Hoe geloofwaardig is schrijver Michail Sjisjkin? Over de twijfelachtige reputatie van de Russische intelligentsia. “Het volk steunt Poetin om ons, de intelligentsia, een hak te zetten”.

(Eerste publicatie: 26-3-2013)

Michail Sjisjkin

Michail Sjisjkin

Michaïl Sjisjkin, een van de succesvolste Russische schrijvers van dit moment, maakte onlangs bekend geen deel te willen uitmaken van een delegatie die eind mei aanwezig is op de BookExpo America, een grote boekenbeurs in New York. Sjisjkin wenst niet als uithangbord te fungeren voor een, in zijn ogen verwerpelijk, regime.

Hoe zwaar weegt zo’n actie? Welke betekenis dient men daaraan te geven? Volgens schrijver en publicist Michail Berg in een artikel op de site Jezjednevny Zjoernal hangt dat af van de reputatie van de ‘actievoerder’ in kwestie, en bij Sjisjkin is die volgens Berg niet onomstreden. De schrijver maakt deel uit van de Russische intelligentsia, die zich  door de eeuwen heen, op enkele uitzonderingen na, in een twijfelachtige rol heeft gemanoeuvreerd. Die intelligentsia wordt door ‘het volk’ gezien als handlanger van de machthebbers, aldus Berg. Het optreden van Sjisjkin is daarom in de ogen van dat volk verre van geloofwaardig.

Michail Berg

Michail Berg

Berg vraagt zich in zijn artikel af wat voor reputatie je in het huidige Rusland moet hebben, willen jouw woorden niet gezien worden als een poging om voor jezelf een naam te creëren. Zijn er mensen met zo’n reputatie?

Jazeker, meent Berg, en als voorbeeld noemt hij filoloog Vjatsjeslav Ivanov. Die omschreef Poetin als boosaardig figuur en Berg geloofde hem volledig – in die zin dat Ivanovs woorden oprecht waren, zonder persoonlijk motief. Ivanov en Sjisjkin hebben dingen gezegd die ook zonder hen al bekend waren, maar bij de één (Ivanov) riepen de woorden bij velen dankbare herkenning en begrip op, bij de ander  (Sjisjkin) wantrouwen. “Waarom? Omdat Ivanov en Sjisjkin een verschillende reputatie hebben.”

Ivanov spreekt zich al jaren publiekelijk uit, al ten tijde van het proces tegen Sinjavski en Daniel in de jaren zestig, in de Sovjetunie dus, toen er heel wat minder zachtzinnig met andersdenkenden werd omgesprongen dan nu. “Een vergelijkbaar figuur (wat reputatie betreft) is Vladimir Boekovski”, volgens Berg een nobel persoon met “geduldige moed”, die “niet alleen zijn eigen de reputatie redt, maar de reputatie van een volk (зтнос). Kwaadwilligen roepen nu wel dat Russen slaven zijn en lafaards, dat ze tientallen, honderden jaren een wrede en eerloze, onmenselijke macht verdragen, maar de biografie van Boekovski bewijst: dat is niet waar, niet iedereen is een lafaard en een schurk (...). ”

Dat wil volgens Berg niet zeggen Boekovski altijd gelijk heeft. Maar wel dat wat hij doet en zegt geschraagd wordt door zijn reputatie, die – en dat is geen toeval – zijn wortels heeft in de Sovjettijd. Men heeft eerbied voor zijn lot en zijn positie, elk van zijn uitspraken heeft hij tot onderdeel gemaakt van dat lot, aldus Berg

“Eén van de grootste problemen van onze Russische cultuur (…) is het wantrouwen van de maatschappij tegenover de intelligentsia. Die is totaal en tragisch. Een dergelijk wantrouwen tegenover de laag van denkende mensen (…) heb je in geen enkel ontwikkeld land. Juist in dat wantrouwen schuilt de oorzaak van Ruslands onvermogen om een maatschappelijke constructie te bouwen die stabiel is, niet-tegenstrijdig en geschikt voor het echte leven.”

Vladimir Boekovski

Vladimir Boekovski

“Het ontbreekt de Russische intellectuelen aan een reputatie die gewicht kan geven aan hun op het oog terechte woorden over het verrotte Poetin-regime, over de heersende wetteloosheid en de totale leugen van de ambtenarenstand. Ze spreken wel de waarheid, maar ze worden niet geloofd. Ze analyseren, doen onderzoek, gaan – niet minder belangrijk – de straat op, protesteren in hun eentje of nemen deel aan betogingen – maar de maatschappij antwoordt: jullie zijn het volgevreten Moskou, jullie zijn een laag rijkaards die het land hebben leeggeroofd. Hoezo  rijkaards (verontwaardigd) – wij zijn intellectuelen, wij leven van onze intellectuele capaciteiten. Nee, zegt de samenleving … jullie maken deel uit van de heersende klasse, in elk geval zijn jullie haar dienaren, jullie hebben in de jaren negentig de Sovjet-nomenklatoera geholpen om het land leeg te roven, waarbij jullie deden alsof er een strijd gaande was tussen democraten en communisten, terwijl jullie in feite een scherm optrokken voor die diefstal”.

Een vergelijkbaar iets, zo duidt Berg de boosheid van het volk, gebeurde in de Sovjetunie, toen de intellectuelen een scherm optrokken voor het communistische regime en zo de indruk wekten dat de USSR een normaal land was – met kranten, tijdschriften en literaire prijzen. “Jullie waren een klasse van conformisten. En jullie deden dat samen en alleen, en creëerden zo voor jezelf een bepaalde reputatie die jullie vandaag de dag zouden willen vergeten. Jullie proberen te doen alsof dat verleden er niet is geweest, dat jullie daar niet aan hebben deelgenomen, terwijl jullie er wél aan hebben deelgenomen, en daarom gelooft de samenleving jullie zelfs niet wanneer jullie iets zeggen wat op het oog de volledige waarheid is. Men heeft geen achting voor jullie”. 

Volgens Berg is die achting alleen te verdienen door een jarenlange, moedige strijd. Ivanov en Boekovski zijn daar voorbeelden van. Maar omdat er maar zeer weinig van zulke mensen zijn in Rusland, is ook de invloed van de intellectuelen in het huidige Rusland zeer gering. Zoiets verander je niet van het ene op het andere moment, zeker niet, aldus Berg, in de wantrouwige, afgunstige Russische samenleving, “die eindeloos en eeuwenlang is bedrogen en bestolen.” En die samenleving “steunt Poetin om ons, de intelligentsia, een hak te zetten. Ze gelooft ons niet, en heeft daar alle reden toe.”

Je kan niet, zoals Michail Sjisjkin, zo maar als een duveltje uit een doosje springen. “Hoe luider hij vandaag heeft gesproken, des te meer vragen er rijzen over de periode van zijn eindeloze zwijgen … Al heeft hij dan schijnbaar de waarheid gesproken, qua reputatie en biografie heeft hij gelogen.”

In Rusland mengen intelligentsia en volk niet, zoals olie en water niet mengen, schrijft Berg. “Tel daar de demografische catastrofe bij op – dat de Russische machthebbers bij alle historische omwentelingen in de eerste plaats de denkende mensen vernietigden en het wantrouwen jegens hen voedden (en nog steeds voedt), en je hebt een vicieuze cirkel.”

Het volledige artikel, in het Russisch, is hier te vinden. Een artikel uit The Guardian over Sjisjkin vindt u hier.

Russische voetbalbeeldjes - uit eigen verzameling en uit het museum van FC Zenit

(Eerste publicatie: 21-3-2013)

doelman keeper FC Zenit voetbal Russische

Mijn niet erg glanzende voetballoopbaan begon ik als doelman. Wat ik mij daar onder meer van herinner:

1. Een nederlaag met 12-2 net toen mijn opa een keertje kwam kijken.
2. Eén (1) fantastische redding op veld 4 bij Hermes DVS op Sportpark Harga
3. Mijn keeperskleding, waarmee ik op Jan van Beveren leek.

Groeiende realiteitszin deed mij op mijn dertiende besluiten om verder te gaan als veldspeler. Ik mocht het proberen als linksback en deed dat niet onaardig. Ik had een prima sliding – als ‘ie lukte.

Dat (en nog veel meer, maar daar heb ik hier geen ruimte voor) zag ik weer voor me, toen ik op bovenstaand beeldje stuitte. Die kleine doelman met pet komt in het toekomstige museum van FC Zenit, dat een plekje moet krijgen in het voortdurend in aanbouw zijnde nieuwe stadion. Wat de relatie van dat bronzen keepertje is met onze club, weet ik niet. Het weblog [linkje werkt niet meer] dat voorwerpen uit het nog te vullen museum toont, laat dat onvermeld, maar dat geeft niet. Het hoort in het museum, en als ik het er, ooit, niet aantref, klop ik aan bij de directeur.

En kijk even naar dit filmpje, de eerste 25 seconden. In 1942 werd het Petrovski stadion bijna compleet gesloopt, vanwege het hout.



 

Na de oorlog stond er nog maar een triest, klein stukje overeind:

stadion FC Zenit Petrovski Leningrad Sint-Petersburg

Het stadion werd herbouwd en in de jaren vijftig kwam er op het Krestovski eiland ook nog het veel grotere Kirov stadion  – daar waar men nu probeert het nieuwe stadion te bouwen. De architect was Aleksandr Nikolski, die, zo blijkt, ook tekeningen maakte. Deze bijvoorbeeld, die zich bevindt in de Nationale Bibliotheek in Sint-Petersburg. Het weblog op de site van Zenit toont er meerdere, ik neem aan dat ook die in het museum gaan komen.

tekening Aleksandr Nikolski voetballer

Waar ik ook naar uitkijk is een filmpje uit 1909, waarop tsaar Nicolaas II aan het voetballen is. Dat bevindt zich in een archief in Krasnogorsk, waar het wordt gerestaureerd. Het toekomstige museum hoopt op een kopie.

Verder nog een verzoek aan u. Ziet u in Rusland een beeldje van een voetballertje, kopen en bij mij inleveren. Mijn verzameling (hieronder in het midden het topstukje) bestaat al jaren uit acht stuks, ik heb ruimte voor meer. 

voetbalbeeldjes Russische porselein

(Een eerder stukje over het Zenit-museum vindt u hier.)

Vondst in het museum van FC Zenit - kunstenaar Boris Jermolajev

(Gepubliceerd: 19-3-2013)

Kirov stadion Boris Jermolajev Russische schilder

Het museum van FC Zenit bestaat nog niet eens (het moet een plekje krijgen in het al jaren in aanbouw zijnde nieuwe stadion van de club), maar ik deed er al een mooie ontdekking: werk van schilder/graficus Boris Jermolajev.

Leningrad voetbal Kirov stadion

Dat zit zo. Op de site van FC Zenit [linkje doet het niet meer] worden regelmatig voorwerpen getoond die een plekje gaan krijgen in het clubmuseum. En daar trof ik een litho aan van Boris Jermolajev, een kunstenaar die mij, vreemd genoeg, onbekend was. Niet dat ik nou zo’n groot kunstkenner ben, maar tekeningen en schilderijen met Leningradse/Petersburgse taferelen, daar heb ik er door de jaren heen toch wel een heleboel van voorbij zien komen. Werk van Jermolajev zat daar kennelijk niet tussen – of wel, maar dan is de naam niet blijven hangen.  

Bovenstaand werk was in elk geval nieuw voor me. Het biedt een blik op de Finse Golf in de jaren vijftig, zo ongeveer vanaf de plek waar de ombouw van het oude Kirov stadion begon. 

Volgens de site van FC Zenit komt het werk uit de Nationale Bibliotheek in Sint-Petersburg, waar het werd aangetroffen in een verzameling lithografieën uit de Sovjet-periode. Of ik het als bibliotheek zou afstaan aan een voetbalmuseum, ik weet het niet. Nou ja, er zullen wel meerdere exemplaren van bestaan. In elk geval ga ik er zeker naar kijken, zodra dat stadion eindelijk eens is afgebouwd. (Eerder bezocht ik het sportmuseum in het Moskouse Loezjniki stadion. Zie hier.)

Boris Nikolajevitsj Jermolajev werd in 1903 geboren in Sint-Petersburg. Hij werkte aanvankelijk als illustrator en stapte in de jaren twintig over op schilderen. Veel van zijn werk straalt optimisme uit en doet wat naïef aan. Na de oorlog, waarin hij zwaargewond raakte aan het Leningradse front, richtte hij zich op aquarellen en kleurenlithografie. Dat leverde veel dorpstaferelen op.

schilderij Boris Jermolajev dorpsleven
lithografie Jermolajev dorp Russisch

Het Krestovski eiland in Leningrad (met daarop het Kirov stadion) vormde in de jaren vijftig een apart motief.

Krestovski eiland Sint-Petersburg Kirov Leningrad voetbal
Krestovski eiland feest voetbal toeschouwers tribune


Aan de over van de Neva:

Neva Sint-Petersburg Boris Jermolajev litho

Moskou:

Universiteit Leninheuvels Moskou Jermolajev schilderij

Jermolajev overleed in 1982. Werk van hem is in bezit van onder meer het Poesjkin Museum en de Tretjakovgalerij in Moskou, het Russisch Museum in Sint-Petersburg, de National Art Gallery in Washington en … het toekomstige museum van FC Zenit.

Wie meer wil weten over Boris Jermoljaev, een (Russisch) handvat vindt u hier.

(Ik wilde nog meer voorwerpen uit het Zenit-museum laten zien. Misschien in een volgend stukje.) [linkje werkt nog niet]

Mooie, bescheiden memoires van Sergej Gandlevski - over de creatieve intelligentsia in de late USSR

(Eerste publicatie: 14-3-2013)

Sergej Gandlevski

Sergej Gandlevski

De creatieve intelligentsia in de laatste dertig jaar van de USSR, wie zich daar een beeld van wil vormen, of wie dat beeld nog eens wil oproepen - lees vooral Бездумное былое (Bezdoemnoje byloe) van Sergej Gandlevski.

Gandlevski (Moskou, 1952) is de bescheidenheid zelve. In niet meer dan 160 pagina’s kijkt hij terug op zijn leven tot nu toe. Laconiek, vriendelijk ironisch en met wijze afstandelijkheid vermengd met weemoed. Hoe hielden Gandlevski en zijn kameraden zich staande in een omgeving die hun weerzin wekte? Hoe creëerden zij hun eigen ruimte, waar zij hun eigen, innerlijke vrijheid beleden?

memoires jaren zeventig Sovjetunie intelligentsia

Gandlevski hield zich in financieel opzicht staande door poëzie te vertalen. Hij schetst in nog geen twee pagina’s een verdwenen wereld, waarin dichters uit Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizië en al die andere buitengewesten van de USSR konden rekenen op vertalingen in het Russisch – in naam van de vriendschap der volkeren. Grove vertalingen werden verdeeld over uitgeverijen, waar elke redacteur een cirkeltje van dichters had, die zorgden voor prachtige, rijmende regels in het Russisch. Behoorde je tot zo’n cirkeltje, dan was je kostje gekocht. Je verdiende bepaald niet slecht en had daarnaast alle gelegenheid om je eigen creatieve gang te gaan. En dat je regels produceerde waarin niet zelden de USSR werd geloofd en geprezen, nou ja. Het waren niet jouw regels, je vertaalde ze alleen maar.

Het kleine hoekje met de eigen vrijheid, dat wordt omspoeld door een zee van stompzinninge staatsideologie, blijkt niet voor iedereen afdoende. Drank biedt een ontsnappingsroute, net als emigratie. Gandlevski blijft (ook nadat de USSR is verwenen) en begroet de omwentelingen eind jaren tachtig enthousiast. Adembenemend zijn de historische onthullingen, de stroom publicaties van ooit verboden boeken houdt maar aan. En in de kommoenalka van Gandlevski maken twee vaders zich op om de straat op te gaan. Hijzelf om te gaan demonstreren, buurman agent om de demonstranten in toom te houden.

Dat enthousiasme verdampt, al komt Gandlevski de economisch zware jaren negentig redelijk ongeschonden door. Het is vooral de komst van Poetin en de ontwikkelingen in de jaren daarna die Gandlevski en de zijnen weer doen terugkeren naar hun eigen hoekje, waar ze staat en overheid zo ver mogelijk op afstand proberen te houden. “In 2000 kwam er in Rusland een weerzinwekkende man aan de macht – een sovjet-spookbeeld dat naar het onderbewustzijn was verdrongen, iets laags, van de straat, iets uit een dronken slaap. Hij en zijn helpers gingen aan de slag en begonnen het land dat zich op een kruispunt bevond, toegewijd en kundig te verleiden – alsof je een glas wodka voorhoudt aan een totaal aan de drank geraakte man, die net min of meer heeft besloten om te stoppen met drinken”.

Bezdoemnoe byloe telt tal van zulke doordringende observaties. Nog een aantal redenen waarom ik Gandlevski's boek met veel plezier heb gelezen:

- Vanwege het prachtige woord Диккенсовщина  (Dickens-achtige toestanden) dat ik tegenkwam.

- Omdat Aleksej Tsvetkov wordt genoemd  (ik schreef onder meer hier over zijn gedichten die op muziek zijn gezet.

- Omdat er een foto in staat van Timoer Kibirov, schrijver van een van mijn favoriete boeken van de afgelopen jaren (daarover schreef ik hier).

- En omdat ik Gandlevski grotendeels las in café Pasternak in Berlijn.

Café Pasternak Berlijn

Russische honden bedelen het best ...

(Eerste publicatie: 10-3-2013)

zwerfhonden Rusland

… zeker wanneer ze een vrouwelijke handlanger hebben. Op het filmpje hieronder klinkt op 2.06 door de intercom, of hoe heet zoiets op een benzinestation, de gouden, onweerstaanbare zin: “Belyi (Witte), vraag voor de fotosessie een zoet broodje!”

En wat doe je dan? Dan ga je naar binnen en koop je een zoet broodje voor Bjelyi. Die - ook niet achterlijk - na de genuttigde consumpties maar eens een eindje verderop gaat kijken. Ik vermoed dat ‘ie een paar harde lessen heeft geleerd. 


Kunstgeschiedenis voor honden. Met een rondleiding in het Russisch Museum in Sint-Petersburg.

(Eerste publicatie: 7-3-2013)

Ilja Repin Kozakken brief sultan

Ogen dicht! Niet stiekem kijken!

kunstgeschiedenis honden schilderijen Russisch Museum

Op het schilderij Zaporozje-kozakken schrijven een brief aan de sultan van Ilja Repin, staat daar een hond op of niet? En zo ja, waar dan? Ik durf te wedden dat u dat niet weet, al hebt u het schilderij al ik weet niet hoe vaak gezien. Ik weet het inmiddels wel, dankzij История искусства для собак (Kunstgeschiedenis voor honden) van Aleksandr Borovski.

Daarin geven zwerfhond Ryzji en teckel Tabi een rondleiding door het Russisch Museum in Sint-Petersburg, aan de hand van – logisch – de honden die ze daar op de diverse schilderijen aantreffen. En onder die geschilderde honden dus ook die ene op het schilderij van Repin, linksonder in de hoek. Inderdaad, hierboven moeilijk te zien. Hij (zij?) ligt daar niet te slapen, nee, terwijl de kozakken zich verliezen in baldadigheid, houdt het beest de boel in de gaten. De vijand is niet ver!

Karl Brjoellov - Portret van graaf A.K. Tolstoj in zijn jeugd (1836).

Karl Brjoellov - Portret van graaf A.K. Tolstoj in zijn jeugd (1836).

Het is volgens rondleiders Ryzji en Tabi een voorbeeld van de menselijke rol die honden in de Russische schilderkunst toebedeeld kregen, te beginnen met de jachthond op Portret van graaf A.K. Tolstoj in zijn jeugd van Karl Brjoellov (1836). De jacht werd in die tijd in Rusland een populair thema, in literatuur en schilderkunst, met honden alom. Maar Brjoellov, aldus Ryzji en Tabi, was de eerste die een viervoeter afbeeldde als zelfstandig wezen. Brjoellov was geïnteresseerd in het innerlijke van de hond en vormde daarmee de grondleger van een traditie.

Ryzji (hij doolt ’s nachts vaak door het Russisch Museum en is een kenner) weet het zeker: de rol van de hond in de schilderkunst wordt door kunsthistorici miskend. Honden op schilderijen helpen de schilder om de innerlijke wereld van de mens te openbaren. Zo zitten jachthond en jonge baas op Brjoellovs schilderij op dezelfde golflengte; beiden zijn ontvankelijk voor de natuur, de hond trekt hem richting nieuwe indrukken en avonturen.

Boris Koestodijev 1922 portret van de zanger Fjodor Sjalapin

Boris Koestodijev schilderde in 1922 een portret van de zanger Fjodor Sjalapin. Het Rusland waar de zanger naar omkijkt bestaat dan al niet meer, op het schilderij lijkt het elk moment te kunnen opstijgen, samen met Sjalapin. Maar daar heb je die witte hond rechtsonder, die met vier voeten stevig op de grond staat, als tegenwicht, als hoeder van het aardse en reële – aldus Ryzji en Tabi. Hij houdt ook Sjalapin met beide benen op de grond. 

Kunstgeschiedenis voor honden levert aardige nieuwe gezichtspuntjes op, waarbij je het helemaal niet met beide rondleiders eens hoeft te zijn. Zelf ga ik bij mijn volgende bezoek aan Sint-Petersburg in elk geval naar het Russisch Museum. Ik moet die hond linksonder in de hoek van Repins Zaporozje-kozakken met eigen ogen zien. (De reproducties in het boek zijn van zeer matige kwaliteit.)

Het is overigens geen toeval dat de honden Ryzji en Tabi hun rondleiding geven in het Russisch Museum en niet in de vlakbij gelegen Hermitage. Daar zouden ze binnen de kortste keren worden verjaagd door de poezenbrigade.




(Dit filmpje komt van het weblog van Mrs. Miska, poes in Moskou.)

Petrov-Vodkin, Stilleven in de morgen 1918 hond

Hoe ik (bijna) versierd werd door een agente van de Russische vreemdelingenpolitie

(Eerste publicatie: 3-3-2013)

vreemdelingenpolitie Rusland Sovjetunie OVIR visum

----------------------

Jerke Verschoor - u kent hem van het [inmiddels opgeheven] Poetinblog* - plaatste bovenstaande foto op Facebook. Hij betreurde het, zo schreef hij erbij, dat niet dit peloton gezagsdragers belast was met de controle van zijn papieren.

Het deed me denken aan een voorval, tien jaar geleden, bij de Russische vreemdelingenpolitie in Sint-Petersburg. Ik schreef er indertijd een verhaaltje over dat werd afgedrukt in NRC-Handelsblad. Gaat u mee terug naar 2002?


Eer aan het Sovjet-volk!

Ik ben lid van de vereniging `Vrienden van de Goede, Oude Sovjetunie'. Bijeenkomsten houdt onze vereniging niet, maar als leden elkaar tegenkomen, begroeten zij elkaar met leuzen als `EER AAN HET SOVJET-VOLK!' of `USSR, BOLWERK VAN DE VREDE!'. We maken ons boos over de talloze nieuwigheden die het reizen naar Rusland hebben beroofd van alle spanning en romantiek.

Onze vereniging leidt een kwijnend bestaan. Tegen de hervormingen die Rusland hebben overspoeld, staan we machteloos. Zo was vroeger de aankomst op het vliegveld van Moskou of Leningrad (de stad heeft helaas haar oude naam St. Petersburg weer terug) een evenement, met minutieuze controles van paspoort, visum en bagage. Een meegesmokkelde brief, zwarte roebels in een leeg fotorolletje – het waren heldendaden waar je nog lang een voldaan gevoel aan overhield.

Toen een aantal jaren geleden groene doorgangen verschenen met daarboven een bord `Niets aan te geven', begrepen we dat verder verzet zinloos was. Niks was meer heilig. Op het majestueuze Paleisplein in St. Petersburg, ooit het decor van de revolutie, waar tot in de jaren negentig agenten ingrepen bij onaangepast gedrag (vrolijk fluiten, op de stoeprand zitten), word je tegenwoordig omvergereden door skaters.

Toch is er een klein hoekje waar moedig weerstand wordt geboden aan de nieuwe tijd: de wachtkamer van de visum- en paspoortpolitie, OVIR in het Russisch. Ik moest er mijn visum laten registreren en voor een lid van bovengenoemde vereniging is dat een feest. 

 

registratie visum OVIR Rusland

Aan de muren hangen – drie keer nageteld – vijfenvijftig formulieren voor uiteenlopende procedures als het aanvragen van het Russisch staatsburgerschap en de `dactyloscopische staatsregistratie van burgers van de Russische Federatie'.

Vandaag is het spreekuur voor buitenlanders. Vroeger had dat iets exclusiefs. Je zag er een enkele Amerikaan, een verdwaalde Duitser, en in een kwartier stond je weer buiten. Nu de vroegere Sovjet-republieken ook buitenland zijn geworden, puilt de broeierige wachtkamer uit van de Oekraïeners, Georgiërs en Russen met een Lets of Litouws paspoort. Een Russisch dametje naast me veegt het zweet van haar voorhoofd en verzucht: ,,We zijn allemaal buitenlanders geworden. Ooit was ik inwoonster van de Sovjet-Unie, nu ben ik inwoonster van Oezbekistan. Zeg maar: een niemand.''

Even overweeg ik haar te vertellen van onze vereniging.

De temperatuur stijgt nog aanzienlijk wanneer het spreekuur begint en iedereen samendromt voor die ene deur waarachter de machtige OVIR-agenten hun werk doen. Tot mijn genoegen worden de ongeschreven wetten van de echte Sovjet-rij nog keurig nageleefd. Iedereen maakt met iedereen ruzie en lichamelijk contact wordt niet geschuwd. Na twee uur mag ik naar binnen.

En dan gebeurt het. De medewerkster in uniform bij wie ik mijn formulieren (drie stuks) inlever, ziet zoals alle Russen in één oogopslag dat ze hier van doen heeft met een echte buitenlander, zo eentje van vroeger. Kennelijk dromend van een ander leven, besluit ze haar geluk te beproeven. Onopvallend dirigeert ze me naar een hoek, buiten gehoorsafstand van haar collega's, kijkt me doordringend aan en vraagt of ik zin heb om zaterdag met haar de stad uit te gaan. Na mijn vriendelijke afwijzing daalt onmiddellijk het vertrouwde ijsgordijn weer neer. Ze neemt mijn papieren in ontvangst en twee minuten later sta ik buiten. Daar begrijp ik pas wat er gebeurd is en als lid van de vereniging `Vrienden van de Goede, Oude Sovjetunie' word ik even ontzettend boos. Dat had ze vijftien jaar geleden niet gedurfd! Ontslag wegens `ongeoorloofd contact met een buitenlands staatsburger' was wel het minste wat haar toen boven het hoofd had gehangen.

Later die dag heb ik bij mijn kennissen veel succes met het verhaal over de OVIR-agente. Dat ik zo'n kans heb laten lopen om voortaan buiten de rij om geholpen te worden! Voor onze vereniging is het een nederlaag, en een grote bovendien. De Russen zijn hun angst kwijt. De dreigende schaduw van een totalitair regime, dat het leven van generaties heeft verpest, is verdwenen. Dat is slecht voor onze vereniging, maar goed voor Rusland en de Russen.

(* Jerke Verschoor is vandaag de dag directeur van Nuffic Nesco Rusland)

Leuk voor Nederland-Rusland 2013: Russische literatuur met een Nederlandse omslag – en omgekeerd. Te beginnen met Dostojevski.

(Eerste publicatie: 28-2-2013)

Stel je eens voor dat je een Russische vertaling tegenkomt van – ik noem maar een boek - Multatuli’s Max Havelaar. Het boek straalt je tegemoet met een prachtige omslag, waarop staat afgebeeld Visioen van de jonge Varfolomej van de schilder Michaïl Nesterov.

Dan sta je toch raar te kijken.

Misdaad en straf schuld en boete Dostojevski Nesterov Varfolomej

Stel dat je inderdaad zoiets vreemds tegenkomt, het zal geen uitzondering zijn. Sterker nog, het moet schering en inslag zijn, als we afgaan op de rare omslagen die blogger handehoch verzamelde van vertalingen van Dostojevski’s Misdaad en straf

Nemen we bijvoorbeeld onderstaand omslag van een Spaanse vertaling. We zien hier Misdaad en straf geïllustreerd met het aandoenlijke schilderij Vrouw met boek van Pieter Janssens Elinga. Wat wil de uitgever hier suggereren? Dat die vrouw daar Dostojevski zit te lezen en dat u dat ook maar snel moet gaan doen? Ik sluit het niet uit. Ik moet u dan wel waarschuwen, mocht u, nieuwsgierig geworden, Misdaad en straf voor het eerst ter hand nemen: schrikt u niet wanneer u plots een bijl tegenkomt in plaats van een mes. Verder verklap ik niks.

Vrouw met boek Pieter Janssens Elinga

En deze dan. Mooie schoenen. Bloedrood. Prachtig:

rans Banninq Cocq en Raskolnikov – ik geef toe: ik had het niet verzonnen.

Frans Banninq Cocq Raskolnikov Dostojevski Schuld en boete misdaad en straf

Kaïn denkt natuurlijk, net als Raskolnikov: ik moet nu heel snel wegwezen hier! 

En wat je allemaal niet met een bijl kan doen.

En nog een Rembrandt!

Franz Xavier Winterhalter - Portret van een jonge architect. Ach, waarom ook niet.

Franz Xavier Winterhalter Portret van een jonge architect Dostjevski

Misschien is dit wel een aardig idee voor het huidige Nederland-Rusland-jaar. Neem een Russisch boek en bedenk er een passend (of in het geheel niet passend) Nederlands schilderij bij als omslag. En omgekeerd natuurlijk: een Nederlands boek met een Russisch schilderij. Met Nesterov en Multatuli gaf ik al een voorzetje, de mogelijkheden zijn onbegrensd.

Meer leuke plaatjes bij Misdaad en straf vindt u hier.

Hoe John Steinbeck en Robert Capa in de USSR een oor werd aangenaaid - 4, slot

(Eerste publicatie: 26-2-2013)

Robert Capa Steinbeck A Russian Journal

John Steinbeck en Robert Capa krijgen tijdens hun reis door de USSR de kans om in de buurt van Kiev een kolchoz te bezoeken, iets wat vooral Steinbeck hoog op zijn verlanglijstje heeft staan. Ze mogen er zelfs twee bezoeken. Want, zo blijkt uit de rapporten van hun begeleiders, de Amerikanen mogen niet denken dat ze met één rooskleurig plaatje om de tuin worden geleid.

Net als elders krijgen Steinbeck en Capa ook van de kolchozboeren weer de bekende vragen die, zo schrijft Steinbeck in zijn reisverslag A Russian Journal, rechtstreeks uit de Pravda lijken te komen: “It seems to us that the American people are democratic people. Can you explain to us why the American government has as its friends reactionary governments, the governments of Franco en Trujillo, the dictatorschip of Turkey, and the corrupt monarchy of Greece?”

Helemaal geen slechte vraag, maar niet eentje die je verwacht op het Oekraïense platteland, waar de boeren zich in 1947 toch vooral afvroegen of er de komende winter wel voldoende voedsel zou zijn. Tegen die achtergrond zijn ook de maaltijden die Steinbeck en Capa krijgen voorgezet (er wordt overnacht, het ontbijt begint met wodka) opvallend. Een beschrijving van een copieus diner sluit Steinbeck aldus af: “We ate far too much. We ate the little cherry cakes and honey until our eyes popped”.

Het bezoek aan de twee kolchozen was dan ook goed voorbereid. Journalist Vladimir Tolts haalde de geheime verslagen boven water en die laten zien hoe gedetailleerd dat gebeurde. Helaas is Tolts niet scheutig met citaten (“Ik zal u niet vermoeien met saai geciteer uit de talloze geheime rapporten”), maar hij geeft wel een algemeen beeld.

Er mogen geen personen te zien zijn die duidelijk slecht gevoed zijn. De mogelijke gesprekspartners van de Amerikanen zijn geselecteerd en geïnstrueerd. Eventueel dienen zij te worden aangevuld met betrouwbare partijkaders. (De eerste secretaris van het rayoncomité wordt aan de gasten voorgesteld als eenvoudige boekhouder). En dan toch een citaat: “We zullen proberen om hen bij monde van kolchozboeren … duidelijk te maken dat bij ons volk en regering een eenheid vormen, en dat onze pers, noch onze regering … de Sovjet-mensen opzet tegen de Amerikanen, maar juist met veel sympathie spreekt over het Amerikaanse volk en onderstreept dat het Amerikaanse volk geen oorlog wil.” En verder dienen er voldoende levensmiddelen – inclusief drank - te worden aangevoerd voor prettige maaltijden. Die hadden een duidelijk effect, zo valt te lezen in een van de geheime verslagen (niet in A Russian Journal). De laatste dag van het kolchozbezoek bracht Steinbeck grotendeels door “uitrustend in het gras naast het huis”.

Steinbeck had natuurlijk door dat hij werd gefêteerd. “They put on the same show a Kansas farmer would put on for a guest.” Met dat ene zinnetje (A Russian Journal telt er meerdere) velt Steinbeck een genadeloos vonnis over zichzelf en over zijn reisverslag. Ja, hij wordt gefêteerd, maar nog veel meer wordt hij bedrogen. Hij heeft het niet gemerkt.

Steinbeck propaganda Sovjetunie communisme

A Russian Journal is de moeite van het lezen waard – juist vanwege dat wrange bedrog. En ook vanwege de vele simpele observaties, de beschrijvingen van de Sovjetunie in 1947, waar de sporen van de oorlog nog alom aanwezig zijn. En ook de suffige toon, de bochten waarin Steinbeck zich wringt om toch vooral objectief te zijn – het levert een boeiend document op. Hoe suffig A Russian Journal is, moge blijken uit de laatste zin: “We have no conclusions to draw, except that Russian people are like all other people in the World. Some bad ones there are surely, but by far the greater number are very good.”

Hier deel 1deel 2 en deel 3.

Steinbeck Capa Russia 1947

(Mocht u A Russian Journal willen aanschaffen, koopt u dan niet de Penguin-editie ('Penguin Classics'), daarin zijn de foto's van Robert Capa slecht weergegeven.