————————
—————————-
Eind december 1952 schrijven decorontwerper Michail Aroetsjan en zangeres Tamara Bedzjanian een brief aan Lavrenti Berija. Het echtpaar, behorend tot de culturele elite, woont in Zarjad’e, een wijk op een steenworp afstand van het Kremlin, waar gebouwd wordt aan een van de acht wolkenkrabbers die Moskou een nieuw, modern aangezicht moeten geven. Berija, lid van het politburo en tegenwoordig vooral bekend om zijn rol in de bloedige zuiveringen onder Stalin, heeft het enorme project in zijn portefeuille. De wolkenkrabbers komen niet op lege plekken te staan en daar is bij de eerste plannen en besluiten nauwelijks rekening mee gehouden. Alleen al uit Zarjad’e, overigens een verlopen wijk waar de woonomstandigheden voor de meeste bewoners verre van ideaal zijn, dienen een kleine 10.000 mensen te vertrekken. Voor het merendeel worden zij geherhuisvest in een van de wijken die aan de randen van de uitdijende hoofdstad haastig uit de grond moeten worden gestampt. Voor het echtpaar Aroetsjan-Bedzjanian is dat een schrikbeeld. Ze moeten voor hun werk vaak ’s avonds in het centrum zijn, de nieuwe wijken zijn slecht bereikbaar en hebben nog nauwelijks voorzieningen. In een deel van de wolkenkrabbers in het centrum komen appartementen. Kunnen zij, zo vragen ze aan Berija, er daar niet eentje van toegewezen krijgen?
Op 13 januari 1947, terwijl Rusland zijn oorlogswonden likt, veel op de bon is en rijen voor brood nog dagelijkse praktijk zijn, vaardigt de ministerraad een decreet uit: in vijf jaar tijd gaan er acht wolkenkrabbers gebouwd worden. Wanneer in de loop van de zomer de plannen verder worden uitgewerkt, slaat veel hoge functionarissen de schik om het hart. De bouw van de wolkenkrabbers wordt op het bordje gelegd van zes instellingen: de USDS (de organisatie die was opgericht voor de tijdelijk – en later definitief - stilgelegde bouw van het Paleis der Sovjets) en vijf ministeries die geen enkele ervaring hebben met dit soort projecten. De acht imposante gebouwen, waarvan er uiteindelijk zeven worden voltooid, moeten het zelfvertrouwen uitdragen van de jonge Sovjet-staat, die onder leiding van Stalin als grootmacht uit de Tweede Wereldoorlog is gekomen.
Dergelijke symboliek is aan de plots betrokken ministeries, waaronder dat van Binnenlandse Zaken, de Spoorwegen en de Luchtvaartindustrie, niet besteed. Zij zien zich geconfronteerd met banalere zaken. Zo moeten zij zorgen voor onderdak voor de 23.000 arbeiders die speciaal voor de bouw toestemming krijgen om met hun gezin Moskou binnen te komen. Er moeten in de regio fabrieken worden gebouwd (Binnenlandse Zaken krijgt de productie van gewapend beton toegewezen) en een infrastructuur aangelegd voor het vervoer van werknemers en bouwmateriaal. Moskou groeit met de wolkenkrabbers niet alleen in de hoogte, maar ook in de breedte.
In maart 1948 wordt met de bouw van de eerste vier wolkenkrabbers begonnen, de overige komen twee jaar later uit de startblokken. Hoewel er bij de ontwerpen uiteindelijk elf architecten betrokken zijn, vormen de zeven voltooide hoge gebouwen een stedelijk ensemble dat een zekere eenheid uitstraalt. Die eenheid is tijdens de bouw ver te zoeken: de USDS en de ministeries zijn, mede door een gebrekkige coördinatie, elkaars concurrenten bij de jacht op materiaal en arbeidskrachten. Te midden van deze bureaucratische chaos staat het project op de Leninheuvels, gebouwd door de USDS, bovenaan in de pikorde: daar werken in 1950 maar liefst 14.000 bouwvakkers aan een nieuw gebouw van de universiteit, tegenover minder dan duizend bij elk van de andere wolkenkrabbers. Op de Leninheuvels worden gevangenen ingezet, net als bij de wolkenkrabber aan de Kotelnitsjki oever, waar Binnenlandse Zaken alles moet regelen. De dwangarbeid is er niet alleen voor de hoge torens zelf. Zo dient de USDS een verzoek in bij Berija voor de levering van 4.900 gevangenen die aan de randen van de stad moeten gaan werken aan de onderkomens voor de bouwvakkers.
Dwangarbeid werd in die jaren bij veel meer projecten gebruikt. In 1949 waren er in de provincie Moskou ruim 31.000 gevangenen werkzaam. Op de Leninheuvels vormden drie kampen met hekken, bewakers en wachttorens een schril contrast met de verheven symboliek van het nieuwe gebouw. Op de 23ste verdieping was een vierde ‘kamp’ voor een paar honderd mannen en vrouwen, die verbleven in de kamers van het onvoltooide gebouw. Er kon daar gegeten worden in een kantine, maar wie zich wilde wassen, moest helemaal naar beneden.
De ministeries die de bouw van de wolkenkrabbers voor hun rekening hadden genomen, kregen geen zeggenschap over de verdeling van de appartementen. Daarvoor werd in 1952 een speciale organisatie opgetuigd. Vermindering van de woningnood was nooit een primair doel van de wolkenkrabbers en met maar twee ervan volledig bestemd voor particuliere bewoning, zorgden zij slechts voor een zeer minieme verlichting. Het waren vooral vooraanstaande wetenschappers, artiesten en leidinggevenden in de industrie die tot de gelukkigen behoorden. (Het verzoek van het echtpaar Aroetsjan-Bedzjanian werd niet gehonoreerd.) In een maatschappij die op weg zou moeten zijn naar een standenvrij communisme, werden de privileges voor de elite door de wolkenkrabbers plots wel heel erg zichtbaar. Voor de bewoners van Zarjad’e zal alles extra bitter zijn geweest, omdat juist de wolkenkrabber op ‘hun’ plek nooit werd voltooid. (Daar verrees later wel het monstrueuze, inmiddels alweer afgebroken hotel Rossija.)
Het zal de nieuwe bewoners worst zijn geweest, maar de verf was nog maar nauwelijks droog of de wolkenkrabbers werden van hogerhand zwaar bekritiseerd en belachelijk gemaakt. Partijleider Chroesjtsjov, de opvolger van Stalin, verketterde de ‘ouderwetse’ en ‘ondoelmatige’ manier van bouwen. Architecten zagen zichzelf te veel als creatieve kunstenaars en hadden met hun nadruk op monumentalisme, inclusief allerlei onnodige versierselen, hun plicht tegenover het volk verzaakt. De kritiek was de opmaat voor een enorm bouwprogramma, enkele jaren later in gang gezet, met indrukwekkende resultaten. Dankzij een nieuwe vorm van geïndustrialiseerd ‘prefab-bouwen’ werden door heel het land in betrekkelijk korte tijd honderdduizenden flatgebouwtjes neergezet, in de volksmond al snel chroesjtsjovki geheten.
De zeven wolkenkrabbers, ingehaald door de moderne tijd, bleven rustig staan waar ze stonden en lachen nu het laatst. Zij vormen een niet meer weg te denken onderdeel van het panorama van Moskou, terwijl de chroesjtsjovki hun langste tijd hebben gehad; zij worden her en der afgebroken of, om weer een tijdje mee te kunnen, stevig gerenoveerd.
———————
Helder en boeiend: Katherine Zubovich: Moscow monumental. Soviet skyscrapers and urban life in Stalin’s capital. Princeton University Press, 2021.