Rusland is gevaarlijk afhankelijk van olie en gas. Een vergelijkbare afhankelijkheid van bont leidde in het verleden tot rampspoed en chaos.

Nooit geweten: net als bij de oliewinning van nu werd bij de bonthandel van vroeger in Rusland gerekend in vaten. Ik las het in het boek Внутренняя колонизация (Interne Kolonisatie) van Alexander Etkind. Hij wijdt een hoofdstuk (‘Vaten met bont’) aan de opvallende, bijna beklemmende parallellen tussen bont en olie en gas. Onderstaand stuk is volledig gebaseerd op dit hoofdstuk. *) 

De Russische staat is wat inkomsten betreft grotendeels afhankelijk van de gas- en oliewinning. Het land kende eerder een vergelijkbare, gevaarlijke afhankelijkheid: ooit kon het staatsbudget niet zonder bonthandel. De overeenkomsten tussen beide tijdperken (de rekeneenheid vaten is er slechts één van) zijn hoogst opmerkelijk, en – als de geschiedenis een voorspellende waarde heeft – voor het Rusland van nu nogal verontrustend. De ineenstorting van de bonthandel luidde in het oude Moskovië tot rampspoed en chaos. 

De zucht naar bont (aanvankelijk eekhoornbont, later sabel-, marter- en beverbont) vormde in de 16de en 17de eeuw de stuwende kracht achter de verovering van Siberië. Het bont werd aanvankelijk nog in het gebied tussen Novgorod en de Oeral gewonnen en door Hanze-kooplieden via waterwegen naar het Westen vervoerd. Het Siberische bont werd later over land naar Moskou vervoerd en vandaar, ook over land, via Warschau en Leipzig verder naar Europa.

Sbor_Yasaka.jpg

Doordat de staat de essentiële inkomsten uit de bonthandel moest veiligstellen, ontstond er een kastenstelsel: een kleine elite die de kostbare grondstof liet winnen, beschermde en verhandelde, en daaronder de rest van de bevolking wier bestaan afhankelijk was van de verdeling van de handelswinst. De overheid was volledig afhankelijk van de bovenste kaste, sterker nog: die eerste kaste wás de overheid. Het menselijk kapitaal was redundant, het was niet bepalend voor de rijkdom van de staat. Wie geen schakel was in de bonthandel, kon er evengoed niet zijn.

3b021bc435b67d272b172fa0f7e4385f.jpg

Inkomsten uit de bonthandel vormden in de 16de eeuw het leeuwendeel van het staatsbudget. In de tweede helft van die eeuw bracht een dramatische daling van de bont-inkomsten de staat aan het wankelen. Door overbejaging daalde de aanvoer, in Europa nam de vraag af doordat wol inmiddels een prima alternatief vormde. Er loopt een rechte lijn van deze dalende inkomsten naar de chaos van de Tijd der Troebelen (1604-1613), die uitmondde in de keuze voor een nieuwe dynastie.    

De staat verlegde zijn aandacht naar zuidelijker streken, rijk aan graan. Ze behield wel de controle over Siberië, al was daar geen economische reden meer voor. In de 19de eeuw deed het uitgestrekte gebied nog wel dienst als locatie voor strafkolonies.    

In de 20ste eeuw krijgt Siberië weer een hoofdrol, die opvallend veel lijkt op die uit de tijd van de bonthandel. Nu zijn het olie en gas die de staat de middelen van bestaan verschaffen. En net als de handelsposten in de tijd van het bont schuiven de boortorens in de Sovjetunie steeds verder op naar het oosten, op zoek naar nieuwe bronnen. En de afnemers bevinden zich opnieuw in Europa …

Aan het begin van de 21ste eeuw vormt de afhankelijkheid van een enkel soort grondstof (olie, gas) voor Rusland opnieuw een vloek. Overige sectoren van de economie blijven onderontwikkeld. En opnieuw houdt de overheid zich vooral bezig met het veiligstellen van de grondstof en de doorvoer ervan naar Europa. Het veiligheidsapparaat valt samen met de overheid die de grondstof wint. Die kleine kaste leeft anders dan de rest van de bevolking, die in feite overbodig is.

Een overheid die afhankelijk is van olie-inkomsten, vreest vooral de uitputting van de bronnen. De grootste bedreiging is echter een daling van de vraag door de opkomst van nieuwe technieken. Met olie is dat nog niet gebeurd, maar enkele eeuwen geleden heeft dat proces zich met een andere kostbare grondstof, de vaten met bont, al eens voorgedaan, met chaos en nieuwe machthebbers als uitkomst.

Alexander Etkind

Alexander Etkind

*) Внутренняя колонизация van Alexander Etkind (Александр Эткинд) verscheen in 2013. Het is een vertaling van: Internal colonization: Russia’s  Imperial Experience uit 2011. Een Engelse recensie vindt u hier. Het hoofdstuk waarop bovenstaand stuk is gebaseerd, is hier in het Engels beschikbaar.

Na Dior in Moskou: Ferdinando Scianna en Carmen Loderus in Leningrad

De Moskou-foto’s van modehuis Dior zijn zo langzamerhand wel bekend – ze zweven rond op internet en duiken regelmatig op. Opgeprikte modellen die in verfijnde Franse kledij in 1959 door de Russische hoofdstad paraderen. Ik schreef over die gênante vertoning al eens een stukje.

Dior in het Moskouse warenhuis GUM, 1959

In 1987 deed fotograaf Fernando Scianna het allemaal nog eens dunnetjes over. Het decor is ditmaal Leningrad, maar verder zijn de overeenkomsten overduidelijk. Scianna heeft zich ongetwijfeld laten inspireren door de foto’s uit 1959. Zo gingen de modellen van Dior naar het Moskouse warenhuis GUM, Scianna ging met zijn dames in Sint-Petersburg naar de Passazj, wat bijna hetzelfde effect heeft.

Ook de foto’s uit 1987 zijn op een vervelend manier hautain. Toch zijn ze minder ergerlijk dan die uit 1959. Het contrast van de modellen met hun omgeving is nog steeds groot, maar de hoge muur om de USSR was in 1987 een stuk poreuzer dan dertig jaar eerder. Zeker in de grote steden was men in Rusland al het een en ander gewend. De modellen kwamen nog wel uit een andere wereld, maar niet meer van Mars. 

 

Ik weet niet voor welk modehuis of modeblad de foto’s werden gemaakt. Er waren vier modellen, de hoofdrol was weggelegd voor Carmen Loderus.

Als bijvangst hier nog twee foto’s van Carla Bruni, die in 1993 Sint-Petersburg aandeed. Mooi vind ik de zwart-wit foto in de metro. Dat je daar in je eentje op de roltrap mag staan, dat was (en is) slechts weinigen gegeven.

Spookdorpen van de Oeral: slachtoffers van de perestrojka of een gevolg van dekolonisatie?

Is Rusland te groot? Hebben er de afgelopen tientallen jaren te veel mensen gewoond op plekken die daar eigenlijk niet voor bestemd zijn? En: is de huidige krimp van de bevolking in afgelegen streken niet meer dan een onderdeel van een historische proces, de dekolonisatie van Rusland?

Het zijn wijdse vragen die opkomen bij het zien van dit eenvoudige filmpje over spookdorpen in de Oeral, in de provincie Sverdlovsk. Stoort u zich vooral niet aan het muziekje:

De reportage begint met (helaas vertrouwde) beelden van vervallen huizen, met af en toe nog een eenzame bewoner te midden van roestige landbouwwerktuigen. Interessant, en ook enigszins beklemmend, wordt het vanaf 9,20, wanneer de filmploeg de rivier de Vagil afzakt. Langs de oevers is het menselijk leven niet verdwenen, maar teruggebracht tot een minimum: een enkele man, een enkel echtpaar, die niet talen naar het stadse leven en het verder wel goed vinden. Zoals Gennadi (vanaf 10.40), die zwaluwnestjes in zijn huis heeft, en Vera en Nikolaj (vanaf 13.00). Tajga-kluizenaars worden ze in het filmpje genoemd, al zijn ze bepaald niet mensenschuw. Kijk alleen al naar de ontroerende manier waarop Gennadi zwaait naar het bootje met de filmploeg, wanneer dat weer uit het zicht verdwijnt (12.50).

Het gebied in de Oeral werd in de zestiende eeuw veroverd door Jermak. In zijn spoor kwamen de bonthandelaren, die (vergelijk het met de oliewinning van tegenwoordig) de centrale machthebbers van een flinke stroom inkomsten voorzagen. Na deze ‘bont-kolonisatie’ volgden – lang niet altijd uit vrije wil – de vissers en de landbouwers. Ook zij waren in feite kolonisten, vreemdelingen in verre gebieden. Veel van de nederzettingen in de bossen en moerassen langs de Vagil zijn van recente datum. Ze stammen uit de jaren 30-50 van de vorige eeuw. Ook hún bewoners – nakomelingen van kampbewoners en bannelingen – belandden daar veelal niet vrijwillig.

De perestrojka en het einde van de Sovjetunie betekenden het einde van de collectieve vis- en landbouwbedrijven. Het centrum had niet meer de wil en de kracht om de ‘vooruitgeschoven posten’ op de been te houden. Met de werkgelegenheid verdween de jeugd, tajga-kluizenaars als Gennadi, Vera en Nikolaj bleven achter. Helemaal zonder inkomsten zitten zij niet. Ze onderhouden eenvoudige onderkomens voor bezoekers uit Jekaterinburg, meestal hoge functionarissen die een paar keer per jaar met een gezelschap komen vissen of jagen.

Aan het slot van het filmpje (vanaf 23.30) komt de filmploeg op een plek waar ooit het dorpje Zaozjornaja stond. Na een moeizame wandeling stuiten ze op een vervallen kerkhof. Een foto op een emaillen plaatje vertelt dat hier Semjon Petrovitsj Belooesov begraven ligt, geboren in 1902, overleden in 1970. 

De Russische commentaren bij het filmpje op youtube zijn voorspelbaar: de perestrojka en het einde van de USSR waren een ramp, kijk eens wat er allemaal verloren is gegaan. Maar misschien kan je zeggen: de binnenlandse ambities van de USSR waren te groot, gebieden als die langs de Vagil waren niet ‘behapbaar’. De huidige dekolonisatie is zo bezien niet meer dan een logisch en onvermijdelijk proces.

(De vergelijking van de vroegere bontwinning met de huidige oliewinning heb ik niet zelf bedacht, die komt uit het boek Внутренняя колонизация (Vnoetrennaja kolonizatsija / Binnenlandse kolonisatie) van Aleksandr Etkind. Over dat boek meer in een van mijn volgende stukjes.)

Toeristisch goud in Sint-Petersburg: een machtige wandkaart van de USSR in edelstenen. Deel 1.

Ze hebben het, geloof ik, niet zo in de gaten bij het Geologisch Museum in Sint-Petersburg. Ze hebben toeristisch goud in handen, in de vorm van een enorme kaart van de Sovjetunie, uitgevoerd in edelstenen. Een mozaïek van 45.000 stukjes, bij elkaar 26,6 vierkante meter groot en 3.500 kilo zwaar. De kaart wordt gerestaureerd, kan al wel worden bekeken, maar erg uitnodigend oogt het museum vooralsnog niet.

Eerst even de geschiedenis, die op zich al mooie verhalen oplevert. De kaart was aanvankelijk bestemd voor de tentoonstelling Industrie van het Socialisme, die gepland stond voor 1937, naar aanleiding van het twintigjarig bestaan van de USSR. De geografische kaart moest – in edelstenen – de belangrijkste industriële objecten van het land weergeven, naast uiteraard de steden, rivieren, bergen, enzovoort.

Eind 1936 werd de doelstelling ambitieuzer. De kaart moest naar de Wereldtentoonstelling in Parijs, die in mei 1937 zou worden geopend. Alle verloven werden ingetrokken, steenslijpers werkten dag en nacht, en alleen al voor het mozaïek leggen werden 150 man ingeschakeld. Naast de kaart werden ook de wapens van de elf toenmalige Sovjet-republieken vervaardigd.

De kaart was op tijd klaar en maakte in Parijs flink wat indruk. Hoe kon het ook anders. Kijk alleen al naar deze twee voorbeelden. Voor watergebieden werd lazurit gebruikt, zoals hier voor de Aral Zee.

De grenzen van de USSR werden aangeduid met drie lagen rodonit en een laag jaspis:

e349d17fef7d77d2021fef8c8978da25.jpg

Dat de plaatsnamen, spoorwegen en meridianen met platinazilver staan aangegeven, nou ja, dat verbaast dan al niet meer.

 

Het succes van de kaart in Parijs bracht de Sovjet-regering op een idee: de kaart moest ook naar de Wereldtentoonstelling van twee jaar later in New York. Om de successen van de industrialisatie te onderstrepen, moesten er nog wel zo’n duizend nieuwe industriële objecten worden toegevoegd. Om de poolexepeditie van Pananin van 1938 uit te beelden, kwam aan de bovenkant van het toch al omvangrijke paneel de Noordelijke IJszee erbij. De route van Panin werd aangegeven met fenatiek en topaas.

De kaart van edelstenen had een plek moeten krijgen in het Moskouse Paleis der Sovjets, maar dat kwam er niet. Wat overigens ook gold voor de tentoonstelling Industrie van het Socialisme, waar het kunstwerk aanvankelijk voor bedoeld was.

Over de naoorlogse geschiedenis van de kaart in deel 2.

(Het Geologisch Museum bevindt zich aan de Srednii Prospekt 74 in het gebouw van het Karpinski Instituut. Telefoon: (812) 321-5706) 

Rechts de kaart in New York

Rondvlucht boven het Moskou van 1959. Met een plechtige rij voor het Mausoleum en het Loezjniki zonder dak.

Alleen die stem al! Die intonatie, hoe zou je die omschrijven? Ik geloof niet dat daar één woord voor is. De stem zegt: “Hoe vaak heeft het scherm ons niet meegevoerd naar de weidse ruimten van de hoofdstad. En we maakten wandelingen, zoals deze.” Maar nu … nu gaan we de lucht in, voor een rondvlucht boven het Moskou van 1959.

En daar zien we  (op 1.05) de helikopter opstijgen vanaf het Ivanovski plein van het Kremlin. Het is een Mi-4. (Hoe ik dat weet? Dat staat bij de aftiteling.) Hij vliegt over het Rode Plein en kijk nou (2.00), die rij, voor het Mausoleum. Het is een plechtige rij, dat zie je meteen. Met die mooie knik van 90 graden, en hoe hij, lang en dun, netjes verdergaat, langs het Historisch Museum en met een bocht de Alexandrov tuin in.  

De stem bij de aanblik van het Kremlin: “Er zijn maar weinig plekken in de wereld die je zo in vervoering brengen als deze.” Ik moet bekennen, wanneer ik in de jaren tachtig dit soort zinnen op de Sovjet-tv hoorde, dan stak ik nog weleens een middelvinger op naar het scherm. Dat toe ik tegenwoordig niet meer.

Ik pluk er nog wat krenten uit. Op 3.05, daar wordt de nieuwe wijk Joego-Zapad met trots getoond. Dat soort nieuwbouw werd gezien – niet geheel ten onrechte – als een van de verworvenheden van de naoorlogse USSR. 25 jaar later was dat nog steeds zo, toen in het Westen dit soort rechthoekige hoogbouw al min of meer als stedenbouwkundige misser werd afgeschreven. Dat leidde dan tot moeizame conversaties, wanneer er weer eens Sovjet-gids hoog opgaf van een wijk als Joego-Zapad.

Op 4.00 komt het Loezjniki stadion voorbij – nog zonder dak. Opvallend: van bovenaf is het best een elegant geheel, zoals die tribunes in de rondte gaan. Sta je op de grond, dan is het een bijna intimiderende bak.

92446427.jpg

Op 5.45 zien we het Belorusski station. En kijk nou, zegt de stem, hoeveel auto’s daar op het kruispunt staan! Ach, wist hij veel …

En dan komen we weer bij het Rode Plein en dan lijkt het er toch wel heel erg op dat we lelijk bij de neus zijn genomen. Opeens is die rij weg! Zou die helikopter, die Mi-4, een paar uur in de lucht hebben gehangen? Ik geloof er niks van. De indruk wordt gewekt dat er één vlucht is gemaakt, maar dat zijn er toch minstens twee geweest? En daarna hebben ze bij de montage niet goed opgelet. Of het kon ze niet schelen.

Aan het eind landt de helikopter. Aardig om te zien is nog dat er een paar ramen opengaan. Een helikopter toen, dat was wat. Tegenwoordig zullen ze denken: o, daar heb je Poetin weer.

(Ik werd op het filmpje gewezen door een tweet van Aleid Steenman, @aleidsteenman.)