Oekraïense captain Jarmolenko geeft 'lafaards' Dzjoeba, Pavlitsjenko en Timosjtsjoek nooit meer een hand

————————-

——————-

Voetbal? Ik had niet gedacht dat ik daar op deze plek nog enige aandacht aan zou besteden, tegen de achtergrond van alle ellende die de Russische inval in Oekraïne teweeg heeft gebracht. Aan de vooravond van de wedstrijd Wales-Oekraïne, met als inzet een ticket voor het WK later dit jaar, doe ik dat toch. Ik laat Andriy Jarmolenko, de aanvoerder van het Oekraïense elftal, aan het woord.

Jarmolenko, in Londen op de loonlijst van West Ham United, spreekt zich in onderstaande video (met nog enkele andere personen uit de Oekraïense voetbalgemeenschap) uit over de oorlog en vooral over Russische topvoetballers die niet de moed hebben om zich uit te spreken tegen de oorlog. Hij gaat er, begrijpelijk, met gestrekt been in.

Ik vermoed dat de meeste lezers van dit blog weinig op hebben met sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder. Hun met name raad ik aan om in elk geval toch even de eerste 35 minuten en de laatste vijf te bekijken. Het levert misschien een nieuwe invalshoek op. In elk geval maken de woorden van Jarmolenko (Engels ondertiteld) duidelijk dat er morgenavond in Cardiff heel wat meer op het spel staat dan gewoon een overwinning in een potje voetbal.

Ik gun Wales het allerbeste, maar Oekraïne moet zondagavond winnen.

En dan schakelen we nu over naar YouTube:

———————-

De maker van de video, de Russische ex-voetballer Jevgeni Savin, zat tijdens het begin van de Russische invasie in Noorwegen. Twee dagen later heeft hij zijn gezin weggehaald uit  Rusland. Savin is eigenaar van voetbalclub Krasava, die uitkomt op het derde niveau in Rusland. De toekomst van de club is na dit interview onduidelijk geworden.

De video is van 18 april. Ik kwam hem op het spoor door een recent, uitgebreid interview met Savin in Novaja Gazeta (Russisch). Voor een korte samenvatting van de wedstrijd Schotland-Oekraïne, eerder deze week, die Oekraïne moest winnen om het beslissende duel met Wales te kunnen spelen, kunt u hier terecht. Jarmolenko tekende voor het eerste doelpunt.

Een welkome herinnering aan dat andere Rusland

———————

Sint-Petersburg (foto: Egbert Hartman)

——————————-

Rusland heeft de laatste tijd niet zo’n goede pers. Het vereist dan ook enige moed om juist nu een boek uit te brengen over dat land dat niet gaat over corruptie, maffia of oorlog, maar over het andere Rusland; dat van de banja, de kommoenalka, de datsja, de elektritsjka’s, dansles, langlaufen en het vieren van Oud-en-Nieuw. En dat dan ook nog is geschreven met een toon van vriendelijke verwondering, van iemand die haar ogen uitkijkt – en goed de kost geeft – en daarbij volop ruimte geeft aan het bevrijdende besef dat er zoveel meer is dan het aangeharkte, comfortabele Nederland.       

Uitgeverij Prometheus betoonde moed en publiceerde Een Rus als ik, ontmoetingen in alledaags Rusland van Eline Helmer. Als docente antropologie en assistente bij lessen Nederlands was Helmer (1993) verbonden aan de universiteit van de bescheiden provincieplaats Pskov, ook werkte ze als docente op het Nederlands Instituut in Sint-Petersburg en de Staatsuniversiteit aldaar. Met Een Rus als ik treedt ze in de voetsporen van Hans Boland, die docent Nederlands was in onder meer Archangelsk en zijn ervaringen eveneens boekstaafde. Daarmee houdt de overeenkomst tussen beiden wel op. Waar Boland zijn (vaak begrijpelijke) ergernissen over van alles en nog wat in Rusland ruim baan geeft, en zichzelf daarmee herhaaldelijk buiten de Russische maatschappij plaatst, leeft Helmer er ‘met open armen’.       

Ze registreert, noteert (letterlijk: tijdens haar vele busritjes “verzamelt ze gesprekken”, zoals ze dat noemt, om die meteen te noteren zodra haar tijdelijke gesprekspartner is uitgestapt) en probeert daarbij enige afstand te bewaren, zoals een antropoloog/verslaggever past. Regelmatig mislukt dat grandioos, dan stromen bevreemding, betrokkenheid en - veel minder vaak - afkeer tussen de regels door. Tot dweperij lijdt dat gelukkig nergens, Helmer behoort niet tot de Ruslandschouwers die zich met graagte verliezen in de ‘Russische ziel’; dat holle fenomeen ontbreekt in haar boek volledig.

Helmer spreekt nauwelijks Russisch wanneer ze in Pskov arriveert. Wanneer ze vijf jaar later, in januari 2020, terugkeert naar Nederland, spreekt ze de taal vloeiend en is ze ook een partner rijker. Ze beseft dat ze hier weer een plek zal moeten vinden en lijkt er niet gerust op dat dat gaat lukken, zozeer is ze prettig aangetast (mijn woorden) door een leven in een andere maatschappij, waarvan ze de verschillende lagen tijdens haar lange verblijf heeft leren aanvoelen. Dat proces laat ze de lezer meebeleven, niet eens expliciet, maar door vrij simpel verslag te doen van haar ontdekkingstocht, met een uitdijende vriendenkring, haar deelname aan de samenleving (balletles, een breiclubje) en haar vermogen om gesprekjes aan te knopen met zo’n beetje iedereen.

Natuurlijk komt de bureaucratie voorbij, de manie voor formuliertjes en bewijsjes (“ - Waar kom je vandaan? Holland? Staat niet op de lijst. Nederland ook niet. Ze scrolt verder. – Ik heb hier wel Nigeria.”) Maar het zijn de busritten in de stad die de mooiste pareltjes opleveren. Om gesprekjes uit te lokken, legt ze duidelijk zichtbaar een Nederlands boek op schoot of gaat ze zitten breien. Onvermijdelijk komt dan het moment dat een omaatje bozig uitlegt dat ze dat helemaal verkeerd doet, om het werkje over te nemen en dwingend voor te doen hoe het wel moet. En Helmer – geen oortjes in! – luistert ook naar de gesprekken rondom:

“Een oud vrouwtje stapt vlak voor mij de bus in. Dan de bus weer uit. Dan toch weer in. Net voor de bus optrekt spring ik erin. De oma is inmiddels in een heftige discussie verwikkeld met een ander oudje.
- Dit is jouw bus niet, je gaat de verkeerde kant op nu.
- Weet ik.
- Je moet er de eerstvolgende halte weer uit, en dan de 4 de andere kant op nemen.
- Weet ik.
- Mooi dom van je hoor, nu moet je weer helemaal terug.
- Weet ik
- Gaat je zeker een half uur kosten, de 4 rijdt namelijk net voorbij.
- Weet ik.
- Want de 4, die komt maar één keer in de dertien minuten.
De vrouw brengt haar gerimpelde gezicht tot vlak voor de neus van de andere oma. Ze spert haar ogen wijd open en brult:
- Weeeeeeeeet iiiiiik!”

Sint-Petersburg (foto: Egbert Hartman)

Om me maar even tot Elines bus-avonturen te beperken: fraai eindigt een rit in Sint-Petersburg met lijn 22, wanneer een man plots luidkeels gaat zingen. Is hij dronken? Maar de passagiers herkennen de melodie en zijn talent en laten hem begaan. Bij het Mariinski Theater stapt iedereen uit, behalve de zanger, de conductrice en Helmer, die stilletjes achterin zit, vlak bij de gloeiende verwarming. Bij de eindhalte stopt de man met zingen, beweegt zich richting de uitgang en stapt al half naar buiten. “We blijven hier nog wel even staan hoor, zeker een minuut of tien”, zegt de conductrice. De man keert terug naar zijn stoel en zingt verder. Ook Eline gaat weer zitten. “In een stilstaande verlichte bus om kwart over tien ’s avonds, in een Sint-Petersburg bedekt met de eerste sneeuw van dit jaar, luisteren een conductrice en ik naar het lied van de man.”  

Een Rus als ik lijkt me een bemoedigend boek voor wie, wanneer dat weer kan, voor langere tijd naar Rusland afreist. Zelf was ik tijdens het lezen in elk geval weer even terug in dát Rusland dat ik mij niet laat afnemen door de Poetins en de Lavrovs van deze wereld.         

       ——————————    

Sint-Petersburg (foto: Egbert Hartman)

Meneer de president, goeiemorgen...

———————

——————-

(Inspiratie: Boudewijn de Groot en, vooral, Lennaert Nijgh.) 

MENEER DE PRESIDENT, GOEIEMORGEN

Meneer de president, goeiemorgen,

fijn geslapen in je mooie droompaleis?

Die lijken op het slagveld, niet geborgen,

brengen jou toch als groot man niet van de wijs?

Die kraters van jouw machtige raketten,

de volle schuilkelders in weer zo’n vage stad,

Dat rare volk dat zich steeds maar blijft verzetten,

Doen je vast niet denken aan jouw Leningrad. …

Al die moeders, het is jou om het even,

in Koersk, Smolensk en Wolgograd.

Die willen weten waar hun zonen zijn gebleven,

meneer de president, ach wat.

Vanaf de allereerste dag door jou bedrogen,

gesneuveld in de verre modder en de kou.

Het waren jochies nog met bleke, bange ogen,

meneer de president, ach nou.

En als straks je fijne troepen paraderen,

ter viering van die zege ooit op 9 mei,

Met wat minder generaals om jou te eren,

trekt wat nog rest toch maar weer mooi aan jou voorbij.

Je religieuze vrienden met hun grote dromen,

de redding van het christendom zijn zij.

Brand een kaarsje met hen voor hun derde Rome

en denk daar half Europa dan nog bij. 

Waarschuw telkens weer voor het weke Westen,

waar decadentie het steeds wint van pure kracht.

Wat goed is voor het land weet jij het beste,

Vrije verkiezingen is iets waar jij om lacht.

Met rijke makkers en je tientallen miljarden,

met gas en olie voor nog minstens duizend jaar,

en je jachten, je paleizen en je garde.

En denk vooral niet aan die laatste tsaar. 

Hij beschermt ons tegen nog veel meer ellende,

voert ons terug naar onze grenzen van weleer.

Hij hoedt ons voor die bruine NAVO-bende;

onze president - zo’n peer!

————-

Hier het - niet te overtreffen - origineel:

Welke uitgeverij durft? Barmhartige Russische literatuur als tegenwicht.

———————

Narinè Abgarjan

———————-

Terwijl Poetin en de schoften rondom hem de Russische taal bezoedelen met elk woord dat er uit hun mond komt, vraag ik mij af: is er een Nederlandse uitgeverij die het aandurft om nu eigentijdse Russische literatuur uit te brengen? Het vereist enige commerciële durf, want Rusland is niet erg in de mode op dit moment, maar zou het niet goed zijn om daar overheen te stappen? Juist nu? Om te laten zien dat Rusland zo veel meer is dan oorlogsmisdaden? Dat er een taal is en een cultuur die het verdienen om te schitteren, buiten de schaduw van het geweld in Oekraïne, als tegenwicht?

Een mooi onderdeel van dat tegenwicht zou kunnen zijn: een vertaling van het boek Simon, van Narinè Abgarjan (Наринэ Абгарян), een Armeens-Russische schrijfster, die – ik vermeld het maar meteen – geen aanhanger is van het Kremlin. Abgarjan (1971) is geen nieuwkomer aan het literaire – sorry – front; tot haar eerdere werk behoort С неба упали три яблока, waarmee ze in 2016 de Jasnaja Poljana-prijs won en dat in het Engels verscheen onder de titel Three apples fell from the sky. Met Simon behoorde ze tot de finalisten van de Bolsjaja Kniga-literatuurprijs van 2021.

Simon speelt zich af in Armenië (wat aan het bovenstaande over de Russische taal en cultuur niets afdoet). In het stadje Berd (de geboorteplaats van Abgarjan) overlijdt metselaar Simon, van wie iedereen weet dat hij, getrouwd en wel, met meerdere vrouwen een romance had. En zij allen, ze zijn met z’n vieren, en ook de weduwe, komen bijeen rond zijn begrafenis. Dat zou de opmaat kunnen zijn voor een goedkoop damesromannetje, maar daar stijgt Abgarjan met haar boek ver bovenuit.  De vier vrouwen, geboren in de naoorlogse Sovjetunie, zijn beschadigd door het leven, ieder op haar eigen manier: een trauma uit de kindertijd, een ongelukkig huwelijk… Ook metselaar Simon loopt rond met scherven in zijn ziel en de band die hij aangaat met zijn geliefden is niet zomaar een verovering: het is steeds een tijdelijk verbond dat voor elk helend werkt. Simon is geen roman over “gender-misdeeldheid”, legt Abgarjan uit in een interview. “Simon is het verhaal van de totale eenzaamheid van vier vrouwen die niet opnieuw moed hadden kunnen vatten, als daar niet op een keer die ontmoeting was geweest met iemand die hen leerde om te geloven in zichzelf.”

Je zou als schrijver met zo’n thema makkelijk weg kunnen glibberen richting banaliteiten. Zo niet Abgarjan. Ze blijft op de been mede dankzij de zachtaardige ironie die haar schrijven kenmerkt. Daarmee doet ze sterk denken aan Fazil Iskander (1929-2016), die toevalligerwijs als Russischtalige schrijver ook zijn niet-Russische geboortestreek (Abchazië in zijn geval) binnen de Russische literatuur een plek gaf.

Naast vriendelijke ironie is het barmhartigheid dat het proza van Abgarjan kenmerkt. En juist dat is wat het ‘officiële’ Russisch van dit moment zo pijnlijk ontbeert. Welke uitgeverij geeft dit andere, rijke, barmhartige Russisch met een Nederlandse vertaling een podium? het zal dan nog wel enige tijd duren voordat zo’n uitgave in de winkel ligt, maar ik vrees dat de behoefte aan dit andere Russisch ook dan nog wel bestaat. Italië ging ons met zo’n vertaling in elk geval al voor.        

Rusland, 9 mei 2022 - Dag van de Overwinning

————————-

Nizjni Novgorod, 26 april 2018. Oefenen voor de parade. (Foto: Egbert Hartman)

——————-

Het duurt niet zo gek lang meer of het is 9 mei, de dag waarop vroeger de Sovjetunie en nu Rusland het einde van de Tweede Wereldoorlog viert: de Dag van de Overwinning. Zouden de hoge heren in uniform en hun burgercollega’s in het Kremlin (voor zover die niet betrokken zijn bij de dagelijkse oorlogsvoering in Oekraïne) daar al enige gedachten aan hebben gewijd? Vast wel. Het is tenslotte de belangrijkste feestdag van het land, zeker sinds de Dag van de Arbeid, 1 mei, bijna al zijn glans heeft verloren en de viering van de Oktoberrevolutie zelfs helemaal van de feestkalender is geschrapt. En er gaan vele maanden voorbereiding aan zo’n 9 mei vooraf.

In het midden van de jaren negentig werden militaire parades her en der in het land toegevoegd aan de festiviteiten. Daarbij verdween het gedenken steeds verder naar de achtergrond, weggedrukt als dat werd door een vertoon van militaire macht. Hoera! Kijk eens hoe sterk wij zijn en laat de buitenwereld niet denken dat ze ons nog iets kan maken – een massief, onpersoonlijk geparadeer. Het is niet voor niks dat het zogeheten Onsterfelijke Regiment, waarbij op dezelfde dag, als een soort tegenwicht, portretten van gesneuvelde voorouders door de hoofdstraten worden gedragen, erg populair is geworden.

Maar de militaire component, die parades, wat gaat daarmee gebeuren dit jaar op 9 mei? Wat zijn de gedachten daarover van de heren die daar verantwoordelijk voor zijn? Je zou bijna medelijden met ze krijgen… Want zeer recent zullen zij nog gedacht hebben: komt dat even mooi uit! Krijgen we zo maar even, kort voor onze belangrijkste feestdag, een glanzende overwinning in de schoot geworpen; de bekroning van een korte veldtocht, het triomfantelijke resultaat van jarenlange investeringen in onze krijgsmacht die zich weer heeft weten op te richten. En ze zagen al voor zich hoe de troepen die net terug waren gekeerd van het front in Oekraïne, dit keer de parade zouden openen.

Samara, 5 mei 2018. Oefenen voor de parade. (Foto: Egbert Hartman)

Idem. (Foto: Egbert Hartman)

Hoe de strijd in Oekraïne zich ook ontwikkelt, glansrijk – een term die sowieso niet past bij zo’n treurige invasie ­– zal een eventuele Russische overwinning niet meer zijn. Logistieke ellende, tanks die vastlopen in de modder, krijgsgevangenen die, gefilmd, mogen bellen met hun moeder, een president in Kyiv - jouw vijand nummer 1 – die door zijn eigen bevolking en de rest van de wereld op het schild wordt gehesen, jouw economie die in een onstuitbare duikvlucht is beland… En dat alles, let wel, in een oorlog tegen een land waarvan je steeds hebt gezegd dat het eigenlijk niet bestaat.

Stel nu dat de strijd in Oekraïne begin mei nog volop gaande is. Wie gaat er dan meelopen in al die parades, in Moskou en in de kleinere steden? Welke troepen sluiten er dan nog aan in een fraai, schoon uniform, met witte handschoenen en glimmende koppels? Welke tanks rollen er dan nog in optocht over straat? Zijn die mannen en materiaal niet hard nodig aan het front? Of stel – nog gênanter – dat Rusland in het buurland ten overstaan van alles en iedereen tegen die tijd aan het kortste eind heeft getrokken? Hoe kijken de Russen (voor wie je niet álles verborgen kan houden) dan tegen een ‘overwinningsparade’ aan? Iets pijnlijkers is nauwelijks denkbaar. Afgelasten dan maar? Het zou een onvoorstelbare afgang betekenen die niet weg te slikken valt.

Derde scenario: Rusland weet de strijd vóór 9 mei toch in zijn voordeel te beslissen. Dan zal die parade er best nog wel komen, maar dan uitgevoerd door soldaten die een leger vertegenwoordigen dat zojuist een enorme tik heeft moeten incasseren en flink aan prestige heeft ingeboet – ook dat zal voor de gemiddelde Rus duidelijk zijn. Men zal er dan best nog in slagen om het er fraai uit te laten zien, maar de schandvlek van ‘Oekraïne’ kleeft dan aan de mannen die daar paraderen, aan het hele spektakel. En daarmee bezoedelt elke parade die over twee maanden nog wordt gehouden de nagedachtenis aan de overwinning van mei 1945, die voor zo ongeveer elke Rus heilig is.          

——————

Sint-Petersburg, 3 mei 2017

AANVULLING (6 APRIL 2022). Inmiddels kunnen we het derde scenario schrappen; Rusland zal de strijd in Oekraïne op 9 mei niet in zijn voordeel hebben beslist. Hooguit zal er in of rond de Donbas een situatie zijn ontstaan die door de cynische Moskouse propaganda-machine aan de eigen bevolking als een succes kan worden gepresenteerd.

En ondertussen komen er na de gruwelen in Boetsja alweer nieuwe beelden binnen van elders door Russische troepen begane misdaden. En je kan wachten op nog veel meer, bijvoorbeeld uit Marioepol. Het zal de viering van de Dag van de Overwinning (die van 9 mei 1945) niet tegenhouden. De parade gaat gewoon plaatsvinden, heeft Kremlin-woordvoerder Peskov al laten weten. En dat klopt ook, binnen het Russische verhaal. In 1945 werd het fascisme verslagen, nu is Rusland, in Oekraïne, opnieuw bezig om af te rekenen met fascisten, dus waar zeurt dat Westen nu eigenlijk over.  

We kunnen ons opmaken voor het meest walgelijke Russische propaganda-tafereel ooit.    

Nizjni Novgorod, 26 april 2018. Oefenen voor de parade. (Foto: Egbert Hartman)

—————

Vladimir Vysotski en het WK voetbal van 1970

———————-

Het eerste WK voetbal waar ik herinneringen aan heb is dat van 1966 in Engeland. Niet dat ik daar ook maar één wedstrijd live van heb gezien, maar de namen van de helden van toen bereikten mij wel: Eusébio, Jasjin, Uwe Seeler… En er was dat Engelse doelpunt in de finale tegen West-Duitsland; was die bal nou wel of niet over de lijn? De grensrechter, afkomstig uit de USSR, wist zeker van wel en het doelpunt werd goedgekeurd. Of de Tweede Wereldoorlog daar misschien nog een rol bij had gespeeld, vroeg ik mij pas jaren later af.

De eerste bewegende beelden van dat WK zag ik pas weken of zelfs maanden na die door Engeland met 4-2 gewonnen finale. Vanuit Vlaardingen was ik naar Rotterdam getogen, omdat daar een film over het toernooi zou worden vertoond, in kleur! Erg veel plezier beleefde ik daar niet aan, want de film brak en voor zover ik mij herinner was dat ook meteen het einde van de hele voorstelling.    

Nee, dan het WK van 1970! In Mexico. Die waanzinnige save van Gordon Banks tegen Brazilië! Italië tegen West-Duitsland in de halve finales: 4-3 na verlenging. En de Italianen die vervolgens in de finale van het veld werden geveegd door het Brazilië van Pelé, Tostao en Rivellino. Ik moet die wedstrijden in zwart-wit hebben gezien, maar die beelden zijn naderhand verdrongen door kleuren, en dan natuurlijk vooral door het geel-blauw van de Brazilianen. (Als oud-doelman laat ik u hier graag even meegenieten van die redding van Gordon Banks:)


Er was iemand in Moskou die in 1970 ook betoverd was geraakt door ‘Mexico’ – en ook door de spelers van Brazilië: acteur/zanger Vladimir Vysotski. Hij schreef er een liedje over. Niet zijn beste werkje, het doet wat geforceerd aan, met die gezochte rijmwoorden op de namen van Pelé en zijn makkers, maar ach, het gaat over voetbal en over dat eerste WK waar ik wedstrijden van zag.

En ik verkneukel me bij de gedachte aan een vertaler die niets van voetbal weet – laat staan van dat WK in Mexico – en die hier wat lastige puzzelstukjes krijgt voorgeschoteld. (Zelf maak ik me er dan wel weer een beetje vanaf door me niks aan te trekken van rijm en metrum).     

 
После Чемпионата МИРА ПО Футболу - Разговор С Женой

Комментатор из своей кабины
Кроет нас для красного словца,
Но недаром клуб "Фиорентины"
Предлагал мильон за Бышовца.

De commentator fakkelt ons af
vanuit zijn cabine,
Alleen omdat dat zo lekker bekt.
Maar Fiorentina heeft niet voor niks
Een miljoen geboden voor Bysjovets.


(De Sovjetunie verloor in de tweede ronde van Uruguay. Bysjovets had in de eerste ronde vier keer gescoord. Bysjovets vertelt hier in een filmpje over dat WK, met zijn doelpunten.)

Ну что ж, Пеле как Пеле,
Объясняю Зине я,
Ест Пеле крем-брюле
Вместе с Жаирзинио.

Nou ja, Pele is gewoon Pele
Leg ik Zina uit
Pele eet crème brûlée
Samen met Jairzinho


(Laatstgenoemde was een ploeggenoot van Pele)

Муром занялась прокуратура.
Что ему?! Реклама! — он и рад.
Ну, здесь бы Мур не выбрался из МУРа,
Если б был у нас чемпионат.

Een officier van justitie hield zich met Moore bezig.
Deed hem niks! Was reclame!, waar hij blij mee was.
Nou, in Moskou was Moore niet aan de recherche ontsnapt.
Als het WK bij ons was geweest.

(De Engelse aanvoerder Bobby Moore was in Bogotá, waar in de aanloop naar het WK een oefenduel met Colombia gepland stond, gearresteerd op verdenking van winkeldiefstal.)

Я сижу на нуле,
Дрянь купил жене — и рад.
А у Пеле — "шевроле"
В Рио-де-Жанейро.

Ik heb geen cent te makken,
Heb rommel voor mijn vrouw gekocht – is tenminste nog iets.
Maar Pele heeft een chevrolet
In Rio de Janeiro

Может, не считает и до ста он,
Но могу сказать без лишних слов:
Был бы глаз второй бы у Тостао —
Он вдвое больше б забивал голов.

Hij kan misschien niet tot 100 tellen,
Maar ik kan zonder veel omhaal zeggen:
Had Tostao een tweede oog gehad,
Dan had hij twee keer zoveel gescoord.

(Tostao – ‘de Witte Pelé’ – had voor het WK al problemen met zijn netvlies. Drie jaar later betekenden die het einde van zijn voetballoopbaan. Dat ‘omhaal’ ook een voetbalterm is, bedacht ik pas toen ik het woord al had opgeschreven.)  

Embed from Getty Images

—————————

Vier jaar later betoverden Cruijff en de zijnen de wereld, zoals Pelé cs dat vier jaar eerder hadden gedaan. Maar daar ben ik nog geen Russisch lied (wat rijmt er op Cruijff?) over tegengekomen.

Tatjana Leontjeva in morsig Sint-Petersburg, antisemitische dorpsschrijvers en nog wat recente werken uit en over de Russische literatuur

——————————

Tatjana Leontjeva

Tanja is samen met haar man (alcoholist, miskende dichter-zanger) in Sint-Petersburg bij vrienden op bezoek. Ze is het gezelschap na een tijdje zat, vindt een bed in een naburige kamer en valt in slaap. Haar man is haar kwijt, belt haar tevergeefs, heeft geen idee waar ze is en gaat dan maar alleen naar huis. Daar kan hij de sleutel niet vinden, slaat – ze wonen op de begane grond – een ruit in, gaat naar binnen en vergeet buiten zijn dure gitaar. Die wordt door de lokale straatveegster in de vuilnisbak gegooid. Wanneer Tanja en haar man dat horen, is de vuilniswagen al langs geweest.

Het is een episode uit Суп без фрикаделек van Tatjana Leontjeva, een bundel korte verhalen waarin ze haar (grotendeels) eigen, moeizame pogingen beschrijft een leven op te bouwen, nadat ze vanuit Tomsk in Sint-Petersburg is gearriveerd om een kunstopleiding te volgen. Die opleiding wordt geen succes en ook verder wil het allemaal niet zo lukken. In de ruim tien jaar die de verhalen beslaan, struikelt ze van relatie naar relatie, hokt in studentenflats en kommoenalka’s en drinkt af en toe stevig, tegen het decor van Sint-Petersburg (en dan vooral van de rommelige delen van de stad), waar ze zich ondanks alles thuis voelt.

Het geheel aan verhalen is in Суп без фрикаделек aanzienlijk meer dan de som der delen. De laconieke schetsen voegen zich samen tot een niet al te vrolijk, maar pakkend tijdsbeeld. Het wereldje waarin Tanja ronddraait, wordt bevolkt door types die, op zoek naar geluk, niet kunnen of willen aanhaken bij het snelle leven rondom. En steeds is daar die morsige stad als toneel. Dwepen met de duistere binnenplaatsen van Sint-Petersburg, de zurige trappenhuizen en andere rafelranden doe ik niet snel. Maar wanneer Tanja zich weer eens terugvindt op een wankele divan in een kommoenalka, met drank op tafel en een bozige buurvrouw in de verlopen keuken, dan krijg ik toch behoorlijk last van heimwee.

Met haar luchtige taalgebruik probeert Leontjeva de zaken niet mooier voor te doen dan ze zijn. Daarbij tast ze af en toe diep in de buidel van onwelvoeglijk taalgebruik, zonder dat dit een hinderlijk maniertje wordt. Bij bezoek aan vrienden treft ze een невероятный срач aan (een ongelooflijke teringzooi) en een studentenflat bevindt zich niet zomaar in een verre buitenwijk, nee, die zit in зажопинских выселках (hier waag ik me niet aan een vertaling – suggesties zijn welkom). Daarnaast kwam ik nog volop kleurrijke woorden en uitdrukkingen uit een netter register tegen die nieuw voor mij waren. Als extraatje bij die aardige schetsen van een leven in de marge van Sint-Petersburg, maakten deze Russische lichtstraaltjes Суп без фрикаделек ook tot een taalkundig genoegen.

Hoe zouden dorpsschrijver Valentin Raspoetin (1937-2015) en zijn goede vriend en literair criticus Valentin Koerbatov (1939-2021) over Tatjana Leontjeva’s korte verhalen hebben geoordeeld? Wanneer je hun briefwisseling leest (Валентин Распутин / Валентин Курбатов - Каждый день сначала), laat het antwoord zich raden: die hadden ze afschuwelijk gevonden. De briefwisseling heeft een merkwaardig boek opgeleverd, waarbij ik me afvraag of de publicatie ervan de reputatie van de twee literatoren goeddoet. Raspoetin behoorde tot de zogeheten dorpsschrijvers, die in de jaren zestig en zeventig in hun werk alarm sloegen over de teloorgang van het platteland. Ze wierpen zich op als beschermers van cultuur en natuur (zo keerden zij zich tegen de plannen om de loop van grote rivieren te verleggen) en verwierven daarmee veel aanzien; hun stem werd gehoord. In de jaren tachtig verdwenen ze naar de marge van de Russische literatuur, in de jaren negentig was hun rol als schrijver nagenoeg uitgespeeld. De brieven van Raspoetin en Koerbatov (twee epistels zijn uit de jaren zeventig, dan gaat het verder vanaf 1983) vormen één lange klaagzang. “Het wordt steeds duidelijker dat literatuur in de oude zin van het woord heeft afgedaan. […] Iedereen bakt zijn waar voor de markt, zonder de moederlijke stem van de gehele literatuur te horen of te voelen. Iedereen is op zichzelf.” (Koerbatov). “Jij voelt je nog verplicht om het literaire proces te volgen en te beoordelen wat onkruid is en wat nuttig gewas. Mij interesseert het niet meer. Niet langer door onze inspanningen wordt die akker ingezaaid en gewied.” (Raspoetin). De jammerklachten, in meerdere varianten verspreid over de brieven, zijn deels te begrijpen. De literatuur hééft in Rusland flink aan status ingeboet, maar beide heren tonen zich wel erg bitter en verongelijkt.            

Lelijke tintjes krijgt hun correspondentie, wanneer de scheiding der geesten in Russische culturele kringen aan bod komt. Die was er altijd al, met de verschillende stromingen (liberaal, conservatief, nationalistisch) gegroepeerd rond literaire tijdschriften, maar met de politieke aardverschuivingen van de jaren tachtig en negentig kregen de polemieken vaak een ronduit onaangenaam karakter. Raspoetin schurkte tegen de ultra-nationalisten aan en in die kringen was anti-semitisme niet echt uitzonderlijk. En wat merkt Raspoetin in een van zijn brieven op over de joodse schrijver Aleksandr Gorsjtsjakovski, die zich (aldus Raspoetin) opwerpt als “steunpilaar van het liberalisme en van de  algemeen menselijke waarden en zich in alle ernst kosmopoliet noemt”?: “Hij weet heel goed, al zegt hij het niet, dat de algemeen menselijke waarden de waarden zijn van zijn volk, maar dat die voor ons dodelijk zijn.” En wanneer dorpsschrijver Viktor Astafjev (nog zo’n literaire mastodont uit het verleden) kritiek levert op andere Russische schrijvers, is dat, aldus Raspoetin, “tot blijdschap van de levende Ejdelmannen” - een verwijzing naar schrijver en historicus Natan Ejdelman (1930-1989), die Astafjev in een brief had aangesproken op xenofobische elementen in zijn werk.    

———————-

Toen leek het me tijd om een ander boek ter hand te nemen dat ik al een tijdje had liggen: Антисемитизм и упадок русской деревенской прозы. Астафьев, Белов, Распутин (Antisemitisme en de teloorgang van het Russische dorpsproza. Astavjev, Belov, Raspoetin) van Maxim Shrayer.*) Shrayer is niet van de fluwelen handschoen. Zo noemt hij Vasili Belov een “politieke antisemiet op een kreupel wit paard” en Raspoetin een “ecologische antisemiet op een kruispunt van de geschiedenis”. Hij stelt over het trio (inclusief Astafjev dus) dat hun marginalisering als schrijver een rechtstreeks gevolg is van hun antisemitisme. Op die stelling valt genoeg af te dingen, maar dat er in hun boeken, artikelen en brieven her en der antisemitisme opborrelt, is duidelijk – extra duidelijk, wanneer Shayer de voorbeelden uit duizenden pagina’s plukt en, in geconcentreerde vorm, op een rijtje zet. Vooral Astafjev en Belov, aldus Srajer, zien joden als de belangrijkste aanstichters van alle schade die Rusland in de afgelopen eeuw is berokkend. De uitspraken van de twee zijn af en toe ronduit primitief. Wanneer de al genoemde Ejdelman Astafjev in beheerste bewoordingen maant om, in de traditie van de Russische literatuur, de oorzaak van kwade zaken in eerste instantie bij het eigen volk te zoeken, omdat een schrijver zich anders tot artistieke onvruchtbaarheid veroordeelt, reageert deze als door een adder gebeten. Ejdelmans brief loopt volgens Astafjev “niet simpelweg over van kwaadaardigheid, maar van te lang gekookte pus van joodse hoog-intellectuele hooghartigheid.[…]” (перекипевшим гноем еврейского высокоинтеллектуального высокомерия). Een punt van ergernis is de emigratie van joden, die in de jaren tachtig sterk toeneemt (voor vrijwel alle andere bevolkingsgroepen in de USSR zitten de grenzen potdicht). Zij, de joden, denken dat alles om hen draait, in heel de wereld, aldus Astafjev in een interview, en als het hun ergens niet bevalt, “vertrekken zij naar waar het beter is.”

—————————-

Die joodse emigratie is een belangrijk thema in de nieuwe roman van Elena Katishonok, een van mijn favoriete Russischtalige schrijvers van deze eeuw: Джек, который построил дом. (Over eerder werk van Katishonok schreef ik onder meer hier en hier.) Net als in haar eerdere romans laat Katishonok de geschiedenis van de USSR weerspiegelen in de lotgevallen van kleine lieden, al is die geschiedenis nu wel wat opgeschoven: we zijn aanbeland in de jaren zeventig en tachtig. Moeder en zoon (Jan) krijgen toestemming om te emigreren, een oom (Jakob) achterna, die eerder al in de VS is neergestreken. Met die oom en ook nog een oma, hebben ze jarenlang een kamer gedeeld in een kommoenalka. Het vertrek uit het benauwende land en die benauwende kamer zou een bevrijding moeten zijn, vooral ook omdat Jan eindelijk los kan komen van zijn uiterst dominante moeder, maar is dat niet. Economisch houden Jan en Jakob zich staande, maar hun leven in de VS raakt doortrokken van een gevoel van ontheemd zijn. Katishonok is op haar sterkst wanneer ze de tijd verdicht en bijvoorbeeld vijf jaar samenvat in een enkele pagina. In het tweede gedeelte van Джек, который построил дом, dat zich afspeelt in Amerika, worden de personages veel meer op de voet gevolgd en verstrijkt de tijd langzamer. Dat is niet Katishonok op haar best. Wie met haar werk wil kennismaken, kan beter beginnen met een van de boeken die ik eerder besprak (zie de linkjes hierboven).

En dan las ik nog een heel ander boek, vol stadsfolklore: Дети моста лейтенанта Шмидта van Edoeard Kotsjergin. Kotsjergin vertelt over de tijd dat hij, in de jaren vijftig, leerling was op de school die was verbonden aan en ondergebracht in de Kunstacademie in Leningrad. Het is wel een beetje stadsgeschiedenis voor gevorderden: naast Kotsjergins medeleerlingen en de docenten speelt vooral het gebouw een belangrijke rol, net als de directe omgeving, het Vasili eiland. Nu stond ik ooit op het dak van de Academie, kocht er een voetballer, en heb ik wegens familieomstandigheden ook aardig wat voetstappen liggen in de directe omgeving, maar wie dat eiland niet meteen kan plaatsen, moet eerst daar maar eens wat over gaan lezen.

————————

En tot slot. Onderstaande boeken hebt u misschien zien liggen in de ‘straatbibliotheek’ in de hal van Utrecht CS; ik vond er weinig tot niks aan en deed er zonder aarzelen afstand van… Waarbij nog zij opgemerkt dat Tatjana Leontjeva als jurylid van de literaire prijs Natsbest tot mijn verbazing gestemd heeft op het eerste boek in dit rijtje.

——————————

*) Shrayers in 2020 in het Russisch verschenen boek (111 pagina’s) is een uitwerking van een Engelstalig essay uit 2000: Anti-Semitism and the Decline of Russian Village Prose.