Een zwaar gordijn wordt opengeschoven: Denis Karagodin achterhaalt welke Stalinbeulen zijn overgrootvader hebben vermoord – 2

------------------------


Denis Karagodin, die in Tomsk onderzoek doet naar het lot van zijn overgrootvader tijdens de Stalinterreur (zie mijn vorige stukje), is niet de enige in Rusland die op lokaal niveau bezig is om de officiële geschiedschrijving – die steeds boller staat van heldendaden en triomfen - aan te vullen met een keerzijde; een keerzijde waarop zo veel mogelijk onschuldige slachtoffers uit de Stalintijd hun gezicht terugkrijgen.

Waar slachtoffers van terreur zijn, zijn ook daders. Een pijnlijk punt, dat in Rusland ooit onder het tapijt is geschoven, waar het tot op de dag van vandaag ligt. Tot onderzoek, berechting en eventueel bestraffing is het nooit gekomen. Wie dat moeilijk verteerbaar vindt, rest weinig anders dan eigen initiatief. Denis Karagodin streeft in Tomsk naar berechting, ook al zijn de daders niet meer in leven. Bij anderen gaat het in de eerste plaats om weten.

Deze herfst werd in het dorpje Toegatsj (regio Krasnojarsk) een kruis opgericht op de plek waar zestig jaar geleden gevangenen van het Kraslag werden begraven. (Kras staat voor Krasnojarsk, lag voor lager, oftewel kamp). Het Kraslag had meerdere ‘vestigingen’. Die in Toegatsj telde zo'n 1800 bewoners, van wie de meeste veroordeeld waren op grond van het beruchte artikel 58. Na de dood van Stalin (1953) werd het kamp opgeheven. Velen van de gevangenen konden geen kant op. Ze hadden geen geld voor een reis, woonvergunningen waren vaak niet meer geldig of familie had zich van hen afgekeerd. Bewakers hadden elders evenmin perspectief. Zo leefden de voormalige gevangenen en hun bewakers verder in het dorp, zij aan zij.

Ljoedmila Miller (links) en Tamara Petrova (midden) 

Het kruis op de begraafplaats vloeide voort uit een initiatief van Ljoedmila Miller en Tamara Petrova. Ljoedmila is de dochter van een kampfunctionaris, Tamara is dochter en kleindochter van gevangenen uit het Kraslag. Tamara: “De tajga is vergeven van de naamloze graven. Hoe kan je leven zonder daar iets van af te weten?”

Tijdens een wandeling, tien jaar geleden, stuitte Tamara op een kuil met botten. Ze maakte foto’s en plaatste ze op de site Odnoklassniki (Klasgenoten). Er kwamen veel reacties, met herinneringen en verhalen. Daarop besloot Tamara om de geschiedenis van het kamp en het dorp te beschrijven. Ljoedmila sloot zich bij haar aan. Een beroep doen op archieven had nauwelijks zin. Kinderen van vroegere gevangen kunnen informatie opvragen, maar zij weten vaak niet waar hun ouders of grootouders zijn overleden. Voor de reconstructie van de geschiedenis wordt daarom vooral gebruikgemaakt van persoonlijke getuigenissen.

Vladimir Tsjikanik - Meisje met poesjes 

Daarnaast zijn er oude foto’s verzameld en werd een schema uit de jaren 30-40 gevonden, met daarop de plekken in de tajga waar de gevangenen hout moesten kappen. Aandoenlijk is het schilderij van de oud-gevangene Vladimir Tsjikanik. Hij maakte ooit een portret van een meisje uit het dorp, waarna de bestellingen elkaar snel opvolgden. De compositie bleef steeds hetzelfde, alleen het gezicht van het meisje veranderde.

De dorpelingen gaven soms voedsel aan de gevangenen, die in ruil weleens een klusjes deden. De bewakers stonden dat niet in de weg. Volgens Aleksej Babij, voorzitter van de afdeling Krasnojarsk van Memorial, was dat niet ongewoon voor het Kraslag. “De bewakers begrepen dat het lang niet allemaal misdadigers waren in het kamp. En de gevangenen wisten dat ze niet door beesten werden bewaakt. Ze wisselden ook weleens van plaats – wie gisteren het kamp bewaakte, kon morgen achter het prikkeldraad belanden.” Er zijn zelfs foto’s waar gevangenen en bewakers samen voor poseerden.

De plek waar de kampgevangenen werden begraven, had geen aparte graven en geen kruisen. Ze moet nog officieel als begraafplaats worden geregistreerd, zodat er geen bomen worden gekapt of grond wordt weggegraven. “Dat is een zaak van lange adem”, aldus Tamara Petrova. “Het is voor ons nu belangrijker om materiaal te verzamelen over onze geschiedenis, zolang er nog mensen leven die iets kunnen vertellen. Ik wil dat alles menselijk gebeurt. Dat de begraafplaats in orde wordt gebracht en gewoon een hek krijgt. En we hebben een priester uitgenodigd om deze aarde te zegenen en een dienst te houden voor de mensen die hier begraven liggen.”  
 

Wordt vervolgd.

 Hier deel 1. In deel 3 meer over Denis Karagodin en zijn activiteiten in Tomsk, met onder meer de brief die hij kreeg van een nabestaande van een van de beulen van zijn overgrootvader.

Correctie: In een eerdere versie van dit artikel stond Denis Karagodin vermeld als student. Hij is al afgestudeerd.

Hoe ik in augustus 1991 in Moskou met een groep Amerikanen verzeild raakte in een staatsgreep

------------------------

Altijd moest ik nog eens een stukje schrijver over die rare staatsgreep in Moskou in 1991. Nu er vanavond een aflevering van Andere Tijden aan de coup wordt gewijd, is dit misschien een aardig moment om mijn keine duit in het geschiedeniszakje te doen. Ik was er tenslotte zelf bij.

Ja, ik was er bij, maar niet helemáál. De ochtend van de staatsgreep, maandag 19 augustus, werd ik wakker in een hotel in Odessa, waar ik als reisleider verbleef met een groep van zo’n 25 toeristen, voornamelijk Amerikanen. Ik deelde mijn kamer met twee van hen. Ik zette de tv aan en kreeg een raar gevoel: het Zwanenmeer van Tsjajkovski, niet zomaar een fragment, nee, het gíng maar door. Hier klopte iets niet. Ik hield mijn lichte verontrusting voor me; we moesten met de hele groep nog naar Moskou… Paniek zaaien onder de mij toevertrouwde toeristen (naast Amerikanen ook Canadezen, Nieuw-Zeelanders en Britten) leek me niet verstandig.

Bij het ontbijt bleek die terughoudend snel achterhaald: mijn Russische collega Gennadi (elke groep toeristen had altijd ook een Russische reisleider bij zich) had die nacht naar de BBC World Service geluisterd en deed daarvan uitgebreid verslag aan de groep: “Tanks in the streets of Moscow!” Gelukkig bestond mijn groep vooral uit ondernemende toeristen van rond de twintig. Ze vonden het vooral exciting.

Van de 20ste augustus heb ik geen concrete herinneringen. Vermoedelijk was het díe dag dat ik op bezoek ging bij tante Tonja, de oud-gevangene uit de Goelag (daarover schreef ik eerder). De 21ste ging ik met de groep naar het postkantoor, iedereen kreeg de gelegenheid om – e-mail bestond nog niet - een telegram naar huis te sturen. Aan het eind van de middag stond onze vlucht naar Moskou gepland – voor zover ik wist (informatie bleef schaars) vlogen we rechtstreeks een oorlogsgebied in.

Collega Gennadi zag dat helemaal niet zitten. Hij stelde voor dat hij maar in Odessa zou blijven – toevallig zijn woonplaats. Daar wilde ik niks van weten en Gennadi nam die middag plaats in het vliegtuig, samen met ons. Op naar Moskou!   

Daar aangekomen bleek er op het vliegveld gewoon een bus voor ons klaar te staan. Echt gerust stelde me dat nog niet. Op weg naar de stad zagen we tankcolonnes in de berm staan en over de radio werd een avondklok aangekondigd. De lokale gids (ja, in elke stad werd er ook nog een lokale gids aan de groep toegevoegd) overhandigde me volgens het vaste ritueel het programma voor de komende dagen. Voor de volgende ochtend stond een stadsrondrit gepland …

Om bij ons hotel te komen hoefden we niet door het centrum. Tanks zagen we verder niet meer, ook geen barricades of sporen van wat voor gevechten dan ook. In het hotel – het was inmiddels donker - verzamelde ik de groep voor overleg. Geen stadsrondrit (ik begon er zelfs niet over), in plaats daarvan zou ieder ’s ochtends naar zijn of haar ambassade gaan voor eventueel advies. Bij de lunch zouden we elkaar dan weer treffen in het hotel. Onderweg naar de Nederlandse ambassade werd me duidelijk dat er geen echt gevaar meer dreigde. Ik trof een vrouw op de ambassade die me niet kon helpen, enig advies had ze niet. Ik keerde terug naar het hotel en trof daar niemand van mijn groep. Die hadden ook allang begrepen dat er geen gevaar meer was en kennelijk had iedereen besloten om van dichtbij nog zo veel mogelijk getuige te zijn van een historische gebeurtenis.

Ik zwierf die middag met mijn fototoestel door de straten en zag de sporen van geweld. Vroeg in de morgen van de 21ste augustus waren drie Moskovieten om het leven gekomen. Nu, de middag van de 22ste, was de staatsgreep duidelijk verlopen. Of we verder nog iets van het officiële toeristische programma hebben afgewerkt, weet ik niet meer.



Daags daarna reisde ik met een Russische kennis met de auto naar Voronezj. We maakten een tussenstop bij zijn moeder in Rjazan. Toen ik haar flatje binnenstapte, rook ik de geur van verse, warme pirozjki. De Moskouse staatsgreep was heel, heel ver weg. 

Een zwaar gordijn wordt opengeschoven: Denis Karagodin achterhaalt welke Stalinbeulen zijn overgrootvader hebben vermoord – 1

------------------

Stepan Karagodin

In de vroege uren van 1 december 1937 wordt in Tomsk de 56-jarige Stepan Karagodin opgepakt door de NKVD, Stalins geheime politie. Hij wordt beschuldigd van banden met de Japanse militaire inlichtingendienst en op 21 januari 1938 geëxecuteerd – een van de miljoenen onschuldige slachtoffers van de op hol geslagen Stalinterreur.

In 2012 besluit zijn achterkleinzoon Denis Karagodin op zoek te gaan naar de schuldigen. De ‘grote namen’ aan de top van de commandolijn (Stalin en de handlangers in zijn omgeving) zijn bekend, maar wie waren de beulen ter plekke? Wie gaf in Tomsk de bevelen en wie haalde de trekker over?

Denis karagodin

Denis karagodin

Jekaterina Noskova, NKVD-beul te Tomsk

Jekaterina Noskova, NKVD-beul te Tomsk

Denis, die filosofie studeerde aan de universiteit van Tomsk, wordt voor wereldvreemde naïeveling versleten, maar hij krijgt het onmogelijke voor elkaar. Met hardnekkig speurwerk en enig geluk heeft hij vier jaar later het huiveringwekkende plaatje compleet. Stepans grootvader werd op 21 januari 1938 geëxecuteerd samen met 35 anderen. De vonnissen werden voltrokken door Nikolaj Ivanovitsj Zyrjanov (geboren 1912), Sergej Timofejevitsj Denisov (1892) en Jekaterina Michajlovna Noskova (1903). De namen van de lokale NKVD-medewerkers, van de ondervragers tot aan de chauffeurs van de gevangenenwagens en de typistes die de vonnissen uittypten – Denis heeft ze allemaal op papier. Daarmee is hij vermoedelijk de enige in de voormalige Sovjetunie die het lot van een door de terreur vermalen voorouder zo gedetailleerd in kaart heeft weten te brengen. En de geschiedenis is daarmee voor hem nog niet ten einde. Stepan bereidt een rechtszaak voor waarin hij alle schakels in de commandolijn alsnog veroordeeld wil krijgen. Ook dat lijkt naïef. Maar wie had vóór hem alle namen van de betrokkenen op papier?

Denis Karagodin behoort tot een groep Russische burgers die de bloedigste jaren van de Sovjetgeschiedenis, waarin de staat zich keerde tegen het eigen volk, niet langer willen wegmoffelen. Er zijn periodes geweest waarin die zwarte jaren aan bod leken te komen (na de dood van Stalin en onder Gorbatsjov), maar de geschiedschrijving werd al snel weer de geschiedschrijving van de staat. Op zijn blog vangt Karagodin het wrange daarvan samen in een paar zinnen: “De ene man doodt de ander, en zegt daarna: weet u, ik heb hem gedood, maar hier hebt u een formuliertje dat zegt dat ik hem heb gerehabiliteerd – nu is alles in orde. Nee, het is niet in orde.” Tot een maatschappelijk zelfonderzoek – laat staan tot berouw en verzoening – is het nooit gekomen.

De gevangenis in Tomsk waar Stepan Karagodin opgesloten zat

De succesvolle speurtocht van Denis naar de beulen van zijn overgrootvader zet op internet veel pennen in beweging. “Naast de officiële geschiedenis van het land bestaat er nog een andere. Verborgen, ongevernist, niet-gesanctioneerd”, schrijft de in Duitsland woonachtige journalist en commentator llya Milshtein (Илья Мильштейн). “Dat is de eeuwige burgeroorlog van de staat tegen het volk, waarin de beulen in de regel de winnaar zijn. Nog erger. De talloze aan de staat gelieerde beulen en de slachtoffers vormen één geheel, één schijnbaar ondeelbaar volk. Maar in jaren van zogenaamde dooi, wanneer de staat tijdelijk min of meer vegetarisch wordt, blijkt toch allengs dat het gewoon concrete burgers waren die moorden, martelden, bewaakten en verklikten. […] En dan komt de gedachte op aan twee Ruslanden die elkaar op de een of andere manier in de ogen moeten kijken: het land van de bewakers en het land van de kampgevangene. Dan krijg je hoop dat dat ooit zal gebeuren en dat het land zal veranderen. Maar ook rijst dan de vraag: als de geschiedenis van het land een aaneenrijging is van eindeloze misdaden en eindeloos lijden, is er dan wel verzoening mogelijk? Zijn het dan tenminste de kleinkinderen die zich met elkaar kunnen verzoenen?”

------------------

Het onderzoek van Denis, waarvan de beschrijving leest als een detective, toont aan dat dat kan. Nadat hij de namen van de beulen van zijn achtergrootvader heeft gepubliceerd, ontvangt hij een brief van de kleindochter van één van hen. 

Hier deel 2 en deel 3
Correctie: In een eerdere versie van dit artikel stond Denis Karagodin vermeld als student. Hij is al afgestudeerd.

Waarom ik voorlopig niet meer terug wil naar Voronezj - 2

----------------

Wil ik ooit nog terug naar Voronezj, de stad waar ik aan het einde van het tijdperk-Brezjnev een winter lang verbleef als student? Ik kwam er sindsdien nog wel een paar keer, voor het laatst in 2003, maar het zijn toch vooral de herinneringen aan die verre winter van 1981-1982 die voor mij aan de stad zijn verbonden. Vrolijk en onbezorgd waren die maanden. Met een verjaardag, bijvoorbeeld, gevierd tussen plakken sneeuw in een verder glibberig, kletsnat bos. De heenweg verliep soepel, de terugtocht in het duister, met een gezelschap verkerend in verschillende stadia van dronkenschap, een stuk minder. 

Ik kwam (zie ook mijn vorige stukje) een serie foto’s tegen van het moderne Voronezj. De veranderingen zijn ingrijpend en ongetwijfeld geweldig voor de mensen die ervan profiteren – maar mij is iets afgenomen. Wat dan precies? Nou, dit bijvoorbeeld:

Het lijkt een verre buitenwijk, maar hemelsbreed is het misschien een halve kilometer verwijderd van de hoofdstraat, de Prospekt Revoljoetsii. Vanaf die straat daalde je af door een vergeten stukje stad met houten huisjes en belandde je in een soort niemandsland aan het water van de rivier de Voronezj. Met achter je de ijsvlakte van de rivier (deels afgedamd en veranderd in een reservoir) en voor je een vergane kerk en twee walmende schoorstenen van een fabriek met een Sovjetster, was dit een van de plekken waar je – met het centrum binnen handbereik – kon wegzakken in een aangenaam gevoel van troosteloosheid. Mij raakte het allemaal niet echt, ik zou over een maand of wat weer terug zijn in Nederland.        

Dit is er van de plek aan het water geworden. Er zijn nog wat kleine huisjes te zien, maar om mijn herinneringen te stutten, heb ik echt mijn oude foto’s nodig. In dit nieuwe Voronezj ben ik niet thuis:

---------------

Dergelijke straatjes (deze was in de wijk achter het station), waren een uitzondering. Hoe het er daar nu uitziet, weet ik niet.

De keuken in de studentenflat

Het waren trouwens dit soort desolate plekken in de stad die bijdroegen aan een lang niet altijd te onderdrukken gevoel van superioriteit. Dat gevoel was vaak terecht (wanneer je belang hecht aan hygiëne, huisvesting en goed voorziene winkels), maar kreeg soms scherpe randjes. Een gevoel van morele superioriteit lag op de loer. Het schemert door in onderstaande regels, uit een brief van 22 maart 1982 aan mijn ouders, waarin ik schrijf over de solidariteit tussen de Engelse en Nederlandse studenten op de studentenflat.       

“Die solidariteit wordt erg versterkt doordat we voortdurend worden geconfronteerd met een muur van botheid en onbegrip. In het begin is het nog wel grappig hoor, als je een Rus vol overtuiging hoort verklaren dat er “bij ons in de Sovjetunie geen racisme is” en dat hij zeker weet dat in Engeland de negers gewoon op straat worden vermoord, maar op den duur gaat het enorm irriteren, je wordt er moedeloos van en ten slotte geef je het maar op. Laat maar, hou ze maar dom, het is verspilde moeite, ze geloven je toch niet. Voeg daarbij de lachwekkende sanitaire toestanden, het lompe eten, de eeuwige toestanden in de winkels, postkantoren, bioscopen, restaurants, stations, en weet ik veel waar, maar vooral, nogmaals, het waanzinnig irritante feit dat die mensen hier geen klap van het Westen weten en erover praten alsof ze er net uit zijn weggevlucht.”  

Met “eeuwige toestanden” doelde ik op de alom aanwezige rijen en het lompe gedrag van personeel achter bijna elk loket. De rijen - in de winkels in elk geval – zijn verdwenen, en ookde bediening is her en der verbeterd, maar is dat genoeg om weer eens terug te willen naar Voronezj? Nee, want wat blijft zijn de veranderingen die de grond onder mijn herinneringen aan die zeven maanden in de stad hebben weggegraven.

Mocht ik dan toch nog eens naar Voronezj gaan, dan neem ik mijn oude foto’s mee.

Waarom ik voorlopig niet meer terug wil naar Voronezj - 1

----------------

De kans dat ik binnenkort nog eens door de straten van Voronezj loop, is niet zo groot. Reisplannen genoeg, maar die wijzen een heel andere kant uit: Siberië, misschien zelfs Sachalin. Voor nostalgische stukjes over de stad waar ik de winter van 1981-1982 doorbracht, heb ik voorlopig niet meer dan mijn herinneringen, wat oude foto’s en een stapeltje brieven, die ik schreef aan mijn ouders. En dat moeten we misschien maar zo laten.

Ik kwam een mooie serie luchtfoto’s van Voronezj tegen en dacht: wil ik daar ooit nog wel naar terug? Er zijn veel nieuwe gebouwen neergezet, mooie, minder mooie en afzichtelijke – dat is een kwestie van smaak, en daar gaat het niet om. Ze zijn neergezet op plekken waar mijn herinneringen rondzwerven. De hoge flats met hun kozijnen van kunststof, de glazen torens, de kerken, nieuw of gerestaureerd – het zijn schaamteloze indringers, stuk voor stuk.

Ik kwam in 1981 per trein aan in Voronezj, in het vroege najaar. Op een van de eerste dagen liet ik bovenstaande foto maken, door een fotograaf die bij het oorlogsmonument op klanten wachtte. Het was een desolate plek, met als plaveisel blokken beton die net niet helemaal recht lagen, met achter me het somberste monument dat ik ooit had gezien, en de herfst die in de lucht hing – het klopte allemaal. 

Toen ...

... en nu.

En moet je nu kijken. De betonblokken zijn weg of gladgestreken, ach, nou ja. Maar die crèmekleurige flat daarachter, met die modieuze kromming … Ik weet niet hoe de rechterkant van het gebouw eruitziet, daar zit vast ook zo’n kromming. Daar zullen de appartementen het duurst zijn, want die kijken uit over de rivier. Ik gun het de mensen die er wonen van harte, maar mijn Voronezj is het niet.
 

Onze studentenflat lag op een binnenplaats aan de Friedrich Engelsstraat – nummer 10A, voor als u eens wilt gaan kijken. Aan de overkant van de straat had je een parkje met een bioscoop, een paar waterautomaten en een scheve schommel. Ooit was er een schaatsbaantje geweest, een circus en een zomertheater, maar al die drukte was voor mijn tijd. Toen ik er rondliep was het parkje, zo voelde dat, voorgoed in slaap gevallen. En moet je nu kijken. Het wordt nu echt nooit meer wakker, het is verdwenen onder een kerk.   

Achter de lage flats rechts liggen de studentflats.

Patrick_Star.png

Tussen deze bespiegelingen door stuitte ik toch nog op wat aardigs. Aan de 25-oktoberstraat had je vroeger op nummer 48 Voentorg, een winkel met een legerassortiment. Die winkel is verdwenen, wat er nu zit weet ik niet. Het gebouw heeft een typisch Sovjet-torentje met ster. En die ster hebben onverlaten recent overgeschilderd en er Patrick Ster van gemaakt, een figuur uit de tekenfilm SpongeBob. Dat is natuurlijk niet netjes, en ik moedig dit soort dingen ook zeker niet aan, maar ik zie het als mild protest tegen al die nieuwbouw rondom – en dan kan ik er toch om glimlachen. 


Is er dan helemaal niks meer hetzelfde gebleven in Voronezj? Jazeker wel, en daarover meer in mijn volgende stukje.

Hier deel 2.

Agustín Gómez, de Baskische voetballer die de Russische beker won, door Franco werd gemarteld en in Moskou werd begraven

---------------------

Tweede van links: Agustín Gómez in het shirt van Torpedo Moskou

Agustín Gómez (Августин Гомес), Bask van geboorte, won met Torpedo Moskou twee keer de Russische voetbalbeker en werd geselecteerd voor het nationale elftal van de Sovjetunie. Als Sovjet-agent was hij actief in Spanje en Zuid-Amerika. Hij werd gemarteld in een Spaanse gevangenis en vond zijn laatste rustplaats vlak bij die van Aleksandr Solzjenitsyn.

In 1937 en 1938, tijdens de Spaanse Burgeroorlog, werden duizenden kinderen geëvacueerd naar veiliger oorden. Zo’n drieduizend van hen belandden in de Sovjetunie. Onder hen de 15-jarige Agustín Gómez Pagola, een veelbelovend voetbaltalent, dat het al geschopt had tot een Baskische jeugdselectie.

Spaanse kinderen arriveren in Leningrad

Gómez (Rentería, 1922 – Moskou, 1975) belandt via Odessa in Moskou. Aanvankelijk blijft het voetbal voor hem beperkt tot wedstrijdjes tussen Spaanse vluchtelingenteams, maar wanneer  hij tijdens de Tweede Wereldoorlog in dienst treedt bij Vliegtuigfabriek nummer 30, wordt het al snel serieuzer. Hij gaat spelen voor het fabrieksteam Krylja Sovetov (niet te verwarren met het veel bekendere Krylja Sovetov uit Samara). Daar krijgt hij in 1946 als teamgenoot Nikita Simonjan, die later naam zal maken bij Spartak Moskou. Simonjan herinnert zich in een interview: “Agustín ontfermde zich meteen over mij. Hij woonde al bijna tien jaar in de hoofdstad. Hij hield van Moskou en vaak zwierven we ’s avonds door de stad. Hij was een gentleman met een fijngevoelig verstand.”

Gómez speelt zich als verdediger in de kijker bij de grote clubs en stapt in 1947 over naar Torpedo Moskou. Hij is een van de leiders van het team dat in 1949 en 1952 de nationale beker wint. In dat laatste jaar krijgt de Bask, die inmiddels Sovjet-staatsburger is, de officiële graad Verdienstelijk sportmeester. Als enige speler van Torpedo wordt Gómez, inmiddels 30 jaar oud, geselecteerd voor het Sovjetelftal dat in 1952 meedoet aan de Olympische Spelen in Helsinki. Hij blijft er op de bank, tot een debuut in het Sovjet-shirt komt het niet. Hieronder beelden van de bekerfinale van 1952, die Torpedeo met 1-0 wint van Spartak Moskou.  


Gómez is dan al politiek actief binnen de Spaanse gemeenschap in Moskou, waar hij nauwe contacten onderhoudt met Dolores Ibárruri, de vooraanstaande Spaanse communiste die net als Gomez uit Spanje is gevlucht. In 1954 speelt Gomez geen enkele wedstrijd. Aangenomen wordt dat hij in dat jaar, in opdracht (of in elk geval met medeweten) van de Russische geheime dienst, ondergronds werk verricht in Spanje. Officieel mogen Spaanse vluchtelingen de Sovjetunie dan nog niet verlaten. Wanneer dat twee jaar later wel het geval is, keert Gómez met zijn vrouw en twee kinderen terug naar Spanje. Dat zijn banden met Moskou hecht blijven en zijn vertrek niet als definitief wordt gezien, blijkt uit het feit dat hij Verdienstelijk sportman blijft. Wie zich voorgoed elders vestigde, raakte die graad kwijt.

Gómez tekent een contract bij Atlético Madrid. Dat wordt geen succes en al snelt verhuist hij naar het Baskenland, waar hij jeugdtrainer wordt. Onder anderen heeft hij Miguel Ángel Alonso onder zijn hoede, de vader van de toekomstige Spaans international Xabi. Hij blijft actief in de communistische beweging en dat komt hem duur te staan. In 1961 wordt hij opgepakt en zwaar gemarteld. In Moskou worden manifestaties gehouden, onder meer op de fabriek waar hij ooit werkte. Het Spaanse Franco-regime, dat juist bezig is om de internationale relaties te verbeteren, zwicht onder de internationale druk: Gomez komt vrij.

Agustín Gómez in het shirt van Atlético Madrid

De eenvoudig toegangbare bronnen (archiefonderzoek valt buiten de marges van dit blog) hebben over de jaren die volgen weinig te melden. Gómez blijft gelieerd aan de communistische partij in Spanje, de CPE, maar zet, gestuurd door Moskou, zijn clandestiene activiteiten voort in Zuid-Amerika. Hij blijft trouw aan Moskou en spreekt in 1968 zijn steun uit voor de invasie van Tsjechoslowakije door troepen van het Warschaupact. Dat leidt tot een botsing met de partijtop van de CPE, die de invasie veroordeelt. Gómez wordt uit de partij gezet en richt met andere Sovjet-getrouwen een eigen partij op.

Gomez' graf in Moskou

Dat Gómez trouw blijft aan ‘zijn’ Moskou is gezien zijn levensloop niet verbazingwekkend. De bevrijding van zijn vaderland van het Franco-juk maakt hij net niet mee. Hij overlijdt op 16 november 1975 in een ziekenhuis in Moskou, vier dagen eerder dan Franco. Gómez wordt begraven op de begraafplaats van het Donskoj klooster, niet ver van het graf van één van de grootste tegenstanders van het Sovjetbewind, Aleksandr Solzjenitsyn.

Supporters van FC Zenit eren Sjostakovitsj en zingen nieuwe poëzie

-------------------

De supporters van FC Zenit als Kulturträger – ik schreef er al eens een stukje over. Die supporters mogen onze ploeg vanaf de tribunes graag toezingen in het Frans. Enkele weken geleden brachten ze een heus eerbetoon aan Dmitri Sjostakovitsj en afgelopen donderdag leverden ze – geïnspireerd door de actualiteit – weer eens een vers stukje poëzie af.

Eerst nog maar even dat eerbetoon aan FC Zenit-supporter (en componist) Sjostakovitsj, voorafgaand aan het duel met Spartak Moskou, begin vorige maand. Ze brengen voor u een fragment uit diens Zevende Symfonie:


En dan dat verse stukje poëzie. Het zit namelijk zo. Al een jaar of negen is er een nieuw stadion in aanbouw. Eindelijk leek dat ergens op te gaan lijken. Trots werd onlangs de supermoderne grasmat, die het stadion in- en uitgeschoven kan worden, ter goedkeuring voorgelegd aan inspecteurs van de FIFA. En wat gebeurt er? Die gasten keuren de boel af! Als je aan de ene kant op een neer springt, komt het gras aan de andere kant in beweging …

Het inspireerde onze supporters tot een gedicht dat afgelopen donderdag ten gehore werd gebracht tijdens het thuisduel met Dundalk FC. Behalve aan het nieuwe stadion en de FIFA worden ook enige woorden gewijd aan clubs waarvan wij de naam liever niet in de mond nemen – maar vooruit, het is in een gedicht, dan vinden we het goed.

 Er zit enig voetbalidioom tussen, zie daarvoor de toegevoegde uitleg. 

 

Снова стадион подорожал,
Weer werd het stadion duurder
И ФИФА бракует наше поле.
En de FIFA keurt ons veld af
Снова я над игАрем поржал.
Ik heb me weer doodgelachen om Igar

Терек-самый честный клуб в футболе.
Terek is onze eerlijkste voetbalclub
Снова мясо грезит о звезде,
Weer droomt vlees van een ster
Но сидеть им дальше без трофеев.
Maar die blijven verder zonder bekers zitten

Весь футбол пошёл наш по пи...
Heel ons voetbal is naar de kl…
Наш футбол как игарь акинфеев.
Ons voetbal is net als Igar Akinfejev

Igar is Igor Akinfejev, de doelman van CSKA Moskou. Die liet vorige week in het Champions League-duel met AS Monaco weer eens een bal door. Op zich niets bijzonders, maar u moet weten dat Igor nu al in 41 CL-duels op rij één bal of meer heeft doorgelaten - een record van heb ik jou daar. En telkens wanneer er aan die droeve reeks weer een doelpunt wordt toegevoegd, maken alle supporters in Rusland – behalve die van CSKA natuurlijk – zich daar vrolijk om. (Waarom Akinfejevs voornaam wordt geschreven als Igar, weet ik niet.)

Terek is Terek Grozny. De club wordt regelmatig verdacht van omkoping.

Vlees is de bijnaam van Spartak Moskou. Bij elke vijfde landstitel mag er weer een sterretje bij op het shirt. (In Nederland verdien je pas een ster bij een tiende landstitel.)