moskou

Eenheid na chaos - Stalins monumentale voetafdruk: de wolkenkrabbers van Moskou.

————————

Ministerie van Buitenlandse Zaken

—————————-

Eind december 1952 schrijven decorontwerper Michail Aroetsjan en zangeres Tamara Bedzjanian een brief aan Lavrenti Berija. Het echtpaar, behorend tot de culturele elite, woont in Zarjad’e, een wijk op een steenworp afstand van het Kremlin, waar gebouwd wordt aan een van de acht wolkenkrabbers die Moskou een nieuw, modern aangezicht moeten geven. Berija, lid van het politburo en tegenwoordig vooral bekend om zijn rol in de bloedige zuiveringen onder Stalin, heeft het enorme project in zijn portefeuille. De wolkenkrabbers komen niet op lege plekken te staan en daar is bij de eerste plannen en besluiten nauwelijks rekening mee gehouden. Alleen al uit Zarjad’e, overigens een verlopen wijk waar de woonomstandigheden voor de meeste bewoners verre van ideaal zijn, dienen een kleine 10.000 mensen te vertrekken. Voor het merendeel worden zij geherhuisvest in een van de wijken die aan de randen van de uitdijende hoofdstad haastig uit de grond moeten worden gestampt. Voor het echtpaar Aroetsjan-Bedzjanian is dat een schrikbeeld. Ze moeten voor hun werk vaak ’s avonds in het centrum zijn, de nieuwe wijken zijn slecht bereikbaar en hebben nog nauwelijks voorzieningen. In een deel van de wolkenkrabbers in het centrum komen appartementen. Kunnen zij, zo vragen ze aan Berija, er daar niet eentje van toegewezen krijgen?

Op 13 januari 1947, terwijl Rusland zijn oorlogswonden likt, veel op de bon is en rijen voor brood nog dagelijkse praktijk zijn, vaardigt de ministerraad een decreet uit: in vijf jaar tijd gaan er acht wolkenkrabbers gebouwd worden. Wanneer in de loop van de zomer de plannen verder worden uitgewerkt, slaat veel hoge functionarissen de schik om het hart. De bouw van de wolkenkrabbers wordt op het bordje gelegd van zes instellingen: de USDS (de organisatie die was opgericht voor de tijdelijk – en later definitief - stilgelegde bouw van het Paleis der Sovjets) en vijf ministeries die geen enkele ervaring hebben met dit soort projecten. De acht imposante gebouwen, waarvan er uiteindelijk zeven worden voltooid, moeten het zelfvertrouwen uitdragen van de jonge Sovjet-staat, die onder leiding van Stalin als grootmacht uit de Tweede Wereldoorlog is gekomen.

Kotelnitsjeski oever (Foto: Alx0yago)

Dergelijke symboliek is aan de plots betrokken ministeries, waaronder dat van Binnenlandse Zaken, de Spoorwegen en de Luchtvaartindustrie, niet besteed. Zij zien zich geconfronteerd met banalere zaken. Zo moeten zij zorgen voor onderdak voor de 23.000 arbeiders die speciaal voor de bouw toestemming krijgen om met hun gezin Moskou binnen te komen. Er moeten in de regio fabrieken worden gebouwd (Binnenlandse Zaken krijgt de productie van gewapend beton toegewezen) en een infrastructuur aangelegd voor het vervoer van werknemers en bouwmateriaal. Moskou groeit met de wolkenkrabbers niet alleen in de hoogte, maar ook in de breedte.     

In maart 1948 wordt met de bouw van de eerste vier wolkenkrabbers begonnen, de overige komen twee jaar later uit de startblokken. Hoewel er bij de ontwerpen uiteindelijk elf architecten betrokken zijn, vormen de zeven voltooide hoge gebouwen een stedelijk ensemble dat een zekere eenheid uitstraalt. Die eenheid is tijdens de bouw ver te zoeken: de USDS en de ministeries zijn, mede door een gebrekkige coördinatie, elkaars concurrenten bij de jacht op materiaal en arbeidskrachten. Te midden van deze bureaucratische chaos staat het project op de Leninheuvels, gebouwd door de USDS, bovenaan in de pikorde: daar werken in 1950 maar liefst 14.000 bouwvakkers aan een nieuw gebouw van de universiteit, tegenover minder dan duizend bij elk van de andere wolkenkrabbers. Op de Leninheuvels worden gevangenen ingezet, net als bij de wolkenkrabber aan de Kotelnitsjki oever, waar Binnenlandse Zaken alles moet regelen. De dwangarbeid is er niet alleen voor de hoge torens zelf. Zo dient de USDS een verzoek in bij Berija voor de levering van 4.900 gevangenen die aan de randen van de stad moeten gaan werken aan de onderkomens voor de bouwvakkers.

Universiteit. (Foto: Pavel K)

Universiteit in aanbouw

Dwangarbeid werd in die jaren bij veel meer projecten gebruikt. In 1949 waren er in de provincie Moskou ruim 31.000 gevangenen werkzaam. Op de Leninheuvels vormden drie kampen met hekken, bewakers en wachttorens een schril contrast met de verheven symboliek van het nieuwe gebouw. Op de 23ste verdieping was een vierde ‘kamp’ voor een paar honderd mannen en vrouwen, die verbleven in de kamers van het onvoltooide gebouw. Er kon daar gegeten worden in een kantine, maar wie zich wilde wassen, moest helemaal naar beneden.

De ministeries die de bouw van de wolkenkrabbers voor hun rekening hadden genomen, kregen geen zeggenschap over de verdeling van de appartementen. Daarvoor werd in 1952 een speciale organisatie opgetuigd. Vermindering van de woningnood was nooit een primair doel van de  wolkenkrabbers en met maar twee ervan volledig bestemd voor particuliere bewoning, zorgden zij  slechts voor een zeer minieme verlichting. Het waren vooral vooraanstaande wetenschappers, artiesten en leidinggevenden in de industrie die tot de gelukkigen behoorden. (Het verzoek van het echtpaar Aroetsjan-Bedzjanian werd niet gehonoreerd.) In een maatschappij die op weg zou moeten zijn naar een standenvrij communisme, werden de privileges voor de elite door de wolkenkrabbers plots wel heel erg zichtbaar. Voor de bewoners van Zarjad’e zal alles extra bitter zijn geweest, omdat juist de wolkenkrabber op ‘hun’ plek nooit werd voltooid. (Daar verrees later wel het monstrueuze, inmiddels alweer afgebroken hotel Rossija.)

Het zal de nieuwe bewoners worst zijn geweest, maar de verf was nog maar nauwelijks droog of de wolkenkrabbers werden van hogerhand zwaar bekritiseerd en belachelijk gemaakt. Partijleider Chroesjtsjov, de opvolger van Stalin, verketterde de ‘ouderwetse’ en ‘ondoelmatige’ manier van bouwen. Architecten zagen zichzelf te veel als creatieve kunstenaars en hadden met hun nadruk op monumentalisme, inclusief allerlei onnodige versierselen, hun plicht tegenover het volk verzaakt. De kritiek was de opmaat voor een enorm bouwprogramma, enkele jaren later in gang gezet, met indrukwekkende resultaten. Dankzij een nieuwe vorm van geïndustrialiseerd ‘prefab-bouwen’ werden door heel het land in betrekkelijk korte tijd honderdduizenden flatgebouwtjes neergezet, in de volksmond al snel chroesjtsjovki geheten.

De zeven wolkenkrabbers, ingehaald door de moderne tijd, bleven rustig staan waar ze stonden en lachen nu het laatst. Zij vormen een niet meer weg te denken onderdeel van het panorama van Moskou, terwijl de chroesjtsjovki hun langste tijd hebben gehad; zij worden her en der afgebroken of, om weer een tijdje mee te kunnen, stevig gerenoveerd.

———————

Helder en boeiend: Katherine Zubovich: Moscow monumental.  Soviet skyscrapers and urban life in Stalin’s capital. Princeton University Press, 2021.         

Moskous treinstation in het licht van vertrek - foto's van Dima Zverev

—————————-

Binnenkort mag ik weer: een flinke treinreis maken door Rusland. Moskou-Wolgograd dit keer, achttien uur heen en achttien uur terug. Waarbij ik moet bekennen dat ik de ware Russische treinreisromantiek langzamerhand – kwestie van leeftijd – wel een beetje zat ben. Een boek proberen te lezen, terwijl iemand op anderhalve meter een gekook ei naar binnen zit te werken … Ik heb voor mijn komende reis het zekere maar voor het onzekere genomen en heb tussen Moskou en Wolgograd, heen en terug, een coupé helemaal voor mij alleen.

Als opwarmertje een aantal foto’s van fotograaf Dima Zverev, van het Moskouse Kazanski Station. Daar kom ik helemaal  niet, mijn trein vertrekt van het Paveletski Station, maar dat geeft niet. (Meer van Zverevs werk vindt u op zijn Facebookpagina.)

En om helemaal in de stemming te komen, hier de muziek waarmee de trein uit Moskou in Wolgograd wordt verwelkomd. Dat zal niet zo goed te horen zijn in de trein, ook niet als er niemand in je coupé is die erdoorheen zit te praten of luidruchtig met z’n koffer aan het schuiven gaat, maar mijn hotel is vlak bij het station, ik ga speciaal een keertje terug om dit muzikale treinschouwspel gade te slaan vanaf het perron.

Guus Hiddink en de wraak van de verliefde Rabinovitsj

———————-

Bas reliëf door I.M.Rabinovitsj

——————

Op een Russisch weblog las ik de aardige klacht dat er zo weinig legendes bestaan over de Moskouse metro. Dat overweldigende, nog altijd uitdijende netwerk, waarvan de eerste stations in de jaren dertig van de vorige eeuw werden aangelegd, leent zich uitstekend voor allerlei mythische verhalen – maar die zijn er dus bijna niet. De blogger riep zijn lezers op om dat hiaat op te vullen. Zelf gaf hij het goede voorbeeld en kwam met een legende waarin een rol is weggelegd voor onze eigen Guus Hiddink. Over de wraak van een verliefde kunstenaar. Waar gebeurd!

————————-

“In 1949 werd metrostation Gorki Park voor Cultuur en Ontspanning (Ringlijn) gebouwd. De vormgeving was toevertrouwd aan de vermaarde Sovjet-theaterkunstenaar Isaak Moisejevitsj Rabinovitsj. Hij was hoofd artistieke vormgeving van het Paleis der Sovjets, dat uiteindelijk niet werd afgebouwd, en was ook betrokken bij de inrichting van het Sovjet-paviljoen op de Wereldtentoonstelling in New York. De leiding twijfelde niet over zijn talent.

Maar vlak voor het begin van de werkzaamheden liet de vrouw van Isaak Moisejevitsj hem in de steek. Ze verliet hem voor een bekende voetballer van het elftal van de Luchtmacht, dat Vasili Stalin als patroon had. De ongelukkige, verliefde Rabinovitsj, een telg uit het gezin van de legendarische kabbalist, van wie een voorvader in de leer was geweest bij Simeon bar Yochar zelf, schrijver van het boek Sefer ha-zoar, besloot daarop wraak te nemen.

Op een van de bas-reliëfs van wit marmer die het station opsieren, beeldde hij een blinde voetballer uit en las bij hem Midras ha-neelam voor. De magie van de kabbala trad in contact met het tetragrammaton van de [afgekorte] naam van het station: TsPKO, wat ertoe leidde dat de Russische voetballers in de eerste plaats uitblonken in ‘culturele ontspanning’. Het team van de Luchtmacht werd korte tijd later ontbonden en de vloek ging over op het nationale elftal.    

Het verhaal gaat dat Guus Hiddink voorafgaand aan het duel met de Nederlanders in de kwartfinales [van het EK-2008] persoonlijk naar Moskou is gevlogen en met een zwarte viltstift pupillen in de ogen van de voetballer heeft getekend. De volgende ochtend was daar niks meer van te zien.

Sommige kenners zeggen dat de vloek van de oude man, die zo teder verliefd was op zijn vrouw, niet kan worden opgeheven – hij kan alleen overgaan op een ander object. Een kabbalist vertelde dat er vijf jaar geleden een ritueel heeft plaatsgevonden op station Park voor Cultuur en dat de naam in het geheim is veranderd in Station De Krim – zoals aanvankelijk ooit de bedoeling was.”

——————

Een lezer van het weblog wees in een reactie overigens op het inderdaad opvallende feit dat de contouren en ook de dikte en lengte van de Moskouse Ringlijn een wel erg opvallende gelijkenis vertonen met die van de Hadron deeltjesversneller in de buurt van de Frans-Zwitserse grens. En dat in die versneller deeltjes worden versneld met een energie van 3,5 TeV, via twaalf tussenstations. En hoeveel stations telt de Moskouse Ringlijn? Juist ja! Oftewel: de USSR was al in de jaren dertig bezig met de bouw van een deeltjesversneller. Geen speld tussen te krijgen. Waar de lezer nog aan toevoegt dat mensen die aan de ringlijn wonen vaker last hebben van hoofdpijn en dat de metrotreinen op de bewuste stations steevast 2-4 seconden te vroeg arriveren. De goede man gaat nog zo’n twintig alinea’s door, maar leest u dat vooral zelf. Ik vond het erg overtuigend.

De Moskouse Ringlijn-deeltjesversneller. (Foto: Russos-Livejournal)

Dranklustige schrijvers op een rij - een nieuw prachtwerk van ZOOM

———————-

Bevond ik mij in Moskou, dan zou ik mij nu onmiddellijk spoeden naar de Ljoesinovski straat, om daar, bij nummer 37, bovenstaand kunstwerk te aanschouwen. Het is van ZOOM, een kunstenaar die sinds 2015 regelmatig muren in Moskou van een vrolijk (of minder vrolijk) tintje voorziet. Een lang leven zijn de schilderingen doorgaans niet beschoren. Zie hier het lot van de beeltenis van Vasili Sjoeksjin, met (de derde tekening) nog een toevoeging van ZOOM – postuum, zou je kunnen zeggen:


Sjoeksjin verschijnt ook op de tekening boven aan dit stukje, waar hij de deur openhoudt van een drankwinkel. In de rij staan vakgenoten van de schrijver, allen met een stevig drankprobleem. De twee figuren links lijken slechts ‘bladvulling’, vervolgens herkennen we, van links naar rechts (voor twee van de tien had ik hulp nodig):

Vasili Aksjonov, Vasili Sjoeksjin, Aleksandr Tvardovski, Sergej Jesenin, Vladimir Vysotski, Sergej Dovlatov, Arkadi Gajdar, Venedikt Jerofejev, Michail Sjolochov en Olga Berggolts (de arme, verscheurde Berggolts – lees haar dagboek.)

En nog twee werken van ZOOM. Meer is hier te vinden.

Ippolit uit de film Ironija Soedby

En plots komt Paustovski voorbij, in de tram, in kleur, in het Moskou van 1956.

----------------

Ik had de documentaire weleens voorbij zien komen: Over Moskou en de Moskovieten (О Москве и Москвичах), uit 1956. Nogal oubollig, vanuit het heden gezien, grotendeels geënsceneerd, maar wel een prachtig tijdsbeeld en leuk om doorheen te spoelen. Alleen al die oude auto’s over die nog zo lege wegen! Het optimisme, elf jaar na de oorlog, drie jaar na Stalins dood! Alles zou nu alleen maar beter worden.

De hele documentaire heb ik nooit bekeken, maar ik stuitte op ruwe opnamen, en die heb ik wel vrij aandachtig bestudeerd. Wat wil je – ik kwam in het eerste fragment meteen al Konstantin Paustovski tegen, in kleur! Die beelden had ik nergens eerder gezien. De in Nederland geliefde schrijver (is er van een andere Sovjetschrijver meer in het Nederlands vertaald dan van hem?) maakt een ritje in de tram, praat wat met de conductrice en kijkt eens een beetje naar wat er op straat aan hem voorbij trekt. Je denkt dan meteen: zou hij dat gaan gebruiken voor een volgend boek?

Alle fragmenten hier zijn zonder geluid. De uiteindelijke versie, met geluid, vindt u onderaan. De film toont het leven van allerlei Moskovieten, van straatveger tot balletdanser, van bouwvakker tot intellectueel. Was de filmploeg met je op stap geweest, dan vormde dat nog geen garantie dat je ook in de film belandde. Zo zijn de opnamen met Paustovski uiteindelijk niet gebruikt. De reden daarvoor weet ik niet. Paste het gewoon niet in het script? Was er een ideologische achtergrond? Paustovski was geen kritiekloze meeloper (zie een recente column van Michel Krielaars in NRC Handelsblad) – speelde dat een rol? Hoe dan ook, Paustovski komt hieronder in beeld vanaf 1.43, eerst nog even in een auto, en daarna weer vanaf 2.28. (De grijze persoon die de eerste anderhalve minuut in beeld komt, is de schrijver Fjodor Gladkov.)              

----------------

De ruwe beelden voor de documentaire zijn in handzame brokjes beschikbaar, met beschrijving in het Russisch. Hieronder een selectie.
 

Het fascinerendste beeld van alles zijn misschien wel de mensen die aan het begin van bovenstaande opnames in de rij staan om hun naam laten noteren voor een nieuwe auto. Hoelang moesten ze daarna nog wachten? Ook dit heeft de eindversie van de documentaire niet gehaald. Dat er personenauto’s beschikbaar kwamen, paste wel in het beeld van vooruitgang, maar misschien wierp die lange rij toch iets te zeer een schaduw over het optimisme waarvan de film is doordrenkt. En aan het einde, die scholieren op het Rode Plein na hun eindexamen! Ik had graag willen zeggen dat onderstaand schilderij van Maj Dantsig dezelfde dag weergeeft, maar het dateert van twee jaar later. Nou, misschien maakte hij die avond in 1956 wel de eerste schetsen. Zolang het tegendeel niet bewezen is, ga ik daar mooi vanuit.  

-------------

Viervoudig olympisch turnkampioen Valentin Moeratov met echtgenote Sofja, tweevoudig olympisch kampioene. De clown die vanaf 1.12 in beeld komt is natuurlijk niet, zoals ik in de beschrijving las, mijn oud-collega Oleg Popov, maar Karandasj. Vanaf 3.20 onderneemt die enkele dieronvriendelijke pogingen om een zwijn te dresseren.
 

Franse piloten bij een ceremonie ter nagedachtenis aan het Squadron Normandië-Niemen, dat tijdens de oorlog in Rusland was gestationeerd. Vanaf 2.10 de Amerikaanse ingenieur George Morgan, die twintig jaar eerder betrokken was bij de bouw van de Moskouse metro. (Fraaie straatbeelden!) De man die op 6.44 op de Leninheuvels uit zijn tentje kruipt, is de Franse journalist André Orlon (Андре Орлон).   
 

Beter kon de vooruitgang niet geïllustreerd worden: bewoners van een oud houten huis verhuizen naar een modern flatje om de hoek. Nog eenmaal gaan ze samen met elkaar op de foto. Die foto, dat zou een mooi begin zijn geweest van een andere documentaire: hoe verging het hun de jaren erna?  

---------------------

De wijk Tsjerkizovo. Stadsuitbreiding.

---------------

En voor wie het leuk vindt om allerlei oude auto's (ik heb daar geen verstand van) over Moskouse kinderkopjes te zien rijden (vanaf 4.00): 

-----------

Hier de uiteindelijke versie. De inleiding (tot aan 4.50) kunt u rustig overslaan:

Van de Moskouse chocoladefabriek Rode Oktober naar het haringbedrijf van mijn vader is maar een kleine stap.

---------------

Kort voor de Tweede Oorlog zit de Duitse Ruslandkenner Klaus Mehnert in een Moskous theater. Op het programma staat Michail Boelgakovs De Dagen van de familie Toerbin. Het toneelstuk speelt zich af in 1918-1919 en voor een straatscène heeft de regisseur een reclameposter opgehangen van de snoep- en chocoladefabriek Einem. Daarop is een peuter te zien die de rivier de Moskva overstapt, naar de Einemfabriek tegenover het Kremlin. Klaus Mehnert weet even niet hoe hij het heeft: die peuter, dat is hij.

Mehnert wordt in 1906 geboren in Moskou. Zijn overgrootvader van vaders zijde was musicus in het Bolsjoj Theater, zijn grootvader bouwde bruggen en spoorwegen voor de tsaar, zijn vader had een drukkerij in Moskou. Mehnerts grootvader van moederszijde was eigenaar van de Einemfabriek, die na de Revolutie genationaliseerd wordt en verdergaat onder de naam Rode Oktober. De naam van drukkerij Mehnert staat in kleine letters boven aan de poster.

Klaus Mehnert

Mehnerts ouders en grootouders hebben steeds hun Duits staatsburgerschap behouden en in de Eerste Wereldoorlog – de familie heeft Rusland tijdig verlaten – neemt zijn vader dienst in het Duitse leger. Hij sneuvelt in Vlaanderen. Klaus Mehnert wordt journalist, professor aan universiteiten in de VS en West-Duitsland, en werkt als correspondent en tv-commentator. In 1955 is hij in Moskou tijdens het bezoek van Konrad Adenauer, een jaar later is hij aanwezig op het Twintigste Partijcongres. Hij schrijft meerdere boeken over de USSR, waaronder Über die Russen heute. Was sie lesen, wie sie sind (1983). Dat zeer aanstekelijke boek is mijn kennismaking met hem.

Ik was er zo enthousiast over, dat ik bij Vrij Nederland informeerde of men misschien geïnteresseerd was in een interview met Mehnert. Zeker, luidde het antwoord. Ik schreeff een brief aan Mehnert, geadresseerd aan het instituut waar ik meende dat hij werkte. Ik krijg vrij snel antwoord van een medewerkster. De heer Mehnert had mij ongetwijfeld met plezier ontvangen, ware het niet dat hij enige tijd geleden was overleden.

De beschrijving van Klaus Mehnerts plotse weerzien met zijn jongere ik op een reclameposter, staat in de inleiding bij zijn boek De Russen. Hoe men leeft en denkt in een rode wereld (1959), dat ik vele jaren geleden las. Recent herlas ik het bewuste fragment en nu voerde het mij linea recta naar de Euromast in Rotterdam. In het restaurant aldaar, hoog boven de stad, vierde mijn vader in 2005 zijn tachtigste verjaardag. Ooit nam hij het haringexportbedrijf van zijn vader over, gevestigd aan de Vlaardingse haven. In het restaurant daar in de Euromast zag mijn vader plots zichzelf terug op een reclameposter van zijn vaders bedrijf, uit de vroege jaren dertig - de zorgvuldig bewaarde poster was een cadeau van zijn zus. Het joch dat daar haring staat te happen, dat is hij. 

----------------

In het midden het pakhuis/kantoor van mijn vaders bedrijf (firmanaam: Jan Don & Co) in 1938. Afgebrand in 1960.  

Het duizelingwekkende verhaal van het Huis aan de Kade: Yuri Slezkine beschreef de geschiedenis van het hoofdgebouw der Bolsjewieken - en nog veel meer

--------------------

Beeld: Arthur Shuraev (onder CC-licentie)

Je doet een impulsaankoop – het boek The House of Government van historicus Yuri Slezkine - en komt er thuis pas achter wat je eigenlijk in huis hebt gehaald. Ik dacht: een boek over het befaamde, immense, door drama omgeven appartementencomplex tegenover het Kremlin, op de andere oever van de Moskva. Het gebouw is vooral bekend onder de naam Huis aan de Kade, naar het boek van Joeri Trifonov (1925-1981). Die woonde er zelf en zijn ouders werden er in 1937, tijdens de Grote Terreur, gearresteerd. Het enorme gebouw met zijn honderden appartementen, een theater, kantines, een wasserij, een schietbaan en nog zo het een en ander, vanaf 1931 gaandeweg opgeleverd en bestemd voor het hoogste partij- en regeringskader, kómt aan bod in het boek van Slezkine, maar dat gebeurt pas op pagina 317…
 


Yuri Slezkine schreef een duizelingwekkend, meer dan duizend pagina’s tellend werk over de Bolsjewieken, hun weg naar de Revolutie, hun droom van een duizendjarig rijk en de nachtmerrie waarin die voor velen van hen uitmondde. Hij gooit zijn netten daarbij wijd uit, zo wijd, dat er van de lezer af en toe enig doorzettingsvermogen is vereist. Economie, sociologie, literatuurgeschiedenis, toneeltheorieën, utopische architectuur, marxisme en theologie – het komt allemaal aan bod, en niet zo maar af en toe in een paar alinea’s. Een apart hoofdstuk, vroeg in het boek, wordt gewijd aan de vraag of het ‘lichtende geloof’ (luminous faith) van de Bolsjewieken een religie was. Abraham en Isaak komen voorbij, Mozes, Buddha, de Jacobijnen, de Inca’s en profetiën over de dag des oordeels in Nieuw-Guinea. Binnen deze setting is het Huis van de Regering (de officiële naam luidde: het Huis van het Centraal Uitvoerend Comité en de Raad van Volkscommissarissen) bij Slezkine het hoofdgebouw van de sekte der Bolsjewieken.     

Daartegenover staan, telkens zeer gedetailleerd beschreven, meer aardse zaken als de levensstijl van de elite, haar vakanties, het personeel, de beveiliging, de bouwgeschiedenis van het huis (ontworpen door Boris Iofan, die op de elfde verdieping kwam te wonen), de inrichting van de appartementen, de kwaliteit van het eten in de kantine en de spelletjes die de kinderen speelden op de binnenplaatsen (onder andere sjtander/штандер, een mij onbekend balspel). Dat is al fascinerende leesstof, en dan komt daar op twee derde van het boek ook nog de terreur overheen, die als een ontspoorde bloedhond huishoudt onder de bewoners van het zo ongenaakbaar lijkende gebouw. Na eerst nog een apart hoofdstuk over de rol van de zondebok en de biecht binnen sektes, komen de arrestaties voorbij, de wanhopige brieven aan Stalin met pleidooien van onschuld dan wel bekentenissen, en de lotgevallen van de achtergebleven echtgenotes, die vaak zelf ook nog werden opgepakt, en de kinderen die werden weggestopt in weeshuizen.

De nadruk ligt daarbij op de bekendste namen (Rykov, Boecharin), maar (iets) mindere goden komen ook uitgebreid aan bod. Wie vandaag nog als hoge NKVD-functionaris beschikte over het lot van zo’n beetje de complete bevolking van West-Siberië, kon een dag later naar Moskou worden geroepen om in de Loebjanka tot de meest absurde bekentenissen te worden gedwongen. De angst voor de willekeur was gekmakend, in de appartementen van het Huis aan de Kade stonden de koffertjes klaar in geval er ’s nachts (arrestaties vonden nooit overdag plaats) op de deur zou worden geklopt. En tussendoor wijdt Slezkine uit over uiteenlopende zaken, die wel weer steeds, direct of indirect, verband houden met het huis en zijn bewoners. Zo tekende een aantal van hen voor literaire werken, die in hun zanderig socialistisch-realisme niet meer om door te komen zijn. Daar trekt Slezkine zich weinig van aan – vele pagina’s besteedt hij aan besprekingen van die werken, met steeds het Bolsjewistisch sektarisme als kader. Of hij daar elke lezer een plezier mee doet, betwijfel ik. Zelf kreeg ik geenszins de neiging om de door hem belichte boeken eens ter hand te nemen. 

Het Huis aan de Kade heeft zich van de terreur (en ook van de oorlog) nooit meer helemaal hersteld. De grandeur en het geloof van de eerste bewoners – net als het geloof van hun kinderen, de jonge aanwas van de sekte – was bezoedeld en al dan niet volledig geknakt. In dat opzicht staat het gebouw voor de hele Russische samenleving, die nog altijd niet is bijgekomen van de jaren onder Stalin. Wie daaraan twijfelt, raad ik twee recente, Nederlandse documentaires aan: Liefde is aardappelen van Aliona van der Horst en De rode ziel van Jessica Gorter. 

The House of Government is ook verschenen in het Nederlands, in twee delen, onder de titel Het huis van de regering. Twee Engelse recensies vindt u hier en hier, een Nederlandse hier.