Paranoia in het Poesjkinjaar 1937 - hakenkruizen en andere opruiende tekens bij de Dichter des Vaderlands

——————-

Dat was wel even schrikken, in december 1937. Van hogerhand kwam de oekaze om onmiddellijk  alle kaftjes te verwijderen van de schoolschriftjes die gewijd waren aan het Poesjkinjubileum. Poesjkin, de Dichter des Vaderlands, was honderd jaar geleden overleden en dat werd in de USSR alom en overal op grootste wijze herdacht. Vier verschillende schriftjes waren in februari van dat jaar in omloop gebracht, in een oplage van vele miljoenen. En wat bleek? Ze waren door contra-revolutionairen op arglistige wijze ingezet als strijdmiddel tegen de jonge Sovjetstaat! Zo’n schriftje kon maar beter niet bij jou thuis of in je schooltas of nog ergens in een winkel worden aangetroffen.

In november 1937 stuurde partijsecretaris Postysjev van de provincie Koejbysjev (het huidige Samara) een alarmerend bericht aan partijleider Stalin en het hoofd van de geheime dienst Jezjov over twee verdachte schriftjes. Dat leidde tot nader onderzoek en in december ontving Stalin van viceminister van Binnenlandse Zaken kameraad Belski een uitgebreider schrijven over inmiddels vier staatsondermijnende schoolschriftjes. 

Zo prijkte op een ervan een illustratie bij Het lied van Oleg de Wijze, een dichtwerk van Poesjkin uit 1822. De tekening op de kaft is een eenvoudige bewerking in zwart-wit van een eerdere illustratie van de schilder Vasnetsov. Maar zo eenvoudig bleek die bewerking niet te zijn… Op het zwaard van Oleg, aldus kameraad Belski, waren de ringen zo aangepast dat er nu drie letters te zien waren. Samen met een vierde letter in het gewaad van Oleg plus nog twee letters op zijn schoeisel leverde dat een zeer kwalijke boodschap op: ДОЛОЙ ВКП, oftewel: weg met de communistische partij.


Op een tweede schriftje prijkte een vergelijkbare bewerking van het schilderij Poesjkin bij de zee (van Repin en Ajzovski) en daar had de vijand op het gezicht van de dichter een hakenkruis aangebracht. Nog een hakenkruis, aldus Belkin in zijn schrijven aan Stalin, viel te onderscheiden op het schriftje met een portret van Poesjkin (naar een schilderij van Tropin), en wel op zijn ringvinger. Van deze twee contrarevolutionaire tekens heb ik helaas geen getailleerde weergave kunnen vinden. Het vierde schriftje, tenslotte, had een bewerking op de kaft van een tekening van de schilder Kramskoi. Daarbij waren de gesneuvelde strijders uit vervlogen tijden in de linkerbenedenhoek opeens voorzien van hoofddeksels zoals die gedragen werden door soldaten van het Rode Leger.

De nogal paranoïde gefixeerdheid op ondermijnende activiteiten van de ‘vijand’, kwam niet uit de lucht vallen. Had men in de jaren twintig, in het narratief van de machthebbers, vooral van doen met tegenstanders uit de kringen van Witten en Sociaal-Revolutionairen, met ‘saboteurs’ in de fabrieken, na de moord op de Leningradse partijleider Kirov in 1934 werd de aandacht verlegd. Die moord, zo luidde de officiële versie, was het werk van tegenstanders binnen de eigen gelederen. Deze ‘verborgen’ vijanden waren een stuk moeilijker te herkennen en dus was extra waakzaamheid geboden. Er ging een instructie uit naar de censors om alert te zijn op nieuwe vormen van de klassenstrijd in kunst en literatuur. “Door middel van verschillende combinaties van kleuren, licht en schaduwen, lijnen, contouren […] wordt duidelijk contrarevolutionaire inhoud meegesmokkeld (протаскивается).” Alle censors die te maken hadden met posters, tekeningen, etiketten, fotomontages, enz. dienden al het beeldmateriaal dat op hun bureau belandde, nauwkeurig te bestuderen en daarbij “vaker gebruik te maken van een vergrootglas”.

De vaagheid van de instructies leidde tot een golf van ‘aangiftes’ die een paar jaar aanhield. Je kon maar betere het zekere voor het onzekere nemen. Wie in de provincie Koejbysjev als eerste alarm sloeg over de schoolschriftjes, heb ik niet kunnen achterhalen. Het signaal werd in elk geval serieus genomen: de kaft diende van de vier schriftjes gescheurd te worden en te worden vernietigd. “We gebruikten de schriftjes verder met een krant eromheen”, herinnerde een leerling zich.

Het alarm over de Poesjkinschriftjes leidde, niet onverwacht, tot de arrestatie van de twee kunstenaars die de afbeeldingen zo stiekem hadden bewerkt: Michail Smorodkin en Pjotr Malevitsj. Ze kwamen er relatief licht vanaf. De laatste belandde in een kamp in Kargopol, maar kwam in 1940 na nieuwe onderzoek vrij. Smorodkin zat langer vast (hij zou met hetzelfde transport als de dichter Osip Mandelsjtam naar Vladivostok zijn vervoerd), verloor in gevangenschap door bevriezing een deel van zijn voet, maar mocht in 1945 alweer meedoen aan een tentoonstelling in Barnaoel.

De alerte censors legden met het vergrootglas in de hand uiteraard nog meer opruiende signalen van de verborgen vijand bloot. Wat te denken van een doodshoofd op de etiketten van blikken met bonen. Een aantal van deze vondsten komt aan bod in mijn volgende stukje. Als voorproefje hier alvast een foto van Jozef Stalin met zijn Bulgaarse ambtgenoot Georgi Dimitrov, op wiens voorhoofd we met z’n allen inderdaad duidelijk een krul in de vorm van een hakenkruis zien zitten.

———————

Dit verhaal is voornamelijk ontleend aan het artikel Опасные знаки и советские вещи van Aleksandra Archipova en Jelena Michajlik. Wie, tot waakzaamheid gewekt, verder wil kijken: het artikel bevat tal van noten met verwijzingen naar vele bronnen. Archipova en Michajlik schreven ook een boek over dit thema.

Wat de machinist ziet op de Transsiberische Spoorlijn in het goud van de herfst.

———————

Wanneer is Siberië op z’n mooist? Mocht u daar zo snel geen antwoord op weten, kijkt u dan naar onderstaand filmpje. Het is één en al goud wat er blinkt, goud aan de bomen, beschenen door een zon die de boel van extra glans voorziet. Het is het goud van de herfst. We kijken mee met de machinist van een passagierstrein op het stuk van de Transsiberische Spoorlijn tussen Mariinsk en Krasnojarsk, een kleine 300 kilometer, die overbrugd worden in 5,5 uur.  (Het filmpje is niet van mijn hand. Wie het wel gemaakt heeft, weet ik niet, ik plukte het slechts van YouTube.)

 

Waar ik nooit zo bij stil heb gestaan: de Transsib is vooral een goederenspoorlijn – althans, wanneer je afgaat op bovenstaand filmpje. Vijf passagierstreinen slechts komen je tegemoet gedurende die 5,5 uur (ik kan er eentje gemist hebben…), terwijl de locomotieven met goederenwagons met grote regelmaat voorbijkomen. En dat zijn niet van die kleine treintjes ook. Bij twee heb ik geteld, ik kwam tot 64 en 66 wagons.

Er wordt in het filmpje heel wat af gepraat. Tot mijn leedwezen versta ik er bijna niks van. Het is zakelijke communicatie tussen de machinist en de verkeersleiding (?), zeer gedecideerd allemaal, met daartussendoor automatische waarschuwingen voor een brug die wordt genaderd (‘vperedi most’), voor een station (‘vperedi stantsija’) of voor een sein van een bepaalde kleur (‘vperedi zjolty’). Slechts één keer heb ik een rood sein horen aankondigen, helemaal aan het einde van de rit op het station van Krasnojarsk, terwijl er wel vaker wordt gestopt. Raadselachtig vind ik de regelmatig terugkerende waarschuwing ‘signal’. Waar dat naar verwijst, heb ik niet kunnen vaststellen. Verder vroeg ik me af wat een ‘nejtralnaja stavka’ is, waar ook al voor wordt gewaarschuwd. Wel nu, op de afbeelding hier ziet u zo’n stavka; bij die opstaande oranje staafjes.

Alleen vlak voor het station van Altsjinsk (vanaf 2.34.14) meen ik een wat luchtigere conversatie te horen, ik denk intern, niet met de verskeersleiding, maar met de ‘kommendant poezda’, de commandant van de trein: ‘Нужно правильно планировать бригады на правильные поезда.’ (De juiste brigades moeten voor de juiste treinen ingepland worden.) Aardig om te zien vind ik de passagiers op het perron. Voor uit- en instappen is hier drie minuten. De machinist houdt zich daarbij (dat heb ik nagekeken) keurig aan de dienstregeling.   

Verder gebeurt er weinig. Op 3.29.50 steekt iemand een beetje gevaarlijk over. Een minuut later passeren we – er is geen verband, denk ik – een kerkhof. En ik zag nog een paar keer wagons met een soort gaas, bij 3.08.30 bijvoorbeeld. Wat zit daarin? Op de eerste, blauwe wagon staat volgens mij легковые автомобили, personenauto’s dus, maar die heb ik nog nooit in een trein gezien. Op de tweede, groene wagon meen ik универсал трансгрупп (oeniversal transgroepp) te lezen, maar dat brengt me ook niet verder. Wat me daarnaast nog opvalt zijn de baanwerkers in oranje hesjes; velen van hen steken vriendelijk de hand op naar de machinist. Of die terug groet, weet ik niet. Af en toe weerspiegelt slechts zijn silhouet in het beeld. Eén enkele keer meende ik zo een thermosfles te zien, maar dat kan ook een handel op het dashboard, of hoe heet dat in een trein, zijn geweest.

Wel jammer dat de trein oostwaarts rijdt. Waren we Krasnojarsk van de andere kan genaderd, dan hadden we de brug over de machtige Jenisej overgestoken. Hoe dat gaat ziet u op onderstaand filmpje, wat ik voor de volledigheid maar even toevoeg. Niet in de herfst, maar ook mooi.    

———————-

Eduard Khil bezingt de Ten Hags, de Sloetski's, de Sluiters en Wiegmannen uit zijn tijd

———————

1573305435294390259.jpg

———————

Toen Leonid Sloetski trainer werd van voetbalclub Vitesse, begon hij vol goede moed aan lessen Nederlands. Lang hield de aardige Rus het niet vol. Tegenover dagblad De Gelderlander verklaarde hij: “Als je 56 bent, hè, dan zeg je in het Nederlands eerst de zes en dan de vijf. Dat konden mijn hersenen niet aan.” En ach, zo voegde hij eraan toe, de twee belangrijkste woorden kende hij inmiddels al: ‘waarom’ en ‘maar’. Die woordjes, had hij gemerkt, typeerden de Nederlanders. Die vroegen om uitleg wanneer ze niet werden opgesteld. Dat was hem in Rusland en Engeland nog nooit overkomen.

Ik moest aan Sloetkis’s verbazing denken toen ik onderstaand lied hoorde, uit 1979, waarin zijn (inmiddels overleden) landgenoot Eduard Khil een ode brengt aan de trainers, de mannen en vrouwen achter de kampioenen. Het lied weerspiegelt de autoritaire verhoudingen in de Russische sportwereld. De trainer staat op een voetstuk, hij is het leidend voorbeeld, de inspirator die je gehoorzaam en dankbaar dient te volgen. En al zullen Russische sporters tegenwoordig minder slaafs zijn dan in 1979, ten tijde van de USSR, het moge duidelijk zijn dat Sloetski uit een andere (sport)cultuur komt dan de onze.       

Onder het filmpje volgen de tekst en de vertaling. (Het filmpje is uit 1982, het lied zelf dus van drie jaar eerder. Eduard Khil (Эдуард Хиль) kreeg op het einde van een al succesvolle carrière nog extra bekendheid door het liedje Trololo, waardoor hij plots ook nog een soort cult-held werd.)

Да разве сердце позабудет

Над спортивной ареной капризное солнце / Boven de sport-arena is de zon wispelturig
И удача не каждому будет светить / En succes zal niet voor iedereen weggelegd zijn
Вы на бой провожаете ваших питомцев / U begeleidt uw pupillen naar het gevecht
Этот взгляд никогда мы не сможем забыть / Die blik zullen wij nooit kunnen vergeten

Да разве сердце позабудет / Zal ons hart ooit vergeten
Того, кто хочет нам добра / Degene die het beste met ons voorheeft
Того, кто нас выводит в люди / Die ons vooruithelpt
Кто нас выводит в мастера / Die meesters van ons maakt

В этом зале вы нам не читали морали / In deze zaal las u ons niet de les
Просто место нам всем в вашем сердце нашлось / Er was gewoon voor ons allen een plek in uw hart Просто в ваших глазах мы порою читали / We lazen soms gewoon in uw ogen
И улыбку, и гнев, и безвыходность слёз /Een glimlach, en woede en het uitzichtloze van tranen

Да разве сердце позабудет …

Всё, отдав до конца, трудный день отработав / Had u alles gegeven, zat de zware werkdag erop
Вы о завтрашнем дне начинали мечтать / Dan begon u over de dag van morgen te dromen
Вы конструктор побед, Королёв наших взлётов / U bent de constructeur van onze zeges, de Koroljov van onze hoogtepunten *)
Мы вам верим, и значит, должны побеждать / Wij geloven u en moeten dus zegevieren

Да разве сердце позабудет….

Мы уйдём, чемпионы и просто спортсмены / Wij stoppen, kampioenen en gewoon sporters
Вам с другими придётся с нуля начинать / En met anderen moet u vanaf nul beginnen
Вы таланту и мужеству знаете цену / U weet wat talent en moed waard zijn
Пусть другие научатся вас понимать / Laat anderen leren om u te begrijpen

Да разве сердце позабудет…

*) Sergej Korolojov (1907-1966), de vader van het Sovjetruimtevaartprogramma. Het woordje взлёт is verwant aan het werkwoord взлететь: omhoog vliegen, snel opstijgen, het luchtruim kiezen. Gelijk kosmonauten stegen de Sovjet-sporters naar grote hoogten – dat is de gedachte achter deze regel.

———————

Het filmpje is opgenomen in Leningrad in het inmiddels afgebroken Kirov stadion. Dat moet gebeurd zijn vlak voordat er bij de renovatie van eind jaren zeventig lichtmasten werden geplaatst. Het lied komt uit  de film Баллада о спорте (Ballade over sport) uit 1979. Een draak van een film, al zitten er mooie beelden in van het Moskou in die jaren. U kunt ‘m in zijn geheel bekijken onder aan dit stukje. Hier het lied van Khil met het bijbehorende fragment uit de film.      


Het lied is geschreven door componiste Aleksandra Pachmoetova (1929) en haar echtgenoot, tekstdichter Nikolaj Dobronravov (1928), het veel geëerde duo dat een enorme bijdrage heeft geleverd aan het collectieve muziekgeheugen van zij die opgroeiden in de naoorlogse Sovjetunie. Op deze foto ziet u Pachmatova te midden van Sovjet-sportlui tijdens de Olympische Spelen van 1968 in Mexico.


De film Ballade over sport gaat over de Spartakiade van 1979, het sportevenement dat diende als generale repetitie voor de Spelen van 1980 in Moskou. De liedjes uit de film, die in 1980 op een elpee werden uitgebracht, staan hier op een rijtje. En hieronder de complete film. (Daar is nog een apart stukje over te schrijven, bijvoorbeeld over de drie gebroeders Starostin die erin voorkomen, maar dat ga ik niet doen.)

——————-

Stagnerend Rusland, opstand in Norilsk, heimwee naar Leningrad – drie boeken.

—————————

Arnout Brouwers maakte onlangs in de Volkskrant, in een artikel over de ‘nieuwe’ Ruslandstrategie van minister Blok, gewag van een veelal westers gerichte bevolking in Rusland, “die – los van de greep van het Kremlin – het land ingrijpend aan het veranderen is”. Vladimir Inozemtsev zal dat, getuige de sombere analyse in zijn boek Nesovremennaja strana (Niet-modern land) een veel te optimistische bewering vinden. 

Econoom en politicoloog Inozemtsev windt er, in heldere en bedachtzame taal, geen doekjes om: het niet-moderne Rusland raakt technologisch en economisch hopeloos achterop en is in een tijd van globalisering steeds minder bij machte om te concurreren. Rusland, vervuld van revanchisme en heimwee naar het verloren Sovjet-imperium, zit vastgepind in de groep van verliezers. De schuldige (Inozemtsev spreekt in dit verband van landverraad) is een elite, die zich niet verantwoordelijk voelt voor de staat (государство), maar die de staat gebruikt als verdienmodel. Die elite, niet geïnteresseerd in de ontwikkeling van een kennis-economie, zet onvoldoende in op innovatie en isoleert zich van de buitenwereld. Ze is slechts bezig met de verdeling van de overvloedige opbrengsten uit grondstoffen en heeft geen enkele baat bij verandering. Stabiliteit is het toverwoord en wat dat betreft kunnen de machthebbers en hun trawanten, aldus Inozemtsev, rustig slapen.

Kenmerkend voor een moderne maatschappij is, nog steeds volgens Inozemtsev, een effectieve interactie tussen overheid en individu, en ook op dat gebied blijft Rusland achter. De Russische burger beschikt niet over kanalen om de machthebbers onder druk te zetten. Problemen worden opgelost middels corruptie en connecties. Vakbonden hebben geen invloed, politieke partijen zijn lege hulzen. Georganiseerde protestacties zijn schaars en hebben nauwelijks effect. Inozemtsev spreekt in dit verband van een geatomiseerde, individualistische samenleving. Een opvallende diagnose (‘individualistisch’ is een etiket dat meestal juist, en zeker door Rusland, op het Westen wordt geplakt), maar eentje die de spijker op de kop slaat. 

Een uitgebreide Russische bespreking van Inozemtsevs boek vindt u hier.

———————

Van een heel andere orde, geschreven in wat minder toegankelijk Russisch, is Vosstanie (Opstand) van journalist/schrijver Nikolaj Kononov. Daarin wordt het loodzware levenspad beschreven van Sergej Solovjov, een van de leiders van de befaamde opstand van gevangenen in Norilsk in 1953. Solovjov liet bij zijn overlijden in 2009 nauwelijks documenten na en had zich eerder ook slechts mondjesmaat uitgelaten over zijn verleden. Kononov maakte gebruik van memoires van anderen en kreeg ook hulp van Memorial, de onvolprezen organisatie die de schijnwerpers op de Stalin-terreur gericht blijft houden. Kononov hanteert een vrij ongebruikelijk procedé: hij verplaatst zich in Solovjov en schrijft in de ik-persoon. Solovjov raakt in de Tweede Wereldoorlog krijgsgevangen, sluit zich aan bij het Russisch Bevrijdingsleger van generaal Vlasov, weigert mee te doen aan acties tegen partizanen, belandt in concentratiekamp Natzweiler, ontsnapt, leeft na de oorlog enkele jaren in Charleroi, keert terug naar de USSR in de ijdele hoop zijn familie terug te zien, wordt in 1949 voor zijn desertie veroordeeld tot 25 jaar kamp, is een van de aanstichters van de mislukte opstand in Norilsk, belandt in Kolyma, waar een vluchtpoging mislukt; nadat hij zich met twee maten maanden heeft schuilgehouden in oude mijnschachten, wordt hij gepakt. In 1955 wordt hij opnieuw tot 25 jaar veroordeeld, en die straf zit hij uit. Zo ver gaat Kononov in zijn boek (aangeduid als ‘documentaire roman’) niet mee met Solovjov; hij zet een punt na diens mislukte vluchtpoging in Kolyma. Vosstanie staat op de korte lijst van de literaire premie NOS.

Een bespreking van Kononovs boek vindt u hier, een interview met de schrijver hier.

———————-

Wie twijfels zet bij het nut van culturele en wetenschappelijke contacten met Rusland, dient onverwijld het zeer prettig leesbare Van Leningrad naar Sint-Petersburg. Nederlandse herinneringen aan een wonderlijke stad aan te schaffen. Onder redactie van Arthur Langeveld en Wil van den Bercken (die beiden ook een bijdrage leverden) schrijven enkele vooraanstaande Ruslandkenners over de tijd die zij, steeds in het kader van wetenschappelijke of culturele contacten, doorbrachten in Ruslands tweede stad, variërend van enkele maanden tot meerdere jaren. De kennis die zij van land en taal opdeden, is nog altijd onbetaalbaar.

In het kader van mijn studie verbleef ook ik langere tijd in Rusland, en al was dat niet in Leningrad, maar in Voronezj, de verhalen in het door Pegasus uitgegeven boek zijn voor mij een feest van herkenning. Stikjaloers ben ik op Hella Rottenberg, die tijdens een 1-mei-demonstratie een portret van Leonid Brezjnev mocht dragen! Ik liep ooit mee in een demonstratie in Voronezj, samen met medebewoners van mijn studentenflat. Wij riepen – we hadden al een borreltje op – onze eigen leuze: “Leve de eendrachtige samenwerking tussen de Sovjet-arbeiders en de Hollandse bourgeoisie!”, gevolgd door een luidkeels: hoera! Ook leuk, maar het zinkt in het niet, potverdorie, bij dat Brezjnev-portret van Hella. Mooi ook om over het contrast te lezen tussen het verstilde Leningrad uit de studietijd van Langeveld en Van den Bercken, en het steeds woeligere Sint-Petersburg tijdens het verblijf aldaar van Aai Prins. En wist u dat de gordijnen in het eerste onderkomen van het NIP, het Nederlands Instituut, de goedkeuring konden wegdragen van niemand minder dan Jan des Bouvrie?

Een ding viel me wel een beetje tegen, bij de beschrijving van de studentenflats waar men indertijd verbleef: het gemiep van mijn ‘lotgenoten’ over het feit dat men in Leningrad zijn of haar kamer met een of twee anderen moest delen. Nou ja, zeg! Wij, in Voronezj, deelden ons bescheiden aantal vierkante meters met z’n vieren!   

“Leve de eendrachtige samenwerking tussen de Sovjet-arbeiders en de Hollandse bourgeoisie! Hoera!” (Mocht Hella mij een foto kunnen leveren waarop zij Leonid Brezjnev torst, dan wordt die hier natuurlijk onverwijld geplaatst.)

De tekeningen van Sojfertis: simpele beelden van een virtuoos.

————————

X4.jpg

——————-

Wie vanachter zijn computer een overzicht probeert te krijgen van het werk van tekenaar Leonid Sojfertis, heeft een paar problemen. Lang niet al zijn werk is op internet te vinden, en bij wat je wel aantreft, ontbreek niet zelden een jaartal. Tekeningen kom je tegen met verschillende titels, soms – in geval van een karikatuur – met een toegevoegd tekstje, maar even zo vaak ook weer zonder, en vaak zijn er meerdere varianten van een en hetzelfde tafereel. Daarnaast moet het aantal onaffe, maar toch al vaak fraaie schetsjes op losse blaadjes ontelbaar zijn.


Sojfertis (1911-1996) verhuisde in 1934 uit Charkov (waar hij al naam had gemaakt als tekenaar en illustrator) naar Moskou. Hij werkte voor meerdere tijdschriften en behoorde tot de vaste medewerkers van het belangrijkste satirische blad van de USSR, Krokodil. Na de oorlog (over Sojfertis’ werk in de jaren 1941-1945 schreef ik in mijn vorige stukje) verwierf hij zich bij Krokodil zo’n status, dat hij – en dat was uitzonderlijk –  ook tekeningen kon inleveren zonder de gebruikelijke tekstjes of dialogen, die kenmerkend waren voor de cartoons in het blad. De tekst werd dan bedacht door andere medewerkers.

Voor mij is niet vast te stellen welke tekeningen door Sojfertis ‘kaal’ werden aangeleverd en welke met tekst. Duidelijk is wel dat de toegevoegde teksten een tekening niet altijd ten goede kwamen. Zie bijvoorbeeld het tafereeltje hieronder. Op een station verkoopt een kleine dorpbewoonster bessen aan passagiers. Niet een van Sojfertis’ topstukken, maar treffend genoeg. Toch moest er kennelijk nog een boodschap bij, in dit geval over de inefficiëntie van de boerenbedrijven. Onder de rechtervariant staat: - Waar zijn de ouderen? – Die zijn nog aan het vergaderen wanneer met de bessenpluk te beginnen... Je krijgt een extra boodschap onder je neus geduwd, waar je, kijkend naar zo’n tekening, helemaal niet op zit te wachten.

Een uitzondering is dan weer onderstaande tekening, die als onderschrift meekreeg: “Recensie van een toneelstuk”. Omdat je daarmee als kijker niet belerend wordt toegesproken, zit zo’n regeltje je ook niet in de weg.    

Recensie van een toneelstuk

Wat overigens opvalt zijn de zeer spitse neusjes op veel van de karikaturen (zie hieronder). Was dat typerend voor Sojfertis’ bijdragen aan Krokodil? Of voor zijn werk in een bepaalde periode? Ik heb het niet kunnen vaststellen. In het oorlogswerk van Sojfertis kwam ik ze in elk geval niet tegen. En ook op de warmste, ontroerendste tekeningen van voor en na 1941-1945 ontbreken ze. Zou het zo zijn dat Sojfertis zelf ‘zachter’ werd, minder scherp, wanneer hij zonder expliciete, ideologisch getinte boodschap tekende? In elk geval zijn het die zachtere tekeningen die de meeste indruk maken. Hier eerst nog een paar karikaturen. (Van de twee linker heb ik ook de bijbehorende tekst, maar die laat ik mooi weg.)

———————

En hier tekeningen van Sojfertis op zijn best - simpele beelden van een virtuoos (en zoekt u vooral op internet ook zijn werk op; er is nog heel veel meer):


Een leuke vondst was nog onderstaand filmpje, gemaakt door een bezoeker van een tentoonstelling over Sojfertis in de Nazarov Galerie in Lipetsk. Er komen een paar prachtige tekeningen voorbij die ik niet op internet aantrof: bij 08.10, 09.00 (kinderen op weg naar school, mijn favoriet!), 09.30, 17.12 en 19.04. Opvallend genoeg zijn nergens de tekstjes toegevoegd waarmee een aantal tekeningen ooit werden gepubliceerd. Kennelijk werden die door de samenstellers van de tentoonstelling – net als door mij dus – overbodig geacht. Diezelfde mening is kennelijk ook de rondleidster toegedaan: ze praat vol liefde over Sojfertis’ werk, maar bespreekt ze als zelfstandige, ‘tekstloze’ kunstwerken.

———————

En tenslotte: ik hoop dat ik nou eindelijk ergens eens het boekwerk История глазами Крокодила. ХХ век kan vinden. En ook naar een boek (boeken?) gewijd aan Sojfertis ga ik op zoek.    

De levenslustige oorlogstekeningen van Leonid Sojfertis

———————

Zul je goed naar oma luisteren? 1944

——————-

Sovjet-kunstenaar Leonid Sojfertis had al naam gemaakt, toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Tijdschriften als Ogonjok en Smena hadden werk van hem gepubliceerd en hij was zelfs al doorgedrongen tot de pagina’s van Krokodil, hét satirische weekblad van de Sovjetunie. Het was dan ook niet vreemd dat hij als tekenaar naar het front werd gestuurd. Als medewerker van de legerkrant Krasny Tsjernomorets maakte Sojfertis (Ilintsy, 1911 - Moskou, 1996) de oorlog van heel dichtbij mee. Odessa, Sevastopol, Novorossijsk, Berlijn…  

De tekeningen die hij maakte, zijn groots in al hun kleinheid. Explosies, bestormingen en ander strijdgeweld; het ontbreekt vrijwel volledig. Het lijkt alsof hij zich voor de gruwelen van de oorlog afschermde, alsof hij bewust een andere kant opkeek in een poging het menselijke te blijven zien en het menselijke, het levenslustige, in zichzelf te bewaren. Zijn oorlogswerk krijgt daardoor iets optimistisch, het weerspiegelt een geloof in medemenselijkheid. (Niet van alle tekeningen weet ik het jaartal. Meerdere tekeningen hebben her en der verschillende onderschriften.) 

Verkeersregelaarster. 1942

Ze hadden een poesje gevonden. 1942

Tante Klava heeft het middageten gebracht. 1943

De trein was gestopt. 1944

Appelboom. Uit de serie Oorlogsjaren

De trein vertrekt. 1944

Op de oever van de Spree. 1945

1942

Concert bij de brigade

—————————

De medemenselijkheid in het oorlogswerk van Sojfertis, het mededogen, spreekt ook uit onderstaande tekeningen, gemaakt in het veroverde, verslagen Berlijn. Een dergelijke compassievolle blik op de vijand – het was bepaald niet vanzelfsprekend, zo onmiddellijk na de oorlog. .

Berlijn, Siegesallee. 1945

Berlijn, Bluemenstrasse. 1945

In de straten van Berlijn. 1945

———————-

Sojfertis schetste ook na 1945 vooral ‘kleine’ taferelen. Doordat de oorlog als indringende achtergrond nu ontbrak, verloren de tekeningen een dimensie. Daarbij deed de combinatie met onderschriften (vooral bij de karikaturen in Krokodil) zijn werk ook niet altijd goed. Over zijn naoorlogse werk – toch ook steeds van zeer hoog niveau – spoedig meer in mijn volgende stukje..   

Links Sojfertis tijdens de Tweede Wereldoorlog

Tussen de ruïnes. 1943

Man en dier - twee vissers op Russisch ijs: zen, zen en nog eens zen.

———————-

———————

Ik dacht eerst: wat komt er nou op die tent afrennen? Een wolf? Een gevaarlijke hond? Maar wat blijft die visser dan zo rustig zitten? Toen klonken zijn eerste zinnen – vooral de tweede wordt vrij duidelijk uitgesproken – en ik begreep dat er een oude bekende aankwam, iemand die al vaker was komen buurten.    

De berusting die doorklinkt in elke zucht, de gelatenheid bij de poging om de gast manieren bij te brengen, de zekerheid dat dit niet het laatste bezoek was – het is allemaal zen, zen en nog eens zen. Hoe de visser netjes zijn tuigje opzij doet. En dan ook nog de gulheid, die vanzelfsprekende bereidheid om te delen … De visser kent zijn plaats, en die is naast de otter *). Zen, zen, zen.

– Komt ie weer.
– Godnondeju, tering, zo kan je toch niet rustig vissen.
(De otter verkent de boel nog even, voor de zekerheid; zie zijn schaduw op het tentdoek op 0.25)
– Kom binnen, kom binnen.
– Dankje. – Alsjeblieft.
– Kijk ‘m rennen.
– Kom maar langs hoor, we hebben zat.

Ook leuk om het interieur van zo’n tentje eens te zien. Dat ding met die rode zijkant, is dat een kacheltje? Met kooltjes?

*) Inmiddels ben ik erop gewezen dat we hier niet te maken met en otter, maar met een nerts.