ander opvallend project (álle projecten in het overzichtje zijn opvallend) is dit bouwwerk:

Het is een van de inzendingen voor een monument voor de “Heroïsche Verdedigers van Moskou”. Al in oktober 1942 werd daar een competitie voor uitgeschreven. L. Pavlov, de  ontwerper van bovenstaand bouwwerk, vond het Rode Plein wel een geschikte locatie. In de verte is, een beetje optimistisch, het Paleis van de Sovjets al ingetekend.

Ook niet gebouwd, het Paleis van de Techniek (A. Samojlov, B. Jefimovitsj), dat onderdak moest geven aan meerdere technische en wetenschappelijke instellingen:

Wél gebouwd, hotel Moskou, zo ongeveer naast het Rode Plein:

Er had nog een Iljitsj Allee naast moeten komen, die zou leiden naar, alweer, het Paleis van de Sovjets. Die allee kwam niet verder dan het begin, waarvan het huidige Manegeplein het overblijfsel is.

En dan het Paleis van de Sovjets, misschien wel het beroemdste gebouw ter wereld dat nooit is gebouwd (wie andere kandidaten voor deze titel weet, ik hoor het graag):

Het moest het grootste gebouw van de wereld worden, op de plek van de opgeblazen Christus-Verlosserkerk, 415 meter hoog, met een immens groot beeld van Lenin bovenop. In 1939 waren de fundamenten gereed, maar de oorlog gooide roet in het eten. De bouw werd nooit hervat en in de bouwput kwam een openluchtzwembad. Dat moest uiteindelijk weer plaatsmaken voor de herbouw van de vernielde kerk.

Ook Poesjkin is supporter van FC Zenit. En tegen racisme. Йоу! (Yo!).

(Eerste publicatie: 29-11-2011)


“Vsem privet iz 19-ogo veka”. U krijgt allen de hartelijke groeten uit de 19de eeuw van Alexander Sergejevitsj Poesjkin. 

In het filmpje prijst de nationale dichter van Rusland de vooruitgang van de afgelopen anderhalve eeuw: “klassno u vas” (het is te gek bij jullie).  Alleen één ding begrijpt Poesjkin niet: vanwaar toch dat racisme, zo alom aanwezig in Rusland?

Het leek ons FC Zenit wel een goed idee om in het kader van de actie Rusland zonder Racisme de hulp in te roepen van Poesjkin, Ruslands nationale, onomstreden literaire held, afstammeling van een Afrikaanse slaaf. De populaire rapper Noize MC werd erbij gehaald. Als een soort medium brengt hij Poesjkins boodschap over aan de jeugd in het algemeen en de voetbalsupporter in het bijzonder.

Een poging tot exegese:

0.05. Vperjod za Piter! : Vooruit voor Sint-Petersburg!

0.10. Moja kozja ne pochozja na natsjinkoe vatroesjki.

De dichter verwijst naar zijn huid, die niet op de vulling van een wrongelkoek lijkt. Zo’n vulling is wit.

0.24 – 0.34. Hier haalt de dichter herinneringen op aan zijn tijd op het beroemde Lyceum. Hij kreeg daar van domme medeleerlingen te horen dat zijn voorvaderen pas gisteren uit de boom waren geklommen.

Op 0.30 verschijnen varkenskoppen in beeld met in rode letters SVINCHEDY, een samentrekking van varkens (svinja) en skinheads. Dat begrijp ik niet. Varkens is de bijnaam van Spartak Moskou. De supporters van die club zullen de boodschap – indien daarvoor uberhaupt ontvankelijk, wat ik betwijfel – na zoiets zeker niet meer ter harte nemen.

0.34.  “Mijn voorvader, de moor Hannibal, zeiden ze, werd in Amsterdam door Peter voor een fles rum gekocht bij geldwisselaars”.

Hier wordt de voetbalsupporter lelijk op het verkeerde been gezet. Die Hannibal werd voor (en niet door) Peter de Grote gekocht in Constantinopel.

0.45. Hier legt de dichter uit dat ze hem dan wel voor van alles hebben uitgemaakt, maar dat hij toch behoorlijk goed terecht is gekomen. En hij verwijst naar een beroemde regel uit eigen werk: Ja pamyatnik sebe vozdvig nerukotvornyi. – Ik heb een monument voor mijzelf opgericht, niet door mensenhanden gemaakt.

0.45. 33 sektor: het vak in het oude Kirov-stadion waar de harde kern zich ophield. In het huidige Petrovski stadion is helemaal geen vak 33 meer, maar de oude naam wordt nog veel gebruikt.

0.46. De dichter legt uit dat professoren hem ‘groots’ noemen, en dat Russisch leren zonder zijn boeken te lezen een doodlopende weg is.

0.52 – 1.11 En dan het refrein, waarin de dichter zich afvraagt waar de dombo’s toch vandaan komen die denken dat Rusland en racisme van hetzelfde woord afstammen. De dichter is tegen jullie, yo!, als je niets moet hebben van mensen die er een beetje anders uitzien. En wat mummel je nou over de Russische cultuur, hier heb je een antwoord van die Russische cultuur, of is Poesjkin geen Russische cultuur soms? Yo!

1.12 – 1.35. Dan volgen er enkele regels over buitenlandse werknemers en studenten, wat je daar dan wel voor last van hebt – als ik het goed begrijp. En iets over nationale dansen, waarvan de portee me ontglipt. (Voor de betekenis van de banaan: googelt u even op banaan Roberto Carlos).

1.22.  Een aardig detail: de tattoos op Poesjkins onderarmen. Die zijn ontleend aan de tekeningetjes – niet zelden scabreus - die Poesjkin in de kantlijn van zijn gedichten maakte. Over die tekeningen zijn hele boeken geschreven.

1.40-1.42. Racisme, zegt Poesjkin, laten we over aan de pitekantrop en de avstrapolitek. Dat vond ik even lastig, maar een pitekantrop is een aapmens en een avstrapolitek een uitgestorven geslacht van mensachtigen van een paar miljoen jaar geleden. Waarna de dichter iedereen de groeten doet uit de 19de eeuw.

De commentaren her en der op dit lied zijn nogal, eh, wisselend. “Propaganda van menselijke waarden voor debielen”, las ik ergens. Anderen vinden dat de nationale dichter schandelijk wordt misbruikt, weer anderen menen dat de tekst en het filmpje misschien toch íemand aan het denken zullen zetten. 

En ik kwam iemand tegen die schreef dat dat helemaal Poesjkin niet is in dat filmpje, maar Doumbia van CSKA Moskou.

Doumbia

Doumbia

Florence Tonk - Blijf bij ons. Een leerzame zomer op het Oekraïense platteland.

(Eerste publicatie: 26-22-1022)

(Deze recensie van ‘Blijf bij ons’ van Florence Tonk is geschreven in het kader van de eerste Nederlandse boekblogtournee van Not just any book.)

Florence-Tonk_Blijf-bij-ons_1000pxbr.jpg

Wanneer Emma al snel constateert dat haar roodblonde buurman Fedja in het Oekraïense dorp waar ze een datsja heeft gekocht, lekker ruikt, dan weet je: dat gaat broeien tussen die twee.

Emma is een Nederlandse vertaalster van software-handleidingen. Ze is meegegaan naar Oekraïne met haar vriend Rogier, die in de hoofdstad Kiev een baan heeft gekregen. Het buitenlandse avontuur moet hun relatie nieuw leven inblazen. Rogier verliest zich echter in zijn werk en Emma voelt zich ontheemd. Als een soort vlucht naar voren kopen ze een datsja in het dorp Zagoeblene, vooral bestemd voor Emma. Daar heeft ze de tuin die ze zo mist en kan ze Kiev ontvluchten.

In ‘Blijf bij ons’ van Florence Tonk komen twee confrontaties bovendrijven: die van de Westerse Emma met de schurende werkelijkheid van een Oekraïens dorp en die van Emma met haar eigen verlangen naar een ander, ‘echter’ leven. Gaat ze dat vinden in een datsja zonder stromend water, op een plek “waar je het moet doen met aarde, lucht, groen, een mottige dorpswinkel, een bushalte en een school”?

‘Blij bij ons’ lijdt tot aan tweederde van het boek aan voorspelbaarheid. De inzakkende relatie met Rogier in Kiev en Emma’s eerste weken op de datsja worden nogal schematisch neergezet. De problemen van een leeglopend dorp in een voormalige Sovjet-republiek komen keurig één voor één langs. Emma loopt er zelf tegenaan of krijgt ze uitgelegd door de bewoners, die haar ook nog bijpraten over alle ellende die Oekraïne in de vorige eeuw over zich heen heeft gekregen.

Emma doet haar best om opgenomen te worden in de dorpsgemeenschap. Ze gaat Engels geven op de school (buurman Fedja is er directeur), geeft extra les aan de veelbelovende leerlinge Lesya, zwoegt net als iedereen in haar moestuin en sluit vriendschap met buurvrouw Loeba, Fedja’s echtgenote. Maar een westerse ‘indringer’ in “een groep zielen die aan elkaar zijn overgeleverd in een afbrokkelend systeem, zoekgeraakt in de tijd, in de wereld”, dat is vragen om problemen. En die komen er ook.

Het naderende einde van de zomer is de katalysator, ook van het boek, dat nu vaart krijgt. Emma beseft dat ze de winter in haar datsja, zonder enig comfort, niet zal aankunnen. Dat krijgt ze ook ingewreven door een dorpeling met een kwade dronk: “Wat voor jou een romantisch bezinningsoord vormt, is onze dagelijkse realiteit … Als straks de eerste sneeuwvlokken vallen … ben jij vertrokken, wedden?”

Inmiddels is Emma verzeild geraak in een heftige affaire met buurman Fedja, met vrijpartijen op een veilig plekje buiten het dorp. De aflopende zomer zet ook dat op scherp, met Fedja als de grote verliezer. Zijn hele leven voelde hij zich al gegijzeld in Zagoeblene, nu hij de tijdelijke bezoekster uit Nederland heeft leren kennen, voelt hij zich pas echt gevangen. Natuurlijk komt de affaire uit, een langer verblijf in het dorp is nu helemaal uitgesloten. Emma vertrekt naar Kiev, samen met leerlinge Lesya die er gaat studeren.

Fedja, Loeba en het dorp blijven achter en Emma maakt de balans op. De schaamte over de ontdekte affaire zal van haar afglijden. En over haar tijdelijke dorpsgenoten: “Ze zal hen missen, op een onmogelijke manier van hen blijven houden”. Ze heeft geraakt aan een ander leven, maar keert veilig en onbeschadigd terug naar dat van haarzelf.

900 days – Jessica Gorters documentaire vol mededogen over het beleg van Leningrad

(Eerste -publicatie: 23-11-2011)

Als u morgen, donderdag, in de gelegenheid bent om de film 900 days te gaan bekijken op  IDFA in Amsterdam, doen! Er zijn door de jaren heen heel wat films gewijd aan het 900 dagen durende beleg van Leningrad tijdens de Tweede Wereldoorlog – deze documentaire van Jessica Gorter is een van de betere.

De film laat bejaarde overlevenden aan het woord. Zijn zij overwinnaars en helden, zoals zij steevast werden en worden gepresenteerd in de Sovjetunie en Rusland? Of zijn zij slachtoffers, getraumatiseerd zoals ook de overlevenden van de concentratiekampen dat zijn? In Rusland is dat een zeer ongemakkelijke vraag. Massale heroïek en triomf voeren in de geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog de boventoon, terwijl Gorters documentaire aan individueel leed raakt. De film roept een diep mededogen op met de oude overlevenden. Dergelijk mededogen met het individu werd in de Sovjetunie nimmer aangemoedigd en in het Rusland van nu ligt ook nog altijd de nadruk op het massale heldendom.

Ik ga de verhalen uit 900 days niet navertellen. Een enkel voorbeeld: een van de geportretteerde overlevenden wordt gevraagd welk geluid hem het meest is bijgebleven uit die ellendige dagen. En hij vertelt hoe een man op straat iets onverstaanbaars tegen hem zei en daarop dood neerviel. Het waren diens laatste woorden geweest. “Dat geluid kan ik niet reproduceren”, zegt de oude man met vochtige ogen. 

Het is gezien het bovenstaande een ondergeschikt punt, maar als liefhebber van Sint-Petersburg zeg ik het toch maar: de beelden van de stad in 900 days zijn schitterend. De winterbeelden zijn misschien wat somber en zwaar aangezet, maar sluiten daarmee wel aan bij de vertelde verhalen. De camera kruipt tijdens de gesprekken zeer dicht op de oude mensen. Ik zal hun gezichten niet snel vergeten.

Op Facebook zijn de ‘avonturen’ van de film te volgen. Over twee weken is de première in Rusland. “Helaas niet in Sint-Petersburg, maar in Moskou”, vertelde Jessica Gorter na de vertoning van woensdag in Amsterdam.

Update: 900 days is gekozen tot beste Nederlandse documentaire op IDFA 2011.


Een nieuw lied van Viktor Stolyarov - Krylja

(Eerste publicatie: 23-11-2011)

Een nieuw lied van Viktor Stolyarov, Krylja (Vleugels). Zelf schreef hij de muziek, bij een gedicht van Aleksej Tsvetkov.  Ik vind het prachtig, net als het lied Koridor, dat ik eerder plaatste, ook met de tekst van Tsvetkov erbij. Koridor zet ik ook nog even onderaan deze post.   

Veel over Stolyarov heb ik nog niet gevonden, al heeft hij een weblog. Hij bedient zich van de artiestennaam Pol Stakanoff.  Er is een CD in de maak met meer werk van hem en Tsvetkov. Ik ben daar, dat begrijpt u,  zeer benieuwd naar.  



крылья

когда избу на заре запирала
всех заплакать о себе собирала
придорожных из кювета кикимор
буйных леших из заречного бора
а русалок приглашала на выбор
но пришли толпой для полного сбора
приплелось еще печальное что-то
из-за черного как полночь болота

нагляделась на любимые лица
больше здесь я говорит не жилица
обрекли меня стыду и бесчестью
злое горе мне судьба причинила
словно вынули из воздуха песню
словно солнце окунули в чернила
ни ногой теперь назад ни версты я
невозвратные мои золотые

и заплакали тогда и завыли
в соснах совы загудели забили
а печальное из чащ где трясина
не имеющее формы и вида
провожало до калитки спасибо
ковыляло до плетня деловито
остальные обнялись поревели
и остались жить одни как умели

долго шла через покосы и пашни
в край где грохот и стеклянные башни
в небесах стальные птицы летали
в стороне обосновалась неблизкой
и приматывала крылья бинтами
и работала потом программисткой
прежней жизни от нее ни привета
далеко должно быть за морем где-то

отчего мы с ней не за морем вместе
слишком много там для нечисти чести
ни слезинки у реки ни укора
чахнет чаща в непричесанном виде
мы от века не имели другого
представления о свете и быте
небо черное в трясине качалось
лишь бы время все текло не кончалось