Rusland in de 20ste eeuw – 3: De ultieme genoegdoening voor kunstenaar Michail Sjemjakin

—————-

Onderdeel van Sjemjakins kunstwerk ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de terreur. Het werk staat in Sint-Petersburg aan de oever van de Neva, precies aan de overkant van de beruchte Kresty-gevangenis.

—————

In deze serie recensies en/of korte notities komen boeken aan bod die betrekking hebben op Rusland en de Sovjetunie in de 20ste eeuw. Misschien helpen ze het huidige Rusland beter te begrijpen. Waar ik nadrukkelijk aan toevoeg dat begrijpen iets anders is dan begrip hebben voor.

—————

Mijn kennis van kunst is beperkt. Er zijn nogal wat stromingen waar ik me niet bij thuis voel en waarin ik de weg niet weet, denk: futurisme, non-conformisme en surrealisme. Een kunstenaar die zich juist vol overgave op dergelijke terreinen begeeft is beeldhouwer, graficus en illustrator Michail Sjemjakin. Van hem las ik Моя жизнь: до изгнания (Mijn leven: tot aan de verbanning). In Sint-Petersburg stond ik meerdere keren bij twee opvallende werken van hem, maar nu pas – en dat is illustratief voor mijn gebrek aan kennis – na lezing van Mijn leven: tot aan de verbanning, weet ik dat die twee gemaakt zijn door Sjemjakin. De beelden staan op belangrijke plekken, zijn opgenomen in het ‘weefsel’ van de stad, en dat moet voor Sjemjakin haast wel de ultieme genoegdoening zijn.      

Sjemjakins standbeeld van Peter de Grote, in de Petrus- en Paulsvesting

Sjemjakin (1943) behoorde in Leningrad in de jaren zestig tot de groep kunstenaars die met eigenzinnig werk een subcultuur creëerden. Ze maakten het zichzelf daarmee niet gemakkelijk. Sjemjakin werd gedwongen opgenomen in een psychiatrische kliniek. Hij kwam er redelijk ongeschonden weer uit, maar had, in de optiek van de machthebbers, zijn lesje niet geleerd; de toegang tot de ‘officiële’ bovenwereld werd hem nog steeds ontzegd, de underground bleef zijn ‘thuis’. In zijn boek zijn de schetsen van deze underground-scene voor mij (zoals gezegd: geen groot kenner van moderne kunstwerken zelf) het boeiendst. De kunstenaars kregen regelmatig buitenlandse bezoekers over de vloer en zo zien we de bekende Ruslandspecialisten Robert en Suzanne Massie voorbijkomen. Sjemjakins portret van de twee is weinig vleiend. Interessant zijn ook de blikken achter de schermen die Sjemjakin ons gunt in de Hermitage, waar hij als sjouwer en manusje van alles een inkomen bij elkaar scharrelt.

Michail Sjemjakin

Ik keek op van de plotse verschijning in Sjemakins leven van Dina Verdi, de legendarische Parijse galeriehoudster, muze van beeldhouwer Aristide Maillol en vertolkster van Russische gevangenisliedjes. (Over haar schreef ik eerder een stukje.) Met haar hulp weet Sjemjakin in 1971 de Sovjetunie te verlaten en zich bij zijn ex-vrouw en hun dochter in Parijs te voegen. Hoe die ontsnapping (zo mag je het wel noemen) precies tot stand kwam, wordt mij uit het boek overigens niet helemaal duidelijk. Voor de liefhebbers van Sjemjakins werk: zijn memoires zijn rijkelijk geïllustreerd met tekeningen van hem. Mijn doen ze niks, en wat me verder enigszins hindert: Sjemjakin is geen schrijver. Een mooie of ontroerende zin ben ik op de 744 pagina’s niet tegengekomen. Maar dat zal geen bezwaar zijn voor wie geïnteresseerd is in een kunstenaarsleven van een non-conformist in de USSR of meer wil weten van de stromingen waar Sjemjakin deel van uitmaakte.  

Mijn leven: tot aan de verbanning eindigde het afgelopen jaar op de tweede plaats bij de literatuurprijs Большая книга (Het Grote Boek). De eerste prijs ging naar Алексей Варламов met Одсун (Aleksej Varlamov, Odsoen). Daar schrijf ik verder niet over, want ik besteed hier vooralsnog geen aandacht meer aan eigentijdse fictie. Bovendien vond ik er niks aan.

—————-

Rusland in de 20ste eeuw - 2: Guzel Jachina (met context uit Italië) en Karl Schlögel

—————-

Besprizorniki, jaren 20.

———————

In deze serie recensies en/of korte notities komen boeken aan bod die betrekking hebben op Rusland en de Sovjetunie in de 20ste eeuw. Misschien helpen ze het huidige Rusland beter te begrijpen. Waar ik nadrukkelijk aan toevoeg dat begrijpen iets anders is dan begrip hebben voor.

———————

In deel 2 van de serie over boeken die de 20ste eeuw (en daarmee ook de 21ste eeuw) helpen duiden, aandacht voor  Guzel Jachina en Karl Schlögel. Jachina vestigde in 2015 met haar eerste boek Zoelejcha opent haar ogen (Зулейха открывает глаза) meteen haar naam, en dat niet tot ieders tevredenheid. Jachina, van Tataarse afkomst, schrijft over de zeer duistere kanten van de USSR en dat valt bij de talrijke ‘hoera-patriotten’ in Rusland helemaal verkeerd. Ik ben geen groot fan van haar (over mijn bedenkingen bij haar eerste boek schreef ik hier), maar alleen al haar rol als ‘geschiedschrijfster’ maakt haar werk in de repressieve context van haar land belangrijk. Vrij naar Jevgeni Jevtoesjenko: een schrijver in Rusland is meer dan een schrijver.

Jachina’s tweede boek Wolgakinderen liet ik ongelezen, haar derde boek nam ik wel ter hand: Эшелон в Самарканд (Nederlandse vertaling van Arthur Langeveld: Trein naar Samarkand). Daarin beschrijft Jachina de helse reis van een grote groep kinderen in 1923 uit de door honger en chaos geteisterde Povolzje-regio naar het ‘voedzamere’ Oezbekistan. Ik blijf bedenkingen houden bij Jachina’s wijze van schrijven (te theatraal, net iets te veel misplaatste romantiek), maar pakkend is haar verhaal wel. Trein naar Samarkand laat zich goed combineren met het boek dat de Italiaan Luciano Mecacci schreef over wees- en zwerfkinderen in de vroege USSR. Het verscheen in 2017 onder de titel Besprizornye. Bambini randagi nella Russia Sovietica (1917-1935). Ik kwam het op het spoor doordat er in 2023 een Russische vertaling van verscheen: Лучано МекаччиБеспризорные. Бродячее детство в Советской России. 1917–1935 гг. Mecacci schetst aan de hand van vooral ooggetuigen een beeld van een van de grootste sociale problemen van de jaren twintig en dertig: de enorme aantallen zwerfkinderen (de besprizornye of besprizorniki, letterlijk: zonder toezicht zijnden) die in groepen en groepjes probeerden te overleven. Mecacci laat binnen- en buitenlandse schrijvers en journalisten aan het woord en biedt zo een ruime context voor Jachina’s Trein naar Samarkand. Bij Jachina’s bronvermeldingen kom ik Mecacci overigens niet tegen. (Omgekeerd kon de Italiaan uiteraard niet op de hoogte zijn van Jachina’s werk, dat was in 2017, toen het Italiaans origineel van zijn boek werd gepubliceerd, nog helemaal niet verschenen.)                     

Van Jachina’s boek zijn heel wat lezerrecensies te vinden. Van de kranten schreef onder meer Trouw erover (€). Een fragment uit de Russische versie van Macacci’s boek vindt u hier. Overigens publiceerde Jachina recent een biografie van regisseur Sergej Eisenstein, getiteld Эйзен. Dat is minder verrassend dan het misschien lijkt; Jachina volgde een opleiding voor scenario-schrijvers. (Dat zal ook een verklaring zijn voor haar theatrale manier van schrijven, waarbij ze een voorschot lijkt te nemen op een verfilming.)   

—————

Van de eminente Rusland- en USSR-kenner Karl Schlögel verscheen een Engelse vertaling van zijn al in 2018 uitgegeven Das sowjetische Jahrhundert: The Soviet century. Schlögel spreekt in zijn inleiding van de archeologie van een verdwenen wereld. Zijn ‘opgravingen’ leverden bijna 900 pagina’s op over de meest uiteenlopende onderwerpen, een grabbelton waarin voor iedereen met belangstelling voor dat verdwenen imperium uit de vorige eeuw wel iets te vinden is. Van een korte theoretische verhandeling over het Sovjet-ballet tot de do’s and dont’s in de rij bij de bakker, van de ellende in de Stalinkampen tot het pakpapier in de winkels. Een beperking van het boek, zoals Schlögel ook zelf benadrukt, is de nadruk op Rusland. De periferie, en dan vooral de Centraal-Aziatische republieken, komen nauwelijks aan bod. Als niet onbelangrijke aanbeveling mag misschien gelden dat er in het boek één zin wordt gewijd aan mij – twee zinnen zelfs als je de noten meetelt.      

—————-

Hoe deze serie ‘boeken over de 20ste’ eeuw’ zich gaat ontwikkelen, qua frequentie en lengte van de stukjes, kan ik nog niet zeggen. In elk geval heb ik voorlopig stof te over.    

—————

Rusland in de 20ste eeuw - 1: The Goose Fritz van Sergei Lebedev – familiesaga onder een deken van angst

———————

Pjotr Belov (1929-1988) - Paardebloemen

———————-

In een serie recensies en/of korte notities komen boeken aan bod die betrekking hebben op Rusland en de Sovjetunie in de 20ste eeuw. Misschien helpen ze het huidige Rusland beter te begrijpen. Waar ik nadrukkelijk aan toevoeg dat begrijpen iets anders is dan begrip hebben voor.

————

Het gebeurt niet vaak dat ik een boek van een Russische schrijver in een Engelse vertaling lees. Dat deed ik met The Goose Fritz van Sergei Lebedev (Сергей Лебедев - Гусь Фриц), een boek uit 2019, het origineel is uit 2018. De vertaling is van Antonina W. Bouis. Lebedev wordt wel gezien als een van de beste schrijvers, zo niet de beste Russische schrijver uit deze tijd. Ik was aanwezig bij een lezing van hem in Amsterdam en vond hem een begaafd spreker – genoeg redenen om een boek van hem aan te schaffen. In vertaling, omdat die eenvoudiger te bestellen bleek: bij de lokale boekhandel hier in het dorp in plaats van de Russische versie in Riga, waar ik sinds de oorlog mijn Russischtalige boeken vandaan haal.

Lebedev beschrijft de lotgevallen van Duitse verwanten, die, verspreid over enkele generaties, als arts aanzien verwierven in Rusland. De hoofdpersoon Kirill is een loot aan de stamboom die de familiegeschiedenis probeert te reconstrueren. Dat valt niet mee, want de Revolutie, de terreur onder Stalin en de Tweede Wereldoorlog hebben flink huisgehouden – ook in psychologisch opzicht.  Bedekt onder een dikke laag angst, met zwijgzaamheid (van vooral Kirills oma) als symptoom, komen de ongelukken die zijn voorouders hebben getroffen maar moeizaam aan het daglicht. Die angst sijpelt tussen de regels door en spat ook regelmatig van de woorden af. Een uitgebreid citaat:

 “The army bureaucrats […], having spent eight years after the war under Stalin, afraid of him even dead, they drank vodka an ate fatty steaks to suppress their fear of Him and continued to celebrate the leader’s birthday – for they were afraid he would return, reach them from the other world, grind them into labor camp dust. During the war they took out their fear of Stalin on subordinates, humiliating, beating, shooting them.

Afterwards, when the leader was dead, they joyfully sang along with stage music, movies and memoirs of senior officers that portrayed them as fearless heroes. They tried to excorcise their fear, bury it under corpses, drown it out with Katyusha gunfire in movie soundtracks, conquer it once and for all. But no matter how many bravura marches played on the screen and how many black-and-white tanks rolled past the signpost ‘To Berlin’, the fear was always with them, wearing a military jacket, smoking a pipe, and speaking in the voice of Mikhail Gelovani, the actor who always played Stalin.”

Dergelijke angst, dat kan niet anders, wordt doorgegeven aan volgende generaties. De angstvallige lijdzaamheid van de Russische samenleving onder Poetin laat in elk geval zien dat die angst na de 20ste eeuw niet ver is weggezakt en zeker nog niet is overwonnen. Wie Rusland wil begrijpen, móet oog hebben voor die sluimerende en dan weer opflakkerende, existentiële angst. Dat werkt overigens beide kanten op: hebben Nederlanders geen idee wat het is om te leven met dergelijke angst (de Tweede Wereldoorlog hier was een uitzondering, niet de regel), zo hebben Russen geen idee hoe het is te leven zónder die angst. Alleen al omdat The Goose Fritz iets van die angst aan de oppervlakte brengt, is het boek de moeite waard.

Sergei Lebedev

Behoort Lebedev tot de grootste Russische schrijvers van deze tijd? Het is te vroeg om te zeggen of zijn boeken overeind blijven, maar ik geef hem een goede kans dat hij als schrijver de tand des tijds zal doorstaan. In Rusland (Lebedev woont in Duitsland) is in elk geval niet iedereen over hem te spreken, en dat kan een goed teken zijn. Ik stuitte op een recensie waarin, zachtjes gezegd, aanstoot wordt genomen aan de manier waarop de Duitse familie in The Goose Fritz wordt neergezet als buitenstaanders, ook na meerdere generaties nog, en die mede daardoor slachtoffer worden van een samenleving die maar niet los weet te komen van een moerasachtige, verstikkende en regelmatig gewelddadig autocratie. De recensie sluit als volgt af: “Als boek is het simpelweg waardeloos, geschreven door een middelmatige schrijver met twee linkerhanden, maar als voorbeeld van de denkwijze van oppositieleden, liberalen en overige intelligentjes en emigrantjes is het helemaal niet slecht. Hen zullen we, als het nodig is, inderdaad verpletteren zoals de officier bij Lebedev.” Ik vermoed dat Lebedev deze regels als compliment zal zien.

———————-

Sjeng Scheijen: een blik op het verleden biedt hoop voor Ruslands toekomst

—————————-

Astrachan, Dogadin Museum, 2019. (Foto: Egbert Hartman)

———————

Het is even wennen: een boek waarin wordt onderstreept dat Rusland in vorige eeuwen een aantal keren voor lag op het Westen op gebieden als staatsinrichting, promotie van verlichtingsdenken, onderwijs, vrouwenemancipatie en inperking van de rol van de kerk. Slavist en cultuurhistoricus Sjeng Scheijen doet het in zijn boek “Een ander Rusland. Bouwstenen voor een vreedzaam Europa ná Poetin.” Het levert een boeiende bijdrage op aan de discussie over de toekomst van Rusland: wordt het ooit nog wat met dat land? Een vraag die nauwelijks nog gesteld wordt, of beter gezegd: die zelden nog een positief antwoord krijgt.

Scheijen roeit met stevige halen bijna verwoed tegen de stroom in. Hij komt met aanknopingspunten die volgens hem enig zicht bieden op een betere toekomst voor het land, dat nu gebukt gaat onder het bewind van een, in zijn woorden, “bejaarde puntenslijper” gedreven door een “medogenloze grootheidswaan”. Voor die aanknopingspunten moeten we dan wel teruggaan in de geschiedenis.  

Een wijdverbreide opvatting luidt: Rusland kent geen ‘civil society’ als sturende of remmende invloed op de centrale staatsmacht. Een misvatting, aldus Scheijen. In het verleden, zowel onder de tsaren als onder de communisten, was die civil society er wel degelijk en ook nu laat zij, al is het met een bijna verstikte stem, nog van zich horen. Veel aandacht besteedt Scheijen aan de rol van de vrouw. Bij het werk aan zijn Diagilhev-biografie en zijn boek over de Russische avantgardisten viel hem de grote invloed op van vrouwen in de kunstwereld, als initiators, financiers en organisatoren, kortom: als wegbereiders. Die rol konden zij spelen, doordat vrouwen in het Russische keizerrijk een opmerkelijke rechtspositie hadden, vooral als het ging om hun financiële onafhankelijkheid. Vrouwen waren zakelijk zo succesvol dat in 1861, aldus Scheijen, een derde van het particuliere grondbezit gecontroleerd werd door vrouwen. (Hun Nederlandse zusters waren tot 1957 ‘handelingsonbekwaam’.)

Opvallend zijn ook de cijfers van het vrouwenonderwijs. Vrouwengymnasia schoten in de tweede helft van de 19de eeuw her en der in het keizerrijk als paddenstoelen uit de grond. Terwijl in Nederland in 1893 64 meisjes op een gymnasium zaten en 342 meisjes op een hbs, telde alleen al het meisjesgymnasium in Tasjkent (de huidige hoofdstad van Oezbekistan) rond 1900 zeshonderd leerlingen. Op zich is dat cijfer al opmerkelijk, maar waar het Scheijen vooral om gaat is dat die scholen in Rusland de vruchten waren van particulier initiatief, van burgerlijk engagement en dus van een civil society.

Scheijen komt met meer voorbeelden om aan te tonen dat de Russische maatschappij het potentieel heeft om te veranderen, dat het een maatschappij kan zijn waarin minderheden coalities kunnen vormen om gedeelde belangen na te streven. De gedachte dat Rusland eeuwig vast heeft gezeten en ook vast zal blijven zitten onder een despotische molensteen is gemakzuchtig en – ook voor Europa – contraproductief, zeker wanneer die gedachte net zo gemakzuchtig wordt uitgesmeerd over de gehele Slavische wereld.

Ook na de omwenteling van 1917 waren er te midden van economische ontreddering nog volop culturele en wetenschappelijke ontwikkelingen die getuigden van een groot humanistisch en intellectueel potentieel. Na de verpletterende misdaden onder Stalin, kwam dat potentieel weer enigszins aan het licht in de jaren zestig en zeventig, waarbij Scheijen overigens het naar mijn idee meest aansprekende voorbeeld onvermeld laat: de coalitie tussen natuurbeschermers, wetenschappers en schrijvers die samen streden tegen het onzalige plan om de loop van een aantal Siberische rivieren ingrijpend te verleggen.        

Kazan, 2018. (Foto: Egbert Hartman)

In de huidige tijd aanknopingspunten vinden voor een beter Rusland is lastig. Scheijen laat er ook geen misverstand over bestaan dat onze prioriteiten bij Oekraïne moeten liggen. Zolang Moskou daar dood en verderf zaait, valt er over enig herstel van bijvoorbeeld culturele of wetenschappelijke relaties niet te praten, zoals Scheijen ten overvloede onderstreepte tijdens de presentatie van zijn boek in Amsterdam. Met een concreet scenario voor de toekomst komt hij niet, wat de ondertitel van zijn boek: “Bouwstenen voor een vreedzaam Europa ná Poetin” iets te ronkend maakt. Het is vooral een hoopvolle blik op het verleden, waaruit enige hoop mag worden geput voor de toekomst. Zijn boek is een prima, informatieve aanzet voor een discussie over de vraag hoe wij ons na Poetin dienen te verhouden tot die grote buurman in het oosten, waarbij we oog dienen te hebben voor de in potentie culturele en intellectuele heterogeniteit van de Russische samenleving.       

————————

Kazan, 2018. (Foto: Egbert Hartman)

Angst en joie de vivre: de speurtocht van Sana Valiulina naar de oorlogs- en Goelagjaren van haar vader.

————————

———————

Zelden ga ik nog naar lezingen, boekpresentaties of andere aangelegenheden waar Rusland in het centrum van de belangstelling staat; ik heb me enigszins afgekeerd van het land. De oorlog in Oekraïne werpt een te zware schaduw op de taal en de cultuur die me zo dierbaar is. Dierbaar was, schreef ik bijna, maar dat is niet zo. Want ik laat me de liefde voor het land, voor al het mooie dat het ook heeft, niet afnemen door een stel misdadigers in het Kremlin en omgeving. Maar toch: praten, discussiëren over Rusland, de Sovjetunie – het hoeft voor mij voorlopig niet zo nodig.

Ik maakte een uitzondering voor de presentatie van het boek Waar alle wegen ophouden, van Sana Valiulina, bij de Amsterdamse boekwinkel/uitgeverij Pegasus. En daar kreeg ik geen spijt van. Al was het alleen maar vanwege het boeiende interview met de schrijfster, waarna ik het boek ter plekke aanschafte.

In Waar alle wegen ophouden beschrijft Sana haar moeizame, maar uiteindelijk onverwacht vruchtbare pogingen licht te werpen op de verborgen hoeken in het leven van haar vader Sander Valiulina. Hij raakte in de Tweede Wereldoorlog als soldaat van het Rode Leger krijgsgevangen, wist te overleven door in Duitse dienst te gaan, vluchtte in Frankrijk naar de Amerikanen en belandde in Engeland, waar hij werd klaargestoomd voor sabotage-acties tegen de Duitsers. Zover kwam het niet. Uitgeleverd aan de Sovjetunie (over het lot van de Sovjet-soldaten die krijgsgevangen waren gemaakt en in het Westen waren beland, werd door de geallieerden met Moskou een cynische deal gesloten), kwam hij er met een veroordeling van tien jaar Goelag nog goed vanaf.

Deze jaren uit vaders leven waren thuis bij de Valiulina’s in Estland niet echt onderwerp van gesprek, al drong er af en toe wel iets van door tot Sana en haar zus. Maar de raadsels bleven groot. Was hij echt in Parijs geweest? En in Londen? Hoe dan?

Valiulina werd tijdens de presentatie bij Pegasus vriendelijk aan de tand gevoeld door Michel Krielaars, chef boekenbijlag bij de NRC en oud-correspondent in Moskou. Na het gesprek klonk er een vraag van een op het gehoor wat oudere, voor mij onzichtbare man (hij zat beneden, ik boven; wie de winkel van Pegasus kent ziet het voor zich). Of de huidige situatie in Rusland niet een beetje te vergelijken was met de tijd waarin de Nederlandse samenleving in het keurslijf zat van de zuilen en of Rusland niet weer een ‘normaal’ land zou worden, wanneer het keurslijf van Poetin zou zijn afgelegd. Tot mijn verbazing had Valiulina, die steeds uitgebreid en met graagte op de vragen van Michel was ingegaan, hier geen antwoord op. Ze wist niet, zo zei ze bijna kortaf, wat er zich tegenwoordig allemaal in de hoofden van de Russen afspeelde. Ze klonk plots licht geagiteerd en leek in verwarring. Of was haar, net als mij toen ik de vraag hoorde, de moed meteen in de schoenen gezonken?          

Want waar te beginnen? Hoe leg je uit aan een Nederlander, opgegroeid in een veilig land zonder existentiële angsten (de dreiging en het geweld van 1940-1945 waren hier uitzondering, geen regel), hoe gewone burgers van een land kunnen worden lamgeslagen door vele tientallen jaren vol pure angst? Hoe die angst onvermijdelijk wordt doorgegeven aan volgende generaties, en hoe die angst de durf onderdrukt om initiatief te nemen en de verantwoordelijkheden aan te gaan die horen bij een leven in vrijheid? Hoe Rusland voorlopig dus echt geen ‘normaal’ land gaat worden, ook niet na Poetin?

Om te beginnen zou je iedereen met klem kunnen aanraden om Waar alle wegen ophouden te lezen. Want naast Valiulina’s zoektocht in dagboeken en archieven, waarbij haar vaders ‘verloren jaren’ als in een spoelbak in een donkere kamer steeds wat meer contouren krijgen, is het de pijnlijk schurende angst die als een rode draad door het boek loopt. Af en toe wordt ze benoemd, maar veel meer blijft ze stil – of eigenlijk helemaal niet stil – voelbaar tussen de regels door. Waarbij ik moet denken aan mijn oude docente uit Rusland, 90 jaar inmiddels en al een tijdje woonachtig in Nederland, die onlangs verzuchtte dat ze “haar hele leven in angst had geleefd”. In de woorden van Valiulina:  “… de angst van de kleine man tegenover de leviathan van de staat”.

Ik schreef bovenstaande alinea over de vraag van de man bij Pegasus  voordat ik het boek al helemaal uit had. Toen las ik Sana’s beschrijving van een overweldigende herdenkingsceremonie in Normandië te ere van onder anderen haar vader. Er komt een Fransman op haar af die vraagt: “Vertelt u me nou eens waarom, waarom is uw vader naar de goelag gestuurd?”

Valiulina vervolgt: “Ik wend mijn blik af van de horizon waar de blauwe Normandische hemel de groene vlakte raakt, en kijk in de afgrond waarin mijn vader is geweest, en die afgrond kijkt terug. […] Hoe moet je die afgrond beschrijven aan iemand die nooit is aangeraakt door de adem ervan? Wat moet je antwoorden op zo’n voor de hand liggende, zo’n menselijke vraag? Ik probeer de Fransman iets uit te leggen, maar raak verward in mijn eigen woorden en struikel over zijn niet-begrijpende blik.” Was het dezelfde verwarring die Valiulina overviel (als ik dat goed heb aangevoeld) bij de vraag van de wat oudere man in Amsterdam?

Wie denkt: ik hoef het boek niet te lezen want ik ken het verhaal van Valiulina’s vader al uit de (indrukwekkende) documentaire Turn your body tot he sun, van Aliona van der Horst, heeft het mis. Van der Horst volgde een deel van Valulina’s speurtocht naar haar vaders verleden en dat leverde, niet onbegrijpelijk, een loodzwaar portret op. Maar dat is niet het hele verhaal; het leven van Sander Valiulina was veel méér, zoals ook werd benadrukt tijdens de presentatie. Illustrerend zijn de pagina’s over de zwerftochten van Sana en haar vader door de straten van Parijs. Vader in korte broek (“hij moet en zal zijn lichaam optimaal aan de Parijse zon blootstellen”), vrolijk en zorgeloos, “een toonbeeld van joie de vivre”. Het stemt overeen met een latere passage in het boek, over “het gevoel van persoonlijke vrijheid, het gevoel van Europa, dat hij zijn hele leven met zich heeft meegedragen en stilzwijgend aan mij heeft overgedragen”.

Het ontroerendste in het boek is een kort zinnetje tijdens die zwerftocht door de Franse hoofdstad, symbolisch voor de overwinning van dromen en levenslust op het kwade, door vader uitgesproken in een telefooncel, vanwaar hij belt naar zijn vrouw in Tallinn: “Ik ben in Parijs.”   

——————

Beelden boven en onder uit de documentaire Turn your body to the sun

Hoe onze oude culturele contacten met de USSR doorsijpelen in Sjifra Herschbergs schrijversdebuut

——————-

De culturele en wetenschappelijke contacten tussen Nederland en Rusland staan, om begrijpelijke reden, op een laag pitje, indien ze überhaupt nog bestaan. Daardoor is onder meer een einde gekomen aan de langere verblijven van Nederlandse studenten in Rusland. Zij missen daardoor een uitgelezen mogelijkheid om land en volk beter te leren kennen.

Een blik in het verleden leert hoe vruchtbaar die contacten kunnen zijn, vanuit Nederlands oogpunt in elk geval. In de jaren zeventig en tachtig (met een onderbreking in 1979/1980, vanwege, ook toen, geopolitieke verwikkelingen; de Russische inval in Afghanistan) konden Nederlandse studenten voor een studieverblijf naar de Sovjetunie. Het waren vooral slavisten die daar gebruik van maakten en een aantal van hen groeide in later jaren uit tot gewaardeerde journalisten. Rusland-correspondenten als Bert Lanting, Laura Starink, Hella Rottenberg en Sjifra Herschberg legden de basis van hun kennis tijdens die studieverblijven (dat gold ook voor mij, maar ik werd geen correspondent); zij wisten al hoe het in Rusland rook.*)

Als radio-correspondent stak Sjifra Herschberg voor mij boven haar voorgangers en opvolgers uit. Haar eigen mening druppelde regelmatig iets te nadrukkelijk tussen haar woorden door en dat nam me zeer voor haar in. Ik voelde bij haar die mengeling van liefde, afkeer, ontroering en ongeduld waar ook mijn fascinatie met Rusland uit bestond. Die mengeling proef ik ook weer in ‘De binnenplaats’, Sjifra’s verhalenbundel, haar schrijversdebuut dat onlangs verscheen bij uitgeverij Pegasus, gebaseerd op ervaringen uit haar correspondententijd.

Ze koos voor een bijzondere invalshoek. Ik kan me in elk geval geen boek herinneren waarin een Nederlandse schrijver, niet geboren in Rusland of de Sovjetunie, zich als ik-persoon verplaatst in Russen en Russinnen. Ze geeft een stem aan ‘kleyne luyden’, onder wier voeten tijdens en na Gorbatjovs perestrojka het tapijt werd weggetrokken. De verhalen zijn elk niet groots of meeslepend, maar het geheel is meer dan de som der delen. Vrolijke literatuur is het niet, maar de wederwaardigheden rond de Moskouse binnenplaats maken wel duidelijk hoezeer de Russen (ook in de relatief welvarende hoofdstad) toch vooral bezig waren om hun leven een beetje dragelijk te houden, de grote aardverschuivingen in de boze buitenwereld daarbij maar zo goed en zo kwaad als dat ging negerend. Als lezer leg je dan onvermijdelijk de link met het heden. En ik leg de link ook met een wat verder verleden; zonder ‘onze’ studieverblijven van ooit in de USSR, was dit boek, dat het een en ander duidelijk maakt over het Rusland van nu, waarschijnlijk nooit verschenen.     

Met nog een kleine toevoeging. Is bovenstaand stuk een pleidooi voor een herstel, in de huidige omstandigheden, van de culturele en wetenschappelijke betrekkingen met Rusland? Nee, beslist niet.

*) De slavisten die in Rusland studeerden en uit zouden groeien tot gerenommeerde vertalers vormen een verhaal apart.

De gordijnen zijn dicht, het licht brandt

—————————-

Kazan, 2018 (foto: Egbert Hartman)

Een berichtje voor mijn trouwe lezers (die hier nog maar zelden een nieuw stukje aantreffen) en voor de toevallige bezoeker – eigenlijk voor iedereen dus: dit weblog, waar ik door de jaren heen mijn (vooral) liefde voor de Russische taal en cultuur tentoonspreidde, leeft nog altijd.

Na de Russische inval in Oekraïne gingen de gordijnen hier weliswaar bijna helemaal dicht, maar het licht (excuus voor deze wat knullige beeldspraak) bleef branden. Nog steeds volg ik de gebeurtenissen in en rond Rusland op de voet. De oorlog in Oekraïne overschaduwt daarbij alles. Dáárover schrijven lukt me niet of nauwelijks, vooral ook in de wetenschap dat anderen daar beter in zijn. De grote politieke lijnen van de wereldpolitiek zijn ook nooit zo aan mij besteed geweest, ik zocht en zoek het meer in het kleine, het mooie, ontroerende, het anekdotische. En dáárover schrijven voelt ongepast, tegen de achtergrond van alle ellende die Rusland aanricht in het buurland. Al kan ik ook begrip opbrengen voor wat me wel wordt tegengeworpen: dat je juist nu moeten laten zien dat er ook een ánder Rusland bestaat.

Op een andere plek reageer ik wel op de actualiteit: op X, voorheen Twitter. Nee, dat is inderdaad niet de fraaiste plek in het medialandschap (niet te vergelijken met dit mooie weblog…). Of ik daar zinnige dingen te melden heb, kunt u zelf beoordelen: volg me via @rusverafnabij. (De lezers die mij al heel lang volgen, weten dat die Twitternaam nog verwijst naar de oude titel van dit blog: Rusland veraf en nabij.)

Toch, bij wijze van uitzondering, een paar regels over de oorlog in Oekraïne, en vooral over de gevolgen daarvan. Ik voorzie het volgende scenario: Rusland zakt steeds verder weg in het oorlogsmoeras. De greep van Poetin en zijn cronies op het land brokkelt af, er komt een nieuwe strijd om de verdeling van macht en rijkdom, waarbij Tsjetsjenen en andere islamitische volken in het zuiden een stevig woordje mee gaan spreken, net als vele soldaten die, moreel losgeslagen, uit Oekraïne zijn teruggekeerd. Bij al het geweld zullen de jaren negentig verbleken. (Ik hoop van harte dat ik het volledig mis heb, op het gedeelte voor de eerste komma na.)

(Wie wat rond wil bladeren op dit blog, de tag ‘persoonlijk’, hieronder, is een aardig beginpunt.)

Jekaterinburg, 2018 (foto: Egbert Hartman)