BAM

Het rijk van de megalomane BAM. Edwin Trommelen over de menselijke maat langs die andere Trans-Siberische spoorlijn.

-------------

Mijn lijstje is bescheiden:

- De plaquette die ondersteboven hangt, bij een van de tunnels bij Severobajkalsk
- De zandduinen van Tsjara
- De Man met de hamer, het monument in Tynda voor de bruggenbouwers van de BAM
- De Japanse huizen aan de Sjtjsjeglova Pereöelok in Komsomolsk aan de Amoer.

Dat zijn de dingen die ik tijdens mijn komende treinreis door Siberië, over de Bajkal Amoer Magistral, in elk geval wil zien. En verder vind ik – drie weken lang kind in een Russische snoepwinkel – alles goed. Ik ga het perron betreden van het station in Oest-Koet aan de Lena, Nija bekijken (“Ik zag Georgië aan de BAM”), wakker worden met de taiga die voorbijschuift en de man weer horen die met zijn hamer (niet die van het monument in Tynda) op de wielen van de trein klopt. Ik vind alles goed.

Het bescheiden lijstje stelde ik op tijdens het lezen van het boek Het rijk van de BAM. Mijn reis met die andere Trans-Siberië Express, geschreven door Edwin Trommelen. Net als ik heeft Edwin nog een tik meegekregen van de Sovjetunie. Niet zo’n stevige tik als ik (hij is een slag jonger), maar toch – stevig genoeg om gefascineerd te zijn door dat enorme land dat ooit voor de eeuwigheid was bedacht, maar plots – geenszins spoorloos (onbedoelde woordspeling) – was verdwenen.

De BAM (3.097 km aan rails door nauwelijks bewoond gebied, 1.600 bruggen) was en is een raadselachtig, bijna bizar project. Waarom werd dit spoor, een paar honderd kilometer ten noorden van de Transsiberische Spoorlijn, nou eigenlijk aangelegd? Een duidelijk antwoord is er niet. De economische waarde is bescheiden, de militaire eveneens. Als staalkaart van arbeiderssolidariteit (alle Sovjetrepublieken bouwden mee) speelde de spoorlijn zeker een propagandistische rol, maar met het uiteenvallen van de USSR – twee jaar na de oplevering van de BAM – bleek die solidariteit toch vooral hol. De steden en dorpen aan het spoor hebben hun geplande aantal inwoners nooit gehaald, sterker nog, de leegloop is aanzienlijk. Trommelen ging vooral op zoek naar de achterblijvers, de BAM-veteranen die in hun jeugdig enthousiasme de grote stap naar Siberië maakten, gelokt door romantiek en hoge lonen, omspoeld door ronkende leuzen over een lichtende toekomst. Hoe vergaat het hun, nu het grote bouwproject dat hun leven ooit kleur gaf, zijn glans heeft verloren? 

Het vergaat hun goed. De trots op hún BAM overheerst, vooral bij de veteranen die als eersten in de wildernis arriveerden en onder zware omstandigheden de grond bouwrijp moesten maken, voordat de wat minder geharde pioniers, veelal jongeren geworven door de Komsomol, aan de slag gingen – overigens ook nog in moeilijke omstandigheden. Ze zijn gehecht geraakt aan hun streek en willen niet meer terug naar het dichter bevolkte Europese deel van Rusland. Ze hebben een eigen wereld gecreëerd. “Ik heb aan de BAM voornamelijk onafhankelijke, trotse mensen ontmoet”, schrijft Trommelen.

De gesprekken met de Bammers, die in hun vriendelijk enthousiasme nauwelijks zijn te stuiten (een geïnteresseerde buitenlander, wat wil je als trotse Rus nog meer!), worden afgewisseld met korte historische verhalen. Over de eerste pogingen om de spoorlijn te bouwen, bijvoorbeeld, nog onder Stalin, met ruime inzet van dwangarbeiders. De details over de bouw in de jaren zeventig zijn af en toe onvoorstelbaar. Zo was men al een eind gevorderd met de aanleg van de ruim 15 km lange Severomoejski tunnel, terwijl het onderzoek naar de geografische en hydrografische gesteldheid van de bodem in het zeer aardbevingsgevoelige gebied, ook nog eens ruim voorzien van permafrost, nog gaande was …

Joeri Titov - Nieuwe weg (jaren 70)

En steeds zijn daar weer de bewoners van de dorpen en steden langs de BAM. Vriendelijk, behulpzaam en zelfbewust. “Teruggetrokken – gelukkig in hun uithoek, in de eindeloze natuur.” Niet de delfstoffen die mede dankzij de BAM gedolven hadden moeten worden, maar deze Bammers vormen de echte rijkdom van Siberië, concludeert Trommelen aan het einde van zijn reis. De intrigerende, voor Rusland zo typerende mengeling van het grote, soms megalomane en niet altijd even goed doordachte aan de ene kant, en het kleine, menselijke aan de andere, komt in Trommelens boek treffend naar voren.  

En hier nog een leuk BAM-lied:


Mijn vertrek is eind volgende week – als ik mijn visum dan tenminste heb! Het wordt een kleine groepsreis, onder leiding van … Edwin Trommelen. Die overigens voor komend jaar een Siberische winterreis in gedachten heeft. Iets op en over het ijs van het Bajkalmeer. Ik weet nog niet of ik meega.

Dagboek van een kampbewaker in de Goelag

Ivan Tsjistjakov was in 1935-1936, zeer tegen zijn zin, bewaker in de Goelag, aan de in aanbouw zijnde Bajkal-Amoer-spoorlijn. Hij hield een dagboek bij dat dit jaar werd uitgegeven dankzij de inspanningen van Memorial, de organisatie die probeert te voorkomen dat de duistere kanten van de Sovjet-geschiedenis oplossen in de mist van de tijd. (Иван Чистяков: Сибирской дальней стороной. Дневник охранника БАМа. 1935-1936.)

De omslag van het dagboek

De omslag van het dagboek

Een dagboek als dat van Tsjistjakov is uiterst zeldzaam. “Het is vermoedelijk de enige bron van deze aard die tot ons is gekomen”, schrijft Irina Sjtsjerbakova, onderzoekster van Memorial, in haar gedegen inleiding.  (Dit stukje is bijna geheel ontleend aan die inleiding.)  Over de auteur is zeer weinig bekend. Hij wordt als dienstplichtige opgeroepen voor de binnenlandse strijdkrachten en wordt als bewaker naar Siberië gestuurd, waar hij vanaf de eerste dag droomt van een gewoon leven in Moskou. Daar komt weinig van terecht. In 1937 wordt hij zelf gearresteerd, in 1941 sneuvelt hij aan het front in de provincie Toela.

Midden 1935, wanneer Tsjistjakov aan zijn diensttijd begint, zijn zo’n 170.000 gevangen betrokken bij de bouw van de Bajkal-Amoer-spoorlijn, kortweg de BAM. Zij werken niet alleen aan de spoorlijn zelf, er moet een complete infrastructuur worden gebouwd met depots, stations en werkplaatsen. Daarbij wordt voedsel als drukmiddel ingezet: brigades die de productienorm niet halen, krijgen minder te eten. Wie het effect van een dergelijk systeem op de menselijke psyche beschreven wil zien, moet de kampverhalen van Varlam Sjalamov lezen.

Ivan Tsjistjakov

Ivan Tsjistjakov

Over de bewakers, mannen dus als Tsjistjakov, wordt in kampmemoires  nauwelijks geschreven. Je bent als gevangene, schrijft Aleksandr Solzjenitsyn in zijn Goelach Archipel, niet in hen geïnteresseerd. Later pas vraag je je af: wie waren dat? En hoe hebben zij het uitgehouden, als “permanente deelnemer aan het kwaad”? Velen híelden het niet uit en zochten een uitweg, zoals ook Tsjistjakov. In zijn dagboek, een aaneenschakeling van jammerklachten (over chaos, incompetente, drankzuchtige commandanten, slechte woonomstandigheden, gebrekkig voedsel, kou en voortdurende ontsnappingen), uit hij de vrees dat zijn diensttijd zal worden verlengd en dat hij nooit meer wegkomt. Herhaaldelijk speelt hij met de gedachte om een misdrijf te plegen. Dat levert een veroordeling op met tenminste een duidelijke eindstreep.   

Tsjistjakov bemerkt tot zijn ontzetting dat de BAM hem ‘absorbeert’. Hij verslapt en verliest zijn mededogen met de gevangen. De vechtpartijen, de moorden, de vluchtpogingen (waar hij op aan wordt gesproken) voeden zijn wanhoop. Het is 1935, de kamppopulatie bestaat nog vooral uit misdadigers, de toestroom van politieke gevangenen, waar nog enig beschaafd contact mee mogelijk is, moet nog grotendeels op gang komen. Voor Tsjistjakov is het dagboek de enige mogelijkheid om af en toe, op papier, te ontsnappen aan de grauwe werkelijkheid.

Het dagboek houdt abrupt op. Over het lot van de schrijver is verder zeer weinig bekend. Hij krijgt inderdaad een veroordeling aan de broek wegen ‘nalatigheid’, wordt gedegradeerd en moet aan de BAM blijven. Een lange straf kan het niet geweest zijn, want in 1941 belandt hij aan het front. Hoe het dagboek aan confiscatie is ontsnapt, is evenmin duidelijk.

Enig literair genoegen valt er aan de notities van Tsjistjakov niet te beleven. Het was, eerlijk gezegd, nogal een klus om de 287 niet al te dik bedrukte pagina’s door te komen. Maar de  waarde als historisch document maakt de uitgave ervan meer dan gerechtvaardigd. (Russische recensies hier en hier.)

En nu ga ik een boek lezen over Lev Jasjin.