persoonlijk

De Muzikantjes, de clown en het meisje van de trapeze

(Eerste publicatie: 15-1-2011)

In Sint-Petersburg ga ik altijd even langs bij De Muzikantjes. Ze staan rond een lamp aan de muur boven de deur van de bladmuziekwinkel op de Nevski prospekt, naast boekwinkel Dom Knigi.

De Muzikantjes moeten hard hun best doen, want ’s avonds gaat van hun energie de lamp branden. In de winter mogen ze helemaal niet ophouden, want dan moeten ze ook nog vechten tegen het ijs. Dat lukt de ene keer wat beter dan de andere.

Als je midden onder de lamp gaat staan en goed luistert, kun je, heel zachtjes (het zijn maar kleine muzikantjes), horen wat ze spelen: Na sopkach Mantsjoerii / In de heuvels van Mantsjoerije:

(Er is ook een tekst bij die muziek, over de Russisch-Japanse oorlog van 1904-1905. Een jaar of tien geleden heb ik er een heel andere tekst op geschreven. Over een clown die verliefd is op het meisje van de trapeze. Dat wordt allemaal niks, want dat kind is allang getrouwd met de dompteur. En die clown elke avond maar vrolijk doen voor het hooggeëerd publiek. Een ernstige vorm van heiligschennis, natuurlijk, zo’n nieuwe tekst, maar voor geld doe ik alles. En was er iemand geïnteresseerd in die prachtige versie van mij? Geen hond, meneer, geen hond.)

Tante Tonja uit Odessa - 2

(Eerste publicatie: 6-10-2010)

Vervolg (aflevering 1 hier).

Een jaar later vroeg ik mijn reisbureau – ik werkte in de zomer als reisleider - om weer een reis naar Odessa. En zo liep ik opnieuw door de Moldavanka, met de foto’s op zak, op zoek naar de binnenplaats van tante Tonja.

Ik dacht dat ik de weg nog wist, maar dat viel tegen. Uiteindelijk liet ik een foto aan twee mannen zien. “Ah, tante Tonja”, zeiden ze en wezen me naar een binnenplaats verderop. Ik herkende de smalle trap, liep naar boven en klopte aan. Tante Tonja reageerde zonder enige verbazing. “Kuda ty propal!, waar zat je nou!” Dit keer raakte ik haar adres niet meer kwijt.

Weer een reis naar Odessa, het kwam er voorlopig niet van. Ik maakte me er vanaf – zo voelde dat – door haar een pakketje met een warm vest en vitamines te sturen. Af en toe schreef ik, een heel enkele keer schreef zij. Dat ze blij was met elk bericht, maar verdrietig dat ik niet kwam. Dat alles maar duurder werd en dat ze niet goed wist hoe ze de winter door moest komen. Dat ze een bewijsje had gekregen, haar ‘reabilitatsija’, dat ze onschuldig in het kamp had gezeten.

In augustus 1991, net in de dagen van de staatsgreep, was ik toch weer in Odessa. Tante Tonja was verhuisd en had nu telefoon! Ze vertelde, toen ik haar belde, dat ze die nacht geen oog had dichtgedaan van de legertrucks die door de straat reden.

De volgende dag nam ik een taxi naar de Prospekt Dobrovolskogo. Dat was even wat anders dan de Moldavanka! Tante Tonja had een eigen flatje gekregen, met een keukentje en – voor het eerst in haar leven – een douche. Wrang genoeg had ze dat aan haar kampverleden te danken. Als slachtoffer van het Stalinbewind had ze voorrang gekregen.

Goed ging het verder niet met haar. Ze was mager geworden, had suikerziekte, tekenen ging steeds moeilijker. Gelukkig had ze goede buren die haar hielpen.

Haar laatste brief schreef ze op 25 januari 1994. Het handschrift was minder vast. “Ik kreeg je brief waar ik heel, heel blij mee was. Ik ben snel bij iedereen langs geweest en heb hem voorgelezen. Ik had de herfst op je gewacht, ik hoorde niks van je en dacht dat je je oma uit Odessa vergeten was.“ Ze vroeg om hulp, heel voorzichtig. Medicijnen tegen de suikerziekte. “En doe er tulpenbollen bij, die kan ik dan hier planten”. Tekenen kon ze niet meer, haar hand trilde te veel. “Doe je papa en mama de groeten. Moge God jullie gezondheid geven. Ik kus je mijn best kind. Je verre oma Tonja."

In haar laatste brief had ze zich onbewust van tante tot oma verheven.

De reis in augustus 1991 was mijn laatste naar Odessa. Ik zette een punt achter mijn werk als reisleider. Wanneer oma Tonja is overleden, weet ik niet.

Hier deel 1.

Tante Tonja uit Odessa - 1

(Eerste publicatie: 4-10-2010), deel 2: hier

Tante Tonja uit Odessa kon goed tekenen. Dat redde haar in de kampen van Norilsk. In ruil voor wat eten maakte ze tekeningetjes voor andere gevangenen.

Haar vader kwam uit België. In Odessa werkte hij bij de tram. Toen de tsaar vertrok en de communisten kwamen, ging hij naar zijn vaderland. Vanuit België stuurde hij geld. Contacten met het buitenland, geld ontvangen, het was voor vrouw en kind geen aanbeveling.

Eerst kwamen ze voor Tonja’s moeder. Toen werd ook Tonja opgepakt.

Tante Tonja kwam ik bij toeval tegen, in de zomer van 1988. Ik was als reisleider in Odessa, had een middag vrij en zwierf door de Moldavanka, de morsige wijk met zijn binnenplaatsjes, waar het oude Odessa nog te vinden zou zijn. Ik maakte een foto van een duiventil, toen er een grijze vrouw op me afstapte. “Komt u voor de zaak van de duiven?” Ik weet niet voor wie ze me aanzag, maar toen ze begreep dat ze met een buitenlander van doen had, nodigde ze me uit. “Wilt u zien hoe ik woon?”

Het was een schamel onderkomen bovenaan een smalle trap. Het rook er smoezelig. Er liep een mager hondje rond dat ik onopvallend bij me vandaan probeerde te houden. “Kijk, zo verdien ik wat bij”, vertelde de vrouw die ik later tante Tonja noemde. Ze liet een paar borrelglaasjes zien met een bloemmotiefje. Ze kocht de glaasjes blanco, schilderde er bloemetjes op en verkocht ze met een beetje winst.

Ze kon goed tekenen en had naar een kunstopleiding gewild. Haar arrestatie maakte dat onmogelijk.

Als vanzelf begon tante Tonja te vertellen over het kamp en over hoe haar leven door de Stalinterreur was verpest. Het leek alsof ze voor het eerst, tegenover een buitenstaander, haar verhaal kwijt kon. Af en toe legde ze een hand op mijn knie en zei ze: “Het is echt gebeurd, hoor!” Ze diepte haar bewijsje van vrijlating op uit een la. Er kwamen tranen toen ze uit haar hoofd het gedichtje opzegde dat ze in het kamp had geschreven voor haar vader, die ze nooit meer zou terugzien. Fel en bitter zei ze: “Als hier op een feestdag de vlaggen uithangen, blijven bij mij de ramen dicht”.

Ik liet foto’s zien uit Nederland, van mijn familie en van mijzelf met een nest hondjes van een huisgenoot. Die laatste moest ik van haar achterlaten. Ik maakte een paar foto’s en beloofde die op te sturen. De volgende dag reisde ik door naar Moskou. Daar schrok ik me een ongeluk: ik kon het adres van tante Tonja niet meer vinden! En ik zou pas de volgende zomer, een jaar later, weer terug kunnen naar Odessa.

Hier deel 2.

(Het verhaal van tante Tonja kwam weer boven toen ik op de site van een Russische fotograaf foto’s tegenkwam van binnenplaatsen in Odessa. Deze lijkt op die van tante Tonja:)

Past ex-burgemeester Loezjkov in mijn verzameling voetballers?

(Eerste publicatie: 30-9-2010(

Eigenlijk wilde ik geen aandacht meer besteden aan de ontslagen Moskouse burgemeester Joeri Loezjkov. Toen kwam ik dit beeld links van ‘m tegen, en ja…

Meteen vroeg ik me af of het beeld van Loezjkov in mijn verzameling zou passen. Het antwoord was een onverbiddelijk nee. U moet weten, ik heb een verzameling porseleinen en metalen voetballertjes, alle gekocht in Rusland, negen in totaal. Dit is mijn topstuk, 9,8 centimeter groot:

Graag breid ik mijn verzameling uit, maar er zijn grenzen! Een voetballer met een tennisracket… Bovendien, de beeldhouwer (de verschrikkelijke Zoerab Tsereteli – wie anders) heeft Loezjkov neergezet als linkspoot, terwijl iedereen weet dat Loezjkov, die weleens een balletje trapt en zich dan graag laat filmen, rechts is.

En verder, die benen, dat zou nog kunnen (we denken aan Theo Laseroms, Gerd Müller, Roberto Carlos), maar dat bovenlijf… Dat is geen voetballer, meneer Zoereteli, en ook geen tennisser, dat is Yuri van Gelder.

Even tussendoor, hier het echte bovenlijf van Loezjkov:

Het beeld van de voetbaltennisser is te vinden in het Moskouse museum van Tsaretoeli, waar ik eigenlijk best eens een kijkje zou willen nemen. Jelena Batoerina, de vrouw van Loezjkov, schijnt er ook te staan. Hebben ze daar een museumwinkel? Ik denk dat ik de verleiding niet zou kunnen weerstaan. Alleen zet ik Loezjkov dan niet bij mijn voetballertjes, maar naast Poetin. Die heb ik in een judopakje bovenop een wereldbol.

Jaap ter Haar en Boris wezen me de weg naar Leningrad

(Eerste publicatie: 10-6-2010)

Ergens langs de weg in de regio Sint-Petersburg, een standbeeld van een vrachtwagen. Eigenlijk wilde ik er een ‘Raad de Plaat’ van maken, maar volgens mij is ‘ie te makkelijk. Het staat langs de weg in het dorp Doesjeva. Het beeld heet “Voor de helden van Ladoga” en is gewijd aan de chauffeurs die in de Tweede Wereldoorlog hun leven waagden door over het ijs van het Ladogameer mensen uit het belegerde Leningrad te evacueren en op de weg terug voedsel mee te nemen.

“In zijn droom reed Boris met zijn vader mee. ‘Naar links!’ mompelde hij in zijn slaap. ‘Vader, naar links, naar links…!’ Hij wilde die woorden uitschreeuwen, maar zijn keel zat dichtgesnoerd. In zijn droom zag hij het rustige en zo vertrouwde gezicht van zijn vader als in een film vóór zich. Vader keek door de bevroren voorruit naar het ijs, naar de sporen die de wagens vóór hem trokken door de sneeuw. Hij draaide echter zijn stuur niet naar links, maar naar rechts…

… Het gekraak van het ijs overstemde het geronk van de motor. Het voorwiel zakte log door de sneeuwlaag. De wagen stokte. Dáár ging het achterwiel. Dreunend klapte de laadbak vol kisten en zakken op het scheurende ijs. Donker water kleurde de sneeuw… Langzaam, tergend langzaam zonk nu ook vaders wagen tussen de schotsen in het ijskoude water van het Ladoga-meer. Dieper, steeds dieper…”

Met een schok werd Boris wakker. Opnieuw had hij gedroomd van het konvooi waarbij zijn vader het leven had verloren’.

Uit: Jaap ter Haar – Boris.

Door Ter Haar en Boris werd ik voor het eerst met mijn neus richting Rusland geduwd, richting Leningrad in het bijzonder. We hebben het over – pak ‘m beet – 1968. Elf jaar later kwam ik voor het eerst in de stad van Boris. Negen jaar geleden zette ik een tentje op aan de oever van het Ladogameer. Hartje zomer, maar ik zag de dreigende, ijskoude gaten in het ijs weer voor me.

(De foto van het standbeeld komt uit een mooi winters reisverslag van een autotochtje in de buurt van Sint-Petersburg.)

Nog één keertje over het Russische oorlogslied van Ernst Daniël Smid

(Eerste publicatie: 14-5-2010)

Nog even kom ik terug op mijn vertaling van het lied Zjoeravli (Kraanvogels/Zwanen). Ik schreef er eerder deze week over. Trots kan ik melden dat mijn Nederlandse versie is gepromoveerd tot lesmateriaal op het HOVO. Een docente aldaar vond het vertalersdilemma dat ik schetste een mooie illustratie van de problemen waar je als vertaler tegenaan kan lopen. Hoe breng je symboliek en context over?

Ook vond ze – ik vermeld het maar even – dat mijn vertaling beter bekt dan die van Willem Wilmink. Waarop ik mij meteen afvroeg hoe je dat, met behoud van alliteratie, in het Russisch vertaalt, beter bekken.

De Russische versie is vooral bekend in de uitvoering van Mark Bernes. Voor de verandering eens componist Jan Frenkel die zelf het lied zingt:

Tenslotte nog even terug naar 2005, het jaar waarin de CD van Ernst Daniël Smid met mijn vertaling van Zjoeravli verscheen. Ik heb toen voor het eerst (en voor het laatst) in Nederland kraanvogels zien overvliegen! In Limburg, even buiten het dorpje Neeritter… Zelf had ik ze niet eens herkend, ik werd er op gewezen door een opgewonden buurman.

Kraanvogels - zwanen: Een Russisch oorlogslied van Ernst Daniël Smid en het dilemma van de vertaler.

(Eerste publicatie: 9-5-10)

Rusland viert vandaag het einde van de Tweede Wereldoorlog met een daverende parade op het Rode Plein. Een natie zwelgt in trots. Ik zoek het liever in wat kleiners. Bijvoorbeeld in dit mooie lied van Mark Bernes, over soldaten die niet terugkeerden (muziek: Frenkel/tekst: Gamzatov):


Enkele jaren geleden heb ik het nummer vertaald. Ik liet het horen aan Ernst Daniel Smid en die nam het op zijn repertoire. Het staat op zijn CD Als de dag van toen. Bij het vertalen zat ik met een vervelend dilemma. Over de oplossing heb ik nog steeds twijfels, misschien zelfs spijt. Heb ik de goede keus gemaakt? Bernes zingt in het eerste couplet letterlijk:

Het schijnt me toe, soms, dat de soldaten
Die niet zijn teruggekeerd van de bloedige velden
Toentertijd niet in onze aarde zijn gelegd,
Maar zijn veranderd in witte kraanvogels

Sleutelwoord is Kraanvogels, de titel van het nummer. Een hopeloos woord voor een Nederlandse lied! Er rijmt bijna niets op en – onderschat dat niet - de klemtoon ligt onhandig. Daar staat tegenover dat de kraanvogel in Rusland een sterke symbolische waarde heeft. Zijn overvliegen markeert de seizoenen, zijn vlucht staat voor het verglijden van de tijd.

Mijn dilemma was: handhaaf ik de kraanvogel en produceer ik een hopeloze, moeizaam zingbare tekst? Of schrap ik de kraanvogel en lever ik vloeiende, soepel zingbare regels af die naadloos tegen de melodie aanliggen? Met pijn in mijn hart koos ik voor het tweede. Ernst Daniel Smid zingt in mijn vertaling:

Soms denk ik dat jonge frontsoldaten
Die na een zwaar gevecht zijn heengegaan
Nooit in een graf zijn neergelaten
Maar zijn opgevlogen als een witte zwaan

Die witte zwaan stuit menig Rus tegen de borst. Dat begrijp ik helemaal, maar ik heb de ‘belangen’ van de zanger (en de luisteraar) zwaarder laten wegen. Ik werd in die keus gesterkt, toen ik (naderhand!) ontdekte dat Herman van Veen het nummer ook ooit heeft uitgevoerd. De vertaling is – ik durf het bijna niet te zeggen – van Willem Wilmink, en die heeft de kraanvogels wel laten staan. Het resultaat is – ik durf ook dat bijna niet te zeggen - moeilijker zingbaar:

Soms denk, soms denk ik wel dat de soldaten
die in de oorlogen gevallen zijn,
niet onder witte kruisen zijn begraven,
maar dat ze kraanvogels geworden zijn

Oordeelt u zelf. Van beide versies is een kort fragmentje te beluisteren (via een extern linkje, embedden lukt helaas niet). Hier die van Herman van Veen (onder de tracklist, de tweede nummer 11). Nog net is te horen hoe hij zich door die vierde regel worstelt. En hier een fragmentje van Ernst Daniël Smid (track 14). Duidelijk toch, dat mijn vertaling beter klinkt? Daar staat het verlies van de kraanvogels tegenover, het symbool dat voor Russen zo veelzeggend is en emotioneel beladen.

Ter verdediging kan nog gezegd worden dat de Nederlandse luisteraar een kraanvogel doorgaans hooguit kent uit de dierentuin. Laat je de kraanvogel in de vertaling staan, dan nog komt de symboliek niet over. De gemiddelde Nederlander heeft niets met kraanvogels, in elk geval minder dan met zwanen. Een tekst met een zwaan zal voor hem dus eerder tot leven komen dan een tekst met een kraanvogel.

De Nederlandse reacties op de versie van Ernst Daniël Smid zijn eensluidend: men is ontroerd, met vindt het prachtig. Ook dat sterkt me in mijn keus. Maar de twijfel blijft… Had ik die kraanvogels niet toch moeten laten staan?

Voor de volledigheid hieronder drie versies: de letterlijke vertaling, de vertaling van Wilmink en de vertaling van mij.

Het schijnt me toe, soms, dat soldaten
Die niet zijn teruggekeerd van de bloedige velden
Toentertijd niet in onze aarde zijn gelegd,
Maar zijn veranderd in witte kraanvogels

Sinds die verre tijden vliegen zij, tot op heden,
Ze vliegen en roepen ons aan met hun stem
Is het soms daarom dat wij zo vaak en verdrietig
Stil zijn, terwijl we kijken naar de hemelen

Er vliegt, vliegt langs de hemel een vermoeide wig
Vliegt in de mist, aan het einde van de dag.
En in dat gelid is een kleine tussenruimte,
Misschien is dat (een) plek voor mij

Er komt een dag en met een vlucht kraanvogels
Vlieg ik in eenzelfde blauwgrijze mist
Vanonder de hemel roep ik dan als een vogel

Jullie allen, die ik achterliet op de aarde.

----------------------------------------------------

Soms denk, soms denk ik wel dat de soldaten
die in de oorlogen gevallen zijn,
niet onder witte kruisen zijn begraven,
maar dat ze kraanvogels geworden zijn.

Ze roepen ons uit lang voorbije tijden,
hun hese stemmen roepen in hun vlucht.
't Is misschien daarom, dat wij zo dikwijls kijken,
diep in gedachten, naar de avondlucht.

Daar, in de laatste lichtglans van de schemer,
gaat een vermoeide vogeltrek voorbij. 
Ik zie een lege plaats in hun geleed'ren,
misschien is dat de plek, bestemd voor mij.

Als ik met hen de hemel zal bevolken,
voorbijtrek in het schemerend verschiet,
dan zie ik jullie uit de verre wolken,
dan roep ik jullie, die ik achterliet.

---------------------------------------------------

Soms denk ik dat jonge frontsoldaten
Die na een zwaar gevecht zijn heengegaan
Nooit in een graf zijn neergelaten
Maar zijn opgevlogen als een witte zwaan

Ze vliegen sinds die lang vervlogen dagen
En wenken ons en roepen in de lucht
Zijn wij daarom bij hun vleugelslagen
Vaak even stil, kijkend naar hun vlucht?

Ze vliegen als de dag is afgelopen
Aan de hemel in een schuine rij
En in die rij is nog wat ruimte open
Misschien is dat een plek voor mij

Er komt een dag dan zweef ik met de zwanen
Terwijl het avondblauw van kleur verschiet
En ik roep dan, als een vogel, mijn kompanen

Iedereen die ik op aarde achterliet.

(Hier een kort vervolg.)

Bij wijze van uitzondering heb ik ook de commentaren bij dit stukje overgeheveld uit mijn oude weblog. Daarbij is boven elk commentaar automatisch mijn naam komen te staan - is het commentaar van iemand anders, dan staat zijn naam er tussen haakjes, achteraan, bij.

 

Mijn schilderij van Antonina Romodanovskaja

(Eerste publicatie:  22-4-2009)

Gisteren schreef ik hier over de tien duurste Russische schilderijen die op een rijtje waren gezet door de site van Artinvestment. Bovenaan de lijst staat Mark Rothko, wiens Witte centrum in mei 2007 voor 65 miljoen dollar van eigenaar verwisselde.

IMG_2286.jpg

Ik heb ook iets aan de muur hangen van een Russische schilder die door Artinvestment wordt genoemd.

Van een schilderes, beter gezegd: Tumannyj den (Mistige dag) van Antonina Romodanovskaja (1906-1985):

Als we de grafieken van Artinvestment mogen geloven, dan is de waarde van Romodanovskaja’s werk de afgelopen tien jaar met de helft gestegen, al zien we sinds vorig jaar weer een daling met 1,2 procent.

Als u wilt weten wat een schilderij als het bovenstaande zo ongeveer doet op dit moment, moet u zelf maar even snuffelen op internet. Een nieuwe keuken koop je er in elk geval niet voor. Wat altijd helpt, is een actieve kunstgalerij, zoveel heb ik inmiddels wel van de kunstwereld begrepen. Maak een mooie catalogus van een schilder en de prijskaartjes kunnen meteen omhoog. Hierbij doe ik ook een poging om Antonina Romodanovskaja iets bekender te maken. Twee werken uit de periode waaruit ook het mijne stamt (jaren vijftig, zestig):

a87_p2116.jpg
37094368_zimniy_sneg_1960.jpg
37094541_Stanciya_metro_Dvorec_Sovetov_1947g.jpg

Ik kocht mijn Mistige dag bij kunstgalerij Shishkin in Moskou. De Engelstalige invoice verraadde een niet al te grote kennis van het Engels. Als titel vermeldde de bon: “Froggy Day”.

Mijn porseleinen soldatenmuzikantjes

(Eerste publicatie: 28-2-2009)

IMG_2860.JPG

Aan één queeste van mij in dit aardse bestaan is dan toch een einde gekomen: er zijn maar drie verschillende muzikantjes.

Het eerste muzikantje kocht ik een jaar of tien geleden in een antiekwinkeltje in Sint-Petersburg. Zes centimeter hoog, een blazertje in het uniform van het Soevorov-instituut, een opleiding voor militairen. De twee andere muzikantjes volgden al snel en sindsdien ging er geen bezoek aan Rusland voorbij of ik speurde naar een vierde, naar een nieuwe, naar eentje met een klarinet, met een hoorn of eentje met een kleinere trommel. En zou er een tamboer-majoor zijn? Zo eentje die trots voorop loopt te zwaaien met zijn zilveren … hoe heet zo'n ding eigenlijk?

In al die jaren kwam ik nog een vierde muzikantje tegen, maar dat was een dubbele. Ik kocht ‘m toch maar, voor het geval ik nog een ander instrument zou vinden, dan zou ik misschien kunnen ruilen. Maar dat gebeurde niet. Niemand ook die me kon vertellen waar de vrolijk marcherende mannetjes vandaan kwamen, van welke fabriek.

Gisteren stond op de site van de BBC een filmpje over de porseleinfabriek van Doeljova. Bij beelden uit het bedrijfsmuseum speurde ik naar mijn soldaatjes. Geen soldaatje te zien. Ik besloot nog maar eens op internet te zoeken, en zowaar! Op een paar veilingsites werden mijn soldaatjes (porseleinfabriek Polonne, Oekraïne) te koop aangeboden. En telkens per drie, precies de drie die bij mij in de kast staan. Daarmee lijkt het wel zeker: er zijn er maar drie, verder zoeken heeft geen zin. De droom dat ik ooit nog eens een volledig porseleinen militair orkest zou kunnen uitstallen (en dan een echte, vette Sovjet-mars als muziek erbij) geef ik maar op.

IMG_2920.JPG