De spelers van FC Zenit met puppies op het veld – ik ben weer even supporter

——————-

———————-

Ik wilde eigenlijk een stukje schrijven over het nogal droeve leven van een vrouw, die als meisje in Moskou van de straat werd geplukt om als troostmeisje te dienen voor Lavrenti Berija, en die later (in een heel andere functie) betrokken was bij een huiszoeking bij dissidente Irina Grivnina (die later in Nederland belandde) – maar ik koos voor wat anders. Want afgelopen vrijdag kwamen de voetballers van FC Zenit voor de wedstrijd tegen Rostov allemaal met een hond in hun armen het veld op. En niet zomaar een hond, nee, het waren nog puppies ook.

Ik volg het Russische voetbal niet meer zo erg. Er was een tijd dat ik regelmatig bij FC Zenit op de tribune zat, nog in het oude, gezellige stadionnetje aan de Neva, waar je op de bovenste ring drie kerktorens kon zien en waar je, omgeven door allerlei supporters, je kennis van het Russisch flink kon uitbreiden met woorden die ze je op de universiteit nooit hadden geleerd. Maar de club zit al sinds jaar en dag in een nieuw, glimmend stadion. Dat ligt ook aan het water en in taalkundig opzicht kan je er nog steeds je hart ophalen, maar verder… Arsjavin had je vroeger, en Kerzjakov; spelers uit de regio. Nu worden ze, met heel veel geld van Gazprom, gehaald uit Portugal, Brazilië en weet ik veel van waar.     

Maar nu ben ik toch weer voor even fan, vanwege die hondjes. Die waren niet van de spelers (ze mochten ze ook niet houden), ze kwamen stuk voor stuk uit een asiel. Het gebeurde allemaal in het kader van de actie “Honden hebben het thuis beter” (Собакам лучше дома), bedoeld om aandacht te vragen voor dierenasiels en uiteraard ook voor de dieren zelf. De Russische Kinologen Federatie had zestien pups geselecteerd, waarbij niet alleen naar het uiterlijk werd gekeken, de honden dienden ook – jawel – de juiste vaccinaties te hebben gehad. “We hebben ons beperkt tot puppies, volwassen honden was gevaarlijker geweest”, aldus Zjanna Dembo, hoofd communicatie bij FC Zenit.

Topscorer Artjom Dzjoeba (die ik bij meerdere grote toernooien als topscorer voorspelde, maar die me steeds lelijk in de steek liet) droeg de kleine Riko het veld op. Er waren meteen gegadigden die Riko in huis wilden nemen, maar dat enthousiasme werd door Dembo getemperd. “Het mag geen emotionele beslissing zijn, je moet geen pup nemen omdat Dzjoeba die toevallig in zijn armen heeft gehad. Alle aanmeldingen gaan via de Kinologen Federatie. Daarbij wordt men gewezen op de verantwoordelijkheid. Je moet begrijpen dat een hond nemen geen spelletje is, maar een zaak van ernst en liefde.”

Dzjoeba met Riko

———————-

De wedstrijd tegen Rostov eindigde overigens in 2-2. Zenit staat bovenaan met vijf punten voorsprong op Dinamo Moskou, dat een wedstrijd minder gespeeld heeft. Over een paar maanden zal ik nog eens kijken hoe de club er voor staat, Of over een jaar, als de spelers weer met van die hondjes het veld opkomen.

Venus van Shocking Blue in het collectieve geheugen van Rusland

————————

Robbie van Leeuwen, Klaas van der Wal, Mariska Veres, Cor van der Beek

———————-

De Russische Rockmuzikant Aleksandr Poesjnoj is op bezoek bij een middelbare schoolklas. Hij speelt het eerste akkoord van Venus, de klassieker van Shocking Blue, en vraagt welk nummer dat is. Ik vermoed dat behoorlijk wat Nederlandse scholieren vandaag de dag het antwoord schuldig zouden moeten blijven, maar hun Russische leeftijdgenoten roepen meteen, en met een vreugde die bijna ontroert: ‘Sjizgara!’

Sjizgara? We zijn in Rusland, dus dat antwoord rekenen we goed…


Want hoe zat dat ook weer met Sjizgara? Waarom roepen die leerlingen daar in Rusland niet gewoon Venus? Ik schreef er al eerder over, maar het betreft hier een zaak van nationale trots, dus een keertje extra kan geen kwaad. In de Sovjetunie zal hooguit een enkeling een exemplaar hebben gehad van het singeltje van Shocking Blue. Het werd vooral verspreid via cassettes die werden gekopieerd en gekopieerd, en het werd ook meegezongen in discotheken, met steeds een matige geluidskwaliteit en een eveneens matige kennis van het Engels: She’s got it! uit het refrein werd: Sjizgara!, yeah baby, sjizgara! – en dat is tot op heden zo gebleven. Sterker nog: sjizgara belandde als woordje in de Russische taal, het betekent zoveel als wauw!, te gek!

Terwijl ik met Shocking Blue in het achterhoofd nog wat verder door het internet bladerde, ontdekte ik dat het in Rusland een kleine stap is van Venus naar drank. Er blijkt een alternatieve tekst te bestaan op de ijzersterke melodie van Sjizgara, met daarin een hoofdrol voor Солнцедар (Zonnegave), een alcoholische versnapering van bedenkelijke kwaliteit. Het spul werd vanaf eind jaren vijftig geproduceerd door een wijnfabriek bij het dorp Солнцедар /Zonnegave. In de jaren tachtig kwam daar, ten gevolge van de anti-alcoholcampagne van partijleider Gorbatsjov, een einde aan. Overigens ligt dat Zonnegave in de buurt van Gelendzjik, waar het paleis van Poetin staat dat onderwerp was van een van de vileinste onthullingen van Aleksej Navalny, maar daar zie ik verder geen verband tussen.

—————————

Op de wijs dus van Venus/Sjizgara:         

Как заходишь ты в лабаз,
На столе стоит фугас
По цене рупь двадцать семь
"Солнцедар" известен всем

Припев:
Недаром
Нас травят "Солнцедаром"!
Солнце меркнет
Перед этим божьим даром!

Красишь крышу иль сарай -
"Солнцедар" ты покупай
На одно ведро воды
По два фауста бурды

Loop je de schuur in
Staat er een granaat op de tafel
Met z’n prijs van 1 roebel 70
Kent iedereen Zonnegave

Refrein:
Niet voor niks
Vergiftigen ze ons met Zonnegave
De zon verbleekt
Bij deze gave Gods


Verf je dak of schuur
Koop Zonnegave
Op één emmer water
Twee fausten bocht 

————————-

Zonnegave komt (uiteraard) voor in het alcohol-epos Moskva-Petoesjki van Venedikt Jerofejev. Timoer Kibirov, mijn favoriete Russische schrijver van dit moment, wijdt er een lang dichtwerk aan (met daarin een rol voor de Beatles). Vele jaren nadat de productie was gestopt en de USSR al niet meer bestond, trachtte een zakenman de merknaam opnieuw te registreren, maar dat verzoek werd afgewezen. De naam Zonnegave, aldus de motivatie, grijpt terug op goedkoop alcohol-surrogaat en roept negatieve associaties op met de tijd van stagnatie. Registratie van de naam is daarom “in strijd met het maatschappelijk belang”.     

Nizjny Novgorod (2018). “karaoke bar dansen”

Om terug te keren bij Shocking Blue’s Venus: dat maakt deel uit van het collectieve geheugen van Rusland, zo veel mag je wel zeggen. Op een Russische hitparade kwam ik het nooit tegen, maar het lijkt me, noodgedwongen afziend van vergelijkbare verkoopcijfers, niet overdreven om te stellen dat het nummer in de Sovjetunie/Rusland uiteindelijk een grotere hit is geworden dan ooit bij ons of in Amerika, waar het, in februari 1970, op de eerste plaats belandde. Het kan dan ook niet verbazen dat bij een kleine Russische populariteitspoll, waar gekozen kon worden tussen het origineel en de gelikte variant van Bananarama uit de jaren tachtig, onze Haagse versie met afstand als winnaar uit de bus kwam. (‘origineel’ dient eigenlijk tussen aanhalingstekens te staan, want componist Robbie van Leeuwen had flink leentjebuur gespeeld bij oude folk-muzikanten, maar daar gaat het nu niet om.)   

Tussen de commentaren bij die poll trof ik bovenstaand filmpje aan met Aleksandr Poesjnoj. Luister het wat verder af dan de beginklanken van Venus, en u krijgt een bijzondere uitvoering te horen: een mix van Venus en Smells like teen spirit van Nirvana. En dat, als ik weer een ander commentaar moet geloven, valt allemaal nog in het niet bij weer een heel andere versie: “Het best werd het lied uitgevoerd door het vocaal-instrumentaal ensemble Kwinton van de conservenfabriek Kirov in Simferopol.” Die versie heb ik helaas niet kunnen vinden.  

Op de pop- en rockpodia van de USSR: mijn muziekvrienden in Voronezj en Leningrad – 2.

——————————-

——————————-

Het was een vrij koddig contrast: boven het filmdoek hing een banier met in krachtige kapitalen: WE ZULLEN DE BESLUITEN VAN HET 26STE PARTIJCONGRES TEN UITVOER BRENGEN! Op het filmdoek eronder sprongen de twee dames van ABBA vrolijk zingend op en neer op een podium in Australië. ABBA The Movie draaide in Voronezj.

Het was begin jaren tachtig. De honger naar Westerse muziek onder de jeugd van Rusland was groot. Af en toe werd die via officiële kanalen een beetje gestild. Zo kon het gebeuren dat zelfs in het wat slaperige Voronezj, in de filmzaal van het Huis der Officieren aan de Prospekt van de Revolutie ABBA te zien was. Helemaal zonder risico werd dat niet geacht en daarom ging aan het filmspektakel een waarschuwing vooraf: “Wat u nu gaat zien is een typisch voorbeeld van Westerse propaganda. Veel jonge mensen worden getoond die hun vrije tijd doorbrengen met het luisteren naar popmuziek. Iedereen lacht en lijkt gelukkig. Maar over tien jaar, wanneer ze allemaal werkeloos zijn, lachen ze dan nog steeds?”

Een maand later zat ik een aantal weken in Leningrad. Daar had ik speciaal toestemming voor moeten vragen, want op mijn visum stond enkel en exclusief Voronezj aangegeven. Onder het mom van noodzakelijk bibliotheekbezoek (mijn verblijf van een half jaar in Rusland was bedoeld voor studie; ik werd geacht aan mijn scriptie te werken) had ik een aanvraag ingediend voor een reisje naar het noorden. Ik wilde daar bij Russische vrienden Oud en Nieuw gaan vieren – wat ik bij mijn aanvraag maar niet had vermeld. Ik kreeg groen licht en het decanaat regelde een treinticket voor me.

Na bijna vier maanden in het niet al te uitbundige en qua voedselvoorziening ondermaats bedeelde Voronezj was Leningrad in veel opzichten een flinke overgang. Daar lagen complete kippen in de vitrines! Eén ding was wel hetzelfde: toen ik op een avond het Gorki Cultuurpaleis betrad om eens kennis te maken met muziek van de Magnetic Band uit Tallin, zag ik daar boven het podium weer zo’n banier hangen: WE ZULLEN DE BESLUITEN VAN HET 26STE PARTIJCONGRES TEN UITVOER BRENGEN!        

Het contrast met wat zich onder dat banier afspeelde, was nog veel groter dan eerder in het Huis der Officieren in Voronezj. Hier geen vrolijke Zweedse melodietjes, nee, hier werd tot mijn aangename verassing stevige rock and roll ten gehore gebracht, ook tot genoegen van de Russische toehoorders, van wie er enkelen overeind kwamen om lekker te dansen, om meteen weer naar hun stoel gedirigeerd te worden door een van de drie aanwezige agenten in uniform. Een dag later ontmoette ik de voorman van de band, drummer en toetsenist Gunnar Graps. Ja, wel leuk, dat enthousiasme van het publiek, vertelde hij, maar ook zorgwekkend: te veel wilde taferelen kon leiden tot een annulering van de concerten die nog in Leningrad gepland stonden.

Singeltje uit 1981. Op het hoesje wordt de band beschaafd ‘ensemble’ genoemd.

Met handtekening! Tweede van rechts Gunnar Graps.

Met handtekening! Tweede van rechts Gunnar Graps.

Voor de sympathieke leider van de Magnetic Band had de Westerse pop- en rockmuziek weinig geheimen. In Estland kon hij de Finse tv ontvangen en alle bekende bands kende hij niet alleen van horen, maar ook van zien. Daardoor geïnspireerd waren de optredens van Graps en zijn mannen zeer levendig, met rondspringende gitaristen en een wilde solo van Graps achter de drums. Om te begrijpen welke krachten een groep als Magnetic Band daarbij tegenover zich vond, volstaat een citaat uit het tijdschrift Moezikalnaja Zjizn (Muziekleven) van maart 1982, uit een verslag van een muziekfestival: “Het grootste gedeelte van het repertoire van de groepen voldeed aan de eisen van deze tijd, aan de opgave van de patriottische en esthetische opvoeding van de massa, weerspiegelde het heroïsche verleden van de volkeren van ons vaderland, de strijd voor de vrede en de rol van de Communistische Partij in het leven van het Sovjetvolk.”

Ik trok nog een paar dagen op met de muzikanten, die rond de optredens uiterst relaxed waren – typisch Ests, zo zeiden mijn Russische vrienden. Uitzondering was het moment dat de geluidsman de diefstal van twee microfoons ontdekte. “Typisch Leningrad, bij ons in Estland gebeurt zoiets niet!”, brieste hij. Apparatuur was een verhaal apart in die tijd. Elke band zat te springen om Westerse spullen, van een gedegen drumstel tot een zekeringetje voor een kapotte synthesizer. De geluidsman had een recent nummer van het Engelse tijdschrift Melody Maker bij zich. Een advertentie voor een mixer had hij omcirkeld. “Als ik dat dingetje eens op de kop kon tikken, dan was ik van een hoop problemen af.”

Magnetic Band was in 1980 een van de winnaars van het legendarische rockfestival van Tbilisi, samen met Masjina Vremeni. Die tweede groep, van voorman Andrej Makarevitsj, bleef overeind in de jaren die volgden. Magnetic Band verdween gaandeweg uit de frontlinie, misschien mede doordat in Estland de protestcultuur steeds meer gestalte kreeg in het repertoire van zangkoren. (Over die zangculuur hier een recent artikel.) Gunnar Graps behield zijn status als rockpionier, maar raakte wel de weg kwijt. Hij beproefde zijn geluk in de VS, keerde in de jaren negentig terug in het onafhankelijke Estland, werkte als deejay op de veerboot Estonia en belandde wegens smokkel van anabole steroïden in 1993 een paar maanden in een Zweedse cel - vermoedelijk tot zijn geluk: het jaar daarop verging de Estonia. Na zijn vrijlating waren er plannen voor een comeback en een tournee door Rusland. Het kwam er niet meer van. In mei 2004 overleed hij, 52 jaar oud, aan een hartaanval.

———————-

Bovenstaand verhaal is, net als deel 1, deels gebaseerd op artikelen die ik schreef voor de Volkskrant (27-8-1982) en Muziekkrant Oor (nummer 2, 1983).            

Hoogtijdagen: betoverende beelden van een ecologische ramp op het schiereiland Kola

——————-

————————-

“Mensen moeten naar je film kijken alsof ze voor een schilderij staan. Zo breng je ze naar een plek.” Zo belichtte filmmaker Ben van Lieshout bij de première van zijn documentaire Hoogtijdagen in het Amsterdamse Eye zijn werkwijze. Hij bereikt zijn ‘schilderij-effect’ door met een kleine, handzame camera onopvallend een wereld binnen te stappen en er stil te staan, letterlijk, met een statief. De plek waar hij zijn kijkers in Hoogtijdagen binnenleidt, is het schiereiland Kola, in het hoge Noorden van Europees Rusland. Moermansk is er de bekendste plaats, maar Van Lieshout neemt zijn camera ook mee naar stadjes met namen als Nikel en Afrikanda, ooit door Moskou met grote investeringen tot leven gewekt, inmiddels echter deels vergeten, verlaten en vergaan.

Van Lieshout kwam op het idee voor de documentaire toen hij deelnam aan een filmfestival in Moermansk, getiteld Noordelijk Karakter. Wat was dat dan wel, dat noordelijke karakter, vroeg hij zich af. Hij ging ernaar op zoek, vond er eigenlijk geen antwoord op, maar gaandeweg leidde die zoektocht tot heel wat anders: een portret van een regio, die in haar hoogtijdagen mensen trok in de bloei van hun leven. Diezelfde mensen zijn nu vertrokken of zien om zich heen vooral de ruïnes van de toekomst waar zij ooit aan meebouwden. Zoals de verweerde wetenschapper die in Afrikanda zwijgend naar de resten staart van het instituut dat alle ertsen van de wereld zou gaan bestuderen op hun potentie. Hij kan er niet over uit: “Iets dergelijks heb ik gezien na de oorlog in Leningrad. Maar dat was het gevolg van bombardementen en een bezetter.”            

————————-

Hoogtijdagen is ook het verhaal van generaties. Van de wetenschapper die bitter terugkijkt op zijn leven, van de generatie daaronder; de moeder die meekwam met haar ouders en nu hoopt dat haar kinderen uit het vervuilde gebied zullen vertrekken; van die kinderen, pubers die een studie elders als vluchtroute zien. En dan zijn er de beelden van de jonge schooldirecteur die aan het eind van de dag de schooldeur achter zich dichttrekt en naar huis loopt, te midden van akelig lege, vervallen flats. Hoeveel nieuwe leerlingen zullen zich de komende jaren nog aanmelden? Vriendelijk groet hij de vrouw die het schoolplein netjes aanveegt. Want het leven gaat vooralsnog wel door.

Kijken naar Hoogtijdagen is, inderdaad, schilderijen verzamelen: een begraafplaats aan zee, een reeks uitgediende, in heldere kleuren geschilderde straaljagers als monument, een voorbijglijdend marineschip, de bewegende wimpers onder de helm van de vrouw die een mijnlift bedient. Van Lieshout wordt bij zijn Russische filmprojecten bijgestaan door schilderes Tatyana Yassievich (ze is in de documentaire af en toe met kwast en doek in de weer). Als producent weet ze moeilijk toegankelijke locaties te ontsluiten, ze weet als Russin hoe de hazen lopen. Ik zou graag eens op de voet willen volgen hoe ze dat allemaal voor elkaar krijgt… Van Lieshout zal haar ook weer nodig hebben bij zijn volgende Ruslandproject: een documentaire over een treinwagon met medici, die langs de BAM-spoorlijn medische zorg komen brengen voor de mensen in de dorpen. Ook daar zijn de bewoners, ooit gedreven door enthousiasme en gelokt door hoge lonen, door Moskou vergeten.       

——————-

Hoogtijdagen draait in zeventien bioscopen.
Eerdere films van Ben van Lieshout over Rusland: Inventaris van het moederland en Siberische sketches.

Op de pop- en rockpodia van de USSR: mijn muziekvrienden in Voronezj en Leningrad – 1.

————————-

ABBA The Movie draaide in de stad, waarover meer in deel 2.

————————

Vitja en Serjozja waren mijn makkers, mijn kameraden zo u wilt, op de studentenflat in Voronezj, in de vroege jaren tachtig. Beiden studeerden Engels, speelden gitaar en waren in hart en ziel fan van ABBA en de Beatles. Afkomstig uit het verre, onbereikbare Westen, de oorsprong van hun muzikale dromen, was ik voor hen een gezant en bondgenoot in één. Ik kon aardig uit de voeten op de drums en samen maakten we muziek, op onze kamer - zij met een gitaar, ik met mijn knieën en tafelblad als slagwerk - en een enkele keer zelfs op een podium in de stad. Een paar van de Westerse studenten op de flat hadden een walkman bij zich en Serjozja, een van mijn drie kamergenoten, benutte elke gelegenheid om met zo’n nieuw apparaatje mijn cassettebandjes af te luisteren. Neil Young vond hij maar niks, van ons eigen Hollandse Kayak kreeg hij geen genoeg. 

Serjozja luistert naar Kayak.

Het repertoire bij ons op de flat was gemengd. Ik genoot van de Russische liedjes, sommige zelfgemaakt en populair in kleine kring, andere alom bekend, zoals Maroesja, uit de film Ivan Vasiljevitsj verandert van beroep. John Lennon kwam natuurlijk ook voorbij, gevolgd door Supertramp en de Eagles. Raadselachtig was de herkomst van een Amerikaans nummer waarvan titel en tekst me helaas zijn ontschoten. Het stond op het repertoire van het Muzikaal Collectief van de Anglo-Romaanse Faculteit, het koortje met gitaar waar Serjozja en Vitja af en toe mee optraden. Ik zat een keer in de zaal, de eerste akkoorden klonken en om me heen werd geapplaudisseerd: het liedje werd herkend, daar in de Russische provincie. Ik had er nog nooit van gehoord. Het Muzikaal Collectief kwam er zelfs een keer mee op de stadsradio van Voronezj, ze hadden twee talentenjachten gewonnen en dat was de hoofdprijs. Serjozja was ambitieus met zijn optredens, té ambitieus, vond Vitja, en dat zou leiden tot een breuk.      

De Nederlandse en Engelse studenten verzamelden zich af en toe op een van de kamers om naar de BBC te luisteren, naar een popprogramma met de top-zoveel. Naarmate ons verblijf in Rusland vorderde, ging het muzikale contact met het vaderland verder verloren; nieuwe artiesten zeiden ons niks, nummers die voorbijkwamen hoorden we meestal voor het eerst. Het was illustratief voor het isolement waarin we waren beland. De Russen hadden daar permanent mee te maken en dat leidde tot een verrassende ‘pop-hiërarchie’: kleinere acts die toevallig door dat isolement heen waren gebroken, konden net zo populair zijn als bands die in het Westen volle stadions trokken. In juli 1981 publiceerde het Tsjechoslowaakse blad Melodija een lijstje met de tien populairste bands in Rusland: Pink Floyd, ABBA, Smokey, Boney M, Space, Beatles, Arabesque, Queen, Bee Gees en Eruption.

Ondertussen kreeg ik van het thuisfront, mijn studentenflat in Utrecht, beelden toegestuurd van zaken die voor mij in Voronezj volstrekt onbereikbaar waren: de nieuwe elpee van U2 en een pot pindakaas.

Wie op zoek was naar Westerse elpees, kon in Voronezj op zondagmorgen terecht in een van de buitenwijken, waar op een kaal veldje vraag en aanbod elkaar ontmoetten: de zwarte boeken- en platenmarkt. Ik nam er een keer een kijkje. Jongelui boden hun waar aan, in geopende tassen of gewoon met een stapeltje onder de arm. Tassen werden ook opgehangen aan boomstammen, zodat klanten zelf konden snuffelen. De duurste elpee die ik er tegenkwam was Lovedrive van de Scorpions, een vrij nieuw exemplaar: 80 roebel, bijna de helft van het gemiddelde maandloon. Een eindje verder hing Black and Blue van de Rolling Stones in een boom voor maar 30 roebel, maar die was duidelijk al grijsgedraaid. Een nieuw exemplaar van The Wall van Pink Floyd was kort na verschijnen, zo werd me verteld, voor 100 roebel van eigenaar gewisseld.

Studentenbandjes stuitten steeds weer op praktische problemen. Instrumenten en oefenruimte waren schaars. Serjozja en een paar maten – ik was er ook bij – dachten op de universiteit een plekje gevonden te hebben om wat liedjes in te studeren. Halverwege het tweede nummer ging de deur naar een aanpalend zaaltje open. Een docente - er werd college gegeven - zei met een licht verwilderde blik: “Ребята, вы нам здорово мешаетe!” (Jongens, we hebben behoorlijk last van jullie!) Taalkundig was het een opsteker – die uitdrukking was nieuw voor me en ik ben ‘m nooit meer vergeten – maar we moesten wel uitzien naar een andere repetitieruimte. Bij een volgende gelegenheid, dit keer met een paar vrienden van Vitja, kreeg ik een mooi compliment. Het was ergens op een bedrijfsterrein. Of buitenlanders daar mochten komen wisten we niet, maar bij lastige vragen moest ik maar zeggen dat ik uit Estland kwam. Er stond een drumstel en ik speelde een nummertje mee. Ik sprak mijn muzikale wortels aan, in de jaren zestig gevoed door The Who, de Stones en The Easybeats. Na mijn strakke bijdrage sprak de gitarist lovend: “Молодец, ты знаешь что такое - rock ‘n roll!” (Goed zo, jij weet wat rock n roll is!) Over een gedenkwaardig optreden van onze boys van de studentenflat op een bruiloft in de kantine van een vleesverwerkende fabriek schreef ik eerder een aardig stukje.  

Gebrek aan goede instrumenten, aan oefenruimte en een serieus podium duwden Serjozja in de richting van een grotere band. Die trad op onder de vleugels van de Komsomol, de officiële jongerenbeweging die de muzikale (en andere) verlangens van de jeugd binnen veilige kaders trachtte te houden. Serjozja kreeg in die band de beschikking over een goede elektrische gitaar, er was een gedegen mengpaneel en optredens waren voor een groter publiek. Hij betaalde er wel een prijs voor: de vrijheid was minder, het repertoire stond onder veel striktere controle. Vitja kon zijn afkeer nauwelijks verhullen. In zijn ogen had de ambitieuze Serjozja verraad gepleegd en zijn ziel verkocht aan de duivel. Ik koos geen partij, al lag mijn sympathie toch vooral bij Vitja. Het kwam niet meer goed tussen die twee.

Vitja in Novosibirsk. Het cadeautje dat ik had meegenomen, trok hij meteen aan.

Anderhalf jaar later, met Voronezj alleen nog als herinnering, kwam ik in het verre Novosibirsk, de woonplaats van Vitja. Waarom hij indertijd helemaal in Voronezj was gaan studeren, was me nooit duidelijk geworden. “Ik had in Novosibirsk te veel foute vrienden”, was het enige wat hij daarover kwijt had gewild. Natuurlijk zocht ik hem op. Mijn komst had ik niet aangekondigd en zijn mond viel open toen ik plots voor de deur stond. Zijn zus bleek die dag jarig en dat vierden we ‘s avonds met de hele familie meer dan uitbundig.        

Ach, Vitja. Hoe zou het met hem zijn? Hoe is hij de jaren negentig doorgekomen? Alleen al voor hem zou ik nog eens terug moeten naar Novosibirsk. 

 Hier deel 2.

Indrukwekkend epos van Viktor Remizov over de Stalin Magistral – de gedoemde Goelagspoorlijn tussen de Ob en de Jenisej.

——————

———————-

Al jaren hoop ik ooit nog eens aan de oever te staan van de Jenisej, en daar het geluid te horen van het ijs dat na vele wintermaanden statig en onstuitbaar in beweging is gekomen. Dat verlangen werd stevig aangewakkerd bij lezing van Вечная мерзлота / Vetsjnaja merzlota, het ruim 800 pagina’s tellende boek van Viktor Remizov, dat dit jaar kans maakt op meerdere literaire prijzen. (De ‘klinische’ vertaling van de titel luidt Permafrost. Mocht het boek ooit in het Nederlands verschijnen, dan zou ik voor iets anders kiezen.)

Dat aangewakkerde verlangen naar het kruiende Jenisej-ijs is een onverwacht effect dat niet echt aansluit bij het voornaamste thema van Remizovs boek: de gewelddadige overheid ten tijde van Stalin tegenover het kleine individu, het mensonterende gesol met bannelingen en gevangenen bij de aanleg van de Stalin Magistral, de spoorlijn die, grofweg ter hoogte van de Poolcirkel, de benedenloop van de Ob met die van de Jenisej moest verbinden. Het was een van de omvangrijke bouwprojecten onder Stalin waarbij op grote schaal gebruik werd gemaakt van dwangarbeid. Twee weken na de dood van de dictator, in maart 1953, werd het project al stilgelegd en korte tijd later werden grote delen van de krakkemikkige, in zes jaar tijd neergezette infrastructuur ontmanteld. De prijs, los van miljarden roebels: een geheel of grotendeels verwoest leven van zo’n 80.000 dwangarbeiders.   

Remizovs Permafrost (ik houd die titel toch maar even aan) staat in mijn – met excuus voor de wat modieuze formulering – topdrie van literaire boeken over de Goelag-archipel. De andere twee zijn Berichten uit Kolyma van Varlam Sjalamov en Крутой маршрут (Journey into the Whirlwind) van Jevgenija Ginzboerg. Het verschil met deze twee boeken is aanzienlijk. Waar Sjalamov en Ginzboerg hun eigen ellende in de Goelag beschrijven en daarbij een bescheiden ‘draaicirkel’ hebben, gunt buitenstaander Remizov de lezer een veel bredere blik op een van de meest duistere kanten van de Sovjetgeschiedenis. De brede achtergrond waartegen de verschillende verhaallijnen zich afspelen, is  indrukwekkend en huiveringwekkend tegelijk.

In maart 1947 werd, zonder al te veel studie of planning vooraf, in een onmetelijk en nagenoeg onbewoond gebied van moeras en tajga, begonnen met de aanleg van de spoorlijn. Langs het 1.450 kilometer lange traject verrezen om de zoveel kilometer kampen. Er werd tegelijkertijd op verschillende plekken gewerkt, wat het overzicht niet ten goede kwam. Zo is nooit helemaal duidelijk geworden hoeveel kilometers aan rails er nu uiteindelijk zijn gelegd. Remizovs Permafrost speelt zich voornamelijk af rond Jermakovo, een vlekje aan de Jenisej dat gebombardeerd werd tot  hoofdkwartier van het oostelijke deel van de lijn, het zogeheten Bouwproject-503 (Стройка-503).

De aanvoer van voedsel, materiaal (van spijkers tot locomotieven) en mensen (onder wie Wolga-Duitse, Tsjetsjeense en veel Baltische bannelingen) loopt via de Jenisej. Dat leidt tot koortsachtige activiteiten in de maanden dat de rivier ijsvrij is. De jonge sleepbootkapitein Belov, die heilig in Stalin gelooft, voelt zich daarbij een radertje in een machtige machine. Of er in het ruim van de sleepschepen nu bouwmaterialen of gevangenen worden vervoerd, het maakt hem niet uit. Een tweede hoofdpersoon is de Moskouse geoloog Gortsjakov, die een straf uitzit van 25 jaar en zich dankzij een baantje als ziekenverzorger staande weet te houden. Tal van andere personen bevolken de roman, her en der langs de uitgestrekte route, aan deze en gene zijde van het prikkeldraad.

————————-

Belov is lange tijd een gevierd man. Hij beproeft met succes een nieuwe duwmethode (in plaats van slepen), waardoor het volume van het vracht- en gevangenenvervoer over de Jenisej flink kan worden opgevoerd. Hij krijgt de opdracht om de bevaarbaarheid van een zijriviertje te beproeven en ook dat levert succes op – en Belov een onderscheiding. De bemanning van zijn sleepboot is een etnisch gevarieerd gezelschap met Russen, een Est, twee Litouwers en een Duitse kokkin. Zelf krijgt de kapitein een verhouding (en twee kinderen) met een Française, die in de oorlog via Letland als bannelinge bij de spoorlijn is beland. Met veel geluk heeft ze haar papieren kunnen veranderen, waardoor ze als Letse te boek staat. Voortdurend voelen de kwetsbare mensjes daar in de Siberische tajga het dreigende noodlot in de lucht hangen; de angst voor criminelen in de kampbarak (die jouw leven kunnen verspelen bij het kaarten), voor kou en honger, voor een nieuwe veroordeling, of, als je nog vrij rondloopt (één op de dertig arbeiders had een gewoon dienstverband) voor een arrestatie -  al duurt het bij Belov nog vrij lang voordat ook hij beseft dat zijn hoofd op het hakblok ligt. Gortsjakov heeft alle hoop op vrijlating opgegeven. Hij laat zijn vorige leven niet meer toe in zijn gedachten en beantwoordt de spaarzame brieven van zijn  vrouw niet meer. Die neemt uiteindelijk een wanhopig besluit en gaat, met haar twee zoontjes, naar hem op zoek. Ondertussen denk je als lezer: jongens, kom op, nog even volhouden, over een half jaartje is Stalin dood!

Er is het een ander aan te merken op Permafrost. De plot doet af en toe ‘bedacht’ aan en ontmoetingen tussen diverse personages zijn soms wel erg toevallig. De gesprekken tussen hen zijn vaak opvallend openhartig; handig om persoonlijke geschiedenissen door het verhaal te weven, maar je wist rond 1950 toch echt wel dat een onvoorzichtig woord tegen een min of meer onbekende tot je ondergang kon leiden. De gesprekken maken wel duidelijk dat bijna iedereen, op de kantoren en op de ‘werkvloer’, heel goed begreep dat die hele spoorlijn een onzinnig project was.                 

Gedenkteken in Nadym, aan het westelijk deel van de spoorlijn (Bouwwerk 501).

Remizov roert morele vraagstukken aan. Hoe komt een mens met zichzelf in het reine, wanneer hij beseft dat hij de foute god heeft aanbeden, wanneer hij weet dat hij, door angst bevangen, kameraden heeft verraden? Hoe – aan de andere kant van het spectrum – rechtvaardigt de beul het geweld waarmee hij ‘vijanden van het volk’ aan het praten heeft gekregen? Het is wat geforceerd, het zijn niet de boeiendste passages. Veel indrukwekkender zijn de beschrijvingen van de natuur en het leven op en langs de ongenaakbare Jenisej, die de mens, zomer of winter, tot nederigheid dwingt. Daarbij lijkt de titel Permafrost niet zozeer een verwijzing naar die natuur. De beul die na de dood van Stalin zijn eigen werk goedpraat, voorspelt dat met het vieren van de teugels uiteindelijk de USSR uiteen zal vallen. De Sovjetunie bleek inderdaad geen permanent verschijnsel. Dieper liggende krachten lijken dat wel te zijn. De dooi onder Chroesjtsjov, de perestrojka onder Gorbatsjov en ook de implosie van de Sovjetunie hebben geen einde gemaakt aan de macht van de instanties in uniform – de permafrost van Rusland. Het individu weet zich nog altijd bedreigd door willekeur.  

Viktor Remizov

Verrassend was het om in het boek Efrosinija Kersnovskaja als personage op te zien duiken, zij het onder een andere naam: Frosja Sosnovskaja. Zij vertelt aan geoloog Gortsjakov over haar lange ‘loopbaan’ als kampgevangene en ik dacht: jou ben ik eerder tegengekomen. Dat klopte. Kersnovskaja schreef het boek Wat is een mens waard, waar ik een aantal jaren geleden een stukje aan wijdde. Ook Belov en Gortsjakov zijn (deels) gebaseerd op echte personen. Voor de Nederlandse lezer is het aardig, dan wel wrang, om te lezen dat de twee boten waarop kapitein Belov dienst doet ooit in Nederland van stapel liepen. Nederlandse schepen in Siberië, dat kwam in die tijd vaker voor. Het schip waarmee Lidija Ginzboerg als gevangene naar Magadan werd vervoerd, werd in 1920 in Vlissingen gebouwd en kreeg daar de naam de Brielle.    

-----------

In Utrecht zag in de jaren negentig een jonge bezoeker uit Moskou bij mij in de boekenkast de Kolyma-verhalen van Sjalamov staan. “Dat was moeilijk om te lezen”, zei hij. Heel even dacht ik: maar Russisch is toch je moedertaal? Toen drong het tot me door dat hij het thema en de geschetste taferelen bedoelde. Iets dergelijks gebeurde er met Permafrost van Remizov. Mijn oude docente uit Voronezj, die bij nieuwe Russische literatuur gelijk met mij op leest, had het na driekwart weggelegd. Ze vond het te zwaar. “Is hij in leven gebleven? Hebben ze elkaar teruggevonden?”, vroeg ze nog wel, toen ik het boek uit had.

-------------

Over een vorig boek van Remizov, ook indrukwekkend, schreef ik eerder een stukje.

Russische recensies over Permafrost zijn er volop, hier vindt u er vijf bij elkaar. En hier een interview met de schrijver. En tenslotte foto’s en een verslag van een expeditie in 2020 naar het gebied van de spoorlijn.

————————-

Krim, Donbass? Doping, Black Lives Matter? Wat zeg je dan als Russische Olympiër in Tokio?

———————-

Olympisch Stadion. (Foto: Arne Müseler / www.arne-mueseler.com)

———————

Je bent een topsporter uit Rusland en je bent uitgezonden naar de Olympische Spelen in Tokio. Je probeert je voor te bereiden op de marathon of zit met je roeimaten nog na te genieten van die geweldige finale van de vier-zonder, komt er zo’n vervelende buitenlandse journalist op je af met vragen over de Krim, Black Lives Matter, #MeToo, doping of de Russische vlag die overal zo nadrukkelijk ontbreekt. Wat moet je dan?

Dat heeft het Russisch Olympisch Comité aan de sporters uitgelegd, in de vorm van waarschuwingen en instructies. Verzoeken om interviews kunnen een “provocerend karakter” hebben en Olympiërs in een onaangename situatie brengen. De simpelste uitweg bij een politiek thema is, aldus het ROC, te reageren met: Geen commentaar. Toch krijgen de sporters een paar handzame antwoorden aangereikt.

Gaat het over Black Lives Matter, zeg dan tegen de journalist dat iedereen zelf zijn houding tegenover die beweging moet bepalen. “Maar de Spelen mogen in elk geval geen platform worden voor bepaalde acties of gebaren.” De Krim? Donbass? “Sport moet buiten de politiek blijven.” Dopingschandalen? Daar heeft de Russische sporter volgens de instructies niks over te melden, want hij of zij is daar nooit bij betrokken geweest, en wat de anti-Russische sancties betreft, daar moeten degenen die ze hebben ingevoerd maar commentaar op geven. Ongewenste intimiteiten? “Daar heb ik nooit wat van gemerkt in mijn carrière, maar ik weet dat dit probleem in veel landen bestaat.”           

De krant Vedomosti, die een kopie van de instructies inzag, sprak met parlementslid en olympisch schaatskampioene Svetlana Zjoerova, die de richtlijnen voor de olympische ploeg relativeert. Volgens haar worden de sporters niet van hogerhand gecontroleerd en heeft iedereen recht op een eigen mening. Volgens haar zijn zulke handleidingen ongebruikelijk in Rusland, maar zijn ze alom gangbaar in het Westen. Bovendien, aldus Zjoerova, ging het er ten tijde van de Sovjetunie wel strenger aan toe.

Dat klopt. Wie toen naar het buitenland mocht, doorliep eerst een vrij stevige procedure om elementen van twijfelachtig ideologisch allooi binnen de poort te houden. Wie door de poort naar buiten mocht, kreeg heldere instructies mee. En na afloop werd er dan uitgebreid verslag gedaan over het gedrag van de leden van de delegatie. Boeiend is in dat opzicht het rapport dat de Sovjet-ambassade in Oostenrijk naar Moskou stuurde na afloop van de Olympische Winterspelen in Innsbruck in 1964. (Het volledige rapport is hier te lezen.)

Volgens de ambassade hadden Westerse veiligheidsdiensten en emigrantenorganisaties getracht om de Olympische Spelen te gebruiken voor ondermijnende activiteiten tegen de socialistische landen. Door anti-sovjetliteratuur te verspreiden was getracht sporters aan te zetten tot landverraad en emigratie. Er waren ook bijbels uitgedeeld en de katholieke kerk had zich zeer actief getoond. En er was geprobeerd om sporters uit de socialistische landen de levenswijze van de “zogenaamde vrije wereld” op te dringen door aan te sturen op bezoeken aan “bedenkelijke etablissementen”.

“Opgemerkt moet worden dat de Sovjet-sportdelegatie zich waardig heeft gedragen en zich niet heeft laten provoceren. Provocateurs kregen lik op stuk bij hun pogingen om individuele Sovjet-sporters te verleiden tot ‘openhartige’ gesprekken”, zo meldt het rapport tevreden. Helemaal ongeschonden kwam het socialistische kamp niet uit te strijd. Ondermijnende activiteiten van Hongaarse, Tsjechoslowaakse, Poolse en zionistische organisaties hadden ertoe geleid dat zeven Hongaarse en vijf Tsjechoslowaakse toeristen en één sporter uit Oost-Duitsland niet haar huis waren teruggekeerd, aldus de ambassade. *)

——————————-

Het lijkt me als sporter best handig om een beetje voorbereid te zijn op lastige vragen. Het is een vorm van mediatraining waar je een hoop gedoe mee kan voorkomen. Elke voetballer in onze eredivisie die na een wedstrijd de hemel in wordt geprezen, weet dat hij in zijn reactie ‘het team’ moet noemen. Ik ga wel extra aandachtig de interviews met Russische sporters in Tokio volgen. Eens kijken of de instructies van het Russisch Olympisch Comité worden opgevolgd. Mijn favoriete antwoord zal zijn (omdat het zo nadrukkelijk riekt naar die late Sovjet-tijd, toen ik bijna dagelijks de Pravda en Izvestija doorploegde): “Daar heb ik nooit wat van gemerkt in mijn carrière, maar ik weet dat dit probleem in veel landen bestaat.”    


*) Die ene sporter was rodelaarster Ute Gähler, die vier jaar later als Ute Scheiffele voor West-Duitsland deelnam aan de Spelen van Grenoble.