Sport in de Sovjet-kunst. Deel 1 – Teresjkova, Karpol en de lange dames van Oeralotskja. En de NOS.

Het Russisch Museum in Sint-Petersburg kwam begin dit jaar met een mooi initiatief, waar ik pas deze week lucht van kreeg: een virtuele tentoonstelling van schilderijen, grafiek, beeldhouwwerk, monumentale kunst, karikaturen en toegepaste kunst, met als thema: sport. Het leeuwendeel van de werken (verzameld uit zestig musea) stamt uit de Sovjettijd.

“Opgedragen aan alle sporters die de eer van ons land op het wereldtoneel verdedigen”, zo staat bovenaan de bewuste site. In totaal worden 950 werken getoond. Ik heb er een kleine selectie uit gemaakt, in drie delen: schilderijen, grafiek en toegepaste kunst. (De grafiek en toegepaste kunst komen binnenkort aan bod.)    

Ik schreef eerder een serie van vier stukjes naar aanleiding van het boek Sport in the USSR. Physical Culture – Visual Culture, van Mike O’Mahony (zie hier.) Daarin komt de link tussen politieke ontwikkelingen en de Sovjet-kunst uitgebreid aan bod – ik ga dat hier niet allemaal herhalen. Ook bekende werken die ik daar al liet zien (van o.a. Aleksandr Samochvalov) blijven hier buiten beeld.

Twee van mijn favorieten:       

A. Mazoetov – De meeuw  (1964). Afgebeeld is Valentina Teresjkova, de eerste kosmonaute ter wereld. Het schilderij werd gemaakt kort na haar eerste ruimtevlucht, op het schilderij droomt Valentina nog van die vlucht, kijkend naar – mag ik aannemen – een meeuw.

N. Kostina – De ploeg Oeralotsjka (1981-1985). Een schilderij met voor mij een persoonlijk tintje. Als sportredacteur van NOS-Teletekst tikte ik de naam van deze ploeg meerdere keren in – de dames van Oeralotsjka timmerden ook internationaal aan de weg. Collega’s bij de NOS die de klemtoon op de derde lettergreep legden, wees ik steeds vriendelijk terecht. Overigens is er op dit schilderij wel sprake van flinke geschiedvervalsing. In de coach herkennen wij natuurlijk onmiddellijk een nog jonge Nikolaj Karpol. Hij staat hier afgebeeld als een vriendelijke, vaderlijke, bedachtzame, figuur ….  Nou, kijkt u even naar dit filmpje: 

 

Helaas zijn de foto's in de galerij hieronder niet lekker groot weer te geven en zijn ze ook niet aanklikbaar. De beste weergave van de schilderijen krijgt u door op de overzichtspagina van de tentoonstelling (volg het linkje in de eerste alinea boven aan dit stukje) op de kleine afbeeldingen te klikken. Bij enkele schilderijen in mijn galerij staat achter het jaartal tussen haakjes nog een cijfer. Dat verwijst naar een korte toevoeging onderaan dit stukje.

(1) – Model voor dit schilderij stond P. Ivanova, weefster en secretaris van de Komsomol van de fabriek (textielfabriek, neem ik dan maar aan) van de stad Moerom.

(2) – De volledige titel (had ik die hierboven in het schilderij gezet, dan was er weinig meer te zien geweest) luidt: Portret van L. Nikolajeva, kampioene kunstrijden van de Autonome Sovjetrepubliek Tsoevasjija.

(3) – De vogel op de trui van Svetlana Ptsjolkina is geen meeuw. Svetlana was lid van de vrijwilligers-sportclub Stormvogel.

(4) – Ontwerp voor het plafond van het Centrale Theater van het Rode leger in Moskou.

(5) – In 1942 verkleint Dejneka het doek door er rechts een figuur af te snijden. Dat fragment wordt bewaard in het Museum voor Schilderkunst in Koersk.

(6) – Afgebeeld is Vivveta Jagodina. In 1956 veroverde ze in Londen met de Sovjet-damesploeg de wereldtitel.

(7) – De Dagestaanse worstelaar Ali Alijev werd vijf keer wereldkampioen. 

Hier deel 2.

De nieuwe film van Zvjagintsev? Eerst maar even - als tegengif - een nieuw lied van Rasterjaev!

In mijn Russische omgeving waart het rond: Zvjagintsev, Zvjagintsev, Zvjagintsev! Ga zijn nieuwste film zien! Hij heet Leviathan en moet geweldig zijn. Zo schrijft Raymond van den Boogaard op Facebook: "Leviathan van Andrje Zvjagintsev gezien. Intens deprimerende ervaring, fantastische film. Het komt nooit meer goed met Rusland, dat verzinkt in wodka, quasi-religieuze schijnheiligheid, en zijn macht misbruikend schurkendom, tot in het Kremlin aan toe."

Ik kan me er niet toe zetten. Ik heb geen zin meer in de lelijkheid, het cynisme, de schofterigheid, die in Rusland vrij spel lijken te hebben.

Ach nee, laat mij dan maar luisteren naar Igor Rasterjaev. Ik dacht: eens kijken op zijn site of hij niet weer iets nieuws heeft gemaakt. En jawel! Geen meesterwerk a la Zvjagintsev, maar hier krijg ik – gelukkig – geen genoeg van. (De tekst staat onder het tweede filmpje.)

En over een paar maanden is het weer lente!

Игорь Растеряев. Плясовая:

Эх, едрить-колотить!
Надоело горевать да грустить!
Надо песню сочинить, написать,
Чтобы просто под нее танцевать.
Чтоб до утра
В дикой пляске ушататься «в дрова»,
Чтобы мог подпеть буквально любой.
А вместо слов — один мотив заводной.

Брянск и Ижевск
Вдруг очнулись и танцуют уже.
Даже дедушка вприсядку пошел,
А это значит: старику хорошо.
Тверь и Ростов
Понимают эту песню без слов.
А чё мудрить-то? Тут пиши, не пиши:
Слов не нужно в пляске русской души!

А где-то там
Спросят: «Что это за шум, что за гам?»
А это просто мы в ушанках идем
С балалайкой и ручным медведём!
И можем в танке потом
На гастроли — в городок Вашингтон.
Нас, наверно, там заждались уже
И мечтают о большом кураже.

Эх, едрить-колотить!
Надоело горевать да грустить!
Надо песню сочинить, написать,
Чтобы просто под нее танцевать.
Жечь до утра
И в дикой пляске ушататься «в дрова».
Чтобы мог подпеть буквально любой,
Слов не надо — лишь мотив заводной…

Eerder liet ik al andere liedjes van Igor horen en zien: zie hier. En binnenkort ga ik toch maar naar die film van Zvjagintsev. Denk ik.

Dagboek van een kampbewaker in de Goelag

Ivan Tsjistjakov was in 1935-1936, zeer tegen zijn zin, bewaker in de Goelag, aan de in aanbouw zijnde Bajkal-Amoer-spoorlijn. Hij hield een dagboek bij dat dit jaar werd uitgegeven dankzij de inspanningen van Memorial, de organisatie die probeert te voorkomen dat de duistere kanten van de Sovjet-geschiedenis oplossen in de mist van de tijd. (Иван Чистяков: Сибирской дальней стороной. Дневник охранника БАМа. 1935-1936.)

De omslag van het dagboek

De omslag van het dagboek

Een dagboek als dat van Tsjistjakov is uiterst zeldzaam. “Het is vermoedelijk de enige bron van deze aard die tot ons is gekomen”, schrijft Irina Sjtsjerbakova, onderzoekster van Memorial, in haar gedegen inleiding.  (Dit stukje is bijna geheel ontleend aan die inleiding.)  Over de auteur is zeer weinig bekend. Hij wordt als dienstplichtige opgeroepen voor de binnenlandse strijdkrachten en wordt als bewaker naar Siberië gestuurd, waar hij vanaf de eerste dag droomt van een gewoon leven in Moskou. Daar komt weinig van terecht. In 1937 wordt hij zelf gearresteerd, in 1941 sneuvelt hij aan het front in de provincie Toela.

Midden 1935, wanneer Tsjistjakov aan zijn diensttijd begint, zijn zo’n 170.000 gevangen betrokken bij de bouw van de Bajkal-Amoer-spoorlijn, kortweg de BAM. Zij werken niet alleen aan de spoorlijn zelf, er moet een complete infrastructuur worden gebouwd met depots, stations en werkplaatsen. Daarbij wordt voedsel als drukmiddel ingezet: brigades die de productienorm niet halen, krijgen minder te eten. Wie het effect van een dergelijk systeem op de menselijke psyche beschreven wil zien, moet de kampverhalen van Varlam Sjalamov lezen.

Ivan Tsjistjakov

Ivan Tsjistjakov

Over de bewakers, mannen dus als Tsjistjakov, wordt in kampmemoires  nauwelijks geschreven. Je bent als gevangene, schrijft Aleksandr Solzjenitsyn in zijn Goelach Archipel, niet in hen geïnteresseerd. Later pas vraag je je af: wie waren dat? En hoe hebben zij het uitgehouden, als “permanente deelnemer aan het kwaad”? Velen híelden het niet uit en zochten een uitweg, zoals ook Tsjistjakov. In zijn dagboek, een aaneenschakeling van jammerklachten (over chaos, incompetente, drankzuchtige commandanten, slechte woonomstandigheden, gebrekkig voedsel, kou en voortdurende ontsnappingen), uit hij de vrees dat zijn diensttijd zal worden verlengd en dat hij nooit meer wegkomt. Herhaaldelijk speelt hij met de gedachte om een misdrijf te plegen. Dat levert een veroordeling op met tenminste een duidelijke eindstreep.   

Tsjistjakov bemerkt tot zijn ontzetting dat de BAM hem ‘absorbeert’. Hij verslapt en verliest zijn mededogen met de gevangen. De vechtpartijen, de moorden, de vluchtpogingen (waar hij op aan wordt gesproken) voeden zijn wanhoop. Het is 1935, de kamppopulatie bestaat nog vooral uit misdadigers, de toestroom van politieke gevangenen, waar nog enig beschaafd contact mee mogelijk is, moet nog grotendeels op gang komen. Voor Tsjistjakov is het dagboek de enige mogelijkheid om af en toe, op papier, te ontsnappen aan de grauwe werkelijkheid.

Het dagboek houdt abrupt op. Over het lot van de schrijver is verder zeer weinig bekend. Hij krijgt inderdaad een veroordeling aan de broek wegen ‘nalatigheid’, wordt gedegradeerd en moet aan de BAM blijven. Een lange straf kan het niet geweest zijn, want in 1941 belandt hij aan het front. Hoe het dagboek aan confiscatie is ontsnapt, is evenmin duidelijk.

Enig literair genoegen valt er aan de notities van Tsjistjakov niet te beleven. Het was, eerlijk gezegd, nogal een klus om de 287 niet al te dik bedrukte pagina’s door te komen. Maar de  waarde als historisch document maakt de uitgave ervan meer dan gerechtvaardigd. (Russische recensies hier en hier.)

En nu ga ik een boek lezen over Lev Jasjin. 

Om iets te vieren: klein groot Sint-Petersburg, het lijkt net speelgoed

Eigenlijk had dit een stukje moeten worden over een kampbewaker aan de BAM-spoorlijn in de grimmige jaren dertig. Over een dagboek vol Siberische ellende en zo, maar dat houdt u van mij tegoed.

Het wordt iets heel anders, want ik heb wat te vieren. Sinds de zomer van 2012 was ik niet in Rusland, en al helemaal niet in Sint-Petersburg. Maar de poelja is door de tserkov, in januari loop ik eindelijk weer door de sneeuw langs de Neva, die dan hopelijk stijf, stijf bevroren is, en kijk ik uit op een pleintje met Poesjkin in het midden. (Voor de cursus die ik tijdens een deel van mijn verblijf in Sint-Petersburg ga volgen, kunt u zich – mits het Russisch behoorlijk machtig – tot 1 december hier opgeven.)

Even iets vrolijks dus, in de vorm van een paar filmpjes over, uiteraard, Sint-Petersburg. Kitscherig af en toe, en helemaal geen sneeuw of ijs, maar nou ja. Ze zijn gemaakt door Andrej Jefimov, die in dit genre zijn brood verdient. Vandaar  de bedrijfsfilmpjes, die ik er voor de volledigheid ook maar bij heb gezet. Over Andrej hier en hier meer.

Het bovenste filmpje is het meest recent, met een iets andere techniek, waardoor de stad zo van boven, ook met die pingelmuziek erbij, opeens van speelgoed lijkt. Als die bellenblazer (op 1.10) er in januari nog staat, maak ik een paar mooie foto's van 'm. Want ja, ik neem ook een camera mee.

 

 

Noodlanding op de Neva – Leningrad ontsnapt aan vliegramp

Op 31 augustus 1963 ontsnapt Leningrad aan een vliegramp. Een Tupolev-124 met 44 passagiers aan boord maakt een noodlanding op de Neva en komt vlak voor de Finlandbrug tot stilstand op het water. Een sleepbootje, toevallig in de buurt, werkt het toestel naar de kant, alle passagiers en de bemanning blijven ongedeerd. Logisch, zo’n wonder, want aan boord bevond zich de latere patriarch Aleksi II. Of toch niet?

De TU-124, een nieuw type vliegtuig, was die woensdag opgestegen in Tallin voor een vlucht naar Moskou. Al snel bleek dat het voorste landingsgestel niet wilde inklappen. Het toestel werd naar het Leningradse vliegveld Sjossejnaja (het huidige Pulkovo) gedirigeerd voor een noodlanding buiten de landingsbaan, op zachte grond. Om alle brandstof op te gebruiken, werden rondjes gedraaid boven de stad, toen plots, kort na elkaar, beide motoren uitvielen. Waren de brandstofmeters niet precies genoeg geweest? Gaven die aan dat er nog een rondje gemaakt moest worden? Of had de bemanning – zoals de co-piloot jaren later op tv vertelde -  niet goed opgelet, omdat ze bezig was via een gat in de bodem dat verdomde landingsgestel los te krijgen?

Hoe dan ook, de TU-124 verloor snel hoogte en piloot Viktor Mostovoj koos voor de enige optie: een landing op het water van de brede Neva – met als hinderlijke obstakels, in volgorde van opkomst, de Litejnybrug, de Bolsjoj Ochtinskibrug, de Aleksandr Nevskibrug (gelukkig nog maar in aanbouw) en de Finlandbrug.

De eerste twee bruggen werden ruim genomen, bij de nog onvoltooide Nevskibrug scheelde het maar een meter of wat. De landing was relatief zacht en ruim voor de Finlandbrug kwam het toestel tot stilstand. Een stoomsleepbootje (bouwjaar 1898, melden de verslagen) wist het toestel naar een paar houtvlotten langs de kade te krijgen, waar de geschrokken inzittenden naar de kant konden komen. Het toegestroomde publiek werd op afstand gehouden. Wie foto’s maakte, moest zijn rolletje inleveren, waarbij, zo veel is wel duidelijk,  enkele onverlaten aan de aandacht van de ordehandhavers ontsnapten.

Er zal in de Sovjetmedia niet erg uitbundig over de noodlanding zijn bericht. Bijna een jaar na dato verscheen een verslag in het Engelse Flight International, dat daarbij vermeldde: “Full details of the Tu-124 ditching have only recently become available in the west through the publication of accounts in various Soviet newspapers and technical journals.” Het blad vermeldt foutief dat het incident ‘last october’ had plaatsgevonden.

Echte aandacht voor de knappe noodlanding kwam er in de Russische media pas in de jaren negentig en vorig jaar bij het vijftigjarig jubileum. De krant Izvestija spoorde de weduwe op van piloot Mostovoj. Die vertelde dat de bemanning bijna was vervolgd wegens nalatigheid. Mede dankzij de schrijver Vasili Ardamatski, die een korte schets van de bijna-ramp in de Izvestija gepubliceerd kreeg, draaide de wind en werd de piloot voorgedragen voor een onderscheiding. Die kwam er niet, volgens zijn weduwe door tegenwerking van vliegtuigontwerper Tupolev, die liever niet had dat er iets te veel nadruk zou komen te liggen op mogelijke gebreken aan het landingsgestel en de brandstofmeters van het nieuwe toestel. Een beloning kwam er uiteindelijk wel: van vliegtuigmaatschappij Aeroflot kegen Mostovoj en copiloot Vasili Tsjetsjenev een tweekamerflatje in Moskou.

Vrij klakkeloos wordt her en der neergeschreven dat de toekomstige patriarch Aleksi II zich aan boord van de Tupolev bevond. Aardig is nu dat juist het religieuze orgaan Pravoslavie daar een vraagteken bij zet. “Bevond zich aan boord een man Gods om wier wille de Heer erbarmen toonde?” Pravoslavie heeft er geen bewijzen voor gevonden, alle gegevens en ook de passagierslijst zijn verloren gegaan, wat ten zeerste wordt betreurd. “We zouden graag willen dat de mooie legende waar blijkt te zijn! En dat er aan de biografie van de grote ijveraar voor de Orthodoxie – de Allerheiligste Patriarch Aleksija II - nog een prachtige bladzijde kon worden toegevoegd.”       

De berging van het toestel. Net als de bovenste foto is deze genomen een dag na de bijna-ramp.

De berging van het toestel. Net als de bovenste foto is deze genomen een dag na de bijna-ramp.

En hier nog een kort ooggetuigeverslag:


De ‘putbinnenplaatsen’ van Sint-Petersburg – een fotografisch wandelingetje

De binnenplaatsen van Sint-Petersburg zijn een verhaal apart – dat u van mij niet gaat horen.

Ze vormen één van de charmes van de stad. Vaak liggen ze in elkaars verlengde. Dan loop je over twee, soms wel drie binnenplaatsen van de ene naar de andere straat. Of je verlaat zo'n dvor door een onverwachte poort naar links of rechts, om te belanden in weer een andere dvor, die twee poorten heeft die uitkomen op nog een andere straat. Zo loop je dan naar de metro, bijna zonder een gewoon trottoir te zien.

Een adres vinden, de juiste binnenplaats met het gewenste trappenhuis, is nogal eens uitdaging. Want behoort deze dvor, en dus ook de trappenhuizen die erop uitkomen, nu bij de straat die je net achter je liet of al bij de straat waar de volgende dvor op uitkomt?

Tegenwoordig bel je met je mobieltje even naar de bewoners van het gezochte adres. Die dirigeren je naar de juiste plek of komen even naar beneden. Daarmee is de romantiek van zo’n zoektocht wel grotendeels verdwenen. Want vroeger, kinderen, vroeger … Dan stond je daar, te midden van enorme sneeuwhopen of diepe, diepe smeltplassen, in het donker – want natuurlijk was de lamp boven de deur van vier van de vijf trappenhuizen kapot. En had je geen mobieltje om jezelf nog een beetje bij te lichten.     

Zit ik toch het verhaal van die binnenplaatsen te vertellen. Maar ik heb me beperkt tot de dagelijkse ‘wandelpraktijk’. Over de achtergronden weet ik niks. Waarom zijn er juist in Sint-Petersburg zo veel? Zijn ze spontaan ontstaan, vanzelf zo gegroeid, of is er een diepere, architectonische verklaring? Ik weet het niet.

Een speciaal type binnenplaats is de dvor-kolodets. Wat dvor betekent, moet u nu wel weten, een kolodets is een put. Het betreft dan – moet ik dat uitleggen? – binnenplaatsen die zo klein en nauw zijn dat ze doen denken aan een put.

Hieronder vind u een aantal mooie voorbeelden van deze putbinnenplaatsen. Door de wijze van fotograferen lijkt het allemaal kleiner en benauwder dan het in werkelijkheid is, al kan je weidse vergezichten hier vergeten. Ik trof de foto’s aan op de site van Filipp Tsjistjakov, gewijd aan dit soort binnenplaatsen, met de duidelijke naam dvorkolodets

Eén minpuntje bij Filipp: hij is wat slordig met de precieze adressen van de binnenplaatsen. Soms noemt hij alleen een straat, of zelfs dat niet.  

Nederland in het werk van Okoedzjava. "Tot aan Texel is het niet ver."

Ik meende het werk van Boelat Okoedzjava redelijk te kennen, en was dan ook behoorlijk verrast toen ik een gedicht van zijn hand over Nederland tegenkwam: Berega Gollandii (Kusten van Holland). Het was mij onbekend. Ik informeerde eens in mijn omgeving, bij vrienden die aanzienlijk beter thuis zijn in de Russische poëzie dan ik, en ook zij hadden er nooit van gehoord.

Okoedzjava’s gedicht is een vertaling uit het Georgisch. Het origineel is van de dichteres Makvala Mrevlishvili (1909-1968), die in Georgië vooral geliefd is om haar kindergedichten. (Ik heb het, zoals gewoonlijk, vertaald zonder enige poëtische aspiraties of pretenties.)

Берега Голландии

Из Маквалы Мревлишвили
Грузины, читайте стихи по-грузински,
соленую влагу вдыхайте легко...
Здесь берег в тумане виднеется низкий.
До острова Тексель -- недалеко.

И как бы туманы его ни скрывали,
он старой бедой шевелится во мне.
О, как наши юноши здесь тосковали
по родине, по тишине, по весне!

А сколько пришлось им томиться и мучаться
и всматриваться в рассветный дым...
Я в горсть соберу свое слабое мужество --
спасения позднего выпрошу им.

...А волны бегут торопливо и весело,
и море из синего дыма встает,
и к острову Тексель, к острову Тексель все тянется скорбное сердце мое.

Kusten van Holland

Georgiërs, lees gedichten in het Georgisch.
Adem de zilte vochtigheid lichtjes in …
Hier tekent zich een lage kust af in de mist.
Tot aan het eiland Texel is het niet ver.

En hoe de nevelen het ook verborgen hielden,
Als een oud onheil beweegt het in mij.
O, hoe verlangden onze jongens hier
naar hun moederland, de stilte, de lente!

Hoeveel kwellingen en pijn moesten zij niet verdragen
En hoe vaak tuurden zij niet naar de rook van de dageraad …
Ik verzamel een handjevol zwakke moed –
ik probeer voor hen een late verlossing gedaan te krijgen.

… De golven rennen haastig en vrolijk,
En de zee rijst op uit de blauwe rook,
En naar het eiland Texel, naar het eiland Texel
Reikt steeds mijn diep droevig hart.

 

Het gedicht is niet te begrijpen zonder enige kennis van de gebeurtenissen op Texel in april-mei 1945. Georgische soldaten in dienst van de Wehrmacht kwamen in opstand tegen hun Duitse bazen. De opstand, die zo’n duizend slachtoffers eiste, mislukte. De status van de Georgische opstandelingen is niet eenduidig. Waren het dappere verzetsstrijders? Of waren het collaborateurs die op het allerlaatste moment nog hun hachje probeerden te redden? In Georgië overheerst de eerste opvatting en het gedicht van Mrevlishvili sluit daarbij aan.

De vertaling van Okoedzjava is uit 1982. Van wanneer is het origineel? Dat heb ik niet kunnen achterhalen, maar vermoedelijk uit 1958, of kort daarna. Mrevlishvili schreef een gedicht (ook vertaald door Okoedzjava) over de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958, waar ze – te oordelen naar dat gedicht – zelf heeft rondgelopen. Ze zal lid zijn geweest van een officiële Sovjetdelegatie. Is die daarna doorgereisd naar Nederland?

Makvala Mrevlishvili

Makvala Mrevlishvili

In de memoires van Mrevlishvili, zo heb ik me laten vertellen, is over een reis naar België of Nederland niets te vinden. Op Texel zelf zal ze niet geweest zijn, dan had ze een ander gedicht geschreven. Heeft ze in het noorden van Noord-Holland aan de kust gestaan? Dat zal in elk geval niet in Den Helder zijn geweest. Vanwege de marinehaven daar was die regio voor een Sovjet-delegatie niet toegankelijk. (Delegaties die in later jaren naar de Georgische begraafplaats op Texel gingen, reisden niet via Den Helder.) Heeft ze alleen in gedachten aan de ‘kusten van Holland’ gestaan? Dat zou dan dat meervoud (kusten) kunnen verklaren: of je in zo’n klein landje nou in Zandvoort aan de kust staat of in ’s Gravezande – Texel is nooit echt ver weg. 

Rest nog de eerste regel: Georgiërs, lees gedichten in het Georgisch. Wat daar de achterliggende betekenis van is, weet ik niet.