————————-
————————
Vitja en Serjozja waren mijn makkers, mijn kameraden zo u wilt, op de studentenflat in Voronezj, in de vroege jaren tachtig. Beiden studeerden Engels, speelden gitaar en waren in hart en ziel fan van ABBA en de Beatles. Afkomstig uit het verre, onbereikbare Westen, de oorsprong van hun muzikale dromen, was ik voor hen een gezant en bondgenoot in één. Ik kon aardig uit de voeten op de drums en samen maakten we muziek, op onze kamer - zij met een gitaar, ik met mijn knieën en tafelblad als slagwerk - en een enkele keer zelfs op een podium in de stad. Een paar van de Westerse studenten op de flat hadden een walkman bij zich en Serjozja, een van mijn drie kamergenoten, benutte elke gelegenheid om met zo’n nieuw apparaatje mijn cassettebandjes af te luisteren. Neil Young vond hij maar niks, van ons eigen Hollandse Kayak kreeg hij geen genoeg.
Het repertoire bij ons op de flat was gemengd. Ik genoot van de Russische liedjes, sommige zelfgemaakt en populair in kleine kring, andere alom bekend, zoals Maroesja, uit de film Ivan Vasiljevitsj verandert van beroep. John Lennon kwam natuurlijk ook voorbij, gevolgd door Supertramp en de Eagles. Raadselachtig was de herkomst van een Amerikaans nummer waarvan titel en tekst me helaas zijn ontschoten. Het stond op het repertoire van het Muzikaal Collectief van de Anglo-Romaanse Faculteit, het koortje met gitaar waar Serjozja en Vitja af en toe mee optraden. Ik zat een keer in de zaal, de eerste akkoorden klonken en om me heen werd geapplaudisseerd: het liedje werd herkend, daar in de Russische provincie. Ik had er nog nooit van gehoord. Het Muzikaal Collectief kwam er zelfs een keer mee op de stadsradio van Voronezj, ze hadden twee talentenjachten gewonnen en dat was de hoofdprijs. Serjozja was ambitieus met zijn optredens, té ambitieus, vond Vitja, en dat zou leiden tot een breuk.
De Nederlandse en Engelse studenten verzamelden zich af en toe op een van de kamers om naar de BBC te luisteren, naar een popprogramma met de top-zoveel. Naarmate ons verblijf in Rusland vorderde, ging het muzikale contact met het vaderland verder verloren; nieuwe artiesten zeiden ons niks, nummers die voorbijkwamen hoorden we meestal voor het eerst. Het was illustratief voor het isolement waarin we waren beland. De Russen hadden daar permanent mee te maken en dat leidde tot een verrassende ‘pop-hiërarchie’: kleinere acts die toevallig door dat isolement heen waren gebroken, konden net zo populair zijn als bands die in het Westen volle stadions trokken. In juli 1981 publiceerde het Tsjechoslowaakse blad Melodija een lijstje met de tien populairste bands in Rusland: Pink Floyd, ABBA, Smokey, Boney M, Space, Beatles, Arabesque, Queen, Bee Gees en Eruption.
Wie op zoek was naar Westerse elpees, kon in Voronezj op zondagmorgen terecht in een van de buitenwijken, waar op een kaal veldje vraag en aanbod elkaar ontmoetten: de zwarte boeken- en platenmarkt. Ik nam er een keer een kijkje. Jongelui boden hun waar aan, in geopende tassen of gewoon met een stapeltje onder de arm. Tassen werden ook opgehangen aan boomstammen, zodat klanten zelf konden snuffelen. De duurste elpee die ik er tegenkwam was Lovedrive van de Scorpions, een vrij nieuw exemplaar: 80 roebel, bijna de helft van het gemiddelde maandloon. Een eindje verder hing Black and Blue van de Rolling Stones in een boom voor maar 30 roebel, maar die was duidelijk al grijsgedraaid. Een nieuw exemplaar van The Wall van Pink Floyd was kort na verschijnen, zo werd me verteld, voor 100 roebel van eigenaar gewisseld.
Studentenbandjes stuitten steeds weer op praktische problemen. Instrumenten en oefenruimte waren schaars. Serjozja en een paar maten – ik was er ook bij – dachten op de universiteit een plekje gevonden te hebben om wat liedjes in te studeren. Halverwege het tweede nummer ging de deur naar een aanpalend zaaltje open. Een docente - er werd college gegeven - zei met een licht verwilderde blik: “Ребята, вы нам здорово мешаетe!” (Jongens, we hebben behoorlijk last van jullie!) Taalkundig was het een opsteker – die uitdrukking was nieuw voor me en ik ben ‘m nooit meer vergeten – maar we moesten wel uitzien naar een andere repetitieruimte. Bij een volgende gelegenheid, dit keer met een paar vrienden van Vitja, kreeg ik een mooi compliment. Het was ergens op een bedrijfsterrein. Of buitenlanders daar mochten komen wisten we niet, maar bij lastige vragen moest ik maar zeggen dat ik uit Estland kwam. Er stond een drumstel en ik speelde een nummertje mee. Ik sprak mijn muzikale wortels aan, in de jaren zestig gevoed door The Who, de Stones en The Easybeats. Na mijn strakke bijdrage sprak de gitarist lovend: “Молодец, ты знаешь что такое - rock ‘n roll!” (Goed zo, jij weet wat rock n roll is!) Over een gedenkwaardig optreden van onze boys van de studentenflat op een bruiloft in de kantine van een vleesverwerkende fabriek schreef ik eerder een aardig stukje.
Gebrek aan goede instrumenten, aan oefenruimte en een serieus podium duwden Serjozja in de richting van een grotere band. Die trad op onder de vleugels van de Komsomol, de officiële jongerenbeweging die de muzikale (en andere) verlangens van de jeugd binnen veilige kaders trachtte te houden. Serjozja kreeg in die band de beschikking over een goede elektrische gitaar, er was een gedegen mengpaneel en optredens waren voor een groter publiek. Hij betaalde er wel een prijs voor: de vrijheid was minder, het repertoire stond onder veel striktere controle. Vitja kon zijn afkeer nauwelijks verhullen. In zijn ogen had de ambitieuze Serjozja verraad gepleegd en zijn ziel verkocht aan de duivel. Ik koos geen partij, al lag mijn sympathie toch vooral bij Vitja. Het kwam niet meer goed tussen die twee.
Anderhalf jaar later, met Voronezj alleen nog als herinnering, kwam ik in het verre Novosibirsk, de woonplaats van Vitja. Waarom hij indertijd helemaal in Voronezj was gaan studeren, was me nooit duidelijk geworden. “Ik had in Novosibirsk te veel foute vrienden”, was het enige wat hij daarover kwijt had gewild. Natuurlijk zocht ik hem op. Mijn komst had ik niet aangekondigd en zijn mond viel open toen ik plots voor de deur stond. Zijn zus bleek die dag jarig en dat vierden we ‘s avonds met de hele familie meer dan uitbundig.
Ach, Vitja. Hoe zou het met hem zijn? Hoe is hij de jaren negentig doorgekomen? Alleen al voor hem zou ik nog eens terug moeten naar Novosibirsk.
Hier deel 2.