Goelag

Dina Verni bezingt jaloezie en verlangen in een ver kamp - Jij lacht maar.

(Eerste publicatie: 15-11-2012)

Dina Verni chansons kampliedjes Goelag kamp Parijs Sovjetunie

Hoeveel wanhopige jaloezie kan je samenballen in zestien regeltjes? Heel veel. (De beelden hieronder passen niet echt bij de tekst - ik heb geen betere variant kunnen vinden): 

Dina Verni (1919-2009), geboren in Kisjinjov (Chisinau), belandde tijdens de burgeroorlog in Frankrijk. In Parijs werd ze de muze van beeldhouwer Maillol. Tijdens een bezoek aan de USSR in de jaren vijftig verzamelde ze liedjes uit de kampen, die toen leegstroomden. Ze leerde ze uit haar hoofd (op schrift zouden ze het land niet zijn uitgekomen) en nam in Parijs een LP op met een selectie ervan. (Over Verni schreef ik eerder hier.)

Hieronder de Russische tekst, gevolgd door mijn vertaling. Ik heb me daarbij niet bekommerd om metrum en rijm. (Heeft iemand een mooi alternatief voor regel vijf, zonder twee keer het woord sneeuw? In het Russisch staat daar: sneg da vjoega - sneeuw en sneeuwstorm.)

Helemaal onderaan nog een Russischtalig interview met Verni.  

Dina Verni - А ты хохочешь

А ты хохочешь, ты всё хохочешь,
Кто-то снял тебя в полный рост...
Хороводишься, с кем захочешь,
За семь тысяч отсюда вёрст.

А у меня кругом — снег да вьюга,
И мороз берёт в тиски...
Но мне жарче, чем тебе на юге,
От ревности и от тоски.

Обмороженный и простуженный,
Я под ватником пронесу
Тело нежное, фото южное,
Полуголую твою красу.

А ты хохочешь, ты всё хохочешь,
Совсем раздетая в такой мороз...
Хороводишься, с кем захочешь,
За семь тысяч отсюда вёрст. 
За так много отсюда вёрст. 

Dina Verni - En jij lacht maar

En jij lacht maar, je lacht maar steeds
Iemand heeft je languit gefotografeerd
Je bent aan de zwier met wie je maar wilt
Zevenduizend werst van hier

En ik heb hier om me heen alleen jagende sneeuw
De vorst heeft me in haar greep
Maar ik heb het warmer dan jij in het zuiden
Van jaloezie en verlangen

Helemaal bevroren en verkouden
Draag ik onder mijn jack
Jouw teder lichaam, een foto uit het zuiden
Jouw halfnaakte schoonheid met me mee

En jij lacht maar, jij lacht maar steeds
Helemaal uitgekleed bij zulke vorst…
Je bent aan de zwier met wie je maar wilt
Zevenduizend werst van hier.
Zo veel werst van hier.


Het wrange Donskoj kerkhof: een grafsteen voor beul Blochin, drie massagraven voor zijn slachtoffers.

(Eerste publicatie: 8-20-2012)

Het is ongetwijfeld een van de meest bizarre, wrange begraafplaatsen ter wereld: het Nieuwe Kerkhof van het Donskoj klooster in Moskou. Waar elders vind je massagraven van terreurslachtoffers met op minder dan een steenworp afstand het keurig verzorgde graf van hun beul.

Blokhin Blochin Donskoi Goelag Stalin Moskou begraafplaats

Hier hebt u die beul, Vasili Michajlovitsj Blochin. Vasili had een speciaal, bruinleren schort voor en droeg handschoenen tot over zijn ellebogen, wanneer hij de ‘vijanden van het volk’ een kogel door het hoofd joeg. Velen van zijn duizenden slachtoffers werden in het crematorium op het kloosterterrein verbrand. Hun as belandde in een van de drie massagraven daar.  

Blochin maakte een glanzende carrière binnen de NKVD. Hij behoorde tot de bewakers van Stalin, schoot gevangenen dood en schopte het tot generaal-majoor. Hij werd beloond met medailles, een auto (een M-20, Pobeda) en een erewapen, een mauser (hoewel hij zelf liever met een Duitse walter schoot, die werden niet zo snel warm). Tot Blochins bekendste slachtoffers behoorden maarschalk Toechatsjevski en oud-hoofd van de NKVD Jezjov.

Na de dood van Stalin werd Blochin met pensioen gestuurd. Dat pensioen werd hem al snel ontnomen, net als zijn rang van generaal-majoor. Hij overleed in 1955 aan een hartaanval.

De pronte grafsteen van Blochin is nauwelijks te missen. Hij ligt meteen links van de ingang van het kerkhof, je komt er onvermijdelijk langs als je naar de massagraven loopt. Daar zijn er drie van, op elke plek waar de as van de doodgeschoten gevangenen in een kuil werd gedumpt. Ze behoren tot de indrukwekkendste gedenkplaatsen die ik ken.

slachtoffers repressie Stalin zuiveringen begraafplaats Moskou

Na mijn bezoek aan de Donskoj begraafplaats ging ik naar het Goelagmuseum (pal in het centrum: Petrovka 16). Ik wilde weten of het graf van Blochin zo goed verzorgd werd door familie of door de instantie die hij ooit zo ijverig diende. Een medewerker zei vrij beslist dat de familie daar verantwoordelijk voor was. Ik zag in het museum ook nog dit schilderij hangen, een kopie van een werk van E. Veidemanis. Misschien heeft Vasili Blochin als inspiratie gediend, al ontbreken schort en handschoenen. Of er een mauser of een walter wordt gebruikt, weet ik niet.

executies Stalin KGB zuiveringen Goelag Moskou Donskoj begraafplaats

(Blochin en zijn slachtoffers liggen op de Nieuwe Begraafplaats van het Donskoj klooster. Ik schreef eerder al over de Oude Begraafplaats, waar onder anderen Aleksandr Solzjenitsyn begraven ligt.)

De traan van Solzjenitsyn op de begraafplaats van het Donskoj klooster.

(Eerste publicatie: 27-9-2012)

pantserwagen, Donskoj klooster Moskou

Ik liep in Moskou het grote, stevig ommuurde Donskoj klooster binnen en botste bijna tegen een  witte pantserwagen op die een meter boven een vrachtwagen hing. Dat leidde nogal af van de opdracht die ik mij had gesteld: vind het graf van een KGB-beul met bloed aan zijn handen, die niet al te lang geleden met een mooie grafsteen is geëerd.

IMG_8057.jpg

In een hoek stonden ook nog een T34-tank en een Stalinorgel, en ook daar was een takelwagen in de weer. “Gebeurt dit hier dit elke dag?” vroeg ik aan een priester. “Nee. We hebben een nieuwe directie. We hadden ook herten en pauwen, die zijn al weg.”

priester Russisch-Orthodoxe kerk Donskoj klooster Moskou

Met geld van gelovigen werden in de Tweede Wereldoorlog tanks en ander materieel geproduceerd. Wat daar uiteindelijk van over was, belandde voor een deel via het Museum van de Strijdkrachten binnen de muren van het klooster. Wat de nieuwe directie tegen die tanks heeft (en tegen herten en pauwen), weet ik niet, maar als u ze nog wilt zien, bent u te laat.

Nadat ik een boel foto’s had gemaakt, besloot ik toch maar eens op zoek te gaan naar dat graf. Al snel begreep ik dat ik mijn bezoek aan het klooster wel wat beter had mogen voorbereiden. De grafsteen kon ik niet vinden. Plots herinnerde ik me ook dat er op het kloosterterrein in het geheim veel slachtoffers van de Stalinterreur waren begraven. Ook daar had ik van tevoren weleens wat over mogen lezen. Al rondslenterend vond ik er geen sporen van. Waarbij ik als excuus kan aanvoeren dat ik opnieuw nogal werd afgeleid: de koepels van het klooster en de herfstkleuren van de bomen trokken mijn blik steeds weer omhoog.

Toen zag ik opeens een foto van Aleksandr Solzjenitsyn. Ach ja, natuurlijk, die was hier begraven! (Dat is wel het voordeel van een slechte voorbereiding; je wordt af en toe verrast.) Ik liep op de foto af en zag een traan op het glas zitten.

graf Solzjenitsyn Russische schrijver Moskou Donskoj klooster Moskou

Nu zou ik kunnen afsluiten met een alinea over die begraven Stalinslachtoffers, die KGB-beul en de traan van Solzjenitsyn, maar dan wordt het erg pathetisch. En het was tenslotte ook maar een regendruppel. Een aardige herfstfoto dan maar tot slot:

herfst Moskou graf klooster Solzjenitsyn Donskoj Moskou

(Bovenstaand stukje stond twee dagen in de steigers. Inmiddels heb ik gezocht naar meer informatie over die Stalinslachtoffers. Al snel las ik dit: "The cemetery [met de massagraven] is also called the New Cemetery of Donskoy Monastery and should not be confused with the neighbouring and much bigger Old Donskoy Cemetery." Ik was dus op het verkeerde kerkhof. Hoe mooi het daar ook was, het is vrij gênant. Ik probeer dit nog tijdens mijn huidige verblijf in Moskou goed te maken met een nieuw bezoek, nu aan de goede begraafplaats.)

Update: over mijn tweede bezoekje, nu aan de Nieuwe begraafplaats, leest u hier

Alpinist Vasili Semenovski: van bergtop naar massagraf

(Eerste publicatie: 23-3-2012)

Karl Schlögel schreef erover in Terreur en droom. Moskou 1937: als bergbeklimmer was je onder Stalin niet alleen op steile bergwanden je leven niet zeker. Schlögel wijdde er maar een enkel zinnetje aan, een detail tegen de achtergrond van de massale terreur, maar mijn oog bleef erachter haken. Het zal het contrast zijn: stoere mannen met – zeker in de jaren twintig en dertig - het imago van onverschrokken ontdekkingsreizigers, kansloos vermorzeld, geëindigd in een naamloos massagraf.

Ik ging op zoek naar namen en had er snel een handvol gevonden. Ik licht er eentje uit: Vasili Loginovitsj Semenovski. Geboren in 1884 in Kasjin, van adel, onder het tsarenbewind meerdere keren opgepakt wegens politieke activiteiten. In 1907 ontsnapt hij uit het gevangenisziekenhuis en vlucht naar Zwitserland. Daar wordt hij besmet met het alpinistenvirus. Na de Revolutie van 1917 werkt hij in Wenen en Hamburg als diplomaat van het nieuwe regime, in 1935 keert hij terug naar de Sovjetunie.

In de Sovjetunie speelt hij een centrale rol in de ontwikkeling van het alpinisme. Het is de tijd van poolexpedities en vliegrecords. Niet alleen de menselijke geest, ook de natuur moet veroverd. Bergtoppen worden vernoemd naar Lenin, Stalin, Molotov, de Komintern en zelfs naar de OGPU. In het Pamirgebergte liggen twee bergtoppen naast elkaar: de Karl Marx en de Friedrich Engels.

Semenovski leidt de bergsectie van de Vereniging voor Proletarisch Toerisme. Hij houdt zich bezig met de scholing van kliminstructeurs, organiseert oefenexpedities en beklimt ondertussen toppen die niet eerder zijn bedwongen. Midden jaren dertig is hij de drijvende kracht achter de Alpiniades, waar honderden beginnende alpinisten bijeenkomen. Hij schrijft boeken over bergbeklimmen, in 1936 krijgt hij als eerste de titel Verdienstelijk Meester van Alpinisme. In het voorjaar van 1937 besteden kranten aandacht aan zijn dertigjarig alpinistenjubileum. In de nacht van 6 op 7 november wordt hij gearresteerd. 

Semenovski belandt in de Taganski gevangenis, berucht om zijn verhoormethoden. Behalve het lidmaatschap van een “Fascistische-contrarevolutionare organisatie onder alpinisten en toeristen” (wachtwoord: bergen), wordt hij beschuldigd van het “opzettelijk veroorzaken van catastrofen in de bergen”. Er waren dat jaar zeventien alpinisten verongelukt. Semenovski capituleert voor zijn ondervragers en ‘bekent’. Op 28 februari 1938 wordt hij op de schietplaats Boetovo bij Moskou doodgeschoten.

In 1956 wordt zijn naam gezuiverd. De boeken die hij schreef, mogen dan weer genoemd worden. In Noord-Ossetië en de Kaukasus zijn toppen naar hem vernoemd.

5303d2a2f305.jpg

Gebroederlijk in Stalins massagraf: bergbeklimmers en schoenpoetsers. Karl Schlögel over Moskou, 1937.

(Eerste publicatie: 12-3-2012)

Wat ook en gevaarlijk beroep was onder Stalin: bergbeklimmer. En was je in 1937 in Moskou schoenpoetser, dan was er ook een lelijke kans dat je 1938 niet zou halen.

Een van de plaatsen waar slachtoffers van de Stalinterreur een kogel in het achterhoofd kregen, was Boetovo, gelegen aan de rand van de hoofdstad. Tussen 8 augustus 1937 en 19 oktober 1938 werden daar ruim 20.000 mensen geëxecuteerd. De grafkuilen werden met zand afgedekt met behulp van een bulldozer, merk Komsomolets.

Karl Schlögel geeft in zijn omvangrijke studie Terreur en droom. Moskou 1937 een sociale ‘dwarsdoorsnee’ van de graven in Boetovo. Naamlozen belandden er naast prominente persoonlijkheden: generaals, sportlieden, piloten, kunstenaars – slachtoffers van op hol geslagen willekeur. Ook werden velen vermoord louter en alleen omdat ze tot een bepaalde etnische groep behoorden.

Opvallend, aldus Schlögel, is het grote aantal in Boetovo geëxecuteerde bergbeklimmers en alpinisten, die net als talloze anderen een rol kregen toebedeeld in de meest fantastische spionagecomplotten. Doordat zij zich vaak ophielden in grensgebieden, internationale contacten hadden en deelnamen aan gemengde expedities, waren zij een extra makkelijke prooi. En het waren niet de minste klimmers, naar enkelen van hen waren toppen in het Tian Shangebergte vernoemd. (Over de vermoorde alpinisten volgt nog een apart stukje).

Door Schlögel werd ik ook gewezen op een kleine etnische minderheid, waarvan de leden in de jaren dertig in Moskou veelal als schoenpoetser hun brood verdienden: de Ajsory of Assyriërs. De christelijke Assyriërs ontvluchtten in 1915 het etnisch geweld in Turkije. Een aantal vestigde zich in Georgië en Armenië, enkele tienduizenden trokken verder naar Rusland. Het Russisch niet machtig, waren ze veroordeeld tot eenvoudig handwerk. Schoenen poetsen en repareren werd hun specialiteit. Ziet u vandaag de dag in Moskou of Sint-Petersburg een kiosk met een schoenmaker, mooie kans dat daar een nakomeling van de Assyrische vluchtelingen uit Turkije in zit.

De Assyrische gemeenschap kreeg in de jaren dertig zware klappen. Hun vereniging werd opgeheven, de leiders geëxecuteerd. Ook de kleine scharrelaars met hun schoenenbedoeninkje werden vermoord, samen met zigeuners, waarzegsters en prostituees. Velen van hen belandden in een naamloos graf in Boetovo.

In Boetoevo vonden na eind 1938 geen executies meer plaats. Wel werd het terrein nog gebruikt voor testritten van het voor Stalin bestemde voertuig, type ZIS-110.  De barakken werden ook gebruikt voor krijgsgevangen, later kwamen er nog een sanatorium voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en een vakantiekamp voor de jeugd. In de jaren negentig werden opgravingen verricht. Er werden drie lagen van samengeklonterde stoffelijke resten blootgelegd. Er is nu een gedenkplaats, waarover hier (Engels) en hier (Russisch) meer.  



Schlögel schrijft in Terreur en droom. Moskou 1937 niet alleen over de terreur. Gedetailleerd komen tal van congressen, festiviteiten, parades, bouwprojecten en culturele manifestaties aan bod. Moskou is in 1937 een snelkookpan, een stad die in de hoogste versnelling is gezet, tegen de achtergrond van een levensbedreigende willekeur. Een hallucinerende combinatie van droom en terreur.

(Terreur en droom. Moskou 1937 verscheen in 2008 in het Duits, in 2011 in het Nederlands en Russisch: Карл Шлегель - Террор и мечта. Москва 1937.) 

Maks Kjoess: componist van Golven van de Amoer, kapelmeester in het kamp van het Moskva-Wolgakanaal.

(Eerste publicatie: 6-3-2012)

Luistert u eerst even naar een van de bekendste Russische walsen, Golven van de Amoer (Амурские Волны.) 




[Door een niet meer te repareren slordigheid hier een alinea van dit artikel verloren gegaan. Daarin stond geschreven waar ik voor het eerst vermeld zag staan dat componist Maks Kjoess onder Stalin in een kamp had gezeten.] 

De componist van zo’n lieflijke wals gevangen in de Goelag? En daar dan ook nog muziek maken? Daar wilde ik meer van weten. Wat meteen opviel: een aantal bronnen (onder meer de Russische Wikipedia) maken helemaal geen melding van Kjoess’ verblijf in Dmitlag, het kamp op zo’n 60 kilometer van Moskou. Eigenaardig, want dat verblijf daar – dat bleek al snel – is gewoon gedocumenteerd.

Kjoess werd in 1877 (volgens sommige bronnen in 1874) geboren in Odessa (ook genoemd wordt: Sjavli in Litouwen). Een groot deel van zijn werkzame leven was hij orkestleider in het leger. Dat bracht hem in het Russische Verre Oosten, waar de rivier de Amoer stroomt. Zijn beroemdste muziekstuk droeg hij op aan Vera Jakovlevna Kirillenko, de echtgenote van een hoge officier. Dat maakt de titel extra dubbelzinnig, want had hij nou de golven van het Franse amour voor ogen, of van die Siberische rivier (Amoer, Amur, Amour … in het Russisch is dat hetzelfde woord: Амур.) Hoe dan ook, er komt gedonder van en Kjoess – we schrijven 1910 - moet op zoek naar een andere baan.

Hij belandt in Odessa en jaren later, onder de Sovjets, in Moskou. Daar besluit hij zich, in 1933, vrijwillig aan te melden als kapelmeester in het nabijgelegen Dmitlag. Er werken daar ook tal van niet-gevangenen, die apart worden gehuisvest. Binnen een paar maanden heeft hijhet eerste orkestje van gevangenen speelklaar. Hij vormt er meerdere, voor verschillende sectoren van het kamp. Kjoess houdt het twee jaar vol in Dmitlag, dan keert hij terug naar Odessa.

Hier is een orkestje in Dmitlag te zien (vanaf 13.50). De dirigent is helaas niet Kjoess: 


In Oddessa geeft Kjoess onder meer les aan weeskinderen. Hij is in de stad wanneer de Tweede Wereldoorlog begint. Hij vlucht niet en wordt in 1942 vermoord. Vorig jaar werd een gedenksteen onthuld op het adres waar hij heeft gewoond, Ul. Ekaterinskoj 2:


De Stalinterreur: Stephen Cohen over de terugkeer van de overlevenden in de Sovjet-samenleving.

(Eerste publicatie: 7-12-2011)

In de jaren na Stalins dood keerden miljoenen kampbewoners, overlevenden van wat wel de ‘Tweede Holocaust’ wordt genoemd, terug in de Sovjet-maatschappij. Ook hun gebrandmerkte familieleden (de arrestatie van een naaste verwant maakte iemand tot outcast) konden gaan proberen om hun leven weer op te pakken. Hoe verging het al die (indirecte) slachtoffers van de Stalinterreur in de jaren onder Chroesjtsjov en daarna, tot aan onze dagen? Die vraag stelt Stephen Cohen zich in zijn boek The victims return.

Anna Larina

Anna Larina

Cohen pretendeert wat meer dan hij waarmaakt. Vanaf zijn eerste langere verblijf in de Sovjetunie, in de jaren zeventig, verkeerde hij vooral onder ‘vooraanstaande’ ex-gevangenen of hun nabestaanden, zoals Anna Larina (de weduwe van Boecharin), Lev Razgon en Anton Antonov-Ovsejenko. Het zijn vooral hun verhalen en hun strijd voor eerherstel van de slachtoffers en hun verzet tegen de restalinisatie die in The victims return aanbod komen.

Geen verhalen dus van gewone burgers, zoals in Orlando Figes’ onvolprezen The whisperers, maar er blijft genoeg over om het boeiend te houden. Zo beschrijft Cohen de invloed  van voormalige zeks (gevangenen) op het beleid van Chroesjtsjov, de partijleider die de sluizen leek open te zetten naar een complete destalinisatie. Twee belangrijke spelers waren Olga Sjatoenovskaja en Aleksej Snegov, vrijgekomen in 1953 en 1954. Al snel behoorden zij tot de brede entourage van Chroestjov en diens bondgenoot Anastas Mikojan. Zij waren het, aldus Cohen, die de nieuwe partijleider aanzetten om alle gevangenen zo snel mogelijk vrij te laten. Ook overtuigden zij Chroesjtsjov van de noodzaak om Stalins misdaden openlijk aan de kaak te stellen. Dat gebeurde in Chroesjtsjovs beroemde rede op het 20ste partijcongres in 1956.

Chroesjtjsov ging tenslotte ten onder in de strijd tussen de voor- en tegenstanders van de destalinisatie, en met hem de zeks in zijn omgeving, die hun invloed (maar niet hun leven) verloren. Cohen laat goed zien hoe de positie van de vooraanstaande oud-kampgevangenen en hun nabestaanden meedeinde op de golven van de politiek. Tijdens de grijze stagnatie onder Brezjnev werd hun de mond gesnoerd. Onder Gorbatsjov keerden ze triomfantelijke terug aan het front en brak – met talloze memoires, conferenties en de oprichting van Memorial - de dam rond het opgekropte Stalin-verleden pas echt.

Stalin heeft sindsdien echter weer een flinke comeback gemaakt. De nostalgie rond zijn persoon, de hang naar een overzichtelijk verleden met een stevig centraal gezag, zo betoogt Cohen met rede, is vooral het gevolg van de implosie van de USSR en de economische chaos die daarop volgde. Een sturende hand van het Kremlin ziet hij hierin niet. De huidige positie van Stalin is niet onwankelbaar, vroeg of laat komen de slachtoffers weer aan bod, verwacht Cohen: bij monde van hun nabestaanden, gesteund door politici die tijdens Gorbatsjovs perestrojka zijn gevormd.

 (Aanbevolen literatuur over de Stalinterreur:
- Orlando Figes – The whisperers
- Varlam Sjalamov – Berichten uit Kolyma
- Eugenia Ginzburg – Journey into the whirlwind.)
 

Stephen Cohen over zijn The victims return:


Dovenvereniging Leningrad – in 1937 een broeinest van ‘fascistische terreur’

(Eerste publicatie: 14-4-2011)

Op 10 december 1937 werden in Leningrad 34 doven ter dood veroordeeld, negentien andere doven kregen tien jaar kamp. Ze werden schuldig bevonden aan de vorming van een “fascistisch-terroristische organisatie”, banden met het Duits consulaat en de voorbereiding van aanslagen op Sovjet-leiders. In 2008 werd op de gedenkplaats in Levasjovo, in de buurt van Sint-Petersburg, voor de vermoorde doven dit gedenkteken opgericht:

De veroordeelde doven waren allen lid van de zeer actieve Leningradse Vereniging van Doofstommen (Глухонемых - gluchonemych, letterlijk: doofstommen. Het woord doofstom was voor de oorlog ook in Nederland een ‘normaal’ woord, tegenwoordig wordt het niet of nauwelijks meer gebruikt.)

Wrang genoeg was het voorzitter Totmjanin zelf die de zaak in gang zette. Leden van zijn vereniging verdienden wat geld bij door zelfgemaakte ansichtkaarten aan de man te brengen. Als ‘eerlijke communist’ meldde Totmjanin dit bij de politie. Die deed huiszoeking bij enkele doven en vond daar kaartjes met de afbeelding van Hitler… Die bleken afkomstig van ene Albert Blühm (Блюм), een dove politieke emigrant uit Duitsland. Het ging om propaganda-kaartjes die in de jaren dertig in Duitse sigarettenpakjes zaten. Blühm had die pakjes opgestuurd gekregen van familie in Duitsland.

In 1937, op het hoogtepunt van de Stalin-terreur, was dit voor de beulen van de NKVD een kans voor open doel. Er werd een spionagezaak van gemaakt en er werden (met inschakeling van doventolken…) bekentenissen afgedwongen. Tot de geëxecuteerden behoorde ook voorzitter Totmjanin.

Ik raakte pas op de hoogte van deze ‘dovenzaak’ toen ik bovenstaande foto tegenkwam. Hier een filmpje over de onthulling van het beeld: [filmpje niet meer beschikbaar]

Het beeld staat op de gedenkplaats in Levasjovo, waar een kleine twintig jaar lang slachtoffers van de terreur gedumpt werden in massagraven. In het inmiddels hoog opgeschoten bos staan en liggen geïmproviseerde gedenktekentjes. Behalve het beeld voor de doven, zijn er ook officiële gedenktekens voor onder meer Poolse, Noorse, Duitse, Estse, Litouwse en Letse slachtoffers van de Stalinterreur. Bij mijn eerstkomende verblijf in Sint-Petersburg staat een bezoek aan Levasjovo zeker op het programma.

Levasjevo Gedenkplaats, Gorsjkoe Sjosse 143, dagelijks geopend van 09.00 – 18.00 uur. Vanaf metro Prospekt Prosvesjtsjenija bus 75 of taxibusje 455.

Een familielid vermoord onder Stalin - en schrijfster Tsjizjova over het historisch besef van Rusland.

(Eerste publicatie: 11-11-10)

Je kan niet veel mensen bij elkaar zetten die zo weinig met elkaar gemeen hebben als rock-zanger Joeri Sjetvtsjoek, society-koningin Ksenja Sobtsjak en megalomaan beeldhouwer Zoerab Tsereteli. Toch delen zij één ding: verwanten van hen waren het slachtoffer van de Stalinterreur.

Dat is niet opmerkelijk, want welke familie in de Sovjetunie werd níet geraakt door die op hol geslagen terreurmolen. Het tijdschrift Bolsjoj Gorod liet 26 mensen - niet alleen beroemdheden - het verhaal vertellen van hun verbannen, verminkte of vermoorde familieleden, met daarbij, indien beschikbaar, een foto van het slachtoffer.

 

Zo maar wat citaten:

“Toen we van de boot afkwamen, stonden daar drie mannen. Ik kijk naar hen en vraag: ‘Wie van hen is mijn papa?’ Ik had hem 13 jaar niet gezien.”

“Voor de eerste broer kwamen ze op 25 augustus 1937, voor de tweede een paar dagen later, voor de derde weer een paar dagen later, voor de vierde ook, de vijfde hebben ze in angst op zijn beurt laten wachten tot november.”

“Voor mij had het geen gevolgen meer dat mijn grootvader een vijand van het volk was. Maar mijn vader en oma werden er in 1938 om naar Tasjkent verbannen.”

“Ze hebben hem in 1938 doodgeschoten in een steenfabriek in Vorkoeta.” “Bij Koetaisi hebben ze alle wagons opengedaan en iedereen neergeschoten”. “Hij is in 1923 voor de tweede keer gearresteerd. Hij was lid van een hondenfokkerclub, dat werd gezien als een anti-sovjet-organisatie”. “In 1943 kwam ze vrij, ik wachtte op mama, en verwachtte natuurlijk een fee. Er kwam een magere, afgebeulde vrouw."

De Goelag Archipel van Aleksandr Solzjenitsyn staat sinds kort (in een verkorte versie) op de literatuurlijst voor scholieren. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het in Rusland zeker niet. De manier waarop men omgaat met het bloedige Sovjet-verleden, is moeilijk te bevatten. Waar Duitsland tientallen jaren bezig is geweest om het Nazi-verleden onder ogen te zien, wordt de Stalin-terreur in Rusland nog heel vaak weggestopt, gebagatelliseerd of goedgepraat.

Schrijfster Jelena Tsjizjova liet zich in een interview met Radio Svoboda (naar aanleiding van haar boek Vremja Zjensjtsjin) juist hierover uit. Rusland heeft volgens haar geen historisch geheugen, omdat al sinds de 19de eeuw elke generatie een nieuwe theorie, een nieuw speeltje ontdekt, en al het voorafgaande naar de mestvaalt verwijst. “In de 20ste eeuw is dat erger geworden. Niet in de laatste plaats doordat die generaties gewoon omkwamen.”

“En ook, omdat iemand die in Europa een normaal sociaal leven leidt, niet bang is om zijn kinderen de waarheid te vertellen. Onze mannen, zoals mijn vader, die zijn hele leven werkte en begreep dat elk onvoorzichtig woord gevolgen zou hebben voor de familie, voor mij, en voor hemzelf, onze mannen konden in hun hoedanigheid van vader niet praten.”

“En nog een mechanisme speelde mee. Wanneer een vader niet praat met zijn kind, gaat het kind op zijn 15de, 16de zelf dingen begrijpen. En die zelfstandige bewustwording vervreemdt hem voor altijd van zijn vader. Wij hadden bijvoorbeeld het duidelijk onterechte idee – ik kan er nu om lachen – dat onze ouders niets begrepen. Wíj wisten wat de Stalin-terreur was, de ouders niet. Zij zwegen immers, gingen gewoon naar hun werk, alsof alles goed en in orde was?”

Over de personages in haar boek Vremja Zjensjtsjin, oude vrouwen die het zwaar te verduren hebben gehad: “Al die verschrikkingen, waar een mens uit een ander land en uit een andere cultuur stuk voor stuk bij stil kan staan, die hij lang kan overdenken – maar hier… Ik wilde dat ze verschrikkelijke dingen zeiden, maar alsof dat gewoon alledaagse dingen waren. Daar zitten ze, die vrouwtjes, en ze vertellen hoe niemand van hun familie een begrafenis kreeg, dat hun verwanten werden doodgeschoten, maar ze vertellen het niet, ze zeggen het gewoon zo tussen neus en lippen door – zo is hun leven gelopen.”

De geschiedenis is een soort natuurverschijnsel, is dat de houding van een Rus tegenover het verleden? Je kan je er druk om maken, maar wat heeft het voor zin? Machteloos ben je toch.

(Een van de door Bolsjoi Gorod geportretteerden is een nazaat van het meisje Galja. Zij bood bloemen aan Stalin aan, haar foto kwam op de voorpagina van de Pravda, onder de kop “Bedankt kameraad Stalin voor onze gelukkige kinderjaren”. Over Galja en haar familie in een volgend stukje meer).