literatuur

Boeken kopen in Sint-Petersburg terwijl het dooit

(Eerste publicatie: 10-1-2011)

Ik doe de buitendeur open en sta midden in een gevarenzone, afgezet met rood lint. Het dooit een paar graden en in Sint-Petersburg betekent dat: vallende ijsbrokken! Vandaag is ons huizenblok aan de beurt. De brokken worden losgebikt, het trottoir is met linten afgezet. Ik zie het bericht in de krant al voor me: “We hadden net dat brok los, doet die meneer de deur open. Ja, dat konden wij ook niet weten.”

 

Ik buig me onder het lint door en een lieftallig meisje van ongeveer zestien kijkt me drie seconden verliefd aan. Dat is op mijn leeftijd behoorlijk lang. Ze vraagt of ik bier voor haar wil kopen.

Sint-Petersburg en dooi is een verschrikkelijke combinatie. Ik schuifel over spekgladde trottoirs met waterijs, Russen schieten me aan alle kanten voorbij (die zijn geoefend) en ik besluit vandaag maar eens een giftig stukje te schrijven. Over hoe je in Rusland boeken koopt.

In mijn rugzakje heb ik het Lijstje van Nemzer: boeken uit 2010 die me bijna alle ontgaan waren, maar die volgens criticus Andrej Nemzer de moeite waard zijn. Ik vertrouw op dat lijstje, want Nemzer noemt onder meer Лада, или Радость van Тимура Кибирова. Dát heb ik gelezen en ik vond het geweldig. Dan zal die Nemzer er wel verstand van hebben.

Het grote filiaal van boekwinkel Bukvojed aan de Nevski prospekt. Drie verdiepingen. Ik mijd dat soort supermarkten liever, maar ik heb weinig tijd en ik wil die boeken hebben. Proza: derde verdieping. Ik beland tussen schappen waar ik maar één systeem kan ontdekken: drie planken met Viktor Pelevin en verder alles door elkaar. Het meisje van de boekwinkel: “Klopt, er zit geen systeem in. Daarom werken wij hier, om de klanten de boeken te wijzen.” Met drie titels van het Lijstje van Nemzer wil ik de boekwinkel verlaten, maar dat gaat natuurlijk zo maar niet.

Het alarm gaat af.

Een alleraardigste man controleert of de titels op mijn bonnetje overeenstemmen met de boeken in mijn plastic tasje. Alles klopt, één van de boeken gaat nog een keertje over de ‘demagnetisator’. De inhoud van mijn rugzakje interesseert de man niet, wat ik sympathiek vind.

De volgende boekwinkel zit aan de Litejni prospekt (vlakbij het Achmatova museum, de naam schiet me niet te binnen). De verkoopsters, vier in totaal – ja, het is een heel kleine winkel – gedragen zich geheel in overeenstemming met de opmerking van het meisje van Bukvojed: de boeken staan er keurig op alfabet, een feilloos systeem en de vier verkoopsters voeren dus geen flikker uit. Ik geloof niet dat ze mijn aanwezigheid hebben opgemerkt. Ondanks het perfecte systeem vind ik niets van het Lijstje van Nemzer. Op naar Dom Knigi.

Dom Knigi, het bekendste boekenhuis van Sint-Petersburg, mijd ik liever ook. Net zo’n pakhuis als Bukvojed. Belangrijkste verschil: hier klinkt pianomuziek, bij Bukvojed moet je hard praten om boven The Police uit te komen. Verder hebben we hier te maken met een mengeling van de vorige twee systemen: de boeken staan op alfabet, maar dat wil niet zeggen dat je ze ook kunt vinden. Daar hebben ze bij Dom Knigi een eigen zoeksysteem voor. Dan geef je de titel op aan een meisje, dat de titel intikt op een scherm en vervolgens op een plank afloopt waar jij net ook een kwartier hebt gestaan. Ze schuift de eerste rij boeken weg, legt een tweede rij bloot en overhandigt me routineus het gewenste boek.

Het aardige is nu: als je thuiskomt, met toch wel wat titels van het Lijstje van Nemzer in je tas, dan is de voldoening veel groter dan die ooit in Nederland zal zijn. Je hebt het systeem een beetje verslagen.

Het ijs was inmiddels weggebikt en mijn gastvrouw had bier gekocht. Nee, ze had het niet koud gezet, want koud bier drinken in de winter, daar word je verkouden van.

Timoer Kibirov: de avonturen van Lada in een winters dorp

(Eerste publicatie: 15-12-2010)

Nou ben ik toch al aardig wat jaren bezig om mij beroepsmatig te bekwamen in het Russisch. Kom je dan in een boek uit de moderne literatuur talloze woorden tegen die je niet kent, dan kan dat behoorlijk frustrerend zijn. Het tegenovergestelde kan ook gebeuren: de kennismaking met nieuwe woorden en uitdrukkingen kan blij maken en stimuleren. Het boek in kwestie moet dan wel mooi, ontroerend of anderszins de moeite waard zijn.

Die combinatie – nieuwe woorden in een mooi boek – vond ik in Лада, или Радость / Lada, ili Radost (Lada, of Vreugde) van Timoer Kibirov. Waarbij ik meteen maar opmerk dat Lada hier de naam is van een hond.

Бигуди… Dat ik dat woord niet kende! Een vreemd hiaat. Dat ik ze zelf niet gebruik (bigoedi zijn krulspelden), kan toch nauwelijks als excuus gelden. Шнобель, мякина, зашуганный, салабон, дрожать как цуцик… (U zoekt ze zelf maar op, aan luie leerlingen hebben we niks.)

Lada, ili Radost speelt zich af in een dorpje dat ‘s winters slechts drie inwoners telt: Aleksandra Jegorovna, Margarita Sergeevna (beiden op leeftijd) en zuipschuit Zjora. ’s Zomers zijn er ook tijdelijke bewoners uit de stad, en die dumpen bij Aleksandra een puppie: Lada. Er duikt ook nog een verdwaalde gastarbeider op, door Zjora afwisselend Tsjeboerek, Zwarte Abdullah, Gamsachoerdija en Ben-Laden genoemd.

En verder gebeurt er niet zo veel. Lada verovert de harten van alle bewoners, Zjora sluit vriendschap met Tsjeboerek, Margarita kijkt tv, Aleksandra leest de bijbel. Totdat er wolven opduiken en het verhaal plots een bloedige wending neemt. Waarna alles uiteindelijk toch nog goed afloopt. Kibirov maakt er een charmante, schelmachtige vertelling van, die een beetje doet denken aan de Tsjegem-cyclus van Fazil Iskander. Een beetje, want het 190 pagina's korte Lada, of Vreugde mist het weidse, historische perspectief dat Iskanders Abchazische vertellingen tot grootse literatuur maakt.

Kibirov richt zich regelmatig tot de lezer met kleine terzijdes over literatuur en poëzie. Zijn eigen doel als schrijver noemt hij ‘traditioneel’: “Goede gevoelens opwekken, in het bijzonder mededogen oproepen of op zijn minst mededogen uitbeelden”. Wat voor uitwerking Lada, of Vreugde op andere lezers heeft, weet ik niet, maar zelf overwoog ik na afloop even om een hond aan te schaffen.

Dat, en al die nieuwe woorden! En ik werd ook nog verrijkt met een citaat uit The Shield of Achilles van W. Auden, opgevoerd door Kibirov bij een kort betoog over het belang van mededogen:

That girls are raped, that two boys knife a third,
Were axioms to him, who'd never heard
Of any world where promises were kept,
Or one could weep because another wept.

Idzjit - korte verhalen van 'zwartschrijver' Roman Sentsjin

(Eerste publicatie: 25-11-10

Een van de boeiendste Russische schrijvers van dit moment is Roman Sentsjin. Zijn Joltysjevy, over de vergeefse pogingen van een stadse familie om in een dorp het hoofd boven water te houden, was een van de ontdekkingen van vorig jaar. Zijn dit jaar verschenen Idzjit, met korte verhalen, blijft achter bij Jotysjevy, maar mag er toch ook zijn.

Wat maakt Sentsjyn boeiend? Niet zijn stijl. Hij schrijft niet mooi, eerder kabbelend, laconiek. Of misschien is het toch juist dat laconieke? Sentsjyns voortkabbelende verteltrant gaat een verbinding aan met de sombere beelden die hij schets van de dorpen en de kleine steden ver van Moskou. Die combinatie grijpt je bij de keel.

Sentsjin weet waarover hij schrijft. Zijn familie nam de wijk uit Toeva, toen de nationalisten zich daar na het uiteenvallen van de Sovjetunie tegen de Russen keerden. Hij kwam terecht in het Siberische stadje Minoesinsk en maakte daar van dichtbij de economische chaos en sociale verwarring van de jaren negentig mee. In zijn verhalen schetst hij vooral de strijd om het naakte bestaan op het platteland. Centraal staan de Russen die in de jaren negentig tussen wal en schip belandden: opgegroeid in de Sovjetunie werden ze opeens wakker in een ander land. De grond was gaan schuiven, de spelregels waren veranderd.

Sentsjin schrijft over hoe het hun daarna verging: de oude kolchoz-directeur die nog steeds vecht om de oogst op tijd binnen te krijgen; de vrouw met astma (weggetrokken uit Toeva), die naar de stad moet (een lange reis met een haperende busdienst) om de komkommers uit haar moestuintje verkopen. In de bus op de weg terug peinst ze:

“Verschrikkelijk snel en onverwacht waren ze oud geworden, hadden ze hun krachten verloren. Toen ze hierheen verhuisden, waren ze nog opgewekt geweest en sterk, ze maakten plannen voor een nieuw leven, maar hier leek het wel of ze in een muizenval terecht waren gekomen. Hij was dichtgeklikt – je kon je niet bevrijden, niet lostrekken, al je botten waren gebroken. Ze leerden het dorp kennen en begrepen dat het helemaal geen moestuincoöperatie was, maar een verschrikkelijk, wreed wereldje, dat ze hier geen vrienden zouden vinden; elk huishouden leefde apart, en hoe harder een familie werkte, hoe groter de vijandschap met de mensen in de buurt, niemand laten ze bij zich toe – schrik aangejaagd door oplichters, dieven, dronkelappen, zien ze misschien in iedereen zo’n iemand…”


In Joltysjevy werd één familie gevolgd. In Idzjit komen de lotgevallen van meerdere figuren aan bod. Door die verbrokkeling zijn de beelden minder indringend, maar toch maakt Sentsjin in zijn korte verhalen duidelijk dat op het Russische platteland de sociale structuren (in de Sovjet-periode toch al ernstig beschadigd) zijn vergruisd. Solidariteit is zeldzaam.

Sentsjin wordt wel beschuldigd van zwartschrijverij. Het is allemaal wel érg somber bij hem. Ik kan dat niet goed beoordelen. In elk geval ken ik geen schrijver of publicist die momenteel met eenzelfde overtuigingskracht pósitief over de Russische dorpen schrijft.

Over Sentsjins boek Joltysjevy schreef ik eerder hier.

Voor de dichter Olga Berggolts was het beleg van Leningrad een bevrijding

(Eerste publicatie: 20-10-2010)

(Een eerder stukje over het dagboek van Berggolts vindt u hier.) 

Olga Berggolts schrijft in 1960:

“De gevangenis is de bron van de overwinning op het fascisme, omdat wij wisten: de gevangenis dat is het fascisme, en daar strijden wij tegen, en we wisten: morgen is het oorlog, en wij waren er klaar voor.“

Wat gevangenis en oorlog betreft, dichteres Olga Berggolts (1910- 1975) wist waarover ze sprak. In 1937 wordt ze, zwanger, ‘uitgenodigd’ voor een verhoor. Ze eindigt in het ziekenhuis waar ze haar kind verliest. Een jaar later wordt ze gearresteerd als ‘lid van de Trotski-Zinovjev groep’. Ruim een half jaar zit ze vast, opnieuw verliest ze een kind. Eerder al had ze twee dochters begraven; Maja in 1933 en Irina in 1936.

Dan breekt de oorlog uit waarop de gevangenis haar had voorbereid. Haar bijdrage aan de strijd zijn haar gedichten, die ze in het belegerde Leningrad voorleest op de radio. Massa’s inwoners liggen op bed, uitgeput, in donkere, onverwarmde huizen, die schudden van de bombardementen. “… en de enige band met de buitenwereld is de radio, en dan bereikt een gedicht, mijn gedicht, zo’n zwarte, van de buitenwereld afgesneden hoek, en voor een ogenblik voelen de mensen in die hoeken, de hongerige, wanhopige mensen, zich beter. Als ik hun een ogenblik van vreugde heb bezorgd, al was het vluchtig, al was het illusoir – dat doet er immers niet toe – is mijn bestaan gerechtvaardigd.” (13 mei 1942).

Al vóór haar arrestatie is Berggolts, aanvankelijk een overtuigd communiste, van haar geloof gevallen. Ze houdt van haar land, maar haat het regime dat haar idealen vertrapt. Paradoxaal genoeg verschaft de oorlog haar een grote mate van vrijheid. Opeens kan ze in haar gedichten wel haar woede kwijt, al is die woede nu dan gericht tegen een vijand van buitenaf. Maar de oorlog is nog niet voorbij, of het oude keurslijf gaat weer knellen. De oorlog dient in gloedvolle termen de heroïek van het Sovjet-leger te bezingen, Berggolts, zo luidt de kritiek, blijft hangen in sombere regels over klein, individueel leed.

Ondertussen blijft Berggolts wel een officieel symbool van Leningrad-in-de-oorlog. Een gedicht van haar komt op de gedenkmuur van de Piskarevski begraafplaats. De laatste regels ervan (“Niemand is vergeten en niets is vergeten”) worden overal afgedrukt en geciteerd – ook nu nog.

Het contrast tussen deze officiële status en Berggolts’ echte leven is schril. Ze weigert de in ongenade gevallen schrijvers Achmatova en Zosjtsjenko af te vallen. Ze figureert in de ‘Leningrad-zaak’ en vreest te worden gearresteerd. In 1949 bezoekt ze de kolchoz Staroe Rachino, waarover ze in 1944 (zonder er zelf te zijn geweest) in de Izvestija een positief stuk had geschreven. Ze treft er een door collectivisatie en oorlog lamgeslagen gemeenschap aan, getiranniseerd door botte partijfunctionarissen. Een paspoort krijgen de bewoners niet, als lijfeigenen zitten ze vast aan de grond.

Het schrift met Berggolts’ aantekeningen over Staroe Rachino is bewaard gebleven. Er zit een gaatje in van een spijker… Wanneer ze met haar man (haar derde echtgenoot – ze scheidt van de eerste, hij wordt later geëxecuteerd, de tweede overlijdt tijdens het beleg van Leningrad) op haar datsja is, ziet ze een zwarte auto aankomen. Ze vreest een huiszoeking en haar man spijkert het schrift razendsnel uit het zicht vast aan een bankje in de tuin. Het blijkt loos alarm.

In 1952 laat Berggolts zich opnemen om te worden behandeld voor een alcoholprobleem.

Tot aan haar dood in 1975 blijft de relatie met de overheid moeizaam. Haar overlijden wordt pas op de dag van de begrafenis bekendgemaakt met een paar regeltjes in de krant, een massale bijeenkomst dient te worden voorkomen. Berggolts wilde begraven worden op de Piskarevski begraafplaats, maar dat wordt verboden. Het wordt Literatorskie Mostki, de schrijversafdeling van de Volkov begraafplaats. Nog voor de afscheidsplechtigheid in het Schrijvershuis kopen vrienden de chauffeur van de lijkwagen om. Hij rijdt naar de Piskarevski begraafplaats en voor de poort wordt de wagen zo neergezet dat Olga ‘uitzicht’ heeft op het monument met haar eigen regels. De vrienden leggen een handjevol grond van de begraafplaats in haar kist.

Ольга. Запретный дневник (Olga. Verboden dagboek). Uitgeverij Azbuka Klassika. Er is nog geen vertaling.

Een pagina van het dagboek uit 1949 met het gaatje (negende regel van onder):


Olga Berggolts en het lied over Transvaal

(Eerste publicatie: 17-10-10)

Ik ben pas halverwege, maar beveel het al van harte aan: Ольга. Запретный дневник (Olga. Verboden dagboek). Olga is Olga Berggolts, de dichteres die tijdens het beleg van Leningrad op de radio met haar gedichten de inwoners van de stad – er volgt nu een understatement – een hart onder de riem stak.

Over de inhoud van Verboden Dagboek schrijf ik binnenkort een stukje, hier eerst iets over een detail. Het is augustus 1942. Berggolts ervaart de enthousiaste reacties op haar gedichten deels als een last. Hoe kan ze aan de hooggespannen verwachtingen van de luisteraars (niet alleen de inwoners van Leningrad, ook de soldaten aan het front) blijven voldoen? Ze verzucht: “Kon ik maar iets schrijven als Transvaal … Maar hoe schrijf je zoiets simpels en groots!”

Bij de titel Transvaal openden zich onmiddellijk weidse perspectieven, brede verbanden! Hing bij mijn grootvader aan de muur niet een bordje met de Boerenspreuk Alles sal reg kom? Zong ik in mijn kinderjaren niet ook over Transvaal? Hadden Olga Berggolts, de stem van Leningrad in oorlogstijd, en ik in onze jeugd misschien hetzelfde lied gezongen? (Al ging bij ons de tekst een beetje anders: “Sarie Mareis, die zakte door het ijs”). Dit lied:


Een noot onderaan op de pagina blies het mooie vergezicht weg. Berggolts, zo las ik, doelde op het lied Трансвааль, Трансвааль, страна моя (Transvaal, Transvaal, mijn land). Het is gebaseerd op een gedicht van G. Galina uit 1899: Boer i ego synovja / Een Boer en zijn zonen, geschreven kort na het begin van de Boerenoorlog. In een ‘volkse’ versie en op muziek van A. Goebstjenko werd het populair. Het kreeg vier nieuwe beginregels en daarmee ook een andere titel: Transvaal, Transvaal, mijn land / Je staat geheel in brand. Het beschrijft hoe een oude Boer zijn zonen ‘afstaat’ aan de oorlog.

De Boeren konden net als in Nederland rekenen op sympathie. Er gingen Russische vrijwilligers naar Zuid-Afrika. Galina liet de opbrengst van de bladmuziek van haar origineel ten goede komen aan de Boeren. Konstantin Paustovski schrijft in zijn memoires hoe op de binnenplaatsen van Kiev de orgeldraaiers Transvaal, Transvaal, mijn land speelden. Het lied werd gezongen door Russische soldaten in de Eerste Wereldoorlog, maar de sprong naar de Tweede Wereldoorlog maakte het – voor zover ik weet – niet.

Was het te oud? Zeker niet. Het lied Afscheid van een Slavisch meisje, onlosmakelijk verbonden met de Tweede Wereldoorlog, stamt bijvoorbeeld uit 1912… De ideologie zal een rol hebben gespeeld. De Boeren konden onder de communisten niet meer op veel sympathie rekenen, het zingen van het lied zal niet zijn aangemoedigd.

Het was even zoeken naar bewegende beelden, maar ik vond een uitvoering van Transvaal, Transvaal in de film Kortik (1954). Op een Petersburgse binnenplaats van voor de oorlog treden artiesten op (vanaf 6.25) en vanaf 7.05 zingt één van hen het door Berggolts genoemde lied:

Helaas, de film is op YouTube niet meer beschikbaar. Hieronder een andere versie van het lied, die hopelijk openbaar blijft:

In een versie van Kortik uit 1973 komen de straatartiesten ook weer voor, maar dan wordt Transvaal, Transvaal niet meer gezongen. Was door de Apartheid het lied van de Boeren inmiddels te besmet?.

Blauwe dekens, rode dekens en de Zomertuin van Achmatova

(Eerste publicatie: 28-08-2010)

Ik had een mooi beginakkoord van mijn verblijf in Sint-Petersburg in gedachten en dat werd het ook: een rondvaart “Langs de gedichten van Achmatova”. De rondvaart kreeg alleen een wat andere toonsoort dan gedacht.

Gedichten luisteren vind ik al vrij lastig. In een vreemde taal is dat nog lastiger en in dit geval zat de motor van de rondvaartboot me ook nog behoorlijk in de weg. Maar ik was kennelijk de enige die daarmee zat. Er werden blauwe dekens uitgedeeld (het was een graad of negentien en er stond een aardig briesje) en de stemming aan boord was genoeglijk.

Al snel kwamen we langs de Zomertuin. Nu zou vast mijn favoriete gedicht van Achmatova klinken: Zomertuin. Maar nee, er klonk iets anders, al weet ik niet precies wat, vanwege die motor. Ik liet de gedichten verder maar en genoot van wat ik zoal tegenkwam. Twee bruidsparen:

Twee kunstenaars (toen onze boot voorbij was, trokken ze de even benen op vanwege de golven):

Het Kempinski Hotel (hier woonde Dick Advocaat toen hij Zenit naar de landstitel en de UEFA Cup voerde):

En zij hadden rode dekens gekregen!

En toen klonk opeens toch nog het prachtige Zomertuin:

ЛЕТНИЙ САД

Я к розам хочу, в тот единственный сад,
Где лучшая в мире стоит из оград,
Где статуи помнят меня молодой,
А я их под невскою помню водой.

В душистой тиши между царственных лип
Мне мачт корабельных мерещится скрип.
И лебедь, как прежде, плывет сквозь века,
Любуясь красой своего двойника.
И замертво спят сотни тысяч шагов
Врагов и друзей, друзей и врагов.
А шествию теней не видно конца
От вазы гранитной до двери дворца.
Там шепчутся белые ночи мои
О чьей-то высокой и тайной любви.
И все перламутром и яшмой горит,
Но света источник таинственно скрыт.

1959

Blote benen in De Mantel van Nikolaj Gogol

(Eerste publicatie: 17-8-2010)

Iedereen dient verplicht om de tien jaar zijn boekenkast te herlezen. Je ontdekt zoveel nieuws! Zo had ik het nooit echt op Nikolaj Gogol. Tot ik vorige week zijn verhalen De Neus en De Mantel nog eens ter hand nam. Wat een genoegen!

Een paar dingen zijn aardig om te vermelden. De voor- en vadersnaam van de arme ambtenaar in De Mantel kende ik natuurlijk nog wel: Akakij Akakijevitsj. Gogol gaf hem ook nog een achternaam: Bajsmatjskin. Dat was ik vergeten.

Op pagina 12 van mijn mooie Russische uitgave uit 1952 gaat Akakij Akakijevitsj langs bij de kleermaker. Die zit op een tafel, in (logisch) de kleermakerszit. Zijn benen, schrijft Gogol, waren, zoals gebruikelijk bij kleermakers die aan het werk zijn, spiernaakt. Daar keek ik van op. Wat ik bijna meteen erg dom vond van mezelf. Blote benen? Blote voeten, natuurlijk! Ik was op het (sorry) verkeerde been gezet door het Russisch, dat één woord heeft voor been én voet: нога. Ik vond het extra dom van mezelf, omdat in mijn uitgave uit 1952 die kleermaker op een tekening staat afgebeeld, met duidelijk zichtbaar een blote voet.

Op pagina 20 staat Akakij Akakijevitsj in zijn nieuwe mantel stil voor een etalage. Hij ziet er een plaatje van een vrouw die haar hele been heeft ontbloot… dacht ik te lezen. Maar het waren mijn verdorven mannehersens die mij hier (opnieuw) op het verkeerde been zetten. Niks geen bloot been, slechts een ontblote voet! Het verhaal speelt in 1842… Dit was extra dom van me, omdat Gogol nota bene eerst nog schrijft dat de dame in kwestie haar schoen had uitgetrokken. Dat signaal bleek kennelijk niet sterk genoeg om mijn hersens weg te houden bij het beeld van een ontbloot damesbeen.

In De Neus kwam ik één van mijn favoriete Russische uitdrukkingen tegen. Majoor Kovaljov komt thuis, in alle staten – want zonder neus – en ziet tot zijn niet geringe ergernis hoe zijn bediende Ivan lui op de divan een beetje naar het plafond ligt te spugen. Laat ik nou altijd gedacht hebben dat die uitdrukking voor onbekommerd lui zijn – op de bank naar het plafond liggen spugen – van na de oorlog was. Of van niet lang daarvoor. Nee, Gogol gebruikt ‘m al! Rest dan de vraag: heeft Gogol die uitdrukking zelf uit het Russisch geplukt of heeft Gogol die uitdrukking aan het Russisch geschonken? Als dat laatste het geval is, er zijn slechtere geschenken denkbaar

De Neus van Majoor Kovaljov, Voznesenski prospekt, Sint-Petersburg

De Neus van Majoor Kovaljov, Voznesenski prospekt, Sint-Petersburg

Welke boeken moet je lezen om een juist beeld te krijgen van de Sovjetunie? U mag het zeggen - 3

(Eerste publicatie: 3-8-2010)

Voorlopig even mijn laatste stukje naar aanleiding van de vraag hierboven, die tot op heden veertien lijstjes opleverde.

Het aardigste lijstje vind ik dat van Ad van de Staaij. Het is afwisselend en daarnaast vertuigend gemotiveerd:

1) Platonov’s Tsjevengoer geeft volgens mij een goede indruk van hoe de bolsjewistische ideeën in de Russische praktijk werden gebracht, ik vind dit nog steeds een van de meest inspirerende boeken. Niet alleen vanwege de beschrijving en taal, maar vooral vanwege de reeks vragen die het oproept over de landing van Hegel op het ongeletterde Russische platteland, de naieve bureaucratische ambities en de gehaaide Russische boeren, utopische fantasie en orthodoxe verlossingswanen enz.

2) Grossmann’s Alles Stroomt schetst volgens mij goed hoe wat het communisme na 40 jaar gedaan heeft voor de menselijke relaties in Rusland

3) Alezjkovski’s Kangoeroe (in de schitterende vertaling van Aai Prins) is de combinatie tussen Kafka en Celine die het kenmerk is van de sovjetverbastering van het Russisch, ik heb de aanbeveling van Brodsky in Less than one gevolgd. Hoewel zwaar overdreven levert het voor de goede verstaander een hele reeks herkenningen op en ook weer veel vragen over hoe dat krankzinnige systeem kon ontstaan en voortbestaan

4) Zosjtsjenko’s korte verhalen omdat die de zachtmoedige en ironische kant van het Russische leven laten zien, zoals dat ook gewoon doorgaat na de revolutie

5) Nadezjda Mandelstam’s Memoires als schets van het leven van de intelligentsia

Twee andere lijstjes vallen op doordat er titels op staan van vóór 1917. Ze zijn van Paul van der Woerd (hij noemt Gogol en Dostojevski) en Sander Fain (Saltykov-Sjtsjedrin, Leskov). Volgens beiden dient men naar het oude Rusland te kijken om de USSR te kunnen begrijpen. Sander: If you want to understand the USSR better, go “back to the roots” and read the 19-th century literature: M.Saltykow-Sjtsjedrin (“The History of a Town Glupov” and his fairy tails) and N.Leskow (“De Linkshandige”/Levsha). Both books are easy to read and you'll really enjoy the reading. The 20-th century added several new chapters to the M.Saltykow's book that are easier to understand knowing the beginning”.

Ik zou de inzendingen nog uit andere invalshoeken kunnen beschrijven (schrijvers waar ik nooit van gehoord had / boeken die ik moet (her)lezen / boeken die ik zeker níet zal herlezen), maar dat voert wat ver.


Ik beperk me, ter afsluiting, tot mijn eigen lijstje:

Anna Achmatova – Requiem. “Kunt u dit beschrijven? En ik zei: - Ja, dat kan ik”.

Marius Broekmeyer – Het verdriet van Rusland. Magnum Opus van eminente Ruslandkenner. Een portret van het Russische platteland, gebaseerd op openbare literaire en journalistieke Sovjet-bronnen.

Lidija Ginzburg – Krutoi Marsjrut. Alleen al vanwege de beschrijving van het gevangenentransport per (in Nederland gebouwd) vrachtschip.

Klaus Mehnert – Über die Russen heute. Invoelend portret van de Sovjetburger als literatuurlezer.

Vladimir Vojnovitsj – Avtoportret. Van herder, meubelmaker, zweefvlieger in de buitengewesten, tot bouwvakker, baanvakwerker, schrijver in Moskou. Dissident, emigrant, remigrant.

Lijstjes kunnen nog steeds opgestuurd worden. Zodra ik er 25 binnen heb, maak ik een nieuw overzichtje. De spelregels voor inzendingen staan hier. Een eerder overzichtje staat hier.

Welke boeken moet je lezen om een juist beeld te krijgen van de Sovjetunie? U mag het zeggen - 2

(Eerste publicatie: 1 -8-2010)

Anderhalve week geleden stelde ik bovenstaande vraag met het verzoek om lijstjes (maximaal vijf titels) op te sturen. Ik ontving er tot nu toe twaalf, genoeg voor een eerste overzichtje. Een paar cijfers:

In totaal werden 37 schrijvers genoemd en 45 boeken. Drie schrijvers werden drie keer genoemd: Michaïl Boelgakov, Vasili Grossman en Aleksandr Solzjenitsyn. Acht schrijvers kwamen twee keer voor: Anna Achmatova,, Vladimir Majakovski, Nadjezjda Mandelstam, Klaus Mehnert, Andrej Platonov, Anatoli Rybakov, Vladimir Vojnovitsj en Michaïl Zosjtsjenko.

Vijf boeken werden twee keer genoemd: De Meester en Margarita (Boelgakov), Leven en Lot (Grossman), Kinderen van de Arbat (Rybakov), De Goelach Archipel (Solzjenitsyn) en Korte Verhalen (Zosjtsjenko).

Laatstgenoemde is strikt genomen geen titel, maar ‘Korte Verhalen’ heb ik gezien de aard van het werk van Zosjtsjenko toch maar als zodanig genoteerd. Iets lastiger werd dat bij nog algemenere omschrijvingen, zoals “de dichters van de Zilveren Eeuw, vooral Tsvetajeva en Achmatova”. In dat geval zijn wel de namen van de schrijvers genoteerd, maar geen titels.

De commentaren bij de boeken waren soms wat mager (“Zonder enig en overbodig commentaar”). Een enkeling gaf bij zijn titels meteen maar een linkje naar de complete tekst. Het verzoek kwam om ook een onderzoekje te doen naar films. De mooiste zin trof ik aan in het lijstje van Ad van de Staaij. Hij noemde Tsjevengoer van Platonov, onder meer vanwege “de vragen die het oproept over de landing van Hegel op het Russische platteland…”

Bijna volledig afwezig is de 'pure’ Sovjet-literatuur, geschreven voor de nieuwe Sovjet-mens, terwijl het ideaal dat die literatuur verwoordde toch een belangrijk aspect vormde van de Sovjet-maatschappij. Alleen de jeugdboeken van Arkady Gajdar (genoemd door Andrei Sleptchenko) zou je hierbij kunnen onderbrengen.

Lijstjes inzenden kan nog steeds. Voor de simpele spelregels: zie hier.

Een uitgebreider overzichtje van de inzendingen vindt u hier.