————————
In het Centraal Kampziekenhuis in het Siberische Norilsk werken in 1945 enkele gevangenen uit Estland. Onder hen ontstaat beroering wanneer een landgenoot wordt binnengebracht, op een brancard, op sterven na dood. In het ziekenhuis werkt ook Jefrosinija Kersnovskaja, een gevangene uit Bessarabië, die in de jaren vijftig en zestig haar kampherinneringen zal vastleggen in tekst en tekeningen. De Est op de brancard staat op drie van die tekeningen.
Dat er drie varianten van het voorval zijn getekend, heeft te maken met de ontstaansgeschiedenis van Kersnovskaja’s geschreven en getekende memoires, die pas jaren later legaal in boekvorm konden verschijnen. Voor de zekerheid maakte ze van haar twaalf schriftjes met tekst en zevenhonderd tekeningen drie kopieën, die ze onderbracht bij vrienden. In 1983 verzorgden die vrienden een samizdat-uitgave en ook daar maakte ze weer tekeningen voor.
Ik wist al van het bestaan van Kersnovskaja’s werk , maar pas onlangs las ik haar boek, in een uitgave uit 2018. Hoe compleet de tekst daarvan is, weet ik niet. Het aantal tekeningen is in elk geval zeer beperkt en die met de Est op de brancard ontbreken. In de tekst van het boek komt hij wel aan bod – en daarbij gebeurt iets opvallends. Volgens Kersnovskaja ligt op de brancard de Estse worstelaar die op de Olympische Spelen van Berlijn een gouden medaille heeft gewonnen. Zij noemt zijn naam niet, maar in een noot staat: “Kristjan Palusalu (1908-1987) – Estse sportman, tweevoudig olympisch kampioen in het zwaargewicht (Grieks-Romeins en vrije stijl).” Daarmee zou de opwinding van de Esten in het kampziekenhuis wel verklaard zijn: Palusalu was met afstand de populairste sportman van Estland. Maar, was het Palusalu wel?
Niet al te diepgravend onderzoek leerde al snel dat dat nagenoeg uitgesloten is. Palusalu werd begin 1945 opgepakt als deserteur uit het Sovjetleger (zie deel 1). Hij belandde in Tallinn in de Patarei gevangenis. Op 28 augustus 1946 kwam hij weer vrij, op voorspraak van onder anderen collega-worstelaar Johannes Kotkas en schaker Paul Keres. Dat is op geen enkele manier te rijmen met een verblijf van Palusalu in 1945 in het Siberische Norilsk. Op een enkele plek wordt daar wel naar verwezen, maar als enige bron wordt dan genoemd: de memoires van Kersnovskaja.
Bij de drie tekeningen met de Est wijkt de tekst telkens iets af. Bij één tekening laat Kersnovskaja dokter Mardna (een Est) die over de uitgemergelde patiënt gebogen staat, zeggen: “Maar dat is onze nationale trots! Bokser (cursief van mij – EH) in het zwaargewicht, winnaar op de Olympische Spelen van 1936 …” Ook bij de tweede tekening gaat het om een bokser, alleen bij de derde om een worstelaar. Telkens blijft in de tekst zelf de naam van sportman ongenoemd. De combinatie ‘Estse bokser-olympisch winnaar 1936’ is uitgesloten (geen enkele Estse bokser won in 1936 goud), de combinatie ‘Estse worstelaar-olympisch winnaar 1936’ was alleen mogelijk geweest als Palusalu daar op de brancard had gelegen. Maar die zat op dat moment gevangen in Tallinn…
Kersnovskaja schrijft in mijn boek nog dat de worstelaar erbovenop komt en dat hij twee jaar later, nog altijd als gevangene, trainer mag worden in een sportzaal voor niet-gevangenen. Die toevoeging bevestigt nog eens dat het hier niet om Palusalu kan gaan. Die was in 1947 echt al weer op vrije voeten.
Als het niet Palusalu was op die brancard, wie was het dan wel? Het is een anti-climax, waarvoor mijn excuus, maar dat heb ik niet kunnen achterhalen. Adalbert Toots komt nog het dichtst in de buurt, al maken zijn gegevens het evenmin waarschijnlijk dat zijn en Kersnosvkaja’s wegen elkaar hebben gekruist. Toots nam als lichtgewicht-worstelaar deel aan de Spelen van 1936, maar won daar geen medaille Hij werd in 1946 gearresteerd en overleed in 1948 in een kamp in de provincie Kemerovo in Siberië.
Omdat Kersnovskaja als kampgevangene uiteraard geen aantekeningen kon maken, mag het niet verbazen dat ze jaren later, toen ze haar herinneringen op schrift stelde, niet alles tot in detail correct uit haar geheugen heeft kunnen opvissen. Dat ze bijvoorbeeld dezelfde persoon zowel een bokser als een worstelaar noemt, valt haar nauwelijks aan te rekenen. (En dat maakt overigens ook - en ook daarvoor mijn excuus - het woordje ‘bizar’ in de kop van mijn twee stukjes over Palusalu wat overtrokken.)
——————
Later dit jaar verschijnt het boek van Kersnovskaja, met tekeningen, bij uitgeverij Pegasus in een vertaling van Margreet Strijbosch. Daar kom ik beslist nog op terug. Kersnovskaja verdient, net als alle slachtoffers die ze beschrijft (met of zonder hun correcte naam), alle aandacht.