Het postume bijrolletje in Leviathan van zanger Michail Krug, met wie ik samen beroemd zou worden.

--------------------

Michail Krug Russische zanger muziek Rusland Leviathan Zvjagintsev


Is het iemand opgevallen? Het minieme, postume, bijrolletje van zanger Michail Krug in Leviathan, de veelbesproken film van Andrej Zvjagintsev? Mij wel! Zijn lied over Vladimirski Tsentral, een van de bekendste gevangenissen van Rusland, klinkt even uit de autoradio. Het is vette symboliek, een verwijzing naar de heersende dievenmoraal en het lot dat de hoofdpersoon te wachten staat. Hier het bewuste lied helemaal, in een aparte clip (dus niet uit de film van Zvjagintsev.) De man met pet, snor en buik, in het begin, dat is Krug:

 

Michail Krug! Twee keer kwam ik hem tegen. We zouden samen beroemd worden! Hem is dat gelukt, mij nog niet zo erg. Waar tegenover staat dat hij in 2002 is vermoord. De dag dat ik dat hoorde, schreef ik een stukje over hem voor de krant. Het verscheen op 10 juli 2002 in NRC-Handelsblad:

 

BIJ DE DOOD VAN MICHAIL KRUG

De eerste keer dat ik hem zag was in 1996. Ik had hem gebeld vanuit Moskou, hij wilde me wel ontmoeten, maar dan moest ik naar Tver komen, zijn woonplaats, een paar uur met de bus. Het was rond het middaguur – eerder was ik niet welkom – en daar stond hij, in de deuropening van zijn smoezelige flat. Michail Krug, de zanger die ik kende van cassettes van Russische vrienden. Erg bekend was hij nog niet, maar bij het eerste nummer dat ik van hem hoorde, wist ik het zeker: met hem wil ik samenwerken. Hij zou de melodieën leveren, ik de teksten, en samen gingen we de wereld veroveren.

Krug zei bij die eerste ontmoeting niet veel. “Valt niet mee, met een kater”, mompelde hij, en hij greep zijn gitaar en barstte los in een nummer dat hij de avond ervoor geschreven had. Drie jaar later hoorde ik het nummer terug op zijn zoveelste cd. 

Over onze samenwerking wilde hij niet praten. Eerst moest er die middag gedronken worden, buiten de stad, in het gezelschap van zijn vrienden. Er hing rond Michail Krug, die eigenlijk Michail Vorobjov heette, een sfeer van lichte criminaliteit. In zijn liedjes koketteerde hij met een gevangenisverleden en de lui waar ik die middag het glas mee hief, hadden zo te zien ook geen kantoorbaan.

‘s Avonds namen we als vrienden afscheid. Ik zou de volgende keer een contractje meenemen waarmee hij mij toestemming gaf om zijn melodieën te gebruiken. Het had moeite gekost om dat uit te leggen, want auteursrechten en Rusland vormen geen gelukkige combinatie. “Wees zuinig op je talent”, zei ik nog, geroerd door de wodka, want ik had sterk de indruk dat hij zich kapot dronk.

Een half jaar later ontmoetten we elkaar weer. Op dringend doktersadvies was hij gestopt met roken en drinken en hij was kilo’s aangekomen. Hadden wij daar in het westen geen middeltje tegen?

Opnieuw kwamen de zaken pas aan het einde van de dag ter sprake. Hij weigerde mijn contractje te tekenen, omdat daarin stond dat hij zijn inkomsten zou krijgen via de RAO, de Russische auteursrechtenorganisatie. “Dan kan ik fluiten naar mijn geld”, bromde hij op een toon die veel zei over de reputatie van de RAO. We besloten tot een herenakkoord. Ik zou het geld in Nederland voor hem innen en het hem komen brengen. Als nog grotere vrienden namen we afscheid. Het was de laatste keer dat ik hem zag.

Regelmatig kwam ik sindsdien in Rusland. In Nederland lukte het me maar niet om zijn melodieën met mijn teksten aan de man te brengen, maar in eigen land werd Michail, die aardige ex-drinkeboer uit Tver, een ster van het volk. Het ontroerde me wanneer ik zijn donkere stem over straat hoorde schallen, uit een raam, een autoradio of bij een stalletje met cd’s. “Klasse, Michail”, zei ik dan zachtjes, “het is je gelukt.”

Ik zocht hem niet meer op. Ik kon hem geen buitenlandse successen melden en hij zou wel genoeg lastiggevallen worden. Hij kreeg een filmrol als bendeleider. Hij trouwde en kreeg een zoon. Om de zoveel tijd verscheen er een nieuwe cd, met weer nieuwe liedjes over mama, dieven en rozen, maar ons herenakkoord bleef onuitgevoerd.

Vorige week dinsdag floepte de internetversie van de Izvestija op mijn scherm. Michail Krug keek me aan. Even was er een vonkje blijdschap, totdat ik de kop boven de foto las: “Koning van het Russische chanson vermoord”. Hij had twee inbrekers verrast in zijn nieuwe huis buiten Tver. Twee schoten in zijn borst maakten een eind aan zijn leven.

Op grote afstand, via internet, lees ik over zijn begrafenis. Vladimir Zjirinovski is overgekomen uit Moskou. Hij heeft altijd cassettes van Krug in de auto, vertelt de populist.

Het centrum van Tver is afgesloten voor alle verkeer. De menigte loopt met bloemen, vooral anjers, want de prijs van rozen is die dag overal in de stad opeens verdubbeld.

------------------------------------

Aanvulling: Ik heb wel degelijk een simpele, getekende verklaring van Michail Krug liggen over onze samenwerking. De RAO, die hij wilde omzeilen, wordt daarin niet genoemd. Als mijn geheugen mij niet bedriegt, is die verklaring inderhaast opgesteld, nadat hij het uitgebreidere contract mét de RAO erin geweigerd had te tekenen. Of de verklaring enig juridisch-auteursrechtelijk gewicht heeft, weet ik niet. Het maakt ook niks meer uit.

Hier een kort programma over Michail Krug en zijn geboortestad Tver. Laat de eerste minuten zitten, kijk een stukje vanaf 3.50. Wat was het een aardige vent! En vanaf 13.55, met het door hem geschreven 'volkslied' van Tver. En vanaf 17.00 ...  Dat hele dievengedoe, hij had het ook zonder wel gered.

En hier het eerste nummer dat ik van hem hoorde en waarmee hij me meteen voor zich won. En ja, daar heb ik een Nederlandse tekst bij geschreven. En nee, die druk ik hier niet af.  

En tenslotte hier het nummer dat Michail had geschreven, die avond voordat ik hem voor het eerst ontmoette in Tver.

 

 

graf Tver Michail Krug Leviathan Russische muziek Zvjagintsev

Lajka, Belka en Strelka: van zwerfhond in Moskou tot popster in de ruimte.

Lajka op een koektrommel

Lajka op een koektrommel

U weet vast niet hoeveel honden er door de Sovjetunie met een raket de lucht in zijn geschoten. 

In het alleraardigste boekje Soviet space dogs van Olesya Turkina las ik dat het er meer dan vijftig zijn geweest, waarvan vijftien meer dan twee keer. Het precieze aantal is niet bekend, het Russische ruimteprogramma was nu eenmaal geen toonbeeld van openbaarheid. Een aantal honden die meerdere keren de lucht ingingen, deden dat onder verschillende namen, wat het tellen ook niet eenvoudiger maakt. Hoeveel beestjes overleefden hun deelname aan de ruimtevaart? Tenminste 32, wat ik geen slechte score vind. 

En wie van al die honden kent u bij naam? Lajka, vermoed ik. Bent u in de Sovjetunie geboren, of buitensporig in dat land of in de ruimtevaart geïnteresseerd, dan hebt u vermoedelijk ook nog Belka en Strelka paraat. 

Belka Strelka honden ruimtevaart Sovjetunie Rusland

De ruimtevaardhonden kwamen niet uit een speciaal fokprogramma. Het waren stuk voor stuk Moskouse zwerfhonden, niet geselecteerd op proletarische afkomst, maar op fysiek: maximaal 6 kilo en niet hoger dan 35 centimeter. Ook moesten ze bij trainingen blijk geven van een behoorlijk incasseringsvermogen.   

Lajka honden ruimtevaart Sovjetunie

Nadat er al enkele beestjes tot buiten de dampkring waren geschoten, viel op 3 november 1957 Lajka de eer te beurt om als eerste in een baan om de aarde te worden gebracht. Men wist dat ze ten dode was opgeschreven. Er was een defect aan het koelingsysteem ontdekt, maar het was te laat om dat nog te repareren. Zeven dagen bleef Lajka officieel in leven, op 10 november, terwijl de capsule nog rond de aarde vloog, werd ze officieel dood verklaard. In werkelijkheid was ze al na een paar uur omgekomen. Een geleerde, betrokken bij de vlucht, betuigde jaren later spijt: Lajka’s avontuur had maar weinig gegevens opgeleverd, ze hadden haar moeten sparen.

Kreeg Lajka in de Sovjetpers al een heldenstatus, nog veel meer was dat het geval met Belka en Strelka. Het fotogenieke koppel keerde op 20 augustus 1960 als eerste ‘kosmonauten’ na een vlucht door de ruimte behouden terug op aarde en zette zo de deur open voor de eerste bemande ruimtevlucht van Joeri Gagarin, op 12 april 1961. Belka en Strelka gingen met de roem aan de haal die eigenlijk naar Tsjajka en Lisitsjka had moeten gaan. Maar dat duo was een paar weken eerder omgekomen, toen hun raket bij de lancering ontplofte.     

Belka en Strelka, veilig terug op aarde

Belka en Strelka, veilig terug op aarde

Belka en Strelka werden een soort popsterren, waarbij bewegende beelden uit de capsule (in het filmpje hieronder vanaf 0.50, de beelden van na de landing zijn ongetwijfeld in scene gezet) bijdroegen aan de magie.

Overigens heetten Belka en Strelka aanvankelijk Albina en Marquise, maar dat klonk niet
Russisch genoeg.

Soviet space dogs bevat een grote hoeveelheid fraaie illustraties, die laten zien hoe populair de ruimtehonden waren, in de Sovjetunie en ver daarbuiten. Postzegels, servies, beeldjes, sigaretten, kinderspeelgoed, de trouwe hondekopjes van vooral Lajka, Belka en Strelka doken overal op. Het enige minpunt van het boek: het bescheiden formaat van 21x13. De illustraties hadden minstens een dubbele omvang verdiend.

Lajka sigaretten

Lajka sigaretten

Belka en Strelka

Belka en Strelka

Strelka en Belka

Strelka en Belka

Tot aan de de vlucht van Gagarin gingen nog zes honden de lucht in. Eén koppel kwam om, één koppel haalde de ruimte niet, maar overleefde het avontuur wel. Twee hondjes gingen elk apart met een pop omhoog en landden veilig na één rondje om de aarde. In 1966 was er nog een vlucht met Veterjok en Oegoljok. Zij bleven 22 dagen in de ruimte, een record voor een levend wezen, dat pas vijf jaar later werd gebroken door de bemanning van de Sojoez 11 – die bij de terugkeer op aarde omkwam. 

Zij keerden terug uit de ruimte

Zij keerden terug uit de ruimte

Tsjernoesjka (Zwartje)

Tsjernoesjka (Zwartje)

Naar Pavlovsk! – deel 2: Tussen de Russen in de sneeuw, met een boomklever en vatroesjka's.

(Hier deel 1.)

Nadat vogelkenner Eelco uit het boemeltreintje was ontzet, was het nog tien minuutjes wachten op de trein die echt naar Pavlovsk ging. De vrouw die ons op het perron had bijgestaan, stapte met ons in en ging één bankje verder zitten.

 - Nachbarn, zei ze tevreden. Op het perron had ze haar Duits op ons geoefend.

Eelco en ik hadden in Sint-Petersburg een cursus gevolgd voor tolken en vertalers. Ik wist van zijn belangstelling voor vogels, maar meer ook niet.

Onderweg naar Pavlovsk gebeurde er verder weinig. We fantaseerden wat over de remise waaraan Eelco was ontsnapt, en over de vele glazen die hij daar ongetwijfeld met het verbaasde personeel (‘Otkoeda? Gollandija?’) had moeten nuttigen. Aangekomen in Pavlovsk kochten we een kaartje voor het park, waar door een parkwachter met een grote schaar een kaarsrechte – daar stelde hij eer in, dat zag je - strook werd afgeknipt. En daar liepen we onder de neerdwarrelende sneeuw het park in, temidden van langlaufende volwassenen en kinderen voortgetrokken op een soort binnenbanden.

Opeens stond Eelco stil.   

Hij keek omhoog, een kale boom in. Een boomklever. De eerste die ik in mijn leven zag en Eelco’s reputatie als vogelkenner was gevestigd.

Een echte vatroesjka is om te eten

Een echte vatroesjka is om te eten

Even verderop, bij een afdalinkje richting een bevroren meertje, was het een drukte van belang. Een prachtige plek om naar beneden te glijden, men stond er voor in de rij. “Laat je vatroesjka niet glippen!”, hoorde ik een moeder roepen, en ik begreep meteen dat ze zo’n binnenband bedoelde om op te glijden. Vatroesjka! Mijn dag kon niet meer stuk: een nieuw woord geleerd en een boomklever gezien.

Zo brachten we de middag verder door, temidden van Russen op smalle ski’s en vatroesjka’s, ver weg van alle Oekraïense ellende. Eelco wees me nog op twee goudvinken, honderdvijftig meter verderop, en hoopte tevergeefs op een specht.

In het treintje terug dwaalden mijn gedachten af naar Ajax-Feyenoord. Hoeveel zou het staan? – Een klapekster!, zei Eelco die naast me naar buiten zat te kijken, om er meteen aan toe te voegen dat hij zich vergist had.

Onze kaartjes werden gecontroleerd. Wie zou er in de basis zijn begonnen, nu Klaassen geblesseerd was? – Puttertjes!

Tevreden kwamen we aan op het Vitebski station, het mooiste station van Sint-Petersburg. 

Naar Pavlovsk! – deel 1: Hoe een Amsterdamse vogelliefhebber bijna werd afgerangeerd.

Gaat deze trein naar Pavlovsk? De vrouw op het perron, die ook die kant uit moest, zei van wel, maar voegde er heel eerlijk aan toe dat ze het ook niet zeker wist.

We hadden een mooie dag voor de boeg, Eelco (vogelkenner) en ik: naar het park van Pavlovsk, door veel inwoners van Sint-Petersburg opgezocht voor Russische sneeuwpret: langlaufen en sleetje rijden.

Daar klonk een mededeling door het verder lege treinstel: niet meer instappen!, hoorden we tussen veel gekraak door. Dat hadden we niet helemaal goed verstaan, zo bleek toen we voor de zekerheid toch maar even het perron op wilden om te kijken hoe of wat. Niet instappen!, moet de mededeling zijn geweest, want nadat ik nog net door de dichtslaande deur het perron op was geglipt, stond Eelco achter me wat onzeker naar buiten te kijken, door een deur die echt niet meer open wilde.

De vrouw die ook naar Pavlovsk moest, stond op het perron (zij had de mededeling wel verstaan) en wees Eelco door het raam op een knopje waarmee hij alarm kon slaan bij de machinist. Ik zwaaide – niet naar Eelco, maar naar de verre voorkant van de trein, waar ik de machinist vermoedde, die de Amsterdamse vogelliefhebber kon behoeden voor een eenzame rit naar de remise. Dat was een misrekening, want de machinist zat aan de achterkant van de trein, vlakbij. Gelukkig kwam hij naar buiten.

- Er zit nog iemand in de trein!, waarschuwde de vrouw.
- Is ‘ie dronken of zo?, vroeg de machinist licht geagiteerd.

Gepikeerd wilde ik iets antwoorden over een geluidsinstallatie die niet naar behoren functioneerde, maar ik liet het er verder maar bij. Ik was allang blij dat ik niet in m’n eentje naar Pavlovsk hoefde, met een licht schuldgevoel over een vogelkenner, buiten zijn wil om afgerangeerd richting remise.   

Hier deel 2.  

Van de coulissen van het Mariinsky naar de Nikolski kathedraal - wees zuinig op de zon!

De excursie in Sint-Petersburg naar het nieuwe gebouw van het Mariinski was de moeite waard , want hoe vaak in je leven sta je daar nou als gewoon mens tussen de coulissen. Maar buiten, zag ik – het was een uur of vier – zakte en zakte de zon. En met haar verdween langzaam het licht. Daarvan is er niet veel in januari in Sint-Petersburg, daar moet je zuinig op zijn. Ik wilde naar buiten!

 De man van de rondleiding was aardig, maar voor mij te lang lang van stof. Zullen we ook nog even naar de vierde?

 Ik wilde naar buiten!

Eindelijk greep ik bij de garderobe mijn spullen bij elkaar. Op naar de Nikolski kathedraal, honderd glibberige meters verderop. De zon moest daar, vermoedde ik, nog net de koepels raken. Na een meter of vijftig voelde ik de vrieskou aan mijn oren. Mijn muts! Terug naar de garderobe! Weer buiten miste ik het dopje van mijn lens. Nondeju, weer naar binnen. Niet te vinden! Dan maar zonder dopje verder.

 Een eindje verderop lag het op de verijsde stoep. Ik griste het van de grond, kluunde haastig naar de katherdraal en kon nog net een foto maken.       

Zwinger van Jelena Kostjoekovitsj: een zwaar literair ongeluk

Jelena Kostjoekovitsj

Jelena Kostjoekovitsj

Hoe lang geleden is het wel niet dat ik twee boeken uit de moderne Russische literatuur achter elkaar wist uit te lezen? Het valt nogal eens tegen, wat ik onder ogen krijg. Maar nu is het dan weer zo ver! Twee boeken heb ik – nagenoeg - helemaal uitgekregen!  

Van één daarvan mag u dat niet verbazen, als u dit blog regelmatig leest: het nieuwe boek van Jelena Katishonok, Licht in het venster. Daarover schrijf ik binnenkort een stukje, nu eerst even over het tweede boek: Zwinger van Jelena Kostjoekovitsj.  

Een intellectuele thriller, zo las ik in recensies, een magische caleidoscoop, deels gebaseerd op haar eigen familiegeschiedenis. Ik kwam er iets te laat achter dat ik een zwaar literair ongeluk in m’n handen hield.

Kostjoekovitsj, een algemeen gerespecteerd vertaler van Italiaanse literatuur, haalt nogal wat overhoop en voert een boel personen op. Zo hebben we daar de Italiaanse Antonia, aanhanger van de Rode Brigade, die in 1980 in Moskou nagemaakte Pravda’s verspreidt en Vladimir Vysotksi aan een overdosis medicijnen helpt; literair agent David Ber, die in 1956 de geheime rede van Chroesjtsjov bezorgt bij de ambassade van Israel en in 1973 de Sovjets zo ver krijgt om zich aan te sluiten bij de Berner Conventie inzake Auteursrechten; Ljoeba en haar Roemeense vriend Nikolaj, die op het spoor menen te zijn van kunstschatten uit de Zwinger te Dresden, verloren gegaan tijdens de bombardementen van de Tweede Wereldoorlog; een boel dissidenten, in Kiev, Sint-Petersburg en Parijs, deels familie van de Sovjet-officier die in Dresden in mei 1945 de inventaris moest opmaken van gevonden en verloren gegane schilderijen; de langbenige Italiaanse journaliste Nathalie, Jelena Rzjevskaja, Andrej Amalrik (van wie ik ooit college kreeg), Blers assistente Mirej en de KGB natuurlijk.

Umberto Eco komt nog even voorbij, Johan Cruijff wordt genoemd en de hoofdpersoon is Viktor Ziman, die als kind uit Kiev verhuisde naar Frankrijk en de hele week waarin hij in het boek gevolgd wordt erg verkouden is.

Het spreekt vanzelf – daarvoor mijn excuses aan Jelena Kostjoekovitsj - dat ik binnen de bescheiden ruimte van dit weblog geen recht kan doen aan alle fenomenale kronkels van de plot. Een miraculeuze ontsnapping bij Babi Jar, de verdwijning van Antonia, de ontvoering van Mirej, Bulgaren die een dissidentenarchief willen verkopen, de Frankfurter Buchmesse waar literaire agenten elkaar – soms letterlijk - naar het leven staan …     

Het is te veel, en gaandeweg weet ja als lezer niet meer waar de familiegeschiedenis van Kostjoekovitsj ophoudt en haar verbeelding begint. Dat zou misschien nog tot daaraan toe zijn, als er anderszins nog iets te genieten viel. Maar de stijl is niet bijzonder, nauwelijks een zin die de moeite van het overlezen waard is, geen beeld dat blijft hangen.

Een kleine bekentenis: de laatste honderd van de 749 pagina’s heb ik maar zo’n beetje doorgebladerd, dus ik weet niet hoe het is afgelopen en of ze elkaar hebben gekregen. Ik hoop van wel, want ik zie mensen liever gelukkig dan verdrietig.

Het Sint-Petersburg van Vladimir Sjinkarjov: de desolaatheid van een noordelijke vesting

Ik ontdekte Vladimir Sjinkarjov dankzij FC Zenit. Ik was op zoek naar een afbeelding van ons mooie stadion, toen ik op onderstaand schilderij stuitte. En ik begreep al vrij snel dat ik Sjinkarjov weleens wat eerder had mogen ontdekken. 

Sjinkarjov (1954) was een van de voormannen van de Mitki, een groep kunstenaars uit Sint-Petersburg die vooral in de jaren tachtig naam maakten met een mengeling van non-conformistische schilderkunst en literatuur en een enigszins hippie-achtige levensstijl.

Mitki-tentoonstelling in een coupé van de Transiberië Express. Tweede van rechts: Sjinkarjov (1988)

Mitki-tentoonstelling in een coupé van de Transiberië Express. Tweede van rechts: Sjinkarjov (1988)

 Er hangt nog steeds een zweem van non-corfmisme rond Sjinkarjov, al heeft hij allang de stap gezet naar de wereld van de ‘geaccepteerde’ kunst. Zijn werk wordt getoond in vooraanstaande musea. Hij antwoordt licht geamuseerd op vragen over zijn Mitki-verleden, maar neemt er – wat sympathiek overkomt – geen afstand van.

 De meeste aandacht krijgen Sjinkarjovs sombere stadsgezichten, met Sint-Petersburg als belangrijkste decor. Hij noemt de schilderijen neparádnye Peterburgskie peizázji (Russisch is makkelijker dan u denkt). In een verder niet al te boeiend interview geeft hij aarzelend toe dat daar dan misschien toch nog wel enig protest tegen de gevestigde orde in kan worden gezien, tegen de moderne tijd met z’n glamour en reclame. “De stad is bedachtzaam, een beetje bedroefd. Een noordelijke vesting, niet gebouwd voor helder, tropisch weer.”

Binnenkort hoop ik zijn werk in het echt te aanschouwen, en ook het decor: Sint-Petersburg in januari, met donkere dagen waarop het licht verslavende gevoel van desolaatheid je op elke straathoek kan overvallen.