Stalin

Benedikt Sarnov beschrijft in 'Stalin en de schrijvers' het spel van wurgslang en konijn

(Eerste publicatie: 13-1-2013)

Benedikt Sarnov Stalin schrijvers

Het was geen spel van kat en muis – veeleer het spel van een wurgslang en een groepje konijnen. Dat beeld komt bovendrijven bij het lezen van het beklemmende Сталин и писатели (Stalin i pisateli/Stalin en de schrijvers) van Benedikt Sarnov. 

In vier kloeke delen beschrijft Sarnov het lot van de belangrijkste Russische schrijvers onder Stalin – van Gorki tot Boelgakov, van Pasternak tot Fadejev, van Babel tot Achmatova. De macht die hij over hen had was onbeperkt, angstaanjagend en verlammend. Hij maakte hen tot trouwe dienaar (Fadejev, Simonov), maakte ze monddood (Zosjtsjenko, Achmatova) of joeg ze echt de dood in (Babel, Mandelstam). 

Sarnov beschikt over een weidse blik en een vlotte pen. Ogenschijnlijk springt hij van de hak op de tak (een citaat van Zosjtsenko hier, een uitwijding over Hamlet daar), maar alles voert steevast naar het onderwerp dat voorligt: de afscheidsbrief van Fadejev, de vriendschap van Babel met leden van de geheime dienst of de toneelstukken van Erdman.

Je hoeft het werk van een schrijver niet te kennen om toch gepakt te worden door Sarnovs verhalen. Zo heb ik nooit wat gelezen van Aleksandr Fadejev, maar in het vierde en laatste deel van Stalin en de schrijvers zijn juist de bladzijden over hem het boeiendst. (Over een eerder deel van Sarnovs boek schreef ik hier.)

Aleksandr Fadejev

Aleksandr Fadejev

Fadejev pleegde op 13 mei 1956 (ruim drie jaar na de dood van Stalin) zelfmoord. Hij liet een brief achter, met als eerste zin: “Ik zie geen mogelijkheid om verder te leven, omdat de kunst waaraan ik mijn hele leven heb gegeven, te gronde is gericht door de van zichzelf overtuigde, ongeletterde partijleiding en nu niet meer hersteld kan worden.”

Fadejev (zijn bekendste boek is Molodaja Gvardija/De Jonge Garde) zag de literatuur als het hoogste goed. Dat bleek moeilijk te combineren met zijn hang naar macht en zijn liefde en angst voor Stalin. Privé kon Fadejev met vuur Boris Pasternak citeren, maar als voorzitter van de Schrijversbond overgoot hij de dichter met modder. Hij hield van het schrijversduo Ilf en Petrov, maar noemde hun werk in een officieel stuk van de Schrijversbond “lasterlijk”.

Fadejev besefte tegen het einde van zijn leven dat hij zelf een flinke steen had bijgedragen aan de vernietiging van de literatuur. Dat niet alleen - hij had de funeste uitwerking van de knellende band tussen literatuur en Kremlin zelf aan den lijve ondervonden. In opdracht van Stalin was hij begonnen aan de roman Tsjornaja metalloergija (IJzerindustrie). Centraal daarin moest de Grote Leider zelf staan, strijdend tegen ‘verraders’ die de ijzerindustrie wilden saboteren. Het schrijven verliep stroef en liep uit op jarenlang geworstel. Toen na de dood van Stalin bleek dat er helemaal geen ‘verraders’ in de ijzerindustrie (of welke andere industrie dan ook) waren, bleek Fadejevs geworstel ook nog eens voor niets te zijn geweest.

Konstantin Simonov 

Konstantin Simonov

 

Fadejev ga ik niet lezen. Anders ligt dat bij Konstantin Simonov. Ook hij – winnaar van zes Stalinprijzen – produceerde gedrochten (Sarnov doet daar vrij laconiek over), maar daar staat zijn vaak ontroerende liefdeslyriek tegenover. Het contrast tussen beide soorten werk kan bijna niet groter zijn en het is verbazingwekkend dat Simonov na de dood van Stalin – toen de hallucinante poppenkast ineenstortte – niet ook, net als collega Fadejev, kapotging aan twijfels en schuldgevoel. Simonov komt in deel 4 van Stalin en de schrijvers ook uitgebreid aan bod. Al komt hij bepaald niet sympathiek over – zijn gedichtenbundel S toboi i bez tebja (Met en zonder jou) schaf ik zeker aan.

Het bekendste gedicht van Simonov is Zjdi menja (Wacht op mij), uit 1941. Onder de tekening op deze envelop staat de eerste regel uit het gedicht. (Ik waag mij niet aan een vertaling.)


Жди меня

Жди меня, и я вернусь.
Только очень жди,
Жди, когда наводят грусть
Желтые дожди,
Жди, когда снега метут,
Жди, когда жара,
Жди, когда других не ждут,
Позабыв вчера.
Жди, когда из дальних мест
Писем не придет,
Жди, когда уж надоест
Всем, кто вместе ждет.
Жди меня, и я вернусь,
Не желай добра
Всем, кто знает наизусть,
Что забыть пора.
Пусть поверят сын и мать
В то, что нет меня,
Пусть друзья устанут ждать,
Сядут у огня,
Выпьют горькое вино
На помин души...
Жди. И с ними заодно
Выпить не спеши.
Жди меня, и я вернусь,
Всем смертям назло.
Кто не ждал меня, тот пусть
Скажет: - Повезло.
Не понять, не ждавшим им,
Как среди огня
Ожиданием своим
Ты спасла меня.
Как я выжил, будем знать
Только мы с тобой,-
Просто ты умела ждать,
Как никто другой.

Het wrange Donskoj kerkhof: een grafsteen voor beul Blochin, drie massagraven voor zijn slachtoffers.

(Eerste publicatie: 8-20-2012)

Het is ongetwijfeld een van de meest bizarre, wrange begraafplaatsen ter wereld: het Nieuwe Kerkhof van het Donskoj klooster in Moskou. Waar elders vind je massagraven van terreurslachtoffers met op minder dan een steenworp afstand het keurig verzorgde graf van hun beul.

Blokhin Blochin Donskoi Goelag Stalin Moskou begraafplaats

Hier hebt u die beul, Vasili Michajlovitsj Blochin. Vasili had een speciaal, bruinleren schort voor en droeg handschoenen tot over zijn ellebogen, wanneer hij de ‘vijanden van het volk’ een kogel door het hoofd joeg. Velen van zijn duizenden slachtoffers werden in het crematorium op het kloosterterrein verbrand. Hun as belandde in een van de drie massagraven daar.  

Blochin maakte een glanzende carrière binnen de NKVD. Hij behoorde tot de bewakers van Stalin, schoot gevangenen dood en schopte het tot generaal-majoor. Hij werd beloond met medailles, een auto (een M-20, Pobeda) en een erewapen, een mauser (hoewel hij zelf liever met een Duitse walter schoot, die werden niet zo snel warm). Tot Blochins bekendste slachtoffers behoorden maarschalk Toechatsjevski en oud-hoofd van de NKVD Jezjov.

Na de dood van Stalin werd Blochin met pensioen gestuurd. Dat pensioen werd hem al snel ontnomen, net als zijn rang van generaal-majoor. Hij overleed in 1955 aan een hartaanval.

De pronte grafsteen van Blochin is nauwelijks te missen. Hij ligt meteen links van de ingang van het kerkhof, je komt er onvermijdelijk langs als je naar de massagraven loopt. Daar zijn er drie van, op elke plek waar de as van de doodgeschoten gevangenen in een kuil werd gedumpt. Ze behoren tot de indrukwekkendste gedenkplaatsen die ik ken.

slachtoffers repressie Stalin zuiveringen begraafplaats Moskou

Na mijn bezoek aan de Donskoj begraafplaats ging ik naar het Goelagmuseum (pal in het centrum: Petrovka 16). Ik wilde weten of het graf van Blochin zo goed verzorgd werd door familie of door de instantie die hij ooit zo ijverig diende. Een medewerker zei vrij beslist dat de familie daar verantwoordelijk voor was. Ik zag in het museum ook nog dit schilderij hangen, een kopie van een werk van E. Veidemanis. Misschien heeft Vasili Blochin als inspiratie gediend, al ontbreken schort en handschoenen. Of er een mauser of een walter wordt gebruikt, weet ik niet.

executies Stalin KGB zuiveringen Goelag Moskou Donskoj begraafplaats

(Blochin en zijn slachtoffers liggen op de Nieuwe Begraafplaats van het Donskoj klooster. Ik schreef eerder al over de Oude Begraafplaats, waar onder anderen Aleksandr Solzjenitsyn begraven ligt.)

Alpinist Vasili Semenovski: van bergtop naar massagraf

(Eerste publicatie: 23-3-2012)

Karl Schlögel schreef erover in Terreur en droom. Moskou 1937: als bergbeklimmer was je onder Stalin niet alleen op steile bergwanden je leven niet zeker. Schlögel wijdde er maar een enkel zinnetje aan, een detail tegen de achtergrond van de massale terreur, maar mijn oog bleef erachter haken. Het zal het contrast zijn: stoere mannen met – zeker in de jaren twintig en dertig - het imago van onverschrokken ontdekkingsreizigers, kansloos vermorzeld, geëindigd in een naamloos massagraf.

Ik ging op zoek naar namen en had er snel een handvol gevonden. Ik licht er eentje uit: Vasili Loginovitsj Semenovski. Geboren in 1884 in Kasjin, van adel, onder het tsarenbewind meerdere keren opgepakt wegens politieke activiteiten. In 1907 ontsnapt hij uit het gevangenisziekenhuis en vlucht naar Zwitserland. Daar wordt hij besmet met het alpinistenvirus. Na de Revolutie van 1917 werkt hij in Wenen en Hamburg als diplomaat van het nieuwe regime, in 1935 keert hij terug naar de Sovjetunie.

In de Sovjetunie speelt hij een centrale rol in de ontwikkeling van het alpinisme. Het is de tijd van poolexpedities en vliegrecords. Niet alleen de menselijke geest, ook de natuur moet veroverd. Bergtoppen worden vernoemd naar Lenin, Stalin, Molotov, de Komintern en zelfs naar de OGPU. In het Pamirgebergte liggen twee bergtoppen naast elkaar: de Karl Marx en de Friedrich Engels.

Semenovski leidt de bergsectie van de Vereniging voor Proletarisch Toerisme. Hij houdt zich bezig met de scholing van kliminstructeurs, organiseert oefenexpedities en beklimt ondertussen toppen die niet eerder zijn bedwongen. Midden jaren dertig is hij de drijvende kracht achter de Alpiniades, waar honderden beginnende alpinisten bijeenkomen. Hij schrijft boeken over bergbeklimmen, in 1936 krijgt hij als eerste de titel Verdienstelijk Meester van Alpinisme. In het voorjaar van 1937 besteden kranten aandacht aan zijn dertigjarig alpinistenjubileum. In de nacht van 6 op 7 november wordt hij gearresteerd. 

Semenovski belandt in de Taganski gevangenis, berucht om zijn verhoormethoden. Behalve het lidmaatschap van een “Fascistische-contrarevolutionare organisatie onder alpinisten en toeristen” (wachtwoord: bergen), wordt hij beschuldigd van het “opzettelijk veroorzaken van catastrofen in de bergen”. Er waren dat jaar zeventien alpinisten verongelukt. Semenovski capituleert voor zijn ondervragers en ‘bekent’. Op 28 februari 1938 wordt hij op de schietplaats Boetovo bij Moskou doodgeschoten.

In 1956 wordt zijn naam gezuiverd. De boeken die hij schreef, mogen dan weer genoemd worden. In Noord-Ossetië en de Kaukasus zijn toppen naar hem vernoemd.

5303d2a2f305.jpg

Gebroederlijk in Stalins massagraf: bergbeklimmers en schoenpoetsers. Karl Schlögel over Moskou, 1937.

(Eerste publicatie: 12-3-2012)

Wat ook en gevaarlijk beroep was onder Stalin: bergbeklimmer. En was je in 1937 in Moskou schoenpoetser, dan was er ook een lelijke kans dat je 1938 niet zou halen.

Een van de plaatsen waar slachtoffers van de Stalinterreur een kogel in het achterhoofd kregen, was Boetovo, gelegen aan de rand van de hoofdstad. Tussen 8 augustus 1937 en 19 oktober 1938 werden daar ruim 20.000 mensen geëxecuteerd. De grafkuilen werden met zand afgedekt met behulp van een bulldozer, merk Komsomolets.

Karl Schlögel geeft in zijn omvangrijke studie Terreur en droom. Moskou 1937 een sociale ‘dwarsdoorsnee’ van de graven in Boetovo. Naamlozen belandden er naast prominente persoonlijkheden: generaals, sportlieden, piloten, kunstenaars – slachtoffers van op hol geslagen willekeur. Ook werden velen vermoord louter en alleen omdat ze tot een bepaalde etnische groep behoorden.

Opvallend, aldus Schlögel, is het grote aantal in Boetovo geëxecuteerde bergbeklimmers en alpinisten, die net als talloze anderen een rol kregen toebedeeld in de meest fantastische spionagecomplotten. Doordat zij zich vaak ophielden in grensgebieden, internationale contacten hadden en deelnamen aan gemengde expedities, waren zij een extra makkelijke prooi. En het waren niet de minste klimmers, naar enkelen van hen waren toppen in het Tian Shangebergte vernoemd. (Over de vermoorde alpinisten volgt nog een apart stukje).

Door Schlögel werd ik ook gewezen op een kleine etnische minderheid, waarvan de leden in de jaren dertig in Moskou veelal als schoenpoetser hun brood verdienden: de Ajsory of Assyriërs. De christelijke Assyriërs ontvluchtten in 1915 het etnisch geweld in Turkije. Een aantal vestigde zich in Georgië en Armenië, enkele tienduizenden trokken verder naar Rusland. Het Russisch niet machtig, waren ze veroordeeld tot eenvoudig handwerk. Schoenen poetsen en repareren werd hun specialiteit. Ziet u vandaag de dag in Moskou of Sint-Petersburg een kiosk met een schoenmaker, mooie kans dat daar een nakomeling van de Assyrische vluchtelingen uit Turkije in zit.

De Assyrische gemeenschap kreeg in de jaren dertig zware klappen. Hun vereniging werd opgeheven, de leiders geëxecuteerd. Ook de kleine scharrelaars met hun schoenenbedoeninkje werden vermoord, samen met zigeuners, waarzegsters en prostituees. Velen van hen belandden in een naamloos graf in Boetovo.

In Boetoevo vonden na eind 1938 geen executies meer plaats. Wel werd het terrein nog gebruikt voor testritten van het voor Stalin bestemde voertuig, type ZIS-110.  De barakken werden ook gebruikt voor krijgsgevangen, later kwamen er nog een sanatorium voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en een vakantiekamp voor de jeugd. In de jaren negentig werden opgravingen verricht. Er werden drie lagen van samengeklonterde stoffelijke resten blootgelegd. Er is nu een gedenkplaats, waarover hier (Engels) en hier (Russisch) meer.  



Schlögel schrijft in Terreur en droom. Moskou 1937 niet alleen over de terreur. Gedetailleerd komen tal van congressen, festiviteiten, parades, bouwprojecten en culturele manifestaties aan bod. Moskou is in 1937 een snelkookpan, een stad die in de hoogste versnelling is gezet, tegen de achtergrond van een levensbedreigende willekeur. Een hallucinerende combinatie van droom en terreur.

(Terreur en droom. Moskou 1937 verscheen in 2008 in het Duits, in 2011 in het Nederlands en Russisch: Карл Шлегель - Террор и мечта. Москва 1937.) 

Bloemen voor Stalin en Sasja loopt naar Moskou

(Eerste publicatie: 8-3-2011)

Afgelopen zaterdag was het 58 jaar geleden dat Stalin overleed. In Moskou vereerde een vrij grote groep eencelligen zijn graf met een bezoek. Deze vrij duistere lieden konden rustig hun gang gaan, de lokale autoriteiten hadden – heel voorkomend - het Rode Plein zolang afgesloten voor het overige publiek.

En gisteren kwam ik dit liedje tegen van een groep met de wat lastig uit te spreken naam Nesjtsjastny sloetsjaj:

br />


Sjla Sasja po sjasse (Sasja liep over de verkeersweg). Het gaat over het meisje Sasja, dat op weg is naar Moskou. Ze loopt over de provinciale wegen en van wat ze daar ziet, word je niet vrolijk. Ingestorte huizen en kapotte tractors, alsof de oorlog nog maar net is afgelopen. Walmende schoorstenen, kazernes en aftandse mijnen in afgelegen streken waar eens in de drie dagen nog eens een busje voorbijkomt. Sasja is niet zo maar op weg naar Moskou, ze heeft verzoeken bij zich van haar familie voor vadertje tsaar en de bojaren in de regering.

“Niet huilen, mijn land
Blijf hopen, mijn volk
Ik geloof
Dat ze ooit aan zal komen.”

En dan zal de Tsaar wakker schrikken, de Machthebbers zullen zich verslikken en zij zullen het volk gewoon land en geld cadeau doen. En dan komt de zon van de Liefde op en iedereen zal lachen. “Want het kan toch niet zo zijn, dat Sasja voor niets over de weg is gelopen?”

Wranger is het nauwelijks onder woorden te brengen, de eeuwenoude Russische neiging om maar te hopen op de goede tsaar in het verre Moskou. Die hoop kan bij sommigen zo onuitroeibaar zijn, dat ze naar Moskou komen met bloemen voor zo’n tsaar die al jaren geleden is overleden. Niks geen kapotte tractors, meneer, en de treinen reden op tijd! En hij wist wel raad met lui die het waagden om dit soort verontrustende liedjes te schrijven.

Gelja Markizova en de gelukkige kinderjaren onder Stalin

(Eerste publicatie: 17-11-2010)

Het tijdschrift Bolsjoj Gorod liet onlangs 26 nabestaanden van slachtoffers van de Stalinterreur aan het woord. (Ik schreef er hier al over.) Eén van die nabestaanden was Darja Andrejeva. U ziet haar staan op de foto hierboven. Darja vertelde over haar overgrootvader Ardan Markizov en diens dochter Gelja (Darja’s grootmoeder). Op de foto staat Darja met in haar handen een portret van overgrootvader Ardan:

Ik las het verhaal van Darja en begreep meteen wie haar grootmoeder Gelja was: één van de iconen van de Sovjet-propaganda. In januari 1936 reisde Gelja met vader Ardan – een hoge functionaris uit Boerjatië – naar een landbouwcongres in Moskou. Gelja had bloemen voor Stalin bij zich. Ze verveelde zich dood tijdens de toespraken en besloot uiteindelijk maar gewoon op Stalin af te stappen. Het resultaat was onderstaande foto, die op de voorpagina van de landelijke kranten belandde. De kop bij het artikel luidde:“Bedankt kameraad Stalin voor onze gelukkige kinderjaren”. Gelja werd in één klap beroemd. Haar foto met de leuze over de gelukkige kinderjaren verscheen als poster in een miljoenenoplage. Beeldhouwer Georgi Lavrov maakte een compositie, waarvan duizenden kopieën werden neergezet in scholen en op pleinen.

 

Maar dan, in 1937, wordt Gelja’s vader Ardan gearresteerd op beschuldiging van spionage voor Japan. Een jaar later wordt hij geëxecuteerd.

En toen was er een probleem: Stalin die op miljoenen posters en op scholen en pleinen staat afgebeeld met de dochter van een vijand van het volk om zijn nek! Er wordt een simpele oplossing bedacht: Stalin, zo luidt nu de officiële versie, staat daar niet afgebeeld met Gelja Markizova, maar met Mamlakat Nachangova, een pioniertje dat een Leninorde had ontvangen voor haar prestaties tijdens de katoenoogst. Dat het meisje op de foto daar iets te klein voor was, nou ja. Mamlakat, zo luidde de uitleg, was in haar jongste jaren een keertje bij Stalin op bezoek geweest en toen was die foto genomen. Waar nodig, werd op de postamenten van de standbeelden de naam Gelja vervangen door Mamlakat.

Gelja’s moeder overlijdt al snel (volgens Gelja vermoord door de geheime dienst), Gelja wordt opgevangen door familie, die haar een andere achternaam geeft: Dobrejeva. Het vergaat haar verder niet slecht. Ze kan studeren, trouwt met een Russische diplomaat en woont enige tijd in India. In 2004 wordt ze in Moskou opgespoord door de Wit-Russische documentairemaker Anatoli Alaj. Die neemt een interview met haar op. Hij maakt een afspraak voor een tweede gesprek, maar dat komt er niet meer. Gelja Dobrejeva/Markizova overlijdt op 11 mei 2004 tijdens een vakantie in Turkije.

De voornaam van Gelja was overigens voluit Engelsina (naar Friedrich Engels). De documentaire van Alaj heb ik niet kunnen vinden.

Een familielid vermoord onder Stalin - en schrijfster Tsjizjova over het historisch besef van Rusland.

(Eerste publicatie: 11-11-10)

Je kan niet veel mensen bij elkaar zetten die zo weinig met elkaar gemeen hebben als rock-zanger Joeri Sjetvtsjoek, society-koningin Ksenja Sobtsjak en megalomaan beeldhouwer Zoerab Tsereteli. Toch delen zij één ding: verwanten van hen waren het slachtoffer van de Stalinterreur.

Dat is niet opmerkelijk, want welke familie in de Sovjetunie werd níet geraakt door die op hol geslagen terreurmolen. Het tijdschrift Bolsjoj Gorod liet 26 mensen - niet alleen beroemdheden - het verhaal vertellen van hun verbannen, verminkte of vermoorde familieleden, met daarbij, indien beschikbaar, een foto van het slachtoffer.

 

Zo maar wat citaten:

“Toen we van de boot afkwamen, stonden daar drie mannen. Ik kijk naar hen en vraag: ‘Wie van hen is mijn papa?’ Ik had hem 13 jaar niet gezien.”

“Voor de eerste broer kwamen ze op 25 augustus 1937, voor de tweede een paar dagen later, voor de derde weer een paar dagen later, voor de vierde ook, de vijfde hebben ze in angst op zijn beurt laten wachten tot november.”

“Voor mij had het geen gevolgen meer dat mijn grootvader een vijand van het volk was. Maar mijn vader en oma werden er in 1938 om naar Tasjkent verbannen.”

“Ze hebben hem in 1938 doodgeschoten in een steenfabriek in Vorkoeta.” “Bij Koetaisi hebben ze alle wagons opengedaan en iedereen neergeschoten”. “Hij is in 1923 voor de tweede keer gearresteerd. Hij was lid van een hondenfokkerclub, dat werd gezien als een anti-sovjet-organisatie”. “In 1943 kwam ze vrij, ik wachtte op mama, en verwachtte natuurlijk een fee. Er kwam een magere, afgebeulde vrouw."

De Goelag Archipel van Aleksandr Solzjenitsyn staat sinds kort (in een verkorte versie) op de literatuurlijst voor scholieren. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het in Rusland zeker niet. De manier waarop men omgaat met het bloedige Sovjet-verleden, is moeilijk te bevatten. Waar Duitsland tientallen jaren bezig is geweest om het Nazi-verleden onder ogen te zien, wordt de Stalin-terreur in Rusland nog heel vaak weggestopt, gebagatelliseerd of goedgepraat.

Schrijfster Jelena Tsjizjova liet zich in een interview met Radio Svoboda (naar aanleiding van haar boek Vremja Zjensjtsjin) juist hierover uit. Rusland heeft volgens haar geen historisch geheugen, omdat al sinds de 19de eeuw elke generatie een nieuwe theorie, een nieuw speeltje ontdekt, en al het voorafgaande naar de mestvaalt verwijst. “In de 20ste eeuw is dat erger geworden. Niet in de laatste plaats doordat die generaties gewoon omkwamen.”

“En ook, omdat iemand die in Europa een normaal sociaal leven leidt, niet bang is om zijn kinderen de waarheid te vertellen. Onze mannen, zoals mijn vader, die zijn hele leven werkte en begreep dat elk onvoorzichtig woord gevolgen zou hebben voor de familie, voor mij, en voor hemzelf, onze mannen konden in hun hoedanigheid van vader niet praten.”

“En nog een mechanisme speelde mee. Wanneer een vader niet praat met zijn kind, gaat het kind op zijn 15de, 16de zelf dingen begrijpen. En die zelfstandige bewustwording vervreemdt hem voor altijd van zijn vader. Wij hadden bijvoorbeeld het duidelijk onterechte idee – ik kan er nu om lachen – dat onze ouders niets begrepen. Wíj wisten wat de Stalin-terreur was, de ouders niet. Zij zwegen immers, gingen gewoon naar hun werk, alsof alles goed en in orde was?”

Over de personages in haar boek Vremja Zjensjtsjin, oude vrouwen die het zwaar te verduren hebben gehad: “Al die verschrikkingen, waar een mens uit een ander land en uit een andere cultuur stuk voor stuk bij stil kan staan, die hij lang kan overdenken – maar hier… Ik wilde dat ze verschrikkelijke dingen zeiden, maar alsof dat gewoon alledaagse dingen waren. Daar zitten ze, die vrouwtjes, en ze vertellen hoe niemand van hun familie een begrafenis kreeg, dat hun verwanten werden doodgeschoten, maar ze vertellen het niet, ze zeggen het gewoon zo tussen neus en lippen door – zo is hun leven gelopen.”

De geschiedenis is een soort natuurverschijnsel, is dat de houding van een Rus tegenover het verleden? Je kan je er druk om maken, maar wat heeft het voor zin? Machteloos ben je toch.

(Een van de door Bolsjoi Gorod geportretteerden is een nazaat van het meisje Galja. Zij bood bloemen aan Stalin aan, haar foto kwam op de voorpagina van de Pravda, onder de kop “Bedankt kameraad Stalin voor onze gelukkige kinderjaren”. Over Galja en haar familie in een volgend stukje meer).

Het Moskouse metrostation, het beeld van Stalin en de arbeidsinspectie

(Eerste publicatie: 22-3-2010)

Een mooie fotoreportage over de grote opknapbeurt van het Moskouse Metrostation Plosjtsjsad Revoljoetsii (Revolutieplein). Het betreft de oostelijke hal boven de grond, die in 1947 werd gebouwd.

De roltrappen moesten worden vervangen en ook het marmer was er slecht aan toe. De regels uit het Sovjet-volkslied (rechts op de bovenste foto) blijven gehandhaafd. Ze zijn uit de versie van 1943. Daarin stonden nog de regels: Laat het Sovjet-vaandel, het vaandel van het volk / Ons leiden van overwinning naar overwinning. Die werden in 1977 vervangen door: De partij van Lenin – de kracht van het volk / zal ons leiden naar de triomf van het communisme.

Volgens het hoofd “Bovengrondse Bouwwerken” Zinovij Viderman zal de hal er net zo uitzien als bij de opening in 1947. Ik vraag me dat af. Kijk op deze foto naar de grote nis boven de roltrappen:

Die nis zal in 1947 toch echt niet leeg zijn geweest. De ideale plek, lijkt me, voor een standbeeld van Stalin of Lenin, of beiden. Ik heb er alleen geen foto van kunnen vinden. Ook in een (compleet?) overzichtje van Stalin-beeltenissen in de Moskouse Metro ontbreekt deze prachtige locatie.

Kijk trouwens nog even naar de foto hierboven. Die scheve houten stellage links van het midden… Die oogt niet al te stevig planken en staat vlak bij de diepte waarin de roltrappen verdwijnen. Ach, wat maakt ’t uit…

En je mag toch hopen dat deze man aan de marmerzaag iets van bescherming in z’n oren heeft gepropt. Een mondkapje zou ook geen kwaad kunnen:

En wat zou de arbeidsinspectie hiervan vinden?:

Ik schreef eerder over een andere restauratie in de metro. Daarbij werden ooit verwijderde regels uit het volkslied opnieuw aangebracht. Daarin wordt Stalin genoemd en dat zorgde voor veel ophef. In die stationshal stond in elk geval ooit wél een standbeeld van de Grote Mensenvriend. Dat is niet teruggeplaatst.

Het Stalinplein in Novosibirsk, 1 mei 1953...

(Eerste publicatie: 24-1-2010)

Twee keer ben ik in Novosibirsk geweest – een jaar of 25 geleden. Wat me nog bijstaat zijn de zandkastelen die we bouwden op een eilandje in de Ob. En een grote laan met een enorm plein in het centrum. Ideaal voor optochten en manifestaties, wat goed uitkomt op onderstaand filmpje. Het laat 1 mei-parades van 1953 zien in Siberië, als eerste die in Novosibirsk.

Ik krijg er geen genoeg van. De colonnes in beide richtingen kunnen elkaar makkelijk passeren. Die motorrijders! En wat een aandoenlijke bouwsels: ik zie een boortoren, een elektriciteitscentrale en een weefgetouw. Werk het af met azalia's en begonia's en je hebt het bloemencorso van Lisse:

 

Toch wringt er iets, en niet zo’n beetje ook. Mei 1953… Op 5 maart was Stalin overleden. Zijn portret wordt nog meegedragen, hij hangt nog op gebouwen en het grote plein heet nog Stalinplein. Wat zullen de lokale partijkaders zenuwachtig op instructies uit Moskou hebben gewacht! Wat moeten we op 1 mei met Stalin? En hoe voelen de mensen in die optochten zich? Angstig, blij, opgelucht, onzeker? Is de zwarte winter van Stalin echt voorbij? De commentator maakt niet apart nog woorden aan hem vuil.

Als een huis stond in elk geval nog de poëzie (op 5.52):

De lente marcheert over de aardse wijdte / De horizon omarmend met een smeltwater van vaandels / Haar lied galmt, als de donder: Vrede aan de wereld! Leve de Eerste Mei!

Kom daar nog eens om, tegenwoordig.