---------------------
Agustín Gómez (Августин Гомес), Bask van geboorte, won met Torpedo Moskou twee keer de Russische voetbalbeker en werd geselecteerd voor het nationale elftal van de Sovjetunie. Als Sovjet-agent was hij actief in Spanje en Zuid-Amerika. Hij werd gemarteld in een Spaanse gevangenis en vond zijn laatste rustplaats vlak bij die van Aleksandr Solzjenitsyn.
In 1937 en 1938, tijdens de Spaanse Burgeroorlog, werden duizenden kinderen geëvacueerd naar veiliger oorden. Zo’n drieduizend van hen belandden in de Sovjetunie. Onder hen de 15-jarige Agustín Gómez Pagola, een veelbelovend voetbaltalent, dat het al geschopt had tot een Baskische jeugdselectie.
Gómez (Rentería, 1922 – Moskou, 1975) belandt via Odessa in Moskou. Aanvankelijk blijft het voetbal voor hem beperkt tot wedstrijdjes tussen Spaanse vluchtelingenteams, maar wanneer hij tijdens de Tweede Wereldoorlog in dienst treedt bij Vliegtuigfabriek nummer 30, wordt het al snel serieuzer. Hij gaat spelen voor het fabrieksteam Krylja Sovetov (niet te verwarren met het veel bekendere Krylja Sovetov uit Samara). Daar krijgt hij in 1946 als teamgenoot Nikita Simonjan, die later naam zal maken bij Spartak Moskou. Simonjan herinnert zich in een interview: “Agustín ontfermde zich meteen over mij. Hij woonde al bijna tien jaar in de hoofdstad. Hij hield van Moskou en vaak zwierven we ’s avonds door de stad. Hij was een gentleman met een fijngevoelig verstand.”
Gómez speelt zich als verdediger in de kijker bij de grote clubs en stapt in 1947 over naar Torpedo Moskou. Hij is een van de leiders van het team dat in 1949 en 1952 de nationale beker wint. In dat laatste jaar krijgt de Bask, die inmiddels Sovjet-staatsburger is, de officiële graad Verdienstelijk sportmeester. Als enige speler van Torpedo wordt Gómez, inmiddels 30 jaar oud, geselecteerd voor het Sovjetelftal dat in 1952 meedoet aan de Olympische Spelen in Helsinki. Hij blijft er op de bank, tot een debuut in het Sovjet-shirt komt het niet. Hieronder beelden van de bekerfinale van 1952, die Torpedeo met 1-0 wint van Spartak Moskou.
Gómez is dan al politiek actief binnen de Spaanse gemeenschap in Moskou, waar hij nauwe contacten onderhoudt met Dolores Ibárruri, de vooraanstaande Spaanse communiste die net als Gomez uit Spanje is gevlucht. In 1954 speelt Gomez geen enkele wedstrijd. Aangenomen wordt dat hij in dat jaar, in opdracht (of in elk geval met medeweten) van de Russische geheime dienst, ondergronds werk verricht in Spanje. Officieel mogen Spaanse vluchtelingen de Sovjetunie dan nog niet verlaten. Wanneer dat twee jaar later wel het geval is, keert Gómez met zijn vrouw en twee kinderen terug naar Spanje. Dat zijn banden met Moskou hecht blijven en zijn vertrek niet als definitief wordt gezien, blijkt uit het feit dat hij Verdienstelijk sportman blijft. Wie zich voorgoed elders vestigde, raakte die graad kwijt.
Gómez tekent een contract bij Atlético Madrid. Dat wordt geen succes en al snelt verhuist hij naar het Baskenland, waar hij jeugdtrainer wordt. Onder anderen heeft hij Miguel Ángel Alonso onder zijn hoede, de vader van de toekomstige Spaans international Xabi. Hij blijft actief in de communistische beweging en dat komt hem duur te staan. In 1961 wordt hij opgepakt en zwaar gemarteld. In Moskou worden manifestaties gehouden, onder meer op de fabriek waar hij ooit werkte. Het Spaanse Franco-regime, dat juist bezig is om de internationale relaties te verbeteren, zwicht onder de internationale druk: Gomez komt vrij.
De eenvoudig toegangbare bronnen (archiefonderzoek valt buiten de marges van dit blog) hebben over de jaren die volgen weinig te melden. Gómez blijft gelieerd aan de communistische partij in Spanje, de CPE, maar zet, gestuurd door Moskou, zijn clandestiene activiteiten voort in Zuid-Amerika. Hij blijft trouw aan Moskou en spreekt in 1968 zijn steun uit voor de invasie van Tsjechoslowakije door troepen van het Warschaupact. Dat leidt tot een botsing met de partijtop van de CPE, die de invasie veroordeelt. Gómez wordt uit de partij gezet en richt met andere Sovjet-getrouwen een eigen partij op.
Dat Gómez trouw blijft aan ‘zijn’ Moskou is gezien zijn levensloop niet verbazingwekkend. De bevrijding van zijn vaderland van het Franco-juk maakt hij net niet mee. Hij overlijdt op 16 november 1975 in een ziekenhuis in Moskou, vier dagen eerder dan Franco. Gómez wordt begraven op de begraafplaats van het Donskoj klooster, niet ver van het graf van één van de grootste tegenstanders van het Sovjetbewind, Aleksandr Solzjenitsyn.