literatuur

Joodse liedjes in Vinnitsa, zomer 1946 – herinneringen aan de naoorlogse jaren in de USSR, verzameld door Ljoedmila Oelitskaja - 2

(Eerste publicatie: 13-11-2013)

De bevrijding van Vinnitsa

De bevrijding van Vinnitsa

Mark Ptitsjnikov vertelt: “In de zomer van 1946 woonden we in Vinnitsa”.

Vinnitsa en de Tweede Wereldoorlog … Soms, vertelt Mark, hing er een zware stank boven de stad, dan was er weer een massagraf blootgelegd. De Duitsers waren begonnen met de joden en de zigeuners, daarna waren de krijgsgevangenen en de geestelijk gehandicapten aan de beurt en de ‘gewone’ burgers die de strenge regels van de bezetter hadden overtreden.

Het verhaal van Mark Ptitsjnikov staat in Detstvo 45-53: a zavtra budet sjtsjastje (Kinderjaren 45-53: en morgen zal er geluk zijn), een bundel herinneringen, bijeengebracht door de schrijfster Ljoedmila Oelitskaja. Het boek geeft een bont beeld van het kinderleven in de naoorlogse Sovjetunie. Het waren moeilijke jaren met honger en schaarste, vermengd met blijdschap over het einde van de oorlog en optimisme over de nabije toekomst.

De diverse verhalen beslaan hooguit een paar pagina’s, wat het boek nogal fragmentarisch maakt; een kaartenbak aan persoonlijke herinneringen. Die zijn stuk voor de stuk de moeite van het boekstaven waard, maar regelmatig denk je: hier zou een echte schrijver mee aan de slag moeten gaan - Oelitskaja bijvoorbeeld.

Enkele verhalen springen uit de kaartenbak naar voren. In mijn vorige stukje schreef ik al over de kindermeisjes van Omsk. Ook de herinneringen van Mark Ptitsjnikov over het Vinnitsa van na de oorlog springen eruit.

Oelitskaja, boeken Rusland Sovjetunie literatuur memoires

De overlevenden in Vinnitsa pakken na de oorlog de draad weer op, zo goed en zo kwaad als dat gaat. “De mensen gingen aan de slag en ontleenden vreugde aan kleine dingen." Maar wanneer Duitse krijgsgevangenen, die de puinhopen moesten opruimen, voorbijkomen, doet Marks vader trillend van haat het raam dicht.

Op een avond verzamelen zich buren van rond de binnenplaats voor een bescheiden feestdis. Ze hebben de oorlog overleefd, maar zijn allen beschadigd. De Radzinski’s, die als door een wonder de bezetting hebben overleefd en een jochie, half-Pools, half-joods, voor de SS en de Oekraïense politie hebben verborgen. Een oud joods echtpaar, op tijd gevlucht en net terug uit de evacuatie, maar zonder hun zoon die een maand voor het einde van de oorlog in Duitsland is gesneuveld. Een Pool die hier zijn hele familie heeft verloren terwijl hij zelf aan het front vocht.

Dan wordt er aangeklopt. Voor de deur staat een joods orkestje: twee volwassen muzikanten met een klarinet en accordeon en een opgeschoten jongen met een pionierstrommel. Ze spelen hun muziek en de tafel zingt mee: Itzik zjenitsya, Sem-sorok, Svadby Sjneerzona, Zjyl-byl na Podole Chaim Sjik …

Ik heb gezocht, want wat had ik graag die liedjes laten horen in een uitvoering dicht bij wat er die zomeravond in 1946 in het zich oprichtende Vinnitsa moet hebben geklonken. Helaas, ik heb niets gevonden wat ook maar in de buurt komt. Wel veel kitsch met synthesizers en popdreunen. Hier een uitvoering van Sem-sorok die nog enigszins draaglijk is. Een hele, hele verre echo van Vinnitsa in 1946 uit het verhaal van Mark:


Hier een korte (Russischtalige)  toelichting van Oeltiskaja op haar boek:


Hier deel 1.

Kindermeisjes in Omsk – herinneringen aan de naoorlogse jaren in de USSR, verzameld door Ljoedmila Oelitskaja - 1

(Eerste publicatie: 10-11-2013)

Stalingrad, 1945

Stalingrad, 1945

Anna Levina vertelt: “Toen ik klein was, verhuisden we uit de grote en heel mooie stad Leningrad  naar Siberië, naar de stad Omsk”.

Zo begint een van de vele kleine hoofdstukjes met herinneringen aan de naoorlogse jaren in de Sovjetunie, verzameld door schrijfster Ljoedmila Oelitskaja. Ze zijn uitgebracht onder de titel Detstvo 45-53: a zavtra budet sjtsjastje (Kinderjaren 45-53: en morgen zal er geluk zijn).

Ljoedmila Oelitskaja

Ljoedmila Oelitskaja

Anna Levina vertelt hoe haar ouders, beiden met een drukke baan, in Omsk op zoek moeten naar een kindermeisje voor haar en haar broertje. Maar wie wil de zorg op zich nemen voor twee vreemde kinderen? Alleen vrouwen die in een uitzichtloze situatie zijn beland, bijvoorbeeld omdat ze geen papieren hebben. Daarvan zijn er in de naoorlogse jaren in Siberië talloze: gevlucht uit de kolchoz, Tataren, Oekraïense Benderovtsy, Duitsers en oudjes die geen kant meer op kunnen. Anna’s vader is forensisch arts, werkt dus “bijna bij de politie” en kan via zijn connecties de vertrapten en verdrevenen aan een paspoort helpen. Aan kandidaten voor de post van kindermeisje in zijn gezin is dan ook geen gebrek.

Meestal, zo herinnert Anne zich, had het gelukkige kindermeisje na anderhalve maand niet alleen het gedroomde paspoort, maar na enkele bezoeken aan de officiersclub van Omsk ook een echtgenoot. En dan moest er een nieuw kindermeisje worden gevonden. 

Zo is daar de Tataarse Ljoetsija, zus van Revo, opgegroeid – u leidde dat al af uit beide voornamen – in een gezin waar men de Leninistische beginselen was toegedaan. Wat geen garantie bleek tegen verbanning naar Siberië. Loetsija is gek op Anna’s vader: een jood met het gezicht van een zuivere Tataar. Maar haar familie stuurt een Tataarse bruidegom op haar af en dat betekent: exit Loetsija.

Na Loetsija kwam Noesja, door Anna’s moeder gevonden op de markt, waar ze aardappelen stond te verkopen. De kleine Anna is gek op Noesja. “Ze rook naar brood, melk en rust”. Anna’s vader is het zat om voor paspoortafdeling te spelen, maar strijkt voor Noesja nog één keer met de hand over het hart. Dan, op een morgen, deelt de radio mee dat Stalin is gestorven. Noesja wordt hysterisch en keert na drie dagen terug naar haar dorp.

Dan komt de Oekraïense Marija Stepanovna uit Bender. Anna’s vader vindt haar ergens in een dorp waar hij als forensisch arts een moord moet onderzoeken. Marija Stepanovna is de vrouw van een veroordeelde Benderov-bandiet en maakt zich bij iedereen erg geliefd. Wanneer echter blijkt dat zij wel een glaasje lust en ook de kleine Anna af en toe trakteert, is het exit Marija Stepanovna.

Dan komt nog de Duitse Gotlibovna (“Die zag eruit of ze honderd was.”), die weer wordt opgevolgd door een zekere Kornilovna, die “boven iedereen uitstak als een brandtoren”. Op een avond spreekt Anna’s kleine broertje plots de eerste volzin van zijn leven uit: “Sla je vool je halses – sâje lelen” (Щас дам в молду – будешь знать!”). Het is duidelijk wie de kleine dat zinnetje heeft geleerd en het is exit Kornilovna.

“Daarna keerden we terug naar Leningrad, kindermeisjes namen we niet meer aan, op mijn broer werd voortaan gepast door oma, mama’s mama.”

Zou Ljoedmila Oelitskaja, die zo vloeiend ingewikkelde familiegeschiedenissen kan neerzetten, bij de herinneringen van Anna Levina niet gedacht hebben: Over dat gezin moest ik maar eens een boek schrijven? 

Meer over de door Oelitskaja verzamelde herinneringen aan de naoorlogse Sovjet-jaren in mijn volgende stukje.

Hier deel 2.

Ischa Meijer praat met Karel van het Reve en Nico Scheepmaker. “Persoonlijk mag ik Dostojevski erg graag.”

Eerste publicatie: 12-9-2013)

Karel van het Reve

Karel van het Reve

De komende week verschijnen er geen nieuwe stukjes op dit blog. Om u toch wat te doen te geven, plaats ik hieronder een uurtje radio van de VPRO uit 1985.

Ik werd erop gewezen door Pepijn Hendriks – waarvoor nogmaals dank. Er klinken vier stemmen die voor mij een tijdperk markeren. En alle vier zijn ze er niet meer – nou ja, wel nog in de archieven: Cor Galis, Ischa Meijer, Karel van het Reve en Nico Scheepmaker.

Cor Galis: de befaamde omroeper. Ik maakte hem mee in het ene jaartje dat ik bij de VPRO-radio werkte. Aardige man! De overige drie dient u gewoon te kennen.

Ischa Meijer praat met Van het Reve en Scheepmaker over de Slavistiek, de studie Russisch en de Russische literatuur. Aanleiding was de verschijning (morgen op de dag af 28 jaar geleden) van Reves Geschiedenis van de Russische literatuur. Wat de heren in de studio nog niet konden weten: het werk zou in de top-zoveel belanden van best verkochte boeken – uniek voor een literatuurgeschiedenis.

Voor het complete gesprek volgt u dit linkje.

Prachtig is Reves simultane vertaling, aan het begin van het interview, van de zingende Boelat Okoedzjava. Verder moet ik me inhouden om niet uitgebreid te gaan citeren. (Van het Reve: “Dostojevski was een heel aardige man. Persoonlijk mag ik hem erg graag.”). 

Ik heb nog een persoonlijke herinnering aan Van het Reve, van wie ik helaas nooit college heb gehad. Ooit kwam ik tegenover hem te zitten in de trein van Amsterdam naar Utrecht. Hij las niet, staarde zomaar wat naar buiten. Hij keek wel even naar het boek dat ik in mijn handen had: dat was iets van of over de schaker Donner. Jammer dat ik nou geen Russisch boek in m’n handen heb, dacht ik. Ik heb hem niet aangesproken.

Cor Galis

Cor Galis

Ischa Meijer

Ischa Meijer

Nico Scheepmaker

Nico Scheepmaker

Twee studiegenotes van me, Judith en Lien, raakten ooit wel het hem in gesprek. Zij hadden een betaalpasje van de professor op straat gevonden. Ze belden hem op en brachten het bij hem langs. Bij een kopje thee vroeg Van het Reve: “En wat studeert u?” Judith en Lien antwoordden: “Russisch”. 

(Ik hoop dat ik dat laatste avontuur correct heb beschreven, zo niet, dan krijg ik dat nog wel te horen.) 

Sint-Petersburg voor gevorderden: literaire herinneringen van Jevgeni Belodoebrovski.

(Eerste publicatie: 17-5-2013)

Kunt u zich de eerste buitenlander nog herinneren die u ooit zag? Ik vermoed van niet. Voor veel Russen die in de oorlog geboren zijn, of niet al te lang daarna, ligt dat anders. Hun ‘eerste buitenlander’ was een gebeurtenis.

Literair historicus Jevgeni Belodoebrovski (1941) zag zijn eerste buitenlanders – het waren er meteen een heleboel – in 1956 in Leningrad: een orkest van Engelse zeelieden dat naast de Bronzen Ruiter het Engelse volkslied speelde. Het was een teken des tijds. Stalin was dood, de betrekkingen met het Westen ontdooiden.

Sergej Belodoebrovki

Belodoebrovski beschijft de gebeurtenis in zijn Сага о пальто (Sage over een jas), een bescheiden boekje met literair getinte herinneringen aan het Leningrad van vooral de jaren zestig. Belodoebrovski groeide op in een kommoenalka in een groot huis aan de Mojka, vlak bij de Nevski Prospek, dat ooit aan de familie Nobel toebehoorde. Het is een stukje stad waar elke steen literatuur ademt. Bijna terloops meldt Belodoebrovski hoe hij tijdens een voorleesavond op school op de eerste rij Michail Zosjtsjenko ziet zitten. 

Belodoebrovski hangt zijn Sage over een jas op aan de dertien jassen die hij door de jaren heen droeg. Dat doet wat geforceerd aan en riekt naar Toon-Hermans-nostalgie, net als het wat archäische taalgebruik. (Dit laatste schrijf met ik met enig voorbehoud, Russisch is niet mijn moedertaal, echte dragers van het Russisch vinden het misschien juist prachtig.) Het wordt pas leuk wanneer Belodoebrovski vertelt waar hij zoal kwam in die jassen. Hoe hij bijvoorbeeld in maart 1967 in de rij stond voor een gedichtenbundel van Achmatova, die – een subtiel detail – “gewoon vanachter de toonbank werd verkocht”. De rij strekte zich uit van Dom Knigi tot aan de Tsjebokskarski Pereoelok. Wat ik niet wist – of was vergeten: in datzelfde Dom Knigi zat achterin een antiquariaat.

Saga o palto is niet bestemd voor de beginner, het is een boeiend boekje voor wie Sint-Petersburg al goed kent, voor wie de plekken voor zich ziet waar Belodoebrovski komt, met hem meeloopt over de brod (het ‘flaneergedeelte’ van de Nevski Prospekt) en achter hem aan café Saigon binnenstapt.

Aan het legendarische Saigon (op de hoek van de Nevski en de Vladimirski Prospekt, gesloten in 1989) wijdt Belodoebrovski vijftig pagina’s, ongeveer een derde van zijn boek. Saigon – niet de officiële naam – wordt wel gezien als een verzamelplek van dissidenten, maar dat is volgens Belodoebrovski onzin. De vaste bezoekers waren hooguit onaangepast en ‘intern geëmigreerd’. Ze leefden zo veel mogelijk in een eigen wereldje, waar een zeldzame utgave van Nabokov of een uitnodiging voor een stiekem thuisconcert oneindig veel belangrijker was dan het zoveelste partijcongres.

Café Saigon

Café Saigon

Belodoebrovski herinnert zich ook nog “de tweede keer” dat hij buitenlanders zag. Het waren zwarte leden van het Amerikaanse operagezelschap dat in Leningrad Porgy and Bess kwam opvoeren. (Laat ik over hen nou net recent een stukje hebben geschreven.) Maar was dat werkelijk de tweede keer? Hij plaatst die ontmoeting, aarzelend, in 1959, maar dat moet 1955 zijn, dus vóór de Engelse zeelieden die Belodoebrovski’s geheugen op de eerste plaats heeft gezet. (Het jaartal - 1956 - van het zeeliedenbezoek, klopt. Dat bezoek maakte veel indruk in de stad en wordt vaker in memoires genoemd.) 

Zanger Moses LaMarr Porgy Bess Leningrad

Aleksej Motorov - De jonge jaren van verpleger Parovozov. Schetsen vol 'klein' heimwee naar de USSR.

(Eerste publicatie: 5-5-2013)

Motorov De jonge jaren van verpleegster Parovozovo

Aleksej Motorov heeft met Юные годы медбрата Паровозова  (De jonge jaren van verpleger Parovozov) een snaar geraakt. Tot de klassieken van de Russische literatuur zal het boek niet gaan behoren, maar dat het bij de literaire prijs NOS-2012 de meeste publieksstemmen kreeg, verbaast me niet. (De jury kende de prijs uiteindelijk toe aan Знаки внимания van Lev Roebinsjtein.)

Joenye gody … lijkt aanvankelijk niet meer dan een verzameling vaardig geschreven schetsen over een Moskous ziekenhuis in het midden van de jaren tachtig. Verpleger Parovozov werkt er op de intensive care. Gaandeweg wordt het beeld echter breder. Wat Motorov beschrijft is een verdwenen land en vooral: een verdwenen manier van leven, dat iedereen die de USSR bewust heeft meegemaakt zich nog zo goed herinnert en dat zo onschuldig aandoet vergeleken bij de realiteit van vandaag. Zo beschrijft Motorov de kleine trucjes die het personeel van de attracties in het Gorki Park uithaalt om een centje bij te verdienen. Vergelijk dat eens met de corruptie die het leven in het Rusland van nu zo zwaar vergiftigt. Joenye gody ... verwoordt de nostalgie naar de alledaagse USSR. Enige vorm van heimwee naar het grote Sovjet-rijk is Motorov daarbij gelukkig vreemd.

De dagelijkse gang van zaken in het ziekenhuis, de talrijke types die voorbijkomen, de patiënten, het hoofd van de afdeling – het wordt allemaal levendig beschreven. Zuster Tamara bijvoorbeeld, geboren in Abchazië en niet op haar mondje gevallen:

 – Ну что, колхоз, все женихов ждем? – с нескрываемой насмешкой произносила она, когда, по своему обыкновению, девушки из общежитий заводили свою бесконечную тоску о том, кто женился, кто развелся, кого поматросили и бросили, кто и на такой вариант согласен, а кто и всякую надежду потерял.

Motorov Russische literatuur

Toch zijn het vooral de talrijke doorkijkjes op het leven buiten het ziekenhuis die Joenye gody …  boeiend maken. Hoe je aan de vooravond van de perestrojka met wat handigheid en blat kon rondkomen van 150 roebel, hoe er jacht werd gemaakt op defitsit en je in de rij stond (“Кто в винный не стоял, тот жизни не знает.”). Een klein detail: terloops noemt Motorov de legendarische voetbalwedstrijd USSR-België (3-4) op het WK in Mexico. En natuurlijk moest ik meteen denken aan de Belgische commentator Rick de Saedeleer: “Een SS-20!” (De Rus die die SS-20 in het Belgische doel schoot, was Igor Belanov.)

Aleksej Motorov schreef zijn boek min of meer bij toeval. Via de site Odnoklasniki (een mengeling van Facebook en Schoolbank) kwam hij oude bekenden op het spoor, hij deelde met hen herinneringen en schreef ze op. Hij liet ze rondgaan in zijn kennissenkring en via-via belandden ze bij uitgeverij Corpus, waar men verder weinig tijd verspilde. Er ligt een tweede verzameling herinneringen klaar, zo’n driehonderd pagina’s over de pionierskampen uit zijn jeugd. In een interview met Bolsjoj Gorod zegt Motorov over zijn schrijverschap: “Als er een tweede boek verschijnt (met pioniersherinneringen), zou dat mooi zijn. Maar ik denk niet dat ik zo’n schrijver kan zijn die zijn eigen verzonnen wereld schept, die de personages in interessante situaties plaatst en observeert.”

(Motorov schrijft in zijn boek over de moord op een bekende Russische schaatser. Daarover gaat mijn volgende stukje.)

"Along the embankments of the Neva, men on ski’s silently passed." Truman Capote in de USSR.

(Eerste publicatie: 18-4-2013)

Truman Capote Porgy Bess Leningrad Soviet Union The muses are heard

Eind december 1955 maakt een bont Amerikaans gezelschap zich in West-Berlijn op voor een treinreis naar Leningrad: “Fifty eight actors, seven backstage personnel, two conductors, assorted wives and office workers, six children and their schoolteacher, three journalists, two dogs and one psychiatrist”. Samen vormen zij de eerste Amerikaanse theatergroep die een bezoek brengt aan de USSR. In Leningrad staan enkele voorstellingen van de opera Porgy and Bess op het programma. In het gezelschap bevindt zich de schrijver Truman Capote, dan wel al bekend, maar nog niet op het toppunt van zijn roem. Capote produceert een reisverslag voor The New Yorker, later uitgebracht als een 182 pagina’s tellend boek, getiteld: The muses are heard. 

Ik ontdekte The muses are heard pas zeer recent (zie een eerder stukje hier), wat eigenaardig is, want het is één van de leukste Russische reisverslagen die er zijn. Met een scherpe blik kijkt Capote niet alleen in Leningrad om zich heen, hij observeert ook de Amerikanen en beschrijft met bijna satanisch genoegen de botsing van twee culturen die volkomen vreemd voor elkaar zijn.

Porgy Bess Leningrad 1955 1956

Na een lange treinreis arriveert de troep in Leningrad. Volgens een van de meegereisde journalisten worden de artiesten op het station met applaus begroet en kan de politie de menigte met moeite in bedwang houden. Capote acht in zíjn verslag enige nuancering op zijn plaats. Het betrof hier een ontvangstcomité van zo’n honderd vooraanstaande theatermensen, “who had been organized to meet the train. Remarkebly, none of them had known in advance that Porgy and Bess had a Negro cast, and before the committee could rearrange their bewildered faces into expresions of positive welcome, the company was halfway out of the station.”

Er zijn dan nog vijf dagen voor de première en Capote heeft alle tijd om winters Leningrad te verkennen. Het levert fraaie schetsen op – met mijn excuses voor de lange citaten. “Now and then … horse-drawn sleds slithered across the snowy pavement. Along the embankments of the Neva, men on ski’s silently passed, and mothers aired their babies, dragging them in small sleds. Everywhere, like darting blackbirds, black-furred school children ice-skated on the sidewalks. Two of these children stopped to inspect us.” Wanneer Capote, gevolgd door de kinderen, verdwaalt, wordt hij door een houthakker, een vioolspeler én beide kinderen teruggeleid naar hotel Astoria.

Voor de furore die secretaresse Miss Ryan (“a tall striking blond, wearing a low strapless dress that hugged her curves cleverly”) veroorzaakt bij een balletvoorstelling, verwijs ik u graag naar mijn eerder genoemd stukje. Hier voeg ik nog de reactie toe van één van de Amerikanen tijdens de pauze: “See, now you know how Marilyn Monroe feels. Would she be a wow here! She ought to get a visa. I’m going to tell her.”

Een schemerig dranklokaal met dronkaards, de schaars gevulde winkels, en de zwarte markt, ook toen al: “ ‘Sell. Anyone will buy. If it can be done discreetly. I am here in the hotel, Room 520. Tell your friends to bring me Shoes, stockings, things for close to the skin. Anything’, she said, digging her nails into my sleeve.”

Voor de voorstelling van Porgy and Bess zijn uiteindelijk nog maar een paar pagina’s over. (De treinreis van Berlijn naar Leningrad beslaat 83 bladzijden). Het publiek lijkt in verwarring door het nogal wilde spektakel, de lokale pers is welwillend, Amerikaanse kranten maken melding van een overweldigend succes. Capote loopt na afloop op straat achter twee mannen en een jonge vrouw. “Their voices reverberated down the shadowed, snow-silent streets. They were all talking at once, an exhilirated babble now and again mixed with humming: the strawberry street cry, a phrase of ‘Summertime’.”

Een kostelijk boek. (Wie zegt er tegenwoordig nog kostelijk?)

En o ja, de psychiater uit de eerste alinea ging op het laatste moment niet mee.

Het Nationaal Dictee in Rusland is veel leuker dan in Nederland. Ook zonder relletje rond Dina Roebina.

(Eerste publicatie: 9-4-2013)

Nationaal Dictee

Vroeger op school had je dat ook: er was altijd wel íemand in de klas die vervelend ging zitten doen. Bij het Nationaal Dictee van Rusland was het dit keer de gouverneur van Oeljanovsk. Hij veroorzaakte een schandaaltje – wat de dictee-pret elders in het land niet mocht drukken.

Het Nationaal Dictee in Rusland is veel leuker dan in Nederland. (Het heet er officieel trouwens Totalny Diktant, het Totale Dictee, wat ik onaangenaam vind klinken.) In Nederland wordt geen normale tekst gebruikt, in Rusland wel. En zie, op een vrije zaterdag in het vroege voorjaar trekken tienduizenden Russen naar een les- of collegezaal in de buurt om hun kennis van spelling en interpunctie te testen.

Dina Roebina

Dina Roebina

Het begon tien jaar geleden in Novosibirsk. Min of meer als grap onderwierp een groepje studenten van de letterenfaculteit zich daar aan een dictee. Andere onderwijsinstellingen volgden, meer steden sloten zich aan en bekende schrijvers werd gevraagd om de tekst te leveren. Afgelopen zaterdag bogen zo’n 30.000 Russen zich over het dictee, dat dit keer was opgesteld door Dina Roebina.  

S. Morozov

S. Morozov

En toen kwam er gedonder. Dina Roebina heeft Russisch wel als moedertaal, maar is Joods en dus (dat luistert in Rusland vrij nauw) geen Russin. En ze woont ook nog eens in Israël. Een columniste in de Komsomolskaja Pravda vroeg zich vorige maand al af waarom “een onderdaan van Israël ons Russisch leert”. En op de dag van het dictee bleek in Oeljanovsk gouverneur Sergej Morozov (een volbloed-Russische naam) de tekst van Roebina vervangen te hebben door eentje van schrijver-journalist Vasili Peskov (ook deze naam is van vreemde smetten vrij). Volgens gouverneur Morozov gebruikt Roebina in haar werk – niet in de tekst van het dictee - schuttingtaal en “zonder eerbied voor de eigen taal is oprechte liefde voor het Moederland ondenkbaar”.

Moet ik de goede man nog verder citeren? Nou, vooruit. “Taal is de ziel van een volk. In elk woord en in elke uitdrukking gaat een unieke kracht schuil, de diepste gevoelens en de eeuwenoude wijsheid van onze voorvaderen. Dat bezit niet koesteren is een heuse misdaad”.

Roebina, naar Novosibirsk gekomen om daar het dictee voor te lezen, haalde haar schouders op. Is schuttingtaal nodig in een tekst, dan is ‘ie nodig. (“Stel je een bootsman voor die opdracht heeft gegeven om het dek te schrobben. En het dek is niet geschrobd. Wat zegt die tegen de bemanning?”) Aan de antisemitische achtergrond van Morozovs zorgen maakte ze geen woorden vuil.

De lichte commotie rond het optreden van gouverneur Morozov leverde mij in elk geval nog een prachtig woord op. De organisatie van het Nationaal Dictee omschreef de eigenzinnige actie als samopiar. Dat is nog eens een leuke samenstelling! Het eerste deel (we denken aan samogon en samizdat) is taalkundig gezien volledig van vreemde smetten vrij, het tweede deel (piar = PR) bepaald niet.  

De gebruikte tekst van Roebina vindt u op de site van het Nationaal Dictee. (Er zijn drie delen, elk voor een verschillende tijdzone. Zo werd voorkomen dat deelnemers in het oosten de moeilijke woorden gingen doorbellen naar het westen.) Op de site kunnen alle deelnemers ook hun score bekijken. Over Roebina schreef ik eerder hier.



Dmitri Danilovs tochten door een onbekende, overbekende Russische provinciestad

(Eerste publicatie: 7-4-2013)

Dmitri Danilov schrijver Russische literatuur provinciestad

Ik voorzie dat een zekere stad in Rusland, zo’n zes uur met de trein van Moskou, een pelgrimsoord gaat worden voor lezers van Russische literatuur. Oorzaak: het boek Описание города (Beschrijving van een stad) van Dmitri Danilov.

Danilov neemt zich aan het begin van zijn boek voor om de bewuste stad, die nergens met naam wordt genoemd, een jaar lang, een keer per maand te bezoeken en simpelweg te beschrijven wat hij ziet. De stad moet in zijn vezels gaan zitten. (Een betere vertaling voor войти в печенки heb ik zo gauw niet.)

En meteen vanaf de eerste pagina, er is geen ontkomen aan, vraagt de lezer (die dan wel in een paar Russische provinciesteden moet zijn geweest) zich af: waar zijn we hier? Dit ken ik, is dit niet …? Ja, dit moet … zijn, of wacht even, dat kan niet want … Danilov voedt de lezer met topografische aanduidingen die je onmiddellijk herkent. Zo loopt hij regelmatig door de “straat vernoemd naar een maand”, die niet ver is van de “straat vernoemd naar een Bulgaar”. Over de perrons van het station loopt een hoge voetgangersbrug, er is een breed water, er zijn steile oevers en sluimerende bossen in de buurt. Er is een busstation vlak bij een kerkhof en van het oude vliegveld is de verkeerstoren nog te zien. Door deze laatste details, en nog tal van andere die precies klopten, dacht: dit móet Voronezj zijn, de Russische provinciestad die ik het beste ken …

Dmitri Danilov

Dmitri Danilov

Danilov maakt tal van ritjes per elektritsjka en bus, pakt de taxi, belandt in een “dorp van twee woorden” (bij Voronezj heb je zo’n dorp: Novi Oesman), bezoekt voetbalwedstrijden en somt keurig op wat hij zoal ziet. Ontroering, spanning of mooie zinnen ontbreken in het boek. Wat je bij de les houdt, is het vervreemdende effect van al die opgestapelde details. Je loopt door een stad die je kent, maar waarvan je de naam niet weet, en je ervaart de Russische provincie: veelal slaapverwekkend, met meer dan genoeg absurdisme om klaarwakker te blijven.

Eén voorbeeld. In de rust van een voetbalwedstrijd komen cheerleaders het veld op. Ze maken “gematigd wanstaltige” dansbewegingen en Danilov citeert zonder verder commentaar regeltjes tekst van het lied dat daarbij uit de muziekinstallatie klinkt: “Johnny, la gente esta muy loca. What the fuck”. Overkomt mij zoiets, dan is mijn dag goed en verzoen ik me ter plekke met alles en iedereen in Rusland.

binnenplaats herfst Danilov Russische schrijver

Iets dergelijks geschiedt met Danilov. In de loop van zijn bezoeken constateert hij al dat de stad inderdaad in zijn vezels is gaan zitten, om aan het einde te concluderen: “Het is me gelukt om te gaan houden van deze stad, die, ronduit gezegd, niet de vrolijkste en mooiste op Aarde is. Want in de loop van een jaar twaalf keer in een stad verblijven en er dan nog niet van gaan houden – dan moet je wel een buitengemene, onberispelijke, door en door ijzeren ellendeling zijn.”

De stad die Danilov beschrijft is niet Voronezj. Wilt u weten welke stad het wel is – en daarmee bij voorbaat uw leesplezier bederven – klik dan op deze link.

Van Dmitri Danilov verschenen in een Nederlandse vertaling De horizontale stand en Zwarte en groene (uitgeverij Douane). Die heb ik niet gelezen. 

Hoe geloofwaardig is schrijver Michail Sjisjkin? Over de twijfelachtige reputatie van de Russische intelligentsia. “Het volk steunt Poetin om ons, de intelligentsia, een hak te zetten”.

(Eerste publicatie: 26-3-2013)

Michail Sjisjkin

Michail Sjisjkin

Michaïl Sjisjkin, een van de succesvolste Russische schrijvers van dit moment, maakte onlangs bekend geen deel te willen uitmaken van een delegatie die eind mei aanwezig is op de BookExpo America, een grote boekenbeurs in New York. Sjisjkin wenst niet als uithangbord te fungeren voor een, in zijn ogen verwerpelijk, regime.

Hoe zwaar weegt zo’n actie? Welke betekenis dient men daaraan te geven? Volgens schrijver en publicist Michail Berg in een artikel op de site Jezjednevny Zjoernal hangt dat af van de reputatie van de ‘actievoerder’ in kwestie, en bij Sjisjkin is die volgens Berg niet onomstreden. De schrijver maakt deel uit van de Russische intelligentsia, die zich  door de eeuwen heen, op enkele uitzonderingen na, in een twijfelachtige rol heeft gemanoeuvreerd. Die intelligentsia wordt door ‘het volk’ gezien als handlanger van de machthebbers, aldus Berg. Het optreden van Sjisjkin is daarom in de ogen van dat volk verre van geloofwaardig.

Michail Berg

Michail Berg

Berg vraagt zich in zijn artikel af wat voor reputatie je in het huidige Rusland moet hebben, willen jouw woorden niet gezien worden als een poging om voor jezelf een naam te creëren. Zijn er mensen met zo’n reputatie?

Jazeker, meent Berg, en als voorbeeld noemt hij filoloog Vjatsjeslav Ivanov. Die omschreef Poetin als boosaardig figuur en Berg geloofde hem volledig – in die zin dat Ivanovs woorden oprecht waren, zonder persoonlijk motief. Ivanov en Sjisjkin hebben dingen gezegd die ook zonder hen al bekend waren, maar bij de één (Ivanov) riepen de woorden bij velen dankbare herkenning en begrip op, bij de ander  (Sjisjkin) wantrouwen. “Waarom? Omdat Ivanov en Sjisjkin een verschillende reputatie hebben.”

Ivanov spreekt zich al jaren publiekelijk uit, al ten tijde van het proces tegen Sinjavski en Daniel in de jaren zestig, in de Sovjetunie dus, toen er heel wat minder zachtzinnig met andersdenkenden werd omgesprongen dan nu. “Een vergelijkbaar figuur (wat reputatie betreft) is Vladimir Boekovski”, volgens Berg een nobel persoon met “geduldige moed”, die “niet alleen zijn eigen de reputatie redt, maar de reputatie van een volk (зтнос). Kwaadwilligen roepen nu wel dat Russen slaven zijn en lafaards, dat ze tientallen, honderden jaren een wrede en eerloze, onmenselijke macht verdragen, maar de biografie van Boekovski bewijst: dat is niet waar, niet iedereen is een lafaard en een schurk (...). ”

Dat wil volgens Berg niet zeggen Boekovski altijd gelijk heeft. Maar wel dat wat hij doet en zegt geschraagd wordt door zijn reputatie, die – en dat is geen toeval – zijn wortels heeft in de Sovjettijd. Men heeft eerbied voor zijn lot en zijn positie, elk van zijn uitspraken heeft hij tot onderdeel gemaakt van dat lot, aldus Berg

“Eén van de grootste problemen van onze Russische cultuur (…) is het wantrouwen van de maatschappij tegenover de intelligentsia. Die is totaal en tragisch. Een dergelijk wantrouwen tegenover de laag van denkende mensen (…) heb je in geen enkel ontwikkeld land. Juist in dat wantrouwen schuilt de oorzaak van Ruslands onvermogen om een maatschappelijke constructie te bouwen die stabiel is, niet-tegenstrijdig en geschikt voor het echte leven.”

Vladimir Boekovski

Vladimir Boekovski

“Het ontbreekt de Russische intellectuelen aan een reputatie die gewicht kan geven aan hun op het oog terechte woorden over het verrotte Poetin-regime, over de heersende wetteloosheid en de totale leugen van de ambtenarenstand. Ze spreken wel de waarheid, maar ze worden niet geloofd. Ze analyseren, doen onderzoek, gaan – niet minder belangrijk – de straat op, protesteren in hun eentje of nemen deel aan betogingen – maar de maatschappij antwoordt: jullie zijn het volgevreten Moskou, jullie zijn een laag rijkaards die het land hebben leeggeroofd. Hoezo  rijkaards (verontwaardigd) – wij zijn intellectuelen, wij leven van onze intellectuele capaciteiten. Nee, zegt de samenleving … jullie maken deel uit van de heersende klasse, in elk geval zijn jullie haar dienaren, jullie hebben in de jaren negentig de Sovjet-nomenklatoera geholpen om het land leeg te roven, waarbij jullie deden alsof er een strijd gaande was tussen democraten en communisten, terwijl jullie in feite een scherm optrokken voor die diefstal”.

Een vergelijkbaar iets, zo duidt Berg de boosheid van het volk, gebeurde in de Sovjetunie, toen de intellectuelen een scherm optrokken voor het communistische regime en zo de indruk wekten dat de USSR een normaal land was – met kranten, tijdschriften en literaire prijzen. “Jullie waren een klasse van conformisten. En jullie deden dat samen en alleen, en creëerden zo voor jezelf een bepaalde reputatie die jullie vandaag de dag zouden willen vergeten. Jullie proberen te doen alsof dat verleden er niet is geweest, dat jullie daar niet aan hebben deelgenomen, terwijl jullie er wél aan hebben deelgenomen, en daarom gelooft de samenleving jullie zelfs niet wanneer jullie iets zeggen wat op het oog de volledige waarheid is. Men heeft geen achting voor jullie”. 

Volgens Berg is die achting alleen te verdienen door een jarenlange, moedige strijd. Ivanov en Boekovski zijn daar voorbeelden van. Maar omdat er maar zeer weinig van zulke mensen zijn in Rusland, is ook de invloed van de intellectuelen in het huidige Rusland zeer gering. Zoiets verander je niet van het ene op het andere moment, zeker niet, aldus Berg, in de wantrouwige, afgunstige Russische samenleving, “die eindeloos en eeuwenlang is bedrogen en bestolen.” En die samenleving “steunt Poetin om ons, de intelligentsia, een hak te zetten. Ze gelooft ons niet, en heeft daar alle reden toe.”

Je kan niet, zoals Michail Sjisjkin, zo maar als een duveltje uit een doosje springen. “Hoe luider hij vandaag heeft gesproken, des te meer vragen er rijzen over de periode van zijn eindeloze zwijgen … Al heeft hij dan schijnbaar de waarheid gesproken, qua reputatie en biografie heeft hij gelogen.”

In Rusland mengen intelligentsia en volk niet, zoals olie en water niet mengen, schrijft Berg. “Tel daar de demografische catastrofe bij op – dat de Russische machthebbers bij alle historische omwentelingen in de eerste plaats de denkende mensen vernietigden en het wantrouwen jegens hen voedden (en nog steeds voedt), en je hebt een vicieuze cirkel.”

Het volledige artikel, in het Russisch, is hier te vinden. Een artikel uit The Guardian over Sjisjkin vindt u hier.