————————
———————
Zelden ga ik nog naar lezingen, boekpresentaties of andere aangelegenheden waar Rusland in het centrum van de belangstelling staat; ik heb me enigszins afgekeerd van het land. De oorlog in Oekraïne werpt een te zware schaduw op de taal en de cultuur die me zo dierbaar is. Dierbaar was, schreef ik bijna, maar dat is niet zo. Want ik laat me de liefde voor het land, voor al het mooie dat het ook heeft, niet afnemen door een stel misdadigers in het Kremlin en omgeving. Maar toch: praten, discussiëren over Rusland, de Sovjetunie – het hoeft voor mij voorlopig niet zo nodig.
Ik maakte een uitzondering voor de presentatie van het boek Waar alle wegen ophouden, van Sana Valiulina, bij de Amsterdamse boekwinkel/uitgeverij Pegasus. En daar kreeg ik geen spijt van. Al was het alleen maar vanwege het boeiende interview met de schrijfster, waarna ik het boek ter plekke aanschafte.
In Waar alle wegen ophouden beschrijft Sana haar moeizame, maar uiteindelijk onverwacht vruchtbare pogingen licht te werpen op de verborgen hoeken in het leven van haar vader Sander Valiulina. Hij raakte in de Tweede Wereldoorlog als soldaat van het Rode Leger krijgsgevangen, wist te overleven door in Duitse dienst te gaan, vluchtte in Frankrijk naar de Amerikanen en belandde in Engeland, waar hij werd klaargestoomd voor sabotage-acties tegen de Duitsers. Zover kwam het niet. Uitgeleverd aan de Sovjetunie (over het lot van de Sovjet-soldaten die krijgsgevangen waren gemaakt en in het Westen waren beland, werd door de geallieerden met Moskou een cynische deal gesloten), kwam hij er met een veroordeling van tien jaar Goelag nog goed vanaf.
Deze jaren uit vaders leven waren thuis bij de Valiulina’s in Estland niet echt onderwerp van gesprek, al drong er af en toe wel iets van door tot Sana en haar zus. Maar de raadsels bleven groot. Was hij echt in Parijs geweest? En in Londen? Hoe dan?
Valiulina werd tijdens de presentatie bij Pegasus vriendelijk aan de tand gevoeld door Michel Krielaars, chef boekenbijlag bij de NRC en oud-correspondent in Moskou. Na het gesprek klonk er een vraag van een op het gehoor wat oudere, voor mij onzichtbare man (hij zat beneden, ik boven; wie de winkel van Pegasus kent ziet het voor zich). Of de huidige situatie in Rusland niet een beetje te vergelijken was met de tijd waarin de Nederlandse samenleving in het keurslijf zat van de zuilen en of Rusland niet weer een ‘normaal’ land zou worden, wanneer het keurslijf van Poetin zou zijn afgelegd. Tot mijn verbazing had Valiulina, die steeds uitgebreid en met graagte op de vragen van Michel was ingegaan, hier geen antwoord op. Ze wist niet, zo zei ze bijna kortaf, wat er zich tegenwoordig allemaal in de hoofden van de Russen afspeelde. Ze klonk plots licht geagiteerd en leek in verwarring. Of was haar, net als mij toen ik de vraag hoorde, de moed meteen in de schoenen gezonken?
Want waar te beginnen? Hoe leg je uit aan een Nederlander, opgegroeid in een veilig land zonder existentiële angsten (de dreiging en het geweld van 1940-1945 waren hier uitzondering, geen regel), hoe gewone burgers van een land kunnen worden lamgeslagen door vele tientallen jaren vol pure angst? Hoe die angst onvermijdelijk wordt doorgegeven aan volgende generaties, en hoe die angst de durf onderdrukt om initiatief te nemen en de verantwoordelijkheden aan te gaan die horen bij een leven in vrijheid? Hoe Rusland voorlopig dus echt geen ‘normaal’ land gaat worden, ook niet na Poetin?
Om te beginnen zou je iedereen met klem kunnen aanraden om Waar alle wegen ophouden te lezen. Want naast Valiulina’s zoektocht in dagboeken en archieven, waarbij haar vaders ‘verloren jaren’ als in een spoelbak in een donkere kamer steeds wat meer contouren krijgen, is het de pijnlijk schurende angst die als een rode draad door het boek loopt. Af en toe wordt ze benoemd, maar veel meer blijft ze stil – of eigenlijk helemaal niet stil – voelbaar tussen de regels door. Waarbij ik moet denken aan mijn oude docente uit Rusland, 90 jaar inmiddels en al een tijdje woonachtig in Nederland, die onlangs verzuchtte dat ze “haar hele leven in angst had geleefd”. In de woorden van Valiulina: “… de angst van de kleine man tegenover de leviathan van de staat”.
Ik schreef bovenstaande alinea over de vraag van de man bij Pegasus voordat ik het boek al helemaal uit had. Toen las ik Sana’s beschrijving van een overweldigende herdenkingsceremonie in Normandië te ere van onder anderen haar vader. Er komt een Fransman op haar af die vraagt: “Vertelt u me nou eens waarom, waarom is uw vader naar de goelag gestuurd?”
Valiulina vervolgt: “Ik wend mijn blik af van de horizon waar de blauwe Normandische hemel de groene vlakte raakt, en kijk in de afgrond waarin mijn vader is geweest, en die afgrond kijkt terug. […] Hoe moet je die afgrond beschrijven aan iemand die nooit is aangeraakt door de adem ervan? Wat moet je antwoorden op zo’n voor de hand liggende, zo’n menselijke vraag? Ik probeer de Fransman iets uit te leggen, maar raak verward in mijn eigen woorden en struikel over zijn niet-begrijpende blik.” Was het dezelfde verwarring die Valiulina overviel (als ik dat goed heb aangevoeld) bij de vraag van de wat oudere man in Amsterdam?
Wie denkt: ik hoef het boek niet te lezen want ik ken het verhaal van Valiulina’s vader al uit de (indrukwekkende) documentaire Turn your body tot he sun, van Aliona van der Horst, heeft het mis. Van der Horst volgde een deel van Valulina’s speurtocht naar haar vaders verleden en dat leverde, niet onbegrijpelijk, een loodzwaar portret op. Maar dat is niet het hele verhaal; het leven van Sander Valiulina was veel méér, zoals ook werd benadrukt tijdens de presentatie. Illustrerend zijn de pagina’s over de zwerftochten van Sana en haar vader door de straten van Parijs. Vader in korte broek (“hij moet en zal zijn lichaam optimaal aan de Parijse zon blootstellen”), vrolijk en zorgeloos, “een toonbeeld van joie de vivre”. Het stemt overeen met een latere passage in het boek, over “het gevoel van persoonlijke vrijheid, het gevoel van Europa, dat hij zijn hele leven met zich heeft meegedragen en stilzwijgend aan mij heeft overgedragen”.
Het ontroerendste in het boek is een kort zinnetje tijdens die zwerftocht door de Franse hoofdstad, symbolisch voor de overwinning van dromen en levenslust op het kwade, door vader uitgesproken in een telefooncel, vanwaar hij belt naar zijn vrouw in Tallinn: “Ik ben in Parijs.”
——————