literatuur

Berekenend en vilein ... Russische vrouwen schrijven over de Russische vrouw.

Anna Andronova

Anna Andronova

Ik kwam het volgende Russische citaat tegen en raakte er een beetje door in verwarring:

“Op de moderne vaderlandse boekenmarkt bestaat een reeks ogenschijnlijk ijzeren en strikte regels. Een van de bekendste daarvan is: verhalenbundels worden weinig gekocht, daarom kan je die beter niet uitgeven.” 

Wat raar nu. Had ik niet net vijf Russische verhalenbundels ter lezing klaargelegd, recent uitgegeven (vier in 2015, één in 2014)? Klopte die bekendste ‘ijzeren en strikte’ regel wel? Of hadden we hier te maken met vijf dappere uitgevers die gewoon hun eigen gang waren gegaan en zich niks van wat voor regel dan ook hadden aangetrokken? Enige dapperheid kan een enkele van die uitgevers zeker niet worden ontzegd; ik had me wel zes keer bedacht voor ik de door hem bezorgde verhalenbundel op de lezer had losgelaten – maar daarover zo meteen meer.

Alle vijf bundels zijn geschreven door vrouwen, en dat leek me nou leuk: ik ga ze alle vijf lezen en dan eens kijken of ik iets van een lijn kan ontdekken. Hoe schrijven die vrouwen? (Zeer verschillend, kan ik u zeggen.) En vooral ook: wáár schrijven ze over? Vooral over vrouwen, vermoedde ik – en dat bleek te kloppen. En kon ik dan uit die vijf bundels  misschien nog iets leren over de Russische vrouw? Eh, tja. Nou, eh … Nu weet ik even niet wat ik moet schrijven, want erg goed komt die Russische vrouw er niet vanaf. Mag ik daar dan vérgaande conclusies aan verbinden over vrouwen in Rusland? Eigenlijk niet, natuurlijk, want we hebben hier te maken met literaire personages. En we weten allemaal: types met een vlekje eisen in de literatuur vaker de hoofdrol op dan engelachtige heldinnetjes.

Maar toch …

Afgaand op wat ik lees (mijn eigen ervaringen zijn beperkt), zijn Russische vrouwen in een permanent gevecht verwikkeld – vooral met elkaar, wel te verstaan. Berekenend en vilein, bedacht op verraad en gestuurd door de overtuiging dat de aanval de beste verdediging is. En dat alles – in de verhalen althans - in een tombola van gemiste kansen in de liefde en verspeeld geluk. Ach man, helemaal niet typisch Russisch, hoor ik mijn lezeressen denken. Misschien, maar ik vermoed toch dat het vrouwelijk venijn in Rusland scherper is dan wat ik in mijn eigen taalgebied meen waar te nemen. Een aparte rol is daarbij nog weggelegd voor de Russische moeder, die zich vol overgave bemoeit met het geluk van haar dochter (en zoon), met vaak desastreuze gevolgen. In veel van de verhalen die ik las, speelt de Russisch man (komt die ooit los van zijn moeder?) trouwens ook niet echt een glansrol, maar daar gaat het hier niet over.

Anna Andronova steekt met haar Chiroergitsjeski den met kop en schouders boven de andere vier schrijfsters uit. Vier sterren, wat mij betreft. Beklemmend is het verhaal Solovej, waarin drie vroegere studiegenotes anderhalve dag doorbrengen op een datsja. Andronova laat de drie beurtelings aan het woord, wat een ‘Decamerone-effect’ oplevert. Voelbaar neemt de spanning toe, wanneer zich een onvermoede band tussen de drie aftekent: dezelfde man – inmiddels overleden - heeft in ieders leven een belangrijke rol gespeeld. Niet minder beklemmend is Na obotsjine, waarin een jong echtpaar met peuter een bezoek brengt aan de moeder van de man, een paar uur rijden buiten de stad. Het bezoek verloopt desastreus, schoondochter en kind zijn niet welkom, maar op de terugweg voelt zij zich toch de winnares.

Waar Andronova mooi afgeronde verhalen aflevert, hebben Margarita Prosjina, Rada Polistjsjoek en Lera Manovitsj moeite met de berperkingen die het korte verhaal hun oplegt. (Helemaal eerlijk is de vergelijking niet, Andronova’s verhalen zijn een stuk langer). Te vaak zijn het niet meer dan schetsen en blijf je als lezer achter met de vraag: ja, en nu? Vooral de bundel Fortoeneta van Prosjina heeft hieronder te lijden. Die telt ruim 400 pagina’s, maar de verhalen die echt indruk maken, zijn op de vingers van een hand te tellen. Bij haar zijn wel de messen van de vrouwen het scherpst geslepen – dat dan weer wel. Ook in Polisjtsjoeks Zjitejskije istorii is het aantal echt pakkende verhalen te gering.

Met Pervy i droegije rasskazy komt Manovitsj na Andronova op de tweede plaats, al blijft ze ergens tussen de twee en drie sterren steken. Ook bij haar stuiten we weer op veel vergeefse hoop, vruchteloos gezoek en verloren illusies, samen te vatten in deze zin uit een gesprekje tussen een hij en een zij die elkaar zestien jaar niet hebben gezien: “Soms denk ik, dat als we toen op de Krim een ander huisje hadden gehuurd, het nu allemaal heel anders zou zijn.” Manovitsj zou meer de lengte op mogen zoeken. Nóg een verhalenbundel van haar zal ik niet lezen, komt ze met een roman, dan schaf ik die zeker aan.

Onder aan mijn lijstje eindigt Tatjana Zamirovskaja met haar bundel Vorobinaja reka. Die heb ik na dertig pagina’s terzijde gelegd; ik kwam er niet doorheen. 

(Een Russische recensie van de bundel van Andronova vindt u hier.)

Hoe zangeres Plevitskaja dichter Tsjernov beroemd maakte - en eindigde in een Franse cel

Nadjezjda Plevitskaja

Nadjezjda Plevitskaja

Mocht u op zoek zijn naar een scenario voor een film of een pakkend plot voor een boek, dan zou u eens kunnen kijken naar het leven en lot van dichter Filaret Tsjernov en zangeres Nadjezjda Plevitskaja. Ontmoet hebben ze elkaar nooit, maar artistiek kruisten hun wegen elkaar nadrukkelijk. De dichter eindigde zijn leven als alcoholist in een Moskous gesticht, de zangeres als ontmaskerde Sovjetspion in een Franse gevangenis.

Filaret Tsjernov

Filaret Tsjernov

Filaret Tsjernov (1878 -1940) was in het Rusland van rond 1900 een tweederangs dichter. Een getormenteerde ziel (hij werkte op kantoor bij de Spoorwegen en dat zal hem geen goed hebben gedaan), die in zijn talrijke gedichten weinig vertrouwen liet doorschemeren in de toekomst. Zijn werk werd wel gepubliceerd in tijdschriften, maar tot een afzonderlijke bundel kwam het nooit. Hoe anders was in die jaren het leven van Nadjezjda Plevitskaja (1884-1940). Ontdekt als zangeres in het befaamde Moskouse restaurant Jara, groeide zij uit tot een van de bekendste vertolkers van Russische volksliederen en romances. Ze schitterde op tournees en liet het dankzij uitstekende honoraria breed hangen.

Toen werd het 1917. Tsjernov wist zich als dichter niet aan te passen aan de nieuwe tijd en viel droog, Plevitskaja week via Turkije uit naar het westen. Daar bezorgde zij Tsjernov (die Rusland nooit verliet) onverwacht veel roem – zij het in beperkte kring: onder Russische emigranten. Die konden geen genoeg krijgen van een op muziek gezet gedicht van Tsjernov: Замело тебя снегом, Россия (Je bent ondergesneeuwd, Rusland). Hier hebt u het, in een uitvoering van Plevitskaja.

Замело тебя снегом, Россия,
Je bent ondergesneeuwd, Rusland
Запуржило седою пургой
Ondergedompeld in een grijze sneeuwjacht
И холодныя ветры степныя
En de koude steppewinden
Панихиды поют над тобой. 
Zingen een dodenmis voor jou.

Ни пути, ни следа по равнинам,
По сугробам безбрежных снегов.
Er is geen weg, geen spoor op de vlakten,
In de wallen van de eindeloze sneeuw
Не добраться к родимым святыням,
Не услышать родных голосов.
De familieheiligdommen zijn onbereikbaar
De stemmen van verwanten niet te horen

Замела, замела, схоронила
Всё святое, родное пурга.
Een sneeuwjacht heeft alles begraven
wat ons heilig en eigen is
Ты, - слепая жестокая сила,
Вы, - как смерть, неживые снега. 
Jij, blinde, wrede kracht,
Jullie, sneeuwvelden, levenloos als de dood


Her en der wordt vermeld dat Plevitskaja het lied ooit zong voor tsaar Nicolaas II en zijn familie, maar omdat de tekst voor het eerst werd gepubliceerd in maart 1918 (in het tijdschfit Svoboda), is dat niet erg waarschijnlijk. Mogelijk beleefde het lied zijn première pas op 3 januari 1925 tijdens een concert in Berlijn, gewijd aan het 25-jarig artiestenbestaan van Plevitskaja. De Parijse emigrantenkrant Russkaja gazeta maakt melding van het concert en noemt het lied.

Dat het nummer onder Russische emigranten bijzonder populair was, zal niet verbazen.  Onduidelijk is, of Tsjernov er zelf ook de politieke betekenis in heeft willen leggen die er – begrijpelijkerwijs – door de emigranten in Berlijn en Parijs aan werd gegeven. Hoe dan ook was Plevitskaja als belangrijkste vertolker van het lied een gevierd artieste onder de emigranten. Niemand die het verlangen naar het onbereikbaar geraakte, ‘ondergesneeuwde’ vaderland zó wist te vertolken.

Hoe hard moet bij diezelfde emigranten vervolgens de ontmaskering van hun heldin zijn aangekomen. Plevitskaja bleek - samen met haar zoveelste echtgenoor Nikolaj Skoblin - jaren te hebben samengewerkt met de OGPU, de voorloper van de NKVD en KGB. Met hun hulp wist de geheime dienst in 1937 Jevgeni Miller, voorzitter van de anticommunistische Russische All-Militaire Unie (Russisch: Русский Обще-Воинский Союз - РОВС), in Parijs te ontvoeren. Miller werd op 11 mei 1939 in Moskou geëxecuteerd.

Nadezhda Plevitskaja standbeeld Vinnikovo Koersk

Plevitskaja werd door de Franse politie opgepakt en wegens haar aandeel in de ontvoering veroordeeld tot 20 jaar cel. Ze overleed op 5 oktober 1940 in de gevangenis van Rennes. Tsjernov, die zij in Berlijn en Parijs zo geliefd had gemaakt, verging het weinig beter. Hij raakte aan de drank, deed in 1940 een paar zelfmoordpogingen, werd opgenomen in een krankzinnigengesticht en overleed daar in maart, op 4 november, dan wel 4 december – de bronnen spreken elkaar tegen.)

Donskoj begraafplaats Tsjernov dichter Rusland

Componist van Je bent ondergesneeuwd, Rusland is Konstantin Karlovitsj Sjtakelberg, al wordt ook Tsjernov zelf genoemd als maker van de muziek en staat ook her en der vermeld dat de componist niet bekend is. Sjtakelberg, leider van het hoforkest van Alexander III, overleed in 1925 veilig en wel in Tallin. Plevitskaja heeft sinds 2009 een eigen museumpje in haar geboortedorp Vinnikovo (provincie Koersk), waar ook een standbeeld van haar staat. 

Plevitskaja belandde in Rennes in een naamloos graf. De as van Tsjernov werd bijgezet op de Nieuwe Donskoj-begraafplaats in Moskou, columbarium 14. 

De debuutroman van Goezel Jachina: hoe de Tataarse Zoelejcha zich onder Stalin van haar ketenen bevrijdt.

Goezel Jachina

Goezel Jachina

Het lijkt ongepast: op een boek dat de ellende onder Stalin als decor heeft, het moderne etiket emanciepatieroman plakken. Toch is dat wat je kan doen met Зулейха открывает глаза (Zoelejcha otkryvaet glaza/Zoelejcha opent haar ogen), de debuutroman van Goezel Jachina. De Tataarse Zoelejcha, breekbaar en volgzaam, door haar tirannieke, doofblinde schoonmoeder steevast uitgemaakt voor natte kip, weet haar verbanning in de jaren dertig naar Siberië te overleven. Ze trotseert de zware omstandigheden, maakt zich los van haar geloof en bijgeloof en brengt aan de oever van de Angara een zoon groot.

Zoelejcha trouwt op haar vijftiende met de dertig jaar oudere Moertaza. Ze krijgt vier dochters, die allen overlijden. Wanneer in de winter van 1930 een groep soldaten, op zoek naar verborgen graan, Zoelejcha en haar man staande houden, wordt Moertaza voor haar ogen doodgeschoten. Zelf wordt ze uit haar dorpje met vele andere ‘koelakken’ afgevoerd naar Kazan. Het gevangenentransport staat onder leiding van Ignatov, de moordenaar van haar man.

Na een lang verblijf in de overvolle gevangenis volgt een maandenlang transport – ook weer met Ignatov als commandant - per trein en boot naar de Angara. Op het laatste stuk mag Zoelejcha als enige aan dek verblijven. Ze is zwanger (nog van Moertaza) en Ignatov, die af en toe last heeft van zijn geweten, gunt haar een plekje in de frisse lucht.

En dan neemt het verhaal plots een iets te theatrale wending. Het transport lijdt schipbreuk en wie haalt Ignatov nog net uit het water? Natuurlijk, Zoelejcha, die hij aan haar haren bijna van de bodem vist. Dan weet je: die twee krijgen iets met elkaar.

De Angara

De Angara

En zo geschiedt. De gevangenen uit de regio Kazan, aangevuld met een groep intellectuelen uit Leningrad, worden gedumpt langs de Angara, waar ze met minieme middelen de winter moeten zien door te komen. Dat lukt, en meer dan dat: Zoelejcha brengt een zoon ter wereld. Er worden regelmatig nieuwe ‘volksvijanden’ aangevoerd en, met Ignatov aan het hoofd,  groeit de primitieve nederzetting, waar de omstandigheden zwaar zijn, maar lang niet zo zwaar als in een kamp, uit tot een redelijk functionerend dorpje, met een schooltje, een ziekenzaaltje en een club.

Zoelejcha werkt in de keuken (ze moet de apart wonende Ignatov elke dag zijn warme eten brengen) en blijkt uitstekend te kunnen jagen. Ze mag er met een geweer op uit en voorziet de keuken regelmatig van vers vlees. Uiteindelijk zwicht ze voor de charmes van de flink aan de drank geraakte Ignatov en brengt bij hem de nachten door. Ze zet hem vervolgens ook weer aan de kant. Ignatov, die haar man vermoordde, redt daarna nog wel haar zoon, die wil ontsnappen om in Leningrad naar de Kunstacademie te gaan. Ignatov voorziet hem van papieren en behoedt hem zo voor een onvermijdelijke arrestatie.

Jachina’s debuutroman is her en der lovend besproken en werd genomineerd voor meerdere prijzen. Deels begrijpelijk, hij bevat prachtige beschrijvingen, maar is af en toe wel érg theatraal. Soms lijkt het of Jachina bij het schrijven een toekomstig filmscenario in haar hoofd had. Zo gaat Zoelejcha bessen plukken in het bos. Ze heeft haar zoontje bij zich, dat zijn eerste woordjes maar niet wil zeggen en ook alleen maar kruipt. Plots ziet Zoelejcha Ignatov – dan nog gewoon de commandant - dreigend opdoemen. Voordat die zich aan haar kan vergrijpen, verschijnt er een beer ten tonele, die op Zoelejcha’s zoontje afgaat. Zoelejcha schiet de beer door het hoofd. Na het schot spreekt haar zoontje zomaar opeens zijn eerste woordjes, komt overeind en loopt op zijn moeder af … Had Jachina dit soort taferelen vermeden, dan had ik haar boek zonder voorbehoud aanbevolen.

Recensies in het Russisch hier en hier.  Recensie in het Engels: hier.

Een familiesage ‘voor huisvrouwen van middelbare leeftijd’. Jelena Minkina-Tajtsjer beschrijft hoe de Kinderen van het 20ste partijcongres de hoop verloren.

Burt Glinn - Moskou, 1961

Burt Glinn - Moskou, 1961

“Dit soort familiesages zijn gericht op een strikt beperkte lezerskring: huisvrouwen van middelbare leeftijd en ouder, die in hun vrije tijd graag wat lezen in een pakkend boek, dat op dezelfde wijze emoties oproept als melodieën en geuren die je terugvoeren naar je jeugd.”

Zo oordeelt recensente Natasja Romanova over het boek Het Rehbinder effect van Jelena Minkina-Tajtsjer. Romanova brandt het boek niet af, maar  onverdeeld positief – dat moge duidelijk zijn – is ze niet. Is haar oordeel terecht?

Misschien mag ik mij daar niet over uitlaten, want volgens de strenge Natasja is het boek helemaal niet voor mij bestemd. Ja, ik ben van “middelbare leeftijd en ouder”,  maar val duidelijk buiten de categorie huisvrouw. Ik doe toch een poging.

Jelena Minkina-Tajtsjer

Jelena Minkina-Tajtsjer

Het Rehbinder effect (Эффект Ребиндера) staat niet alleen in zijn soort. Vergelijkbare literaire sages van Elena Katishonok, Dina Roebina en Marija Stepnova besprak ik eerder. Via de lotgevallen van een familie krijgen we de recente Russische en Sovjetgeschiedenis voorgeschoteld, vanaf, pak ‘m beet, de revolutie van 1917 tot het begin van deze eeuw. Dat lijkt een simpel procédé, maar Minkina-Tajtsjer maakt het de lezer niet makkelijk. Vult u zelf op een papiertje gaandeweg vooral de stamboom in, u raakt anders de draad kwijt.

Het perspectief wisselt bij Minkina-Tajstjer voortdurend. De personages nemen de verhaallijn als een estafettestokje van elkaar over in korte hoofdstukjes, die elk als titel een dichtregel van Poesjkin dragen. De getalenteerde muzikant en rokkenjager Leva, zijn echtgenote Tanja, hun jaloerse huisvriendin Olga, ze komen zo steeds in een ander daglicht te staan. Als lezer blijf je daardoor op afstand en écht met hen meeleven doe je daardoor maar zelden.

En het verhaal zelf … Het is ‘Dickens-light’, met kinderen uit een weeshuis, een Franse connectie, trieste sterfgevallen en onvermoede familiebanden die plots als puzzelstukjes in elkaar blijken te passen.      

Natasja – de strenge recensente – komt in Het Rehbinder effect te veel afgekloven beelden tegen (ze gebruikt het woord tags): Vysotski, die ene foto van de bebaarde Hemingway, het dichterstrio Jevtoesjenko-Achmadoelina-Vosnesenski, een zeldzame Achmatova-uitgave die ciculeert … Maar, voegt ze er meteen aan toe, je kan in een boek als dat van Minkina-Tajtsjer nauwelijks zonder.

Ondanks de bedenkingen van Natasja en mij – en hier komt mijn oordeel – is Het Rehbinder effect de moeite waard. In weinig andere boeken wordt de desillusie waarin de ‘Kinderen van het Twintigste Partijcongres’ gaandeweg worden ondergedompeld, zo beklemmend beschreven. Chroesjtsjov, brutale dichters, gedurfde films, de Beatles – het bleken voorboden van iets wat nooit zou komen. De weidse perspectieven vervagen, Leva, Tanja, Olga en de anderen blijven ronddraaien in hun kleine wereld van moeizame familierelaties, vriendschappen, affaires en jaloezie. Emigreren naar Israël (het joodse thema is in Het Rehbinder effect nooit ver weg) of Amerika brengt voor enkelen weliswaar in materiaal opzicht verlichting, maar ook daar blijft hun wereld klein.  

“Uit alle ramen weerklonk een modieuze melodie, iets buitenlands, vol van hoop en beloftes. Welke domme romanticus bij de tv zou toch hebben bedacht om met die achtergrondmuziek het weerbericht uit te zenden? Elke avond lieten ouders en buren alles liggen en richtten hun blik op een betoverend feest van anderen, gefascineerd staarden ze naar de plaatjes van de natuur (….), alsof het van groot belang was te weten wat voor weer het zou worden, alsof ze allemaal op het punt stonden op reis te gaan, ergens heen te vliegen of te varen onder de klanken van een prachtig Frans lied, dat ook nog eens Manchester – Liverpool heette!”

Bent u gevoelig voor dit soort nostalgie, dan kunt u Het Rehbinder effect gerust ter hand nemen. (Meer over bovenstaand lied en het Russische weerbericht schreef ik hier.)

Het literaire lef van Roman Sentsjin: schrijven over verdronken dorpen in Siberië – het onderwerp van zijn voorganger Valentin Raspoetin.

----------------------

De Jenisej

“Was Rusland alleen op deze aarde geweest, dan hadden we dit kunnen vermijden”… Het is de wrangste zin in het pakkende boek Zona zatoplenija (Зона затопления) van Roman Sentsjin. Sentsjin laat de zin uitspreken door schrijver Valentin Raspoetin, oud en der dagen zat, tijdens een bezoek aan een gedoemd Siberisch dorp. De bewoners worden min of meer weggejaagd, ze moeten wijken voor het stuwmeer van een nieuwe waterkrachtcentrale in de rivier de Jenisej.

Valentin Raspoetin baarde in 1976 opzien met zijn boek Afscheid van Matjora, over exact hetzelfde onderwerp: een Siberisch dorp dat onder water verdwijnt door de bouw van een stuwdam. In tijden van heilig geloof in de onderwerping van de natuur, was zijn stem in de Sovjetunie een opvallend en hoopgevend tegengeluid. De Siberische schrijver werd door menig intellectueel op het schild geheven als geweten der natie, als beschermer van een bedreigde dorpscultuur, als hoeder van Siberië en de Russische ziel.

Ook al zijn we inmiddels veertig jaar verder - je moet maar durven: een boek schrijven dat iedereen meteen naast dat van je illustere voorganger zal leggen. Doorstaat Sentsjin die vergelijking? Glansrijk.

Sentsjin (over eerder werk van hem schreef ik hier en hier) draagt Zona zatoplenija – hij kon moeilijk anders – op aan Valentin Raspoetin. Hij noemt zijn voorganger vervolgens pas op een van de laatste pagina’s bij naam, maar wanneer eerder in het boek een groepje schrijvers (in 2009) een van de bedreigde dorpen bezoekt, is duidelijk dat ook Raspoetin daarbij is. “Onder hen was ook die ene, die indertijd, in de periode van het ontwikkeld socialisme met zijn nationale, door het hele volk gedragen voorrangsbouwwerken, een boek schreef over het onder water zetten van zijn geboortegrond, in dezelfde streek, aan dezelfde rivier.”

Valenin Raspoetin

Valenin Raspoetin

Roman Sentsjin

Roman Sentsjin

Ik herlas Afscheid van Matjora, en eerlijk gezegd: waar ik het boek ooit gretig verslond, viel het me dit keer niet mee. Vaak nogal zwaar is Raspoetins symboliek en iets te veel neigt hij naar de verheerlijking van het boerenleven en van de eenvoudige, maar wijze dorpelingen. Al levert dat wel één van de scherpste observaties op van het boek, uit de mond van de bejaarde Darja. Die voegt een jongen enthousiasteling toe: “Je hebt het over machines. Dat machines in dienst van jullie werken. Ja, ja. Die werken allang niet meer voor jullie, jullie werken voor die machines.”  

De stijl van Sentsjin is aanzienlijk harder en directer dan die van Raspoetin. (Denk aan de film Leviathan van regisseur Zvjagintsev en u krijgt een idee.) Dat komt mede door zijn invalshoek. Schreef Raspoetin in de jaren zeventig vooral over de teloorgang van eeuwenoude Russische waarden, bij Sentsjin gaat het nog meer over de hopeloze strijd van het machteloze individu tegen onverschillige bureaucraten en politici. Zijn het bij Raspoetin vooral ouderen die het onderspit delven, bij Sentsjin worden ook dertigers en veertigers gebroken en geknakt.

En waar Raspoetin een punt zette – bij het afscheid van Matjora – gaat Sentsjin verder. Hoe vergaat het de verdreven dorpelingen in hun nieuwe, stedelijke omgeving? Hun ontheemding wordt pijnlijk duidelijk beschreven. Eén van hen, Aleksej, las Afscheid van Matjora als scholier. Het maakte weinig indruk. Hij las het boek nogmaals toen het lot van zijn eigen dorp bezegeld was. En nu trof het hem diep. Hoe was het mogelijk dat na zó’n waarschuwing de tragedie zich herhaalde, langs exact dezelfde lijnen. Hoe was het mogelijk dat de president de oude schrijver (Raspoetin) een onderscheiding overhandigt en met dezelfde hand het decreet ondertekent voor de bouw van nog een stuwdam. En Aleksej herinnert zich zijn onderwijzeres op school, die zo vaak had gezegd: “Literatuur leert ons lessen. Literatuur leert ons hoe het moet en niet moet, wat goed is en wat slecht.”

Valentin Raspoetin overleed eerder dit jaar. Of hij het boek van Sentjsin nog gelezen heeft, weet ik niet. Heeft hij dat wel, dan moet dat, op zijn levensavond, een bittere ervaring zijn geweest. Zijn literaire strijd blijkt vergeefs te zijn geweest en hij wordt weggezet als iemand die het contact met het volk heeft verloren – wat voor een Russische schrijver een hard oordeel is.

Aleksej was zelf aanwezig bij het bezoek van Raspoetin aan zijn dorp. Het was zijn laatste hoop geweest. Had Raspoetin zich solidair verklaard, zich bij de dorpelingen aangesloten en gezegd: ik blijf bij jullie en ga hier niet weg! … Misschien, misschien was die stem nog van invloed geweest. Maar de oude schrijver zei iets heel anders. Wanneer een oude bewoonster van het dorp uitroept: “Het is een bezetting! De vijand is gekomen!”, antwoordt hij: “Dat is niet het punt. Was Rusland alleen op de aarde geweest, dan hadden we dit kunnen vermijden. Maar er was zo’n wedloop gaande, wat konden we doen?” En Raspoetin stapt op de boot en vaart weg.

De onderwerping van de natuur om Rusland sterk en machtig te maken voor de wedloop met de boze buitenwereld … Raspoetin verspeelde de afgelopen jaren veel van zijn sympathie onder de liberale intelligentsia door nationalistische sympathieën. De manier waarop Sentsjin hem ten tonele voert en aan het woord laat, vormt bijna een afrekening. Aleksej hoort Raspoetin ook nog op tv praten, over “het volk”, dat zich heeft teruggetrokken en moe is. “Het volk is niet moe!", roept Aleksej naar de tv. “Het is de weg kwijt! Wat hadden we kunnen doen? Zeg het!”        

Valentin Raspoetin Matjora Russische literatuur Siberië

----------------------

Zona zatoplenija (zatoplenija = inundatie) en Afscheid van Matjora vormen samen natuurlijk een prachtig onderwerp voor een literaire studie. Hierbij nog wat thema’s die daarbij aan bod kunnen  komen – en die ik hier verder buiten beschouwing laat, want dit is een simpel weblog en dit stuk is al behoorlijk aan de lengte:

- De symboliek van de begraafplaats bij Raspoetin en Sentsjin
- De natuurbeschrijvingen bij Raspoetin en en Sentsjin
- “In Rusland is een schrijver meer dan een schrijver.”

Er is trouwens nog een boek dat zich in dit verband nadrukkelijk opdringt: Volja volnaja, van Viktor Remizov. Siberië, natuur/milieu, de machteloze dorpeling … Maar dat wordt alles bij elkaar misschien wat veel van het goede.

Tenslotte merk ik nog even op dat in Zona zatoplenija, net als in Volja volnaja én in de film Leviathan, de muziek van Michail Krug voorbijkomt. Тенденция, однако!

Aanvulling: Ik vergat in bovenstaand stukje, vreemd genoeg, te vermelden dat Sentsjins boek gebaseerd is op gebeurtenissen rond de bouw van de waterkrachtcentrale van Bogoetsjansk. En mocht u nog niet overtuigd zijn dat het boek de moeite waard is, leest u dan ook even deze Russische recensie

Met ‘Volja volnaja’ schreef Viktor Remizov de literaire tegenhanger van de film Leviathan

Wie de film Leviathan de moeite waard vond en het Russisch machtig is, mag Volja volnaja van Viktor Remizov niet ongelezen laten. De overeenkomsten tussen film en boek zijn groot, zo groot dat je af en toe denkt: wie heeft hier bij wie leentjebuur gespeeld? Maar die gedachte kan meteen terzijde worden geschoven. Film en boek weerspiegelen simpelweg dezelfde realiteit: een genadeloze, gecorrumpeerde macht die geen tegenstribbelende individuen duldt. Je hoeft als Rusissche schrijver of filmer geen leentjebuur bij elkaar te spelen om met een dergelijk panorama voor de dag te komen. Het materiaal ligt rondom voor het oprapen.

Net als de film Leviathan speelt ook het boek Volja volnaja zich af ver, ver weg van Moskou, in een dorp en de tajga in het Verre Oosten. En ook hier worden de ‘verticale tentakels’ van de machthebbers in het centrum gevoeld.

Viktor Remizov tajga corruptie politie Russische Rusland Siberië literatuur

In het dorpje Rybatsji tiert de schaduweconomie welig. Illegale handel in kaviaar en pelzen levert de lokale vissers en jagers een behoorlijk inkomen op, twintig procent van de opbrengst gaat naar de politie – iedereen tevreden. Totdat een overijverige, op promotie beluste agent (met de zeer onaangenaam klinkende achternaam Gnidjoek) het evenwicht verstoort.

Een bijna-botsing met dorpsbewoner Stepan Kobjak, die een lading kaviaar vervoert, loopt uit de hand. Gnidjoek staat op zijn strepen, er vallen schoten en Kobjak vlucht de tajga in. De chef van Gnidjoek, die weet hoe in het dorp de hazen lopen, probeert de zaak te sussen. Hij heeft trouwplannen en overweegt om met zijn vergaarde kapitaaltje naar het zuiden te verhuizen. Gnidjoek ziet opeens een prachtkans om zijn lankmoedige chef pootje te lichten. Hij meldt de  ‘misstanden’ bij de regionale autoriteiten, daar komen lijntjes uit Moskou samen (vis- en jachtlicenties zijn goud waard, de corruptie is net zo verticaal georganiseerd als de macht) en uit de hoofdstad komt een eenheid speciale troepen om Kobjak op te sporen en de ‘orde’ te herstellen.

Remizov schrijft iets te veel in sjablonen. Alle karakters die je in een dergelijk verhaal mag verwachten, komen keurig langs: de eerlijke jager, de filosoof, de Tsjetsjenië-veteraan, de rijke stedeling met heimwee naar de natuur, de agent met een knagend geweten … En steeds weer: drank, drank, ontzettend veel drank, net als in Leviathan. Eveneens in overvloed aanwezig – ook weer net als in de film: de ongenaakbare natuur. Remizov toont zich in de beschrijving daarvan geen Toergenjev, maar maakt toch invoelbaar dat een dergelijke robuuste omgeving een bepaald soort mens voortbrengt, behept met een scherpe hang naar vrijheid. (De titel, Volja volnaja – ik waag mij niet aan een vertaling - verwijst naar die vrijheidsdrang).

Viktor Remizov

Viktor Remizov

Wanneer er een lijstje komt van literatuur die je moet lezen om de Russische jaren tien voor je te zien, dan zal Volja Volnaja daarop niet ontbreken. Remizov kwam er in elk geval al mee op de korte lijst van de literaire prijs Bolsjaja kniga. Dat zal niet alleen vanwege de literaire kwaliteiten zijn, maar juist ook vanwege het tijdsbeeld dat het boek schetst. In de Russische media worden daar geen schijnwerpers op gericht. Volja volnaja is een voorbeeld van literatuur – een oude Russische traditie – die deze maatschappelijke rol op zich neemt.

Hier een Russische recensie. Hier deel 1 uit de tijdschriftvariant. En nog een klein detail uit het boek: op de radio komt op een gegeven moment een lied voorbij, het is – jawel - hetzelfde lied dat in Leviathan uit de autoradio klinkt: Vladimirski Tsentral van Michail Krug. Daar schreef ik hier over.)    

Intelligente nostalgie naar de USSR – Tatjana Moskvina beschrijft haar jeugd als Sovjet-meisje.

Tatjana Moskvina Sovjet-meisje Russische vrouwen

Haar ouders waren “kinderen van het 20ste Partijcongres”, haar oma werkte bij de NKVD. Het is het milieu waarin theatercriticus en colomniste Tatjana Moskvina (1958) opgroeide. Over haar jeugd in de Sovjetunie schreef ze een boeiend boek: Жизнь советской девушки / Het leven van een Sovjet-meisje.

Afgelopen najaar vroeg ik mijn lezers welke literaire boeken men dient te lezen om een goed beeld te krijgen van de Sovjetunie. Moskvina (haar boek was te nieuw om al genoemd te worden) verdient een plaatsje op de lijst die dat opleverde. De jaren die zijn verstreken sinds de USSR uiteenviel, geven haar blik een prettige, nuchtere afstandelijkheid. Haar directe betrokkenheid – ze schrijft tenslotte over haar eigen jeugd – geeft het boek een emotionele lading. Het levert een mengsel op dat je ‘intelligente nostalgie’ zou kunnen noemen.

De ouders van Moskvina komen uit de provincie naar Leningrad. “Provincialen die niet voor Moskou kozen, maar voor Piter, waren allemaal dromers”, schrijft ze, en dat gold zeker voor Moskvina’s vader en moeder. Ze geven zich over aan literatuur, muziek en vooral theater. Het toneelgroepje waar ze zich in verliezen, heeft alles om uit te groeien tot een evenknie van het Moskouse Taganka theater, maar in het slaperige Leningrad “groeien geen Taganka’s”. de aandacht voor dochter Tatjana schiet er nog weleens bij in, maar dan is daar nog altijd oma, kort na de dood van Stalin, zoals velen, ontslagen uit ‘de organen’. Zeer materialistisch (en enigszins drankzuchtig) heeft oma weinig op met de zweverigheid van haar dochter en schoonzoon. Tatjana op haar beurt heeft weinig op met de ideeën van baboesjka – de grootste schat die ze van haar erft is een ongebreidelde liefde voor paddenstoelen, opgedaan tijdens lange zomers op de datsja in de bossen van Karelië. 

Tatjana groeit op in simpele armoede, die ze niet voelt en die haar niet terneerdrukt. Om haar honger naar cultuur te stillen, hoeft ze nauwelijks moeite te doen. In Leningrad zijn er voor kinderen volop theaterclubjes, bioscopen vertonen genoeg interessants, het is allemaal betaalbaar en zelfs in de bossen van Karelië is de bibliotheek niet ver weg. “U had eens moeten proberen om onder het Sovjet-bewind te ontsnappen aan cultuur.” Als puber raakt Moskvina met haar vriendinnen verslingerd aan het TJoeZ, het Theater voor Jonge Toeschouwers.

Moskvina dweept geen moment met de Sovjetunie van de jaren zestig en zeventig, ze onderstreept pluspunten die voor haar generatie simpelweg tastbaar waren. Zij en haar leeftijdgenoten groeiden op onder veel betere omstandigheden dan welke voorouder dan ook. De simpele flatjes die langzaamaan beschikbaar komen, het gratis moestuintje, behoorlijk onderwijs, ook gratis … Vooral voor dat laatste is Moskvina nog altijd dankbaar.   

Paleisplein, Leningrad

Paleisplein, Leningrad

Paradoxaal genoeg zaagt de Sovjetunie door al dat onderwijs aan zijn eigen stoelpoten. De kloof tussen de door en door geïdeologiseerde staatsleer en de werkelijkheid van het leven rondom, wordt voor de jonge intelligentsia en haar kinderen-met-een-opleiding steeds moeilijker te verteren. Moskvina schrijft: “Juist in de jaren van mijn jeugd had het land een kans om afstand te doen van het dogma en te gaan leven in contact met de werkelijkheid. Maar het dogmatisme, de wanhopige trouw aan een dode letter, is een chronische Russische ziekte.”

Het leven van een Sovjetmeisje bevat tal van schetsen die het bijna tot een leerboek van een tijdperk maken. De weinig benijdenswaardige positie van de vrouw, de woningnood (Moskvina’s ouders scheiden, haar vader komt met zijn nieuwe echtgenote inwonen bij dochter en ex), de gebrekkige sexuele opvoeding, de boersige lompheid op straat en als contrast de sfeer op de universiteit – het komt allemaal voorbij. ‘God ja, weet je nog?’, denk je, wanneer ze schrijft over de bijna mythische status van ‘de Georgiërs’ en over de dienstensector met zijn eigen wetten, waar een directeur van een markt, restaurant of stomerij een rijk iemand was.

Studenten, begin jaren tachtig. (Locatie onbekend.) Toevoeging: zie commentaar. 

Studenten, begin jaren tachtig. (Locatie onbekend.) Toevoeging: zie commentaar. 

In het najaar van 1980 arriveerde ik in Voronezj voor een verblijf van een half jaar. Het was nog stil op de studentenflat, veel studenten waren nog ‘naar de aardappelen’ – nog zo’n typisch Sovjet-fenomeen. Ook Moskvina brengt met medestudenten van haar theaterinstituur een aantal weken door op en rond modderige aardappelvelden van de provincie Leningrad om te helpen bij de oogst. De ondoelmatigheid van de economie is duidelijk, de onderlinge solidariteit tussen de studenten te velde groot. De pagina’s die Moskvina aan ‘de aardappelen’ wijdt, voerden me terug naar mijn maanden op de studentenflat in Voronezj. Ook daar had je diezelfde solidariteit tussen redelijk intelligente mensen, die allemaal begrepen hoe de Sovjet-wereld buiten in elkaar stak, en die er binnen met een gitaar, drank en elkaars gezelschap het beste van probeerden te maken – en daar uitstekend in slaagden.

Intelligente nostalgie, zo noem ik dat maar.

(Binnenkort zal ook literair medewerkster Aida Smirnova een – Russisch – stukje aan dit boek wijden.)