balticum

Op de pop- en rockpodia van de USSR: mijn muziekvrienden in Voronezj en Leningrad – 2.

——————————-

——————————-

Het was een vrij koddig contrast: boven het filmdoek hing een banier met in krachtige kapitalen: WE ZULLEN DE BESLUITEN VAN HET 26STE PARTIJCONGRES TEN UITVOER BRENGEN! Op het filmdoek eronder sprongen de twee dames van ABBA vrolijk zingend op en neer op een podium in Australië. ABBA The Movie draaide in Voronezj.

Het was begin jaren tachtig. De honger naar Westerse muziek onder de jeugd van Rusland was groot. Af en toe werd die via officiële kanalen een beetje gestild. Zo kon het gebeuren dat zelfs in het wat slaperige Voronezj, in de filmzaal van het Huis der Officieren aan de Prospekt van de Revolutie ABBA te zien was. Helemaal zonder risico werd dat niet geacht en daarom ging aan het filmspektakel een waarschuwing vooraf: “Wat u nu gaat zien is een typisch voorbeeld van Westerse propaganda. Veel jonge mensen worden getoond die hun vrije tijd doorbrengen met het luisteren naar popmuziek. Iedereen lacht en lijkt gelukkig. Maar over tien jaar, wanneer ze allemaal werkeloos zijn, lachen ze dan nog steeds?”

Een maand later zat ik een aantal weken in Leningrad. Daar had ik speciaal toestemming voor moeten vragen, want op mijn visum stond enkel en exclusief Voronezj aangegeven. Onder het mom van noodzakelijk bibliotheekbezoek (mijn verblijf van een half jaar in Rusland was bedoeld voor studie; ik werd geacht aan mijn scriptie te werken) had ik een aanvraag ingediend voor een reisje naar het noorden. Ik wilde daar bij Russische vrienden Oud en Nieuw gaan vieren – wat ik bij mijn aanvraag maar niet had vermeld. Ik kreeg groen licht en het decanaat regelde een treinticket voor me.

Na bijna vier maanden in het niet al te uitbundige en qua voedselvoorziening ondermaats bedeelde Voronezj was Leningrad in veel opzichten een flinke overgang. Daar lagen complete kippen in de vitrines! Eén ding was wel hetzelfde: toen ik op een avond het Gorki Cultuurpaleis betrad om eens kennis te maken met muziek van de Magnetic Band uit Tallin, zag ik daar boven het podium weer zo’n banier hangen: WE ZULLEN DE BESLUITEN VAN HET 26STE PARTIJCONGRES TEN UITVOER BRENGEN!        

Het contrast met wat zich onder dat banier afspeelde, was nog veel groter dan eerder in het Huis der Officieren in Voronezj. Hier geen vrolijke Zweedse melodietjes, nee, hier werd tot mijn aangename verassing stevige rock and roll ten gehore gebracht, ook tot genoegen van de Russische toehoorders, van wie er enkelen overeind kwamen om lekker te dansen, om meteen weer naar hun stoel gedirigeerd te worden door een van de drie aanwezige agenten in uniform. Een dag later ontmoette ik de voorman van de band, drummer en toetsenist Gunnar Graps. Ja, wel leuk, dat enthousiasme van het publiek, vertelde hij, maar ook zorgwekkend: te veel wilde taferelen kon leiden tot een annulering van de concerten die nog in Leningrad gepland stonden.

Singeltje uit 1981. Op het hoesje wordt de band beschaafd ‘ensemble’ genoemd.

Met handtekening! Tweede van rechts Gunnar Graps.

Met handtekening! Tweede van rechts Gunnar Graps.

Voor de sympathieke leider van de Magnetic Band had de Westerse pop- en rockmuziek weinig geheimen. In Estland kon hij de Finse tv ontvangen en alle bekende bands kende hij niet alleen van horen, maar ook van zien. Daardoor geïnspireerd waren de optredens van Graps en zijn mannen zeer levendig, met rondspringende gitaristen en een wilde solo van Graps achter de drums. Om te begrijpen welke krachten een groep als Magnetic Band daarbij tegenover zich vond, volstaat een citaat uit het tijdschrift Moezikalnaja Zjizn (Muziekleven) van maart 1982, uit een verslag van een muziekfestival: “Het grootste gedeelte van het repertoire van de groepen voldeed aan de eisen van deze tijd, aan de opgave van de patriottische en esthetische opvoeding van de massa, weerspiegelde het heroïsche verleden van de volkeren van ons vaderland, de strijd voor de vrede en de rol van de Communistische Partij in het leven van het Sovjetvolk.”

Ik trok nog een paar dagen op met de muzikanten, die rond de optredens uiterst relaxed waren – typisch Ests, zo zeiden mijn Russische vrienden. Uitzondering was het moment dat de geluidsman de diefstal van twee microfoons ontdekte. “Typisch Leningrad, bij ons in Estland gebeurt zoiets niet!”, brieste hij. Apparatuur was een verhaal apart in die tijd. Elke band zat te springen om Westerse spullen, van een gedegen drumstel tot een zekeringetje voor een kapotte synthesizer. De geluidsman had een recent nummer van het Engelse tijdschrift Melody Maker bij zich. Een advertentie voor een mixer had hij omcirkeld. “Als ik dat dingetje eens op de kop kon tikken, dan was ik van een hoop problemen af.”

Magnetic Band was in 1980 een van de winnaars van het legendarische rockfestival van Tbilisi, samen met Masjina Vremeni. Die tweede groep, van voorman Andrej Makarevitsj, bleef overeind in de jaren die volgden. Magnetic Band verdween gaandeweg uit de frontlinie, misschien mede doordat in Estland de protestcultuur steeds meer gestalte kreeg in het repertoire van zangkoren. (Over die zangculuur hier een recent artikel.) Gunnar Graps behield zijn status als rockpionier, maar raakte wel de weg kwijt. Hij beproefde zijn geluk in de VS, keerde in de jaren negentig terug in het onafhankelijke Estland, werkte als deejay op de veerboot Estonia en belandde wegens smokkel van anabole steroïden in 1993 een paar maanden in een Zweedse cel - vermoedelijk tot zijn geluk: het jaar daarop verging de Estonia. Na zijn vrijlating waren er plannen voor een comeback en een tournee door Rusland. Het kwam er niet meer van. In mei 2004 overleed hij, 52 jaar oud, aan een hartaanval.

———————-

Bovenstaand verhaal is, net als deel 1, deels gebaseerd op artikelen die ik schreef voor de Volkskrant (27-8-1982) en Muziekkrant Oor (nummer 2, 1983).            

Olympisch kampioen Palusalu in een Stalinkamp: een bizarre persoonsverwissling - 2

————————

In het Centraal Kampziekenhuis in het Siberische Norilsk werken in 1945 enkele gevangenen uit Estland. Onder hen ontstaat beroering wanneer een landgenoot wordt binnengebracht, op een brancard, op sterven na dood. In het ziekenhuis werkt ook Jefrosinija Kersnovskaja, een gevangene uit Bessarabië, die in de jaren vijftig en zestig haar kampherinneringen zal vastleggen in tekst en tekeningen. De Est op de brancard staat op drie van die tekeningen.

Dat er drie varianten van het voorval zijn getekend, heeft te maken met de ontstaansgeschiedenis van Kersnovskaja’s geschreven en getekende memoires, die pas jaren later legaal in boekvorm konden verschijnen. Voor de zekerheid maakte ze van haar twaalf schriftjes met tekst en zevenhonderd tekeningen drie kopieën, die ze onderbracht bij vrienden. In 1983 verzorgden die vrienden een samizdat-uitgave en ook daar maakte ze weer tekeningen voor.

Ik wist al van het bestaan van Kersnovskaja’s werk , maar pas onlangs las ik haar boek, in een uitgave uit 2018. Hoe compleet de tekst daarvan is, weet ik niet. Het aantal tekeningen is in elk geval zeer beperkt en die met de Est op de brancard ontbreken. In de tekst van het boek komt hij wel aan bod – en daarbij gebeurt iets opvallends. Volgens Kersnovskaja ligt op de brancard de Estse worstelaar die op de Olympische Spelen van Berlijn een gouden medaille heeft gewonnen. Zij noemt zijn naam niet, maar in een noot staat: “Kristjan Palusalu (1908-1987) – Estse sportman, tweevoudig olympisch kampioen in het zwaargewicht (Grieks-Romeins en vrije stijl).” Daarmee zou de opwinding van de Esten in het kampziekenhuis wel verklaard zijn: Palusalu was met afstand de populairste sportman van Estland. Maar, was het Palusalu wel?

Niet al te diepgravend onderzoek leerde al snel dat dat nagenoeg uitgesloten is. Palusalu werd begin 1945 opgepakt als deserteur uit het Sovjetleger (zie deel 1). Hij belandde in Tallinn in de Patarei gevangenis. Op 28 augustus 1946 kwam hij weer vrij, op voorspraak van onder anderen collega-worstelaar Johannes Kotkas en schaker Paul Keres. Dat is op geen enkele manier te rijmen met een verblijf van Palusalu in 1945 in het Siberische Norilsk. Op een enkele plek wordt daar wel naar verwezen, maar als enige bron wordt dan genoemd: de memoires van Kersnovskaja.       

Bij de drie tekeningen met de Est wijkt de tekst telkens iets af. Bij één tekening laat Kersnovskaja dokter Mardna (een Est) die over de uitgemergelde patiënt gebogen staat, zeggen: “Maar dat is onze nationale trots! Bokser (cursief van mij – EH) in het zwaargewicht, winnaar op de Olympische Spelen van 1936 …”  Ook bij de tweede tekening gaat het om een bokser, alleen bij de derde om een worstelaar. Telkens blijft in de tekst zelf de naam van sportman ongenoemd. De combinatie ‘Estse bokser-olympisch winnaar 1936’ is uitgesloten (geen enkele Estse bokser won in 1936 goud), de combinatie ‘Estse worstelaar-olympisch winnaar 1936’ was alleen mogelijk geweest als Palusalu daar op de brancard had gelegen. Maar die zat op dat moment gevangen in Tallinn…

Kersnovskaja schrijft in mijn boek nog dat de worstelaar erbovenop komt en dat hij twee jaar later, nog altijd als gevangene, trainer mag worden in een sportzaal voor niet-gevangenen. Die toevoeging bevestigt nog eens dat het hier niet om Palusalu kan gaan. Die was in 1947 echt al weer op vrije voeten.

Als het niet Palusalu was op die brancard, wie was het dan wel? Het is een anti-climax, waarvoor mijn excuus, maar dat heb ik niet kunnen achterhalen.  Adalbert Toots komt nog het dichtst in de buurt, al maken zijn gegevens het evenmin waarschijnlijk dat zijn en Kersnosvkaja’s wegen elkaar hebben gekruist.  Toots nam als lichtgewicht-worstelaar deel aan de Spelen van 1936, maar won daar geen medaille Hij werd in 1946 gearresteerd en overleed in 1948  in een kamp in de provincie Kemerovo in Siberië.

Kristjan Palusalu

Adalbert Toots

Omdat Kersnovskaja als kampgevangene uiteraard geen aantekeningen kon maken, mag het niet verbazen dat ze jaren later, toen ze haar herinneringen op schrift stelde, niet alles tot in detail correct uit haar geheugen heeft kunnen opvissen. Dat ze bijvoorbeeld dezelfde persoon zowel een bokser als een worstelaar noemt, valt haar nauwelijks aan te rekenen. (En dat maakt overigens ook - en ook daarvoor mijn excuus - het woordje ‘bizar’ in de kop van mijn twee stukjes over Palusalu wat overtrokken.)

Deel 1.

——————

Later dit jaar verschijnt het boek van Kersnovskaja, met tekeningen, bij uitgeverij Pegasus in een vertaling van Margreet Strijbosch. Daar kom ik beslist nog op terug. Kersnovskaja verdient, net als alle slachtoffers die ze beschrijft (met of zonder hun correcte naam), alle aandacht.  

Olympisch kampioen Palusalu in een Stalinkamp: een bizarre persoonsverwisseling - 1

——————-

Kristjan Palusalu

Daar keek ik van op. Een winnaar van twee gouden medailles op de Olympische Spelen van Berlijn, die in 1945 lag te creperen in een Goelag-ziekenhuis in het Siberische Norilsk en dat ternauwernood kon navertellen … Dat zou een verhaal zijn van Jesse Owens-achtige proporties. En ik had nog nooit van hem gehoord! Nou zegt dat niet alles, maar toch: mijn belangstelling voor de Sovjetunie is bovengemiddeld, en voor sport evenzeer,  en dan zou dit mij jarenlang zijn ontgaan?

De tweevoudig goudenmedaillewinnaar in kwestie is worstelaar Kristjan Palusalu uit Estland. Hij leverde in 1936 een unieke prestatie door in het zwaargewicht goud te winnen in twee disciplines: het Grieks-Romeins en het vrij worstelen. In de beslissende partij in het Grieks-Romeins was hij in de Deutschlandhalle de Duitser Kurt Hornfischer de baas. De impact van zijn prestatie was minder dan die van sprinter en verspringer Owens, die vier keer goud won en als donkere atleet in het ‘arische Berlijn’ van Hitler cs veel tanden deed knarsen – Palusalu was een blonde reus.

In zijn eigen Estland was de impact wel groot. Het jonge land had behoefte aan helden. De sportieve triomf van Palusalu (die een jaar eerder, in het kader van een regeringsprogramma voor de ‘ver-esting’ van namen, zijn achternaam had gewijzigd van Trossmann in Palusalu) kwam als geroepen. Kijk maar eens naar de beelden van de ontvangst bij zijn terugkeer uit Berlijn.

 

Palusalu (1908-1987) werkte in de die tijd in de hoofdstad Tallinn als bewaarder in de Patarei gevangenis. Voor zijn Olympische prestaties kreeg hij een boerderij cadeau, compleet met een flink stuk grond. Toch bleef hij tot in 1940 – zijn carrière als topsporter was toen door een schouderblessure al in het slop geraakt –  in de gevangenis werken. Een handvol jaren later zou hij er aan de aan de andere kant van de tralies belanden. 

In augustus 1940 werd Estland door de Sovjetunie ingelijfd. Bijna een jaar later volgde de Duitse invasie. Kristjan Palusalu werd opgeroepen voor het Sovjetleger en belandde in de provincie Archangelsk bij een arbeidersbataljon, dat niet bestemd was voor het front. Hij voelde er desondanks niks voor om dienst te doen in het Rode Leger en deserteerde, in de hoop om Finland te bereiken. De vlucht mislukte en op 18 september 1941 werd hij ter dood veroordeeld. De straf werd omgezet in dienst aan het front in Karelië en daar belandde hij als nog bij de Finnen, zij het gewond en als krijgsgevangene. Begin januari 1942 laten de Finnen Palusalu vrij en kan hij terug naar Estland. In het najaar van 1944 verdrijft het Rode Leger de Duitsers en wordt Estland opnieuw door de Sovjets bezet. Op 12 januari 1945 staat de NKVD bij Palusalu – deserteur uit het Sovjetleger – voor de deur. De sportheld van Estland wordt gearresteerd.

Zoals gezegd, ik kende Kristjan Palusalu en zijn verhaal niet. Zijn naam kwam ik tegen in het boek Сколько стоит человек (Hoeveel kost een mens) van Jefrosinija Kersnovskaja. Zij wordt in 1941 in Bessarabië gearresteerd en belandt in 1944, na vele omzwervingen en ontberingen, in een kamp Norilsk, waar ze aan de slag moet in de bouw. Ze wordt er met een bloedvergiftiging opgenomen in het kampziekenhuis, overleeft ternauwernood, en heeft het geluk dat ze, eenmaal weer op de been, in het ziekenhuis mag blijven werken.

Kersnovskaja doet in haar boek uitgebreid (bijna achthonderd pagina’s) verslag van haar ervaringen in de Goelag, geïllustreerd met eigen tekeningen. Het ziekenhuis telt een aantal Estse gevangenen onder het medisch personeel en die raken plots opgewonden wanneer er een zieke landgenoot wordt binnengebracht: “… de zwaargewicht-worstelaar die de eerste plaats bezette in zijn klasse op de Olympische Spelen in Berlijn in 1936”, schrijft Kersnovskaja. “Zijn lange benen met enorme voeten strekten tot aan de deur.” In een noot (niet toegevoegd door Kersnovskaja) staat: “Kristjan Palusalu (1908-1987) – Estse sportman, tweevoudig olympisch kampioen in het zwaargewicht (Grieks-Romeins en vrije stijl).

De “zwaargewicht-worstelaar”. (Tekening en tekst van Kersnovskaja.)

Van de olympisch kampioen is weinig meer over, maar hij komt er bovenop, schrijft Kersnovskaja, en hij mag in Norilsk aan de slag als trainer van niet-gevangenen. Ik wilde meer weten over Palusalu, die imposante Estse sportheld die de Goelag had overleefd. Ik ging op zoek en vroeg me al snel af: klopt dat wel, die noot bij het verhaal van Kersnovskaja? Was dat Palusalu wel, daar op die behandeltafel in het kampziekenhuis van Norilsk?

Deel 2.

—————-

Later dit jaar verschijnt het boek van Jefrosinija Kersnovskaja bij uitgeverij Pegasus in een Nederlandse vertaling van Margreet Strijbosch.

(Over Kersnovskaja schreef ik al eens een stukje, niet wetende dat het nog tien jaar zou duren voordat ik haar boek eindelijk zou lezen.)

Twee recensies van de nieuwe roman van Elena Katishonok, и новая сотрудница нашего блога. "А света в окне нет?.. "

Het huidige Riga

Het huidige Riga

Новый роман Елены Катишонок - это событие.  Een nieuwe roman van Elena Katishinok is een gebeurtenis. И отличный повод представить вам  новую сотрудницу этого блoга, Айду Смирнову, которая будет писать, на русском, о русском литературе. En een uitstekende gelegenheid om een nieuwe medewerkster van dit blog aan u voor te stellen: Aida Smirnova, die in het Russisch over Russische literatuur zal schrijven. Bijdragen in het Nederlands over Russische literatuur blijven gewoon verschijnen, zoals hieronder in de rechterkolom, in dit geval ook over Katishonoks nieuwe roman.

Аида Смирнова - Признаюсь сразу: чтение этой книги, постижение ее смысла и замысла (если это возможно в полной мере) – трудная работа. Но она постепенно захватывает тебя, и в ее процессе, на всем бесконечно длинном и сложном развертывании сюжета открывает читателю всё новые грани жизни и человеческого характера. Рядом со многими персонажами следует, как правило, его негативный антипод, оттеняя его своей непохожестью и создавая диссонанс характеров, что придает повествованию дополнительную яркость и выразительность.

Это не шекспировская трагедия с ее вселенскими «проклятыми» вопросами и штабелями трупов в финале. Здесь всё проще и страшнее, потому что здесь развертывается глобальная (по количеству героев) бытовая, вялотекущая, бесконечная драма тех самых людей, которые зовутся «простыми» и которые составляют понятие «народ».

Количество героев (главных и второстепенных, мелькнувших лишь раз, впрочем, наделенных обязательно какими-то внешними приметами, штрихами облика и характера) кажется неисчислимым, просто поражает. Недаром автор является лауреатом премии «Ясная поляна», местом, чей хозяин славился многолюдьем своих романов. Вначале кажется, что это просто толпа людей, которая пополняется всё новыми и новыми персонажами, но по ходу действия обнаруживается, что они прямо или косвенно связаны, кто отдаленно, через цепочку других людей, кто непосредственно.

Линия жизни многих героев романа (семьи Лункансов, доцента Присухи, девочки Ольки) вполне могли бы стать отдельными законченными новеллами, но они, причудливо и порой неожиданно переплетаясь, проникая друг в друга, делают роман таким сложным (в хорошем смысле этого слова), таким многогранным и многоцветным, увлекательным. Как все неожиданно, непредсказуемо и... закономерно в жизни. Как люди, не понимая и отталкиваясь друг от друга, связаны многими видимыми и невидимыми нитями по воле главного режиссера – судьбы.

Многозначно само название романа. Его метафорический свет буквально пронизывает плотную ткань этой книги. Многим персонажам и по разным поводам он светит, но это обычно не тот свет, который греет и означает любовь, доброту и душевность. Настоящей поэмой звучит размышление девятилетней девочки Ольки о светящихся окнах. Этот маленький, но сильный человечек, обделенной материнской любовью и так мечтающий о дружной, доброй семье – самый светлый и обаятельный образ книги. Свет несёт она сама.

«Придуманные люди жили по-разному. Самыми счастливыми были обладатели абажуров, потому что человек, заботливо облекший обыкновенную лампочку уютной оранжевой полусферой, просто не может жить плохо...Четверо, например, или пятеро человек, и каждый из этих четверых или пятерых любит всех остальных – и его все любят». Наивная маленькая фантазерка мечтает о малом: о домашнем уюте, тепле, покое. Это именно то, чего не хватает почти всем героям романа. Потерянные, разбитые, несостоявшиеся семьи – настоящие бедствие для всех.

Не сложилась семейная жизнь и у главного героя романа Карла Лунканса – сына Германа Лунканса, «скромного работника переплётной мастерской» и «первого кинематографиста республики». ... «В тысяча девятсот сороковом году Герман лишился дома, родной земли и спасибо, что не жизни»... Черз двадцать лет Герман умер в день своего несостоявшегося триумфа. Сын хочет осуществить замысел отца – воплотить в жизнь его сценарий, но слово «несостоявшийся» преследует и его. Карлуша (автор явно симпатизирует ему и часто называет этим детским именем) слывёт в глазах окружающих и прежде всего его жены Насти неудачником. Скромный, деликатный, нечестолюбивый, «просто инженер», он не подходит под её стандарт образцового мужа. И его жена Настя такого находит в лице торгпреда Баева. Так рушится еще одна семья: «только сейчас он понял, что принимал за любовь чувство вины»...Одиночество вдвоём, постоянные несовпадения интересов и чувств друг друга – кто виноват? Как честный и добрый человек, Карл винит себя. И обречён вновь на одиночество и тоску.

Elena Katishonok

Elena Katishonok


Egbert Hartman - “Zij vertegenwoordigen een grotere kracht, die van het individu”, schreef ik in 2011 in een recensie over de roman Er leefden eens een oude man en een oude vrouw van Elena Katishonok. In dat romandebuut van de in Boston woonachtige, Russischtalige Katishonok, worden de lotgevallen beschreven van een familie in Riga, die de rampen van de 20ste eeuw in volle gewicht over zich heen krijgt. De adembenemende familiekroniek kreeg een vervolg met Tegen de wijzers van de klok in, en eind vorig jaar verscheen, voor mij volledig onverwacht, deel drie, Licht in het venster (Svet v okne). (Ik ontmoette Katishonok in 2012 in Amsterdam, ze repte met geen woord van plannen voor een nieuw boek, die ze toen ongetwijfeld al moet hebben gehad.)

De hoofdpersonen in vooral Er leefden eens een oude man en een oude vrouw weten hun waardigheid te behouden, in de zware slagschaduw van de Sovjets die in 1940 binnenvallen, van de Duitsers en opnieuw de Sovjets, die Letland na de oorlog ingesnoerd houden. Katishnok zet haar personages met veel compassie neer als ‘kleine’ overwinnaars.

Het contrast met deel drie, Licht in het venster, is groot. De hoofdpersonen zijn als schipbreukelingen aangeland in de jaren zestig, het vegetarische tijdperk, zoals die latere Sovjet-periode wel wordt genoemd. Het directe gevaar voor lijf en leden is geweken, er is een beetje ruimte om het bestaan naar eigen inzicht vorm te geven. Hoe gaan de personen met dat kleine beetje vrijheid om? Niet zo goed. Gehinderd door demonen uit het verleden, door schaarste (vooral op de woningmarkt) en in de weg gezeten door een nog altijd repressief regiem, vluchten ze in een parallelle wereld, zonder daar veel geluk te vinden.

Het levert een gelaagd beeld op van de jaren zestig, gevuld met personen die door hun familiebanden noodgedwongen met elkaar te maken hebben of elkaar bij toeval in meerdere cirkels van het verhaal tegenkomen. Lelka (de achterkleindochter van de oude man en de oude vrouw uit her eerste deel) heeft als lerares Engels Nastja, die trouwt met Karloejska. Wanneer Karloesjka bij de hem onbekende Lelka op bezoek gaat voor een mogelijke woningruil, blijkt haar grootvader de broer van zíjn grootvader te zijn. Lelka, getiranniseerd door haar moeder en stiefvader, vlucht in de wereld van Galsworthy’s Forsyte Saga. De docent Engels van Nastja op de universiteit vlucht in een studie over datzelfde boek. Wat hij over Galsworthy schrijft wijkt af van de Sovjet-leerboeken en zal, dat beseft hij heel goed, nooit gepubliceerd worden. Wanneer hij verongelukt, vindt Karloesjka aantekeningen van hem. Die geven hem een beslissend duwtje: hij besluit te gaan schrijven. Zo vlucht ook hij uiteindelijk in een parallelle wereld.

In de hal van Lelka’s huis hangt een bord met namen van de eerste huurders. Wie het eerdere werk van Katishonok kent, herkent dat bord en dus het huis onmiddellijk. Het huis speelt de hoofdrol in ‘Wanneer een mens vertrekt’, een boek dat buiten de inmiddels driedelige familiekroniek valt, maar daar dus toch raakvlakken mee heeft. Bij het zien van de namen, fantaseert Lelka – ook weer een vlucht uit de werkelijkheid -  allerlei mooie avonturen bij elkaar voor die eerste bewoners. Uit ‘Wanneer een mens vertrekt’ weten wij al dat voor veel van die bewoners de 20ste eeuw niks moois in petto had.

Dergelijke onverwachte verbanden, elkaar kruisende cirkels en ook indringende doorkijkjes naar het verleden (in een paar prachtige pagina’s worden de lotgevallen beschreven van Nastja’s tante als Ost-arbeiterin) zijn typerend voor het werk van Katishonok. Ze moet nog materiaal genoeg hebben voor een vervolg. Het zou me niet verbazen als ook de jaren tachtig nog beschreven gaan worden, tot aan de onafhankelijk van Letland. En ook in dat vierde deel zal de schaduw van de geschiedenis nog nadrukkelijk voelbaar zijn. Of zullen de schripbreukelingen uit de 20ste eeuw dan eindelijk vaste grond onder de voeten hebben gekregen en in het onafhankelijke Letland niet langer vluchten in een parallelle wereld?    

Wanneer een mens vertrekt verscheen afgelopen najaar in een Duitse vertaling onder de titel Das Haus in der Palissadnaja. Elena Katishonok staat op de omslag als Jelena Katischonok.

Het boek is een prima kennismaking met Katishonok, al weet ik niets over de kwaliteit van de vertaling. Wie Katishonok in het Russisch kan lezen, dient te beginnen met Zhili byli. 

Каждый читатель непременно задумается над тем, почему автору показалось уместным буквально прослоить страницы романа (вплоть до прямых цитат) аналогиями, ссылками, мыслями и ассоциациями со знаменитым романом английского писателя Джона Голсуорси «Сага о Форсайтах», герои которого, принадлежащие миру крупной английской буржуазии, так далеки от описываемой нашим автором действительности. Ведь им не приходится ежедневно думать ни о куске хлеба, ни о крыше над головой, ни о каком-либо месте в жизни. Все у них есть: богатые дома и роскошные туалеты, счет в банке и чувство собственного достоинства и значимости. Их «родовой инстинкт, который был их главной движущей силой - это семья, домашний очаг и собственность». Последнее понятие – ключевое в английском тексте – просто незнакомо героям Елены Катишонок. Им принадлежат только они сами, да и то, как правило, не всегда. Контраст – думается, это побудило нашего автора использовать столь необычный приём.

По-разному присутствуют далекие Форсайты в жизни и сознании героев романа. Для рано повзрослевшей Ольки – это окно в другой мир, притягательный, прекрасный и недостижимый. Для практичной, задорной Зинки – интересное «чтиво», для расчетливой Ксении – тема дипломной работы, а вот для доцента Присухи, фанатика английского романа – смысл всей жизни. Поражает своим трагизмом судьба этого персонажа. Так нелепо оборвана его научная карьера. Всепроникающие щупальцы гигантской репрессивной машины дотянулись и до него. Кстати сказать, этот безжалостный Молох ломает судьбы не одного этого героя. По смехотвороной причине Присуху изгнали из университета: на его «Олимпии» (заметим, без его ведома) печатали запрещенную литературу. Отлучение длилось десять долгих лет, пока не случилось некоторое «потепление». Казалось бы, снова можно мечтать о любимой работе, вернуться к Форсайту. Появляются новые идеи и даже мысли обновить свой потрепанный гардероб (совсем как у гоголевского Акакия Акакиевича – невольная аналогия). «Жизнь, казалось, обрела дополнительное измерение.» «Жизнь менялась...» - Дмитрий Иванович Присуха, как и его любимый герой Сомс Форсайт, спешил исполнить свой долг. Не успел! А казалось, «время есть впереди»... Нелепая и случайная смерть Присухи на самом деле далеко не случайна. «Понимаете, у него...коврик из-под ног выдернули», - говорит бывшая жена учёного, тоже не понимавшая его страсти, его одержимости. Выслушав грустный монолог-исповедь женщины, Карл всерьёз задумался, каково это – ждать ареста... «много ли он знает о КГБ... Между тем КГБ существует и функционирует, однако преследует не столько иностранных шпионов, сколько диссидентов, поэтов, непричастных людей вроде Присухи...»

Riga, rond 1960

Riga, rond 1960

Прелестным этюдом в этом романе-симфонии звучит рассказ о поездках «наших» к «ним» на «загнивающий» Запад. «Однако что-то здесь неправильно» - думает Настя, приехав погостить к тёте Лизе В Германию. «Они на нас напали, и это несправедливо. Почему же они, побежденные, живут намного лучше победителей? Как себя вести, если победители проиграли? Мучила та же мысль: мы победили, почему же живем так убого, почему наши вещи такие топорные, бездарные? Почему мы так не любим себя – мы, победители?» И еще: кто же нас так обездолил, лишил самого элементарного в жизни, отнял самоуважение и достоинство? Жить и знать, что обречён на эту жизнь, и здесь никогда не наступит ничего похожего даже на самую простенькую Болгарию...

Нет, всё-таки мы ошиблись, утверждая, что в этом романе нет великих вопросов. Есть они, ведь русская литература всегда славилась этими великими вопросами. Но кто обязан давать ответы на них? Наверное, каждый в отдельности и все вместе.

Закрываешь книгу и думаешь: а всё-таки есть ли свет в окнах? Видимо, всё-таки есть, пока живут такие люди (и их немало), как «одержимый» Присуха, тонкая умная фантазёрка Олька, «неудачник» Карл, много милых и душевных женщин (мама Карла, бабушка Ольки, Дора, потерявшаяся и найденная, и другие).

Кард строит другую, «параллельную реальность, другой мир, где абсурд, конечно, присутствовал тоже, но был уместным и начисто лишенным нелепости». Карл пишет свою книгу о человеке, доме, семье и окнах, где светится своя знакомая и незнакомая нам жизнь. Но пока такую книгу для нас всех, книгу, в котрой много проклятых вопросов, а где-то брезжат и некоторые ответы, написала для нас прекрасный талантливый прозаик и поэт Елена Катишонок. Вполне вероятно, книга эта каждого заставит задуматься, кому он светит и кто для него самого свет в окне...

Elena Katishonok Елена Катишонок Свет в окне

Elena Katishonok