geschiedenis

Rusland in de 20ste eeuw – 3: De ultieme genoegdoening voor kunstenaar Michail Sjemjakin

—————-

Onderdeel van Sjemjakins kunstwerk ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de terreur. Het werk staat in Sint-Petersburg aan de oever van de Neva, precies aan de overkant van de beruchte Kresty-gevangenis.

—————

In deze serie recensies en/of korte notities komen boeken aan bod die betrekking hebben op Rusland en de Sovjetunie in de 20ste eeuw. Misschien helpen ze het huidige Rusland beter te begrijpen. Waar ik nadrukkelijk aan toevoeg dat begrijpen iets anders is dan begrip hebben voor.

—————

Mijn kennis van kunst is beperkt. Er zijn nogal wat stromingen waar ik me niet bij thuis voel en waarin ik de weg niet weet, denk: futurisme, non-conformisme en surrealisme. Een kunstenaar die zich juist vol overgave op dergelijke terreinen begeeft is beeldhouwer, graficus en illustrator Michail Sjemjakin. Van hem las ik Моя жизнь: до изгнания (Mijn leven: tot aan de verbanning). In Sint-Petersburg stond ik meerdere keren bij twee opvallende werken van hem, maar nu pas – en dat is illustratief voor mijn gebrek aan kennis – na lezing van Mijn leven: tot aan de verbanning, weet ik dat die twee gemaakt zijn door Sjemjakin. De beelden staan op belangrijke plekken, zijn opgenomen in het ‘weefsel’ van de stad, en dat moet voor Sjemjakin haast wel de ultieme genoegdoening zijn.      

Sjemjakins standbeeld van Peter de Grote, in de Petrus- en Paulsvesting

Sjemjakin (1943) behoorde in Leningrad in de jaren zestig tot de groep kunstenaars die met eigenzinnig werk een subcultuur creëerden. Ze maakten het zichzelf daarmee niet gemakkelijk. Sjemjakin werd gedwongen opgenomen in een psychiatrische kliniek. Hij kwam er redelijk ongeschonden weer uit, maar had, in de optiek van de machthebbers, zijn lesje niet geleerd; de toegang tot de ‘officiële’ bovenwereld werd hem nog steeds ontzegd, de underground bleef zijn ‘thuis’. In zijn boek zijn de schetsen van deze underground-scene voor mij (zoals gezegd: geen groot kenner van moderne kunstwerken zelf) het boeiendst. De kunstenaars kregen regelmatig buitenlandse bezoekers over de vloer en zo zien we de bekende Ruslandspecialisten Robert en Suzanne Massie voorbijkomen. Sjemjakins portret van de twee is weinig vleiend. Interessant zijn ook de blikken achter de schermen die Sjemjakin ons gunt in de Hermitage, waar hij als sjouwer en manusje van alles een inkomen bij elkaar scharrelt.

Michail Sjemjakin

Ik keek op van de plotse verschijning in Sjemakins leven van Dina Verdi, de legendarische Parijse galeriehoudster, muze van beeldhouwer Aristide Maillol en vertolkster van Russische gevangenisliedjes. (Over haar schreef ik eerder een stukje.) Met haar hulp weet Sjemjakin in 1971 de Sovjetunie te verlaten en zich bij zijn ex-vrouw en hun dochter in Parijs te voegen. Hoe die ontsnapping (zo mag je het wel noemen) precies tot stand kwam, wordt mij uit het boek overigens niet helemaal duidelijk. Voor de liefhebbers van Sjemjakins werk: zijn memoires zijn rijkelijk geïllustreerd met tekeningen van hem. Mijn doen ze niks, en wat me verder enigszins hindert: Sjemjakin is geen schrijver. Een mooie of ontroerende zin ben ik op de 744 pagina’s niet tegengekomen. Maar dat zal geen bezwaar zijn voor wie geïnteresseerd is in een kunstenaarsleven van een non-conformist in de USSR of meer wil weten van de stromingen waar Sjemjakin deel van uitmaakte.  

Mijn leven: tot aan de verbanning eindigde het afgelopen jaar op de tweede plaats bij de literatuurprijs Большая книга (Het Grote Boek). De eerste prijs ging naar Алексей Варламов met Одсун (Aleksej Varlamov, Odsoen). Daar schrijf ik verder niet over, want ik besteed hier vooralsnog geen aandacht meer aan eigentijdse fictie. Bovendien vond ik er niks aan.

—————-

Rusland in de 20ste eeuw - 2: Guzel Jachina (met context uit Italië) en Karl Schlögel

—————-

Besprizorniki, jaren 20.

———————

In deze serie recensies en/of korte notities komen boeken aan bod die betrekking hebben op Rusland en de Sovjetunie in de 20ste eeuw. Misschien helpen ze het huidige Rusland beter te begrijpen. Waar ik nadrukkelijk aan toevoeg dat begrijpen iets anders is dan begrip hebben voor.

———————

In deel 2 van de serie over boeken die de 20ste eeuw (en daarmee ook de 21ste eeuw) helpen duiden, aandacht voor  Guzel Jachina en Karl Schlögel. Jachina vestigde in 2015 met haar eerste boek Zoelejcha opent haar ogen (Зулейха открывает глаза) meteen haar naam, en dat niet tot ieders tevredenheid. Jachina, van Tataarse afkomst, schrijft over de zeer duistere kanten van de USSR en dat valt bij de talrijke ‘hoera-patriotten’ in Rusland helemaal verkeerd. Ik ben geen groot fan van haar (over mijn bedenkingen bij haar eerste boek schreef ik hier), maar alleen al haar rol als ‘geschiedschrijfster’ maakt haar werk in de repressieve context van haar land belangrijk. Vrij naar Jevgeni Jevtoesjenko: een schrijver in Rusland is meer dan een schrijver.

Jachina’s tweede boek Wolgakinderen liet ik ongelezen, haar derde boek nam ik wel ter hand: Эшелон в Самарканд (Nederlandse vertaling van Arthur Langeveld: Trein naar Samarkand). Daarin beschrijft Jachina de helse reis van een grote groep kinderen in 1923 uit de door honger en chaos geteisterde Povolzje-regio naar het ‘voedzamere’ Oezbekistan. Ik blijf bedenkingen houden bij Jachina’s wijze van schrijven (te theatraal, net iets te veel misplaatste romantiek), maar pakkend is haar verhaal wel. Trein naar Samarkand laat zich goed combineren met het boek dat de Italiaan Luciano Mecacci schreef over wees- en zwerfkinderen in de vroege USSR. Het verscheen in 2017 onder de titel Besprizornye. Bambini randagi nella Russia Sovietica (1917-1935). Ik kwam het op het spoor doordat er in 2023 een Russische vertaling van verscheen: Лучано МекаччиБеспризорные. Бродячее детство в Советской России. 1917–1935 гг. Mecacci schetst aan de hand van vooral ooggetuigen een beeld van een van de grootste sociale problemen van de jaren twintig en dertig: de enorme aantallen zwerfkinderen (de besprizornye of besprizorniki, letterlijk: zonder toezicht zijnden) die in groepen en groepjes probeerden te overleven. Mecacci laat binnen- en buitenlandse schrijvers en journalisten aan het woord en biedt zo een ruime context voor Jachina’s Trein naar Samarkand. Bij Jachina’s bronvermeldingen kom ik Mecacci overigens niet tegen. (Omgekeerd kon de Italiaan uiteraard niet op de hoogte zijn van Jachina’s werk, dat was in 2017, toen het Italiaans origineel van zijn boek werd gepubliceerd, nog helemaal niet verschenen.)                     

Van Jachina’s boek zijn heel wat lezerrecensies te vinden. Van de kranten schreef onder meer Trouw erover (€). Een fragment uit de Russische versie van Macacci’s boek vindt u hier. Overigens publiceerde Jachina recent een biografie van regisseur Sergej Eisenstein, getiteld Эйзен. Dat is minder verrassend dan het misschien lijkt; Jachina volgde een opleiding voor scenario-schrijvers. (Dat zal ook een verklaring zijn voor haar theatrale manier van schrijven, waarbij ze een voorschot lijkt te nemen op een verfilming.)   

—————

Van de eminente Rusland- en USSR-kenner Karl Schlögel verscheen een Engelse vertaling van zijn al in 2018 uitgegeven Das sowjetische Jahrhundert: The Soviet century. Schlögel spreekt in zijn inleiding van de archeologie van een verdwenen wereld. Zijn ‘opgravingen’ leverden bijna 900 pagina’s op over de meest uiteenlopende onderwerpen, een grabbelton waarin voor iedereen met belangstelling voor dat verdwenen imperium uit de vorige eeuw wel iets te vinden is. Van een korte theoretische verhandeling over het Sovjet-ballet tot de do’s and dont’s in de rij bij de bakker, van de ellende in de Stalinkampen tot het pakpapier in de winkels. Een beperking van het boek, zoals Schlögel ook zelf benadrukt, is de nadruk op Rusland. De periferie, en dan vooral de Centraal-Aziatische republieken, komen nauwelijks aan bod. Als niet onbelangrijke aanbeveling mag misschien gelden dat er in het boek één zin wordt gewijd aan mij – twee zinnen zelfs als je de noten meetelt.      

—————-

Hoe deze serie ‘boeken over de 20ste’ eeuw’ zich gaat ontwikkelen, qua frequentie en lengte van de stukjes, kan ik nog niet zeggen. In elk geval heb ik voorlopig stof te over.    

—————

Rusland in de 20ste eeuw - 1: The Goose Fritz van Sergei Lebedev – familiesaga onder een deken van angst

———————

Pjotr Belov (1929-1988) - Paardebloemen

———————-

In een serie recensies en/of korte notities komen boeken aan bod die betrekking hebben op Rusland en de Sovjetunie in de 20ste eeuw. Misschien helpen ze het huidige Rusland beter te begrijpen. Waar ik nadrukkelijk aan toevoeg dat begrijpen iets anders is dan begrip hebben voor.

————

Het gebeurt niet vaak dat ik een boek van een Russische schrijver in een Engelse vertaling lees. Dat deed ik met The Goose Fritz van Sergei Lebedev (Сергей Лебедев - Гусь Фриц), een boek uit 2019, het origineel is uit 2018. De vertaling is van Antonina W. Bouis. Lebedev wordt wel gezien als een van de beste schrijvers, zo niet de beste Russische schrijver uit deze tijd. Ik was aanwezig bij een lezing van hem in Amsterdam en vond hem een begaafd spreker – genoeg redenen om een boek van hem aan te schaffen. In vertaling, omdat die eenvoudiger te bestellen bleek: bij de lokale boekhandel hier in het dorp in plaats van de Russische versie in Riga, waar ik sinds de oorlog mijn Russischtalige boeken vandaan haal.

Lebedev beschrijft de lotgevallen van Duitse verwanten, die, verspreid over enkele generaties, als arts aanzien verwierven in Rusland. De hoofdpersoon Kirill is een loot aan de stamboom die de familiegeschiedenis probeert te reconstrueren. Dat valt niet mee, want de Revolutie, de terreur onder Stalin en de Tweede Wereldoorlog hebben flink huisgehouden – ook in psychologisch opzicht.  Bedekt onder een dikke laag angst, met zwijgzaamheid (van vooral Kirills oma) als symptoom, komen de ongelukken die zijn voorouders hebben getroffen maar moeizaam aan het daglicht. Die angst sijpelt tussen de regels door en spat ook regelmatig van de woorden af. Een uitgebreid citaat:

 “The army bureaucrats […], having spent eight years after the war under Stalin, afraid of him even dead, they drank vodka an ate fatty steaks to suppress their fear of Him and continued to celebrate the leader’s birthday – for they were afraid he would return, reach them from the other world, grind them into labor camp dust. During the war they took out their fear of Stalin on subordinates, humiliating, beating, shooting them.

Afterwards, when the leader was dead, they joyfully sang along with stage music, movies and memoirs of senior officers that portrayed them as fearless heroes. They tried to excorcise their fear, bury it under corpses, drown it out with Katyusha gunfire in movie soundtracks, conquer it once and for all. But no matter how many bravura marches played on the screen and how many black-and-white tanks rolled past the signpost ‘To Berlin’, the fear was always with them, wearing a military jacket, smoking a pipe, and speaking in the voice of Mikhail Gelovani, the actor who always played Stalin.”

Dergelijke angst, dat kan niet anders, wordt doorgegeven aan volgende generaties. De angstvallige lijdzaamheid van de Russische samenleving onder Poetin laat in elk geval zien dat die angst na de 20ste eeuw niet ver is weggezakt en zeker nog niet is overwonnen. Wie Rusland wil begrijpen, móet oog hebben voor die sluimerende en dan weer opflakkerende, existentiële angst. Dat werkt overigens beide kanten op: hebben Nederlanders geen idee wat het is om te leven met dergelijke angst (de Tweede Wereldoorlog hier was een uitzondering, niet de regel), zo hebben Russen geen idee hoe het is te leven zónder die angst. Alleen al omdat The Goose Fritz iets van die angst aan de oppervlakte brengt, is het boek de moeite waard.

Sergei Lebedev

Behoort Lebedev tot de grootste Russische schrijvers van deze tijd? Het is te vroeg om te zeggen of zijn boeken overeind blijven, maar ik geef hem een goede kans dat hij als schrijver de tand des tijds zal doorstaan. In Rusland (Lebedev woont in Duitsland) is in elk geval niet iedereen over hem te spreken, en dat kan een goed teken zijn. Ik stuitte op een recensie waarin, zachtjes gezegd, aanstoot wordt genomen aan de manier waarop de Duitse familie in The Goose Fritz wordt neergezet als buitenstaanders, ook na meerdere generaties nog, en die mede daardoor slachtoffer worden van een samenleving die maar niet los weet te komen van een moerasachtige, verstikkende en regelmatig gewelddadig autocratie. De recensie sluit als volgt af: “Als boek is het simpelweg waardeloos, geschreven door een middelmatige schrijver met twee linkerhanden, maar als voorbeeld van de denkwijze van oppositieleden, liberalen en overige intelligentjes en emigrantjes is het helemaal niet slecht. Hen zullen we, als het nodig is, inderdaad verpletteren zoals de officier bij Lebedev.” Ik vermoed dat Lebedev deze regels als compliment zal zien.

———————-

Stagnerend Rusland, opstand in Norilsk, heimwee naar Leningrad – drie boeken.

—————————

Arnout Brouwers maakte onlangs in de Volkskrant, in een artikel over de ‘nieuwe’ Ruslandstrategie van minister Blok, gewag van een veelal westers gerichte bevolking in Rusland, “die – los van de greep van het Kremlin – het land ingrijpend aan het veranderen is”. Vladimir Inozemtsev zal dat, getuige de sombere analyse in zijn boek Nesovremennaja strana (Niet-modern land) een veel te optimistische bewering vinden. 

Econoom en politicoloog Inozemtsev windt er, in heldere en bedachtzame taal, geen doekjes om: het niet-moderne Rusland raakt technologisch en economisch hopeloos achterop en is in een tijd van globalisering steeds minder bij machte om te concurreren. Rusland, vervuld van revanchisme en heimwee naar het verloren Sovjet-imperium, zit vastgepind in de groep van verliezers. De schuldige (Inozemtsev spreekt in dit verband van landverraad) is een elite, die zich niet verantwoordelijk voelt voor de staat (государство), maar die de staat gebruikt als verdienmodel. Die elite, niet geïnteresseerd in de ontwikkeling van een kennis-economie, zet onvoldoende in op innovatie en isoleert zich van de buitenwereld. Ze is slechts bezig met de verdeling van de overvloedige opbrengsten uit grondstoffen en heeft geen enkele baat bij verandering. Stabiliteit is het toverwoord en wat dat betreft kunnen de machthebbers en hun trawanten, aldus Inozemtsev, rustig slapen.

Kenmerkend voor een moderne maatschappij is, nog steeds volgens Inozemtsev, een effectieve interactie tussen overheid en individu, en ook op dat gebied blijft Rusland achter. De Russische burger beschikt niet over kanalen om de machthebbers onder druk te zetten. Problemen worden opgelost middels corruptie en connecties. Vakbonden hebben geen invloed, politieke partijen zijn lege hulzen. Georganiseerde protestacties zijn schaars en hebben nauwelijks effect. Inozemtsev spreekt in dit verband van een geatomiseerde, individualistische samenleving. Een opvallende diagnose (‘individualistisch’ is een etiket dat meestal juist, en zeker door Rusland, op het Westen wordt geplakt), maar eentje die de spijker op de kop slaat. 

Een uitgebreide Russische bespreking van Inozemtsevs boek vindt u hier.

———————

Van een heel andere orde, geschreven in wat minder toegankelijk Russisch, is Vosstanie (Opstand) van journalist/schrijver Nikolaj Kononov. Daarin wordt het loodzware levenspad beschreven van Sergej Solovjov, een van de leiders van de befaamde opstand van gevangenen in Norilsk in 1953. Solovjov liet bij zijn overlijden in 2009 nauwelijks documenten na en had zich eerder ook slechts mondjesmaat uitgelaten over zijn verleden. Kononov maakte gebruik van memoires van anderen en kreeg ook hulp van Memorial, de onvolprezen organisatie die de schijnwerpers op de Stalin-terreur gericht blijft houden. Kononov hanteert een vrij ongebruikelijk procedé: hij verplaatst zich in Solovjov en schrijft in de ik-persoon. Solovjov raakt in de Tweede Wereldoorlog krijgsgevangen, sluit zich aan bij het Russisch Bevrijdingsleger van generaal Vlasov, weigert mee te doen aan acties tegen partizanen, belandt in concentratiekamp Natzweiler, ontsnapt, leeft na de oorlog enkele jaren in Charleroi, keert terug naar de USSR in de ijdele hoop zijn familie terug te zien, wordt in 1949 voor zijn desertie veroordeeld tot 25 jaar kamp, is een van de aanstichters van de mislukte opstand in Norilsk, belandt in Kolyma, waar een vluchtpoging mislukt; nadat hij zich met twee maten maanden heeft schuilgehouden in oude mijnschachten, wordt hij gepakt. In 1955 wordt hij opnieuw tot 25 jaar veroordeeld, en die straf zit hij uit. Zo ver gaat Kononov in zijn boek (aangeduid als ‘documentaire roman’) niet mee met Solovjov; hij zet een punt na diens mislukte vluchtpoging in Kolyma. Vosstanie staat op de korte lijst van de literaire premie NOS.

Een bespreking van Kononovs boek vindt u hier, een interview met de schrijver hier.

———————-

Wie twijfels zet bij het nut van culturele en wetenschappelijke contacten met Rusland, dient onverwijld het zeer prettig leesbare Van Leningrad naar Sint-Petersburg. Nederlandse herinneringen aan een wonderlijke stad aan te schaffen. Onder redactie van Arthur Langeveld en Wil van den Bercken (die beiden ook een bijdrage leverden) schrijven enkele vooraanstaande Ruslandkenners over de tijd die zij, steeds in het kader van wetenschappelijke of culturele contacten, doorbrachten in Ruslands tweede stad, variërend van enkele maanden tot meerdere jaren. De kennis die zij van land en taal opdeden, is nog altijd onbetaalbaar.

In het kader van mijn studie verbleef ook ik langere tijd in Rusland, en al was dat niet in Leningrad, maar in Voronezj, de verhalen in het door Pegasus uitgegeven boek zijn voor mij een feest van herkenning. Stikjaloers ben ik op Hella Rottenberg, die tijdens een 1-mei-demonstratie een portret van Leonid Brezjnev mocht dragen! Ik liep ooit mee in een demonstratie in Voronezj, samen met medebewoners van mijn studentenflat. Wij riepen – we hadden al een borreltje op – onze eigen leuze: “Leve de eendrachtige samenwerking tussen de Sovjet-arbeiders en de Hollandse bourgeoisie!”, gevolgd door een luidkeels: hoera! Ook leuk, maar het zinkt in het niet, potverdorie, bij dat Brezjnev-portret van Hella. Mooi ook om over het contrast te lezen tussen het verstilde Leningrad uit de studietijd van Langeveld en Van den Bercken, en het steeds woeligere Sint-Petersburg tijdens het verblijf aldaar van Aai Prins. En wist u dat de gordijnen in het eerste onderkomen van het NIP, het Nederlands Instituut, de goedkeuring konden wegdragen van niemand minder dan Jan des Bouvrie?

Een ding viel me wel een beetje tegen, bij de beschrijving van de studentenflats waar men indertijd verbleef: het gemiep van mijn ‘lotgenoten’ over het feit dat men in Leningrad zijn of haar kamer met een of twee anderen moest delen. Nou ja, zeg! Wij, in Voronezj, deelden ons bescheiden aantal vierkante meters met z’n vieren!   

“Leve de eendrachtige samenwerking tussen de Sovjet-arbeiders en de Hollandse bourgeoisie! Hoera!” (Mocht Hella mij een foto kunnen leveren waarop zij Leonid Brezjnev torst, dan wordt die hier natuurlijk onverwijld geplaatst.)

Stalin, New York en een baksteen op een Russisch oorlogsmonument

————————-

Stalin, New York en een baksteen samen op een Russisch oorlogsmonument? Het lijkt onwaarschijnlijk, maar wanneer u afreist naar Jekaterinburg en een bezoek brengt aan de  Sjirokoretsjenski begraafplaats, zult u zien dat het kan. Ik wist van het bestaan niet af en ondanks de forse afmetingen van het monument – eigenlijk meer een ensemble – liep ik er bij toeval tegenaan.

Ik bezocht de omvangrijke begraafplaats voor de vermaarde, wanstaltige grafstenen van allerlei bandieten die in de wilde jaren negentig hier hun laatste rustplaats hadden gevonden. Op goed geluk sloeg ik na de ingang linksaf en zag al snel iets opdoemen wat een standaard Sovjetmonument voor de Tweede Wereldoorlog leek: een grote, open plaats, een obelisk en een muur met metalen panelen. 

Op de panelen aan de verre kant stonden de namen van soldaten die tijdens de oorlog in de ziekenhuizen van de stad (toen nog Sverdlovsk geheten) waren gestorven. Die namen, zo las ik naderhand, stonden daar sinds 1975. Het waren de panelen aan de kant ertegenover waar ik mijn camera voor tevoorschijn haalde. Die waren daar in 2015 aangebracht, zes in totaal.

Je hebt monumenten die iets aan de verbeelding overlaten. Daar behoort het ensemble op de Sjirokoretsjenski begraafplaats niet toe. Je loopt langs een boek met beelden die te samen een soort bijbel vormen, de Russische bijbel van de Tweede Wereldoorlog. Interpreteren is niet nodig, discussiëren al helemaal niet, hier staat het gewoon allemaal, gegoten in metaal.

In mijn lange loopbaan als zomerreisleider kwam ik weleens met een groep toeristen in het Museum van de Geschiedenis van Leningrad. Dan stond ik stil bij de vitrine met het dagboek van Tanja Savitsjeva. Daarin noteerde ze wanneer er tijdens het beleg van de stad weer iemand van haar familie was overleden. Ik vertaalde de pagina’s voor mijn groep, maar de laatste, waarop stond: “Alleen Tanja is over”, haalde ik nooit, want dan was ik al volgeschoten. Hier hebt u die pagina’s, op het beeld in Jekaterinburg.

Boven aan dit paneel ziet u, met bril, Dmitri Sjostakovitsj, wiens 7de Symfonie en de uitvoering ervan in het belegerde Leningrad ook tot de iconen van de Grote Vaderlandse Oorlog behoren. Dirigent Eliasberg staat ook op het beeld, maar niet op mijn foto. Het dagboekje van Tanja is overigens niet het enige ‘geschreven’ onderdeel van het monument. Verspreid over de zes platen staat het hartverscheurende gedicht Жди меня (Wacht op mij) van Konstantin Simonov - in het midden van de plaat hieronder, bijvoorbeeld, gewijd aan Stalingrad. Daarboven, iets naar links, is de beroemde fontein van dansende kinderen te zien bij het station van de verwoeste stad. Niet te zien op de foto is veldmaarschalk Paulus die zich overgeeft.


Opvallend aan het monument zijn enkele ‘echte’ onderdelen, zoals een baksteen uit het belegerde Stalingrad en een medaille die werd afgestaan door de nabestaanden van oorlogsveteraan Sergej Titlinov, met een beeltenis van Stalin.

Foto links:: https://periskop.livejournal.com/1722692.html (Zie daar ook voor veel meer en veel gedetailleerdere foto’s dan de mijne)

Hieronder krijgt de Russisch-Orthodoxe kerk een belangrijke rol toebedeeld, middels de icoon Onze Lieve Vrouwe van Tichvin, boven de troepen op het Rode Plein die aan het begin van de oorlog naar het front vertrokken. Daarmee (en ook met de vrouw rechts die een zegenend gebaar maakt) vertegenwoordigt het ensemble duidelijk het tijdperk waarin het is neergezet; de kerk doet tegenwoordig weer volop mee in Rusland, aan het begin van de Tweede Wereldoorloog was dat een stuk minder.

Foto: periskop.livejournal.com

Het paneel hieronder is gewijd aan de “bevrijding van Europa van het Nazisme”. Rechtsboven staan de namen van vier kampen: Dachau, Majdanek, Auschwitz en Salaspils. Daar frons ik een wenkbrauw bij. Dachau werd niet door het Sovjetleger bevrijd, terwijl dat hier toch wel wordt gesuggereerd. Salaspils was een kamp in Letland, niet ver van Riga. Is de vermelding van dit kamp bedoeld om te onderstrepen dat Letland en de andere twee Baltische republieken toch vooral werden bevrijd door de Russen en niet bezet?

Linksonder zien we Roosevelt, Churchill en Stalin in Jalta. Boven de drie leiders is het gebouw van de Verenigde Naties in New York afgebeeld met daarnaast de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948. New York op een Russisch oorlogsmonument, ik vind het opmerkelijk, evenals die Universele Verklaring. Stalin heeft daar heel indirect dan misschien een bijdrage aan geleverd, maar zijn afbeelding dicht bij die verklaring zelf, dat wringt. Maar dan sla ik dus toch aan het interpreteren en discussiëren… Geschiedenis in metaal gieten, en dan blijft ze verdorie toch nog vloeibaar.

periskop.livejournal.com

Nog één detail. Op het paneel boven aan dit stukje, getiteld Overwinnaars, zit rechtsonder een soldaat die is teruggekeerd van het front. Thuis zag ik pas dat daar een tekst bij stond. Het zijn de eerste regels van dit lied:


Toen ik aan kwam lopen bij het monument, waren een paar lui bezig om bladeren op te vegen. Een van hen had zijn jas opgehangen aan de vinger van een soldaat, keurig aan het lusje

———————-

En die grafstenen van die bandieten? Ik heb er verder niet echt meer naar gezocht, want al rondzwervend over de begraafplaats kwam ik nog een zigeunerfamilie tegen die uitgebreid de sterfdag van een verwante dame, precies een jaar geleden, aan het gedenken was. Ik kreeg een borrel, maar geen uitnodiging om aan te schuiven, wat ik niet erg vond. De dag was al boeiend genoeg geweest.


(Op de boven al genoemde site zijn de commentaren onder de vele foto’s de moeite van het lezen waard. Uit die commentaren begreep ik dat een kopie van de panelen uit Jekaterinburg in Volgograd (het vroegere Stalingrad) is geplaatst.)

Jessica Gorters documentaire Red Soul: hoe Stalin de Russische samenleving in tweeën splijt

--------------------

Elizaveta Delibasj. Haar beide ouders kregen de kogel.

-----------------

Twee zussen op leeftijd staan langs een zomers-stoffige weg in Severodvinsk, een stad aan de Noordelijke IJszee, niet ver van Archangelsk. Ze kijken naar het langsrijdende verkeer. Zo’n zeventig jaar geleden stonden ze op dezelfde plek en keken ze naar de gevangenen die hier elke dag langskwamen, op weg naar hun werk. De zussen hoopten een glimp op te vangen van hun moeder, van wie ze vermoedden dat die zich tussen de gevangenen bevond. Ze hebben haar daar nooit gezien. Hun moeder kwam uiteindelijk wel weer thuis, nadat ze onder Stalin tien jaar onschuldig achter prikkeldraad had doorgebracht.

Het zomerse tafereel in Severodvinsk is een scène uit Red Soul, de documentaire van Jessica Gorter die dit weekeinde op het IDFA in Amsterdam in première ging. Gorter maakte zes jaar geleden veel indruk met haar film 900 dagen, over het beleg van Leningrad. Ze won er in 2011 op IDFA de prijs mee voor de beste Nederlandse inzending.

Centraal in de film staat Stalin, of beter gezegd: het beeld dat Russen, jong en oud, vandaag de dag hebben van de man die in het Westen gezien wordt als één van de grootste schurken van de vorige eeuw. Hoe kan het dat Stalin in Rusland de afgelopen jaren zo’n enorme comeback heeft gemaakt en inmiddels door velen wordt gezien als de grootste held uit de geschiedenis van Rusland en de Sovjetunie? Nadat hij toch in de jaren tachtig, toen veel archieven opengingen en het land overspoeld werd met lang verzwegen feiten en details over de in zijn naam verrichte gruweldaden, voorgoed leek te zijn weggezet als schurk?

In haar zoektocht naar een antwoord volgt Gorter een eenvoudig procedé. Afwisselend laat ze, zonder commentaar te geven, verdedigers van Stalin en nabestaanden van slachtoffers aan het woord. Ze volgt de nabestaanden (zoals de twee zussen in Severodvinsk) naar de plekken waar familieleden gevangen zaten, zijn geëxecuteerd of begraven liggen. Dat levert indringende beelden op. Van de moeder bijvoorbeeld die beide ouders verloor en nu met haar dochter door het bos loopt waar gevangenen in massagraven belandden. Op de bomen zijn bordjes met foto’s en namen aangebracht, als wrang surrogaat voor een echt graf. Op de terugreis in de trein voeren ze een moeizaam gesprek met twee jonge coupé-genoten. De ontzetting is bij de moeder van het gezicht te scheppen, wanneer ze beseft zij haar beeld van Stalin nooit zal kunnen overbrengen op die twee intelligent ogende jongeren tegenover haar.
 


Die enorme kloof tussen voor- en tegenstanders, tussen bewieroking en afkeer, loopt als een rode draad door de film. De Stalin-aanhanger die het meest aan het woord komt, is een man van midden veertig die zijn zoon aan drugs ten onder heeft zien gaan. Hij legt de schuld daarvan niet bij zichzelf, maar bij de chaos die de ‘democratie’ na het uiteenvallen van de USSR over Rusland heeft uitgestort. Zijn oude vader haalt er een tweede, bij Russen ook vaak te horen thema bij: de teloorgang van en de heimwee naar het Sovjet-rijk. In mijn tijd kon je nog eens een beetje rondkijken in de wereld, legt hij uit: “Wij hadden de Baltische republieken.” Het zijn vooral die twee factoren – de chaos van de jaren negentig en de hang naar het geïmplodeerde rijk – die de populariteit van Stalin voeden.

En tussen dat alles door komt in Red Soul een historicus uit Sint-Petersburg aan het woord die tegen de stroom in zijn best blijft doen om de Stalin-terreur vast te leggen in documenten. Hij vormt het cement van de film en zijn werk zou het cement moeten zijn voor het ingewikkelde bouwwerk dat geschiedschrijving heet. Veel geld is er niet voor beschikbaar, getuige zijn nogal armzalige werkplek. Het is opvallend hoe de man zijn kalmte bewaard, wanneer hij tegenover nogal verhitte Stalin-adepten komt te staan. Wie weet lukt het vasthoudende historici zoals hij om de kloof in de Russische samenleving, waar het de recente geschiedenis betreft, enigszins te overbruggen. Red Soul – en dat is de belangrijkste verdienste van de film – laat messcherp zien dat de vooruitzichten daarop niet erg hoopgevend zijn.
 

Koloniseren met de zweep - Siberië als dumpplaats van zwervers, moordenaars en revolutionairen

----------------

Dwangarbeiders maken zich op voor hun werk. (Foto van Aleksej Koeznetsov, die na twee veroordelingen woonde in onder meer Nertsjinsk en zich bezighield met fotografie.)

Siberië heeft door de eeuwen heen zelden een goede pers gehad. Los van het weinig uitnodigende klimaat stond het immense territorium ten oosten van de Oeral vooral bekend als dumpplaats voor ongewenste elementen in de ruimste zin van het woord.

Verbanning en dwangarbeid waren onder de tsaren niet alleen bedoeld als straf, beide moesten ook een bijdrage leveren aan de kolonisering van Siberië. In theorie zouden moordenaars, brandstichters, kruimeldieven en politieke oproerkraaiers de verre gronden bewerken, mijnen bemannen en al doende worden herboren als nijvere kolonisten. In de praktijk bleek de massale verhuizing van vaak niet al te edel menselijk materiaal de ontwikkeling van Siberië vooral in de weg te zitten.

In zijn boek The House of the dead. Siberian exiles under the tsars schetst Daniel Beer een wijds panorama van Siberië als verbanningsoord onder de tsaren. Van de talloze ongelukkigen die onvrijwillig de Oeral overtrokken, een vaak hels bestaan tegemoet, liet slechts een fractie (Dekabristen, Fjodor Dostojevski, Poolse opstandelingen, revolutionairen) geschreven herinneringen na. Beers boektitel verwijst uiteraard rechtstreeks naar House of the dead (Aantekeningen uit het dodenhuis) van Dostojevski, waarin die zijn ervaringen als dwangarbeider beschrijft. Beer putte verder uit archieven in Sint-Petersburg, Moskou en diverse steden verspreid over Siberië. 

Verbanning naar Siberië (vaak in combinatie met dwangarbeid) nam in de eerste helft van de 19de eeuw een grote vlucht, vooral doordat landloperij strafbaar werd gesteld. Wie lijfeigenschap of dienstplicht dacht te ontlopen door de benen te nemen, kon, wanneer hij werd gepakt, rekenen op een martelende voettocht richting oosten. Zo waren er van de 160.000 mannen en vrouwen die tussen 1826 en 1846 naar Siberië werden gestuurd, 48.500 veroordeeld als zwerver. De route richting het oosten liep lang niet altijd via de rechtszaal. Een boerendorp hoefde een lid van de gemeenschap maar voor te dragen bij de landeigenaar voor deportatie en de kans op een gedwongen vertrek was groot. Zo’n ‘administratieve banneling’ had dan wel weer het geluk dat hij tijdens de reis, die een of twee jaar kon duren, niet geketend was. Dit in tegenstelling tot de misdadigers, die vooraan in de konvooien liepen, die aan elkaar vastzaten, wat niet alleen moeilijk liep, maar ook erg lastig was als iemand voor zijn behoefte even naar de kant moest.     

Beer plaatst het ‘Siberië-beleid' in een historische context. Zo krijgt de lezer nog even in grote lijnen de Poolse strubbelingen uitgelegd en wordt ook de onweerstaanbare groei van de revolutionaire beweging belicht. Duidelijk wordt hoezeer de Poolse opstand van 1863, de moord op Alexander II (1881) en de revolutie van 1905 het aantal bannelingen opstuwden. Ondertussen deed het uitdijende spoorwegennet het besef groeien dat kolonisatie-door-verbanning een achterhaald concept was. Wat zou je onbetrouwbare elementen nog richting Siberië dwingen, wanneer je gemotiveerde boeren met een relatief eenvoudige reis en gratis grond ook die kant op kon krijgen. Wilde Siberië echt tot ontwikkeling komen, dan moest het bevrijd worden van de steeds zwaardere last die het gevangenissysteem vormde. Daarnaast werd tegen het einde van de 19de eeuw het protest tegen het mensonterende strafsysteem steeds sterker - in binnen- en buitenland. Anton Tsjechov met zijn Reis naar Sachalin en Lev Tolstoj met zijn roman Opstanding verschaften de tegenstanders munitie. In het buitenland deed de Amerikaan George Kennan dat met Siberia and the Exile System. In maart 1890 werd in het Londense Hyde Park gedemonstreerd tegen de hardvochtige behandeling van Russische politieke gevangenen, in Amerika werd in de jaren 1890 een miljoen handtekeningen opgehaald.

Isaak Levitan - Vladimirka (1892). De Vladimirka was de weg waarover de konvooien naar Siberië liepen.

Beer beschrijft gedetailleerd de omstandigheden tijdens de reis naar Siberië. De veroordeelden organiseerden zichzelf in arteli, wat enige bescherming bood tegen bewakers onderweg en het gevangenispersoneel in de pleisterplaatsen op de lange route. Velen waren bij aankomst zo verzwakt, dat er van enige serieuze fysieke arbeid geen sprake meer kon zijn. De toestanden in de mijnen, de bureaucratische wanorde (de toestroom van Poolse bannelingen na ‘1863’ zorgde voor een onvoorstelbare chaos), het droeve lot van vele vrouwen (vooral op Sachalin), de talloze ontsnapte ‘desperado’s’ die vaak in groepen dorpen onveilig maakten, het komt allemaal voorbij - net als de drie verschillende zwepen die werden gebruikt bij lijfstraffen.

De poel van politieke bannelingen na 1863 en 1881 maakten van Siberië - of althans van de dorpen en stadjes waar zij bijeen zaten - een revolutionair broeinest. Met hun voortdurende strijd tegen de willekeur van de lokale overheden zorgden zij voor een radicalisering ter plekke die het failliet van het strafbeleid nog eens onderstreepte. Van een plek voor quarantaine van opstandige elementen, veranderde Siberië steeds meer in een bron van infectie. Dit was een van de factoren die in 1899 leidden tot hervormingen, maar die bleken halfslachtig. Na de revolutie van 1905 schoot het aantal bannelingen weer omhoog. Pas in april 1917 schafte de Voorlopige Regering verbanning als strafmaatregel af.

*

In 1921 werd de Vereniging van Voormalige Politieke Dwangarbeiders opgericht, met een eigen tijdschrift en een flatgebouw in Sint-Petersburg waar leden huisvesting kregen. In de jaren dertig werd de vereniging opgeheven, 130 leden werden geëxecuteerd, negentig leden belandden in een kamp in Siberië. Daar was inmiddels een op industriële leest geschoeid dwangarbeidsysteem in het leven geroepen, waarbij de verbanningspraktijken onder de tsaren maar bleekjes afstaken.