Enkele regels als de metronoom tijdens het beleg van Leningrad

———————

Sint-Petersburg, 2018. (Foto: Egbert Hartman)

———————

Tijdens het beleg van Leningrad in de Tweede Wereldoorlog zond de lokale radio, op momenten dat er geen uitzending was, het geluid uit van een tikkende metronoom. Dat was ter geruststelling van de luisteraars, die dan wisten: er is weliswaar niemand te horen nu, maar de boel functioneert nog. 

De vergelijking gaat in heel veel opzichten heel erg mank, maar dit berichtje is ook een beetje als die metronoom: er verschijnen hier geen stukjes, maar dit weblog leeft nog. Een half jaar geleden schreef ik hier voor het laatst wat, over de kansen die keerden op de Oekraïense slagvelden en de pennen die werden geslepen. Dat bleek te optimistisch. De ineenstorting van het Russische leger die aanstaande leek, bleef vooralsnog uit. 

In de berichtgeving over de oorlog (althans in de media die ik volg en serieus neem) worden de kansen van Oekraïne op succes nog wel duidelijk hoger aangeslagen dan die van Rusland, maar ik baseer er geen voorspellingen meer op. Mijn hoop op voor Oekraïne positief nieuws is overigens niet puur en alleen op het slagveld gericht. Ik vraag me veel eerder af hoe de machtsverhoudingen binnen het Kremlin zich ontwikkelen. Hoeveel steun heeft Poetin nog? En van wie? Hoe poreus is het staketsel inmiddels waarop zijn macht rust? Klopt mijn gevoel – meer is het niet – dat de aan hem gekoppelde machtsstructuur zomaar razendsnel kan imploderen, zoals dat ook gebeurde met de CPSU rond het einde van de USSR? Dat zou dan meteen ook het einde beteken van het Russische leger in Oekraïne, díe voorspelling durf ik wel aan. 

Hoe dan ook, zolang de strijd daar voortduurt blijft het stil op dit blog, op hooguit af en toe een enkele ‘metronoom-tik’, zoals dit bescheiden stukje, na. Er zit nog leven in, de boel functioneert nog.

———————-

Sint-Petersburg, 2019. (Foto: Egbert Hartman)

———————-

De kansen op het slagveld keren, de pennen worden geslepen

———————

Komsomolsk aan de Amoer, 2017. (Foto: Egbert Hartman)

———————

Het is op dit blog niet eerder zo lang stil geweest; mijn laatste stukje dateert van alweer zo’n drie maanden geleden. Dat ging, uiteraard, over de door de Russen ontketende oorlog in Oekraïne. Je zou denken dat die door Rusland in gang gezette ramp mij tot schrijven aan zou zetten, maar het tegendeel bleek het geval. Min of meer sprakeloos – een flink toegenomen productie aan tweets daargelaten – heb ik de afgelopen maanden aanschouwd wat er zich afspeelde op het strijdtoneel, heb ik vol afkeer de duistere kanten van Rusland gadegeslagen. Dat die duistere kanten er waren, heb ik altijd wel geweten, maar dat ze in deze vorm en in deze hevigheid aan de oppervlakte zouden komen, heb ik nooit vermoed.

Sinds ik me met Rusland ben gaan bezighouden (ik ging Russisch studeren in 1975) heb ik een haat-liefde-verhouding met het land. De liefde is – excuus als dit pathetisch klinkt – het afgelopen half jaar flink geweld aangedaan. Ik zeg niet dat ik het land ben gaan haten, maar verraden voel ik me wel, met een leegte op dit blog als een van de gevolgen. Wat zou ik nog schrijven over een nieuw ontdekte schrijver, over plots opgedoken kleurenfoto’s uit de jaren vijftig, over een actiegroep in Sint-Petersburg die strijdt voor het behoud van het historisch centrum van de stad, terwijl Rusland ondertussen in een buurland dood en verderf zaait.

Святое место пусто не бывает, luidt een uitdrukking – in een kale vertaling: opgestaan, plaatsje vergaan. Op mijn leesplank ligt al wekenlang een biografie van Fazil Iskander, mijn favoriete Russischtalige schrijver uit de Sovjet-tijd, ongeopend. Ik kan me er niet toe zetten en in plaats daarvan begin ik aan weer een boek over de Bourgondiërs of Napoleon. En de ‘Russen’ zijn verdrongen door Mathijs Deen en Anjet Daanje. Ik ga niet naar Sint-Petersburg, maar struin met mijn camera door Amsterdam. Naar Russische muziek (let wel: ik cancel niks) luister ik nauwelijks nog, wel treed ik een dezer dagen toe tot een drumband met Braziliaans repertoire (als ik door de toelatings-repetities kom).   

Sovetskaja Gavan, 2017. (Foto: Egbert Hartman)

Betekent dat het einde van dit blog? Zeker niet. Nu de kansen keren op de Oekraïense slagvelden, ben ik in gedachten mijn pen aan het slijpen. En ik ben niet de enige. Mijn jaargenote (in dubbel opzicht) Judith Janssen beloofde op Twitter dat zij, zodra de Russische nederlaag een feit is, zal terugkeren naar literatuur, muziek en schilderkunst; houd haar site in de gaten.  

Mijn productie op deze plek zal wel bescheiden blijven. De meeste energie zal besteed worden aan een bundeling van stukjes die ik hier door de jaren heen schreef. Die bundel stond nog niet echt in de steigers, maar het eerste, positieve overleg met een uitgever was al gevoerd – toen Rusland het nodig vond om Oekraïne binnen te vallen. Zonder enige aarzeling trokken we de stekker uit het project, wel met de hoop om ooit verder te praten. Nu er enig zicht is op een einde aan de oorlog, is dat moment hopelijk dichterbij gekomen. Het zou mooi zijn als er verder aan gewerkt kan worden, maar eerst moet Rusland op de knieën.    

Tynda, 2017. (Foto: Egbert Hartman)

Wanneer de “plunderaars en verkrachters” terugkeren naar Rusland

———————

Nizjny Novgorod, 2018 (Foto: Egbert Hartman)

——————-

En weer keren straks soldaten terug naar Rusland die hun draai moeten zien te vinden in een samenleving die niet op hen zit te wachten. Dat gebeurde eerder na de Tweede Wereldoorlog (al werden de meesten van hen toen met feestgedruis ontvangen en viel hun later regelmatig uiterlijk ook officieel eerbetoon ten deel), na Afghanistan en na de Tsjetsjeense oorlogen in de jaren negentig. Hoe dat gaat verlopen, is voorspelbaar. De Russische samenleving, in dit soort situaties toch al geen toonbeeld van verfijning, zal er niet op vooruitgaan.

Op Facebook schreef Dmitry Chernysjev, die vanuit Tel Aviv bijna dagelijks commentaar geeft op de Oekraïense oorlog, een korte schets van wat Rusland kan verwachten (origineel in het Russisch). Of zijn optimisme in de eerste zin terecht is, doet daarbij niet ter zake; terugkeren doen de militairen vroeg of laat sowieso. Chernysjev schrijft:  

———-

En dan, na de vernietigende nederlaag, keren Poetins soldaten die in leven zijn gebleven terug naar Rusland. Plunderaars en verkrachters. Ze zullen zich voortdurend bezatten en liegen over hun heldendaden, herinneringen ophalend aan een of andere Serjoga van de compagnie*). Ze zullen hun kinderen slaan om te proberen ‘echte mannen’ van hen te maken. Ze zullen vertellen over het verraad aan het thuisfront dat hun overwinning in de weg stond. Ze zullen cadettenklassen toespreken met patriottische fabels. Ze zullen een ‘krijgsbroederschap’ organiseren, die zich al snel zal gaan bezighouden met afpersing en huurmoorden. Elk jaar op 24 februari doen ze al hun speldjes op en marcheren ze met liedjes van Gamzanov en Rozenbaoem.

Maar dat zijn degenen die terugkeren met een complete verzameling ledematen. De overigen bedelen in hun parachutistenpakje bij stoplichten om een aalmoes en lopen treinen door en houden hun hand op. Ze zullen roepen: “Ik ben gewond geraakt door fascisten aan de fronten van Cherson” en “Voor jullie heb ik mijn bloed vergoten”. Ze zullen onder hun buren Oekraïense achternamen opsporen en hen aangeven. Ze zullen alles wat ze kunnen verkopen hun flat uit slepen. Ze krijgen een miezerige uitkering en raken snel aan de heroïne.

Maar er komt ook een speciale kaste: die van de stafleden. Zij die rantsoenen hebben verhandeld en hebben gesjacherd met diesel. Zij die lang de lijsten van gesneuvelden niet hebben aangevuld en zo de soldij voor zichzelf hebben gehouden. Zij die grote partijen ‘trofee-auto’s’ uit Cherson en Marioepol hebben vervoerd. Zij die Oekraïense krijgsgevangenen hebben gemarteld. Hen zal je zonder moeite herkennen: heel hun borst zal behangen zijn met onderscheidingen.

*) Bekende officier uit de tweede Tsjetsjeense oorlog.

“Hulp voor oorlogsinvaliden en gezinnen van gesneuvelde verdedigers van het vaderland.” Wolgograd, 2019 (Foto: Egbert Hartman)

——————

Uit de commentaren onder het Facebookbericht:
- En er komen hofkroniekschrijvers en buigzame historici, die zullen opschrijven hoe het allemaal in werkelijkheid was. De illegale-wodkastokers zullen goede zaken doen, want met hun product zullen ze alles wegdrinken.

- Ja, nu wordt het fundament gelegd van de onoplosbare problemen van de kinderen en kleinzonen, die voor hun hele leven psychisch verminkt zullen zijn.

- Onvermijdelijk, dit is een van de kenmerken van de boomerang. Ik voeg er nog aan toe dat de overheid de ‘samovars’ **) opnieuw zal wegstoppen op Solovki.

- Solovki heeft hier niks mee te maken, Valaam wel.***)

- Nooit zal ik de ongelukkige knul vergeten die in de jaren 90 terugkeerde uit Afghanistan, ik woonde toen nog in Moskou. Invalide, verminkt, geen enkele hulp van de overheid, hij bedelde en dronk… […]. Het zal weer hetzelfde liedje zijn.

- Waarom zo negatief over de stafleden? Die zullen niet alleen lopen schitteren met hun onderscheidingen, die gaan zich bezighouden met de opvoeding van een nieuwe generatie, die worden verantwoordelijk voor het patriottisch werk onder de jeugd.

- Dit alles hebben we al eens meegemaakt. Maar kennelijk is dit dus die bijzondere Russische weg, op een hark stappen en in een cirkel rondlopen.     

**) Samovar: aanduiding voor een soldaat die meerdere ledematen heeft verloren.
***) ‘Samovars’ uit de Tweede Wereldoorlog werden, zo willen verhalen,  in de jaren 50 opgepakt en naar het eiland Valaam versleept, omdat ze in Leningrad het straatbeeld bedierven. Daarover (het is zeer waarschijnlijk een mythe) schreef ik eerder.

——

Wie meer wil lezen over veteranen na de Tweede Wereldoorlog, kan ik de verzamelde brieven van Viktor Astafjev aanbevelen.

——————-

Sint-Petersburg, 2017 (Foto: Egbert Hartman)

Oekraïense captain Jarmolenko geeft 'lafaards' Dzjoeba, Pavlitsjenko en Timosjtsjoek nooit meer een hand

————————-

——————-

Voetbal? Ik had niet gedacht dat ik daar op deze plek nog enige aandacht aan zou besteden, tegen de achtergrond van alle ellende die de Russische inval in Oekraïne teweeg heeft gebracht. Aan de vooravond van de wedstrijd Wales-Oekraïne, met als inzet een ticket voor het WK later dit jaar, doe ik dat toch. Ik laat Andriy Jarmolenko, de aanvoerder van het Oekraïense elftal, aan het woord.

Jarmolenko, in Londen op de loonlijst van West Ham United, spreekt zich in onderstaande video (met nog enkele andere personen uit de Oekraïense voetbalgemeenschap) uit over de oorlog en vooral over Russische topvoetballers die niet de moed hebben om zich uit te spreken tegen de oorlog. Hij gaat er, begrijpelijk, met gestrekt been in.

Ik vermoed dat de meeste lezers van dit blog weinig op hebben met sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder. Hun met name raad ik aan om in elk geval toch even de eerste 35 minuten en de laatste vijf te bekijken. Het levert misschien een nieuwe invalshoek op. In elk geval maken de woorden van Jarmolenko (Engels ondertiteld) duidelijk dat er morgenavond in Cardiff heel wat meer op het spel staat dan gewoon een overwinning in een potje voetbal.

Ik gun Wales het allerbeste, maar Oekraïne moet zondagavond winnen.

En dan schakelen we nu over naar YouTube:

———————-

De maker van de video, de Russische ex-voetballer Jevgeni Savin, zat tijdens het begin van de Russische invasie in Noorwegen. Twee dagen later heeft hij zijn gezin weggehaald uit  Rusland. Savin is eigenaar van voetbalclub Krasava, die uitkomt op het derde niveau in Rusland. De toekomst van de club is na dit interview onduidelijk geworden.

De video is van 18 april. Ik kwam hem op het spoor door een recent, uitgebreid interview met Savin in Novaja Gazeta (Russisch). Voor een korte samenvatting van de wedstrijd Schotland-Oekraïne, eerder deze week, die Oekraïne moest winnen om het beslissende duel met Wales te kunnen spelen, kunt u hier terecht. Jarmolenko tekende voor het eerste doelpunt.

Een welkome herinnering aan dat andere Rusland

———————

Sint-Petersburg (foto: Egbert Hartman)

——————————-

Rusland heeft de laatste tijd niet zo’n goede pers. Het vereist dan ook enige moed om juist nu een boek uit te brengen over dat land dat niet gaat over corruptie, maffia of oorlog, maar over het andere Rusland; dat van de banja, de kommoenalka, de datsja, de elektritsjka’s, dansles, langlaufen en het vieren van Oud-en-Nieuw. En dat dan ook nog is geschreven met een toon van vriendelijke verwondering, van iemand die haar ogen uitkijkt – en goed de kost geeft – en daarbij volop ruimte geeft aan het bevrijdende besef dat er zoveel meer is dan het aangeharkte, comfortabele Nederland.       

Uitgeverij Prometheus betoonde moed en publiceerde Een Rus als ik, ontmoetingen in alledaags Rusland van Eline Helmer. Als docente antropologie en assistente bij lessen Nederlands was Helmer (1993) verbonden aan de universiteit van de bescheiden provincieplaats Pskov, ook werkte ze als docente op het Nederlands Instituut in Sint-Petersburg en de Staatsuniversiteit aldaar. Met Een Rus als ik treedt ze in de voetsporen van Hans Boland, die docent Nederlands was in onder meer Archangelsk en zijn ervaringen eveneens boekstaafde. Daarmee houdt de overeenkomst tussen beiden wel op. Waar Boland zijn (vaak begrijpelijke) ergernissen over van alles en nog wat in Rusland ruim baan geeft, en zichzelf daarmee herhaaldelijk buiten de Russische maatschappij plaatst, leeft Helmer er ‘met open armen’.       

Ze registreert, noteert (letterlijk: tijdens haar vele busritjes “verzamelt ze gesprekken”, zoals ze dat noemt, om die meteen te noteren zodra haar tijdelijke gesprekspartner is uitgestapt) en probeert daarbij enige afstand te bewaren, zoals een antropoloog/verslaggever past. Regelmatig mislukt dat grandioos, dan stromen bevreemding, betrokkenheid en - veel minder vaak - afkeer tussen de regels door. Tot dweperij lijdt dat gelukkig nergens, Helmer behoort niet tot de Ruslandschouwers die zich met graagte verliezen in de ‘Russische ziel’; dat holle fenomeen ontbreekt in haar boek volledig.

Helmer spreekt nauwelijks Russisch wanneer ze in Pskov arriveert. Wanneer ze vijf jaar later, in januari 2020, terugkeert naar Nederland, spreekt ze de taal vloeiend en is ze ook een partner rijker. Ze beseft dat ze hier weer een plek zal moeten vinden en lijkt er niet gerust op dat dat gaat lukken, zozeer is ze prettig aangetast (mijn woorden) door een leven in een andere maatschappij, waarvan ze de verschillende lagen tijdens haar lange verblijf heeft leren aanvoelen. Dat proces laat ze de lezer meebeleven, niet eens expliciet, maar door vrij simpel verslag te doen van haar ontdekkingstocht, met een uitdijende vriendenkring, haar deelname aan de samenleving (balletles, een breiclubje) en haar vermogen om gesprekjes aan te knopen met zo’n beetje iedereen.

Natuurlijk komt de bureaucratie voorbij, de manie voor formuliertjes en bewijsjes (“ - Waar kom je vandaan? Holland? Staat niet op de lijst. Nederland ook niet. Ze scrolt verder. – Ik heb hier wel Nigeria.”) Maar het zijn de busritten in de stad die de mooiste pareltjes opleveren. Om gesprekjes uit te lokken, legt ze duidelijk zichtbaar een Nederlands boek op schoot of gaat ze zitten breien. Onvermijdelijk komt dan het moment dat een omaatje bozig uitlegt dat ze dat helemaal verkeerd doet, om het werkje over te nemen en dwingend voor te doen hoe het wel moet. En Helmer – geen oortjes in! – luistert ook naar de gesprekken rondom:

“Een oud vrouwtje stapt vlak voor mij de bus in. Dan de bus weer uit. Dan toch weer in. Net voor de bus optrekt spring ik erin. De oma is inmiddels in een heftige discussie verwikkeld met een ander oudje.
- Dit is jouw bus niet, je gaat de verkeerde kant op nu.
- Weet ik.
- Je moet er de eerstvolgende halte weer uit, en dan de 4 de andere kant op nemen.
- Weet ik.
- Mooi dom van je hoor, nu moet je weer helemaal terug.
- Weet ik
- Gaat je zeker een half uur kosten, de 4 rijdt namelijk net voorbij.
- Weet ik.
- Want de 4, die komt maar één keer in de dertien minuten.
De vrouw brengt haar gerimpelde gezicht tot vlak voor de neus van de andere oma. Ze spert haar ogen wijd open en brult:
- Weeeeeeeeet iiiiiik!”

Sint-Petersburg (foto: Egbert Hartman)

Om me maar even tot Elines bus-avonturen te beperken: fraai eindigt een rit in Sint-Petersburg met lijn 22, wanneer een man plots luidkeels gaat zingen. Is hij dronken? Maar de passagiers herkennen de melodie en zijn talent en laten hem begaan. Bij het Mariinski Theater stapt iedereen uit, behalve de zanger, de conductrice en Helmer, die stilletjes achterin zit, vlak bij de gloeiende verwarming. Bij de eindhalte stopt de man met zingen, beweegt zich richting de uitgang en stapt al half naar buiten. “We blijven hier nog wel even staan hoor, zeker een minuut of tien”, zegt de conductrice. De man keert terug naar zijn stoel en zingt verder. Ook Eline gaat weer zitten. “In een stilstaande verlichte bus om kwart over tien ’s avonds, in een Sint-Petersburg bedekt met de eerste sneeuw van dit jaar, luisteren een conductrice en ik naar het lied van de man.”  

Een Rus als ik lijkt me een bemoedigend boek voor wie, wanneer dat weer kan, voor langere tijd naar Rusland afreist. Zelf was ik tijdens het lezen in elk geval weer even terug in dát Rusland dat ik mij niet laat afnemen door de Poetins en de Lavrovs van deze wereld.         

       ——————————    

Sint-Petersburg (foto: Egbert Hartman)

Meneer de president, goeiemorgen...

———————

——————-

(Inspiratie: Boudewijn de Groot en, vooral, Lennaert Nijgh.) 

MENEER DE PRESIDENT, GOEIEMORGEN

Meneer de president, goeiemorgen,

fijn geslapen in je mooie droompaleis?

Die lijken op het slagveld, niet geborgen,

brengen jou toch als groot man niet van de wijs?

Die kraters van jouw machtige raketten,

de volle schuilkelders in weer zo’n vage stad,

Dat rare volk dat zich steeds maar blijft verzetten,

Doen je vast niet denken aan jouw Leningrad. …

Al die moeders, het is jou om het even,

in Koersk, Smolensk en Wolgograd.

Die willen weten waar hun zonen zijn gebleven,

meneer de president, ach wat.

Vanaf de allereerste dag door jou bedrogen,

gesneuveld in de verre modder en de kou.

Het waren jochies nog met bleke, bange ogen,

meneer de president, ach nou.

En als straks je fijne troepen paraderen,

ter viering van die zege ooit op 9 mei,

Met wat minder generaals om jou te eren,

trekt wat nog rest toch maar weer mooi aan jou voorbij.

Je religieuze vrienden met hun grote dromen,

de redding van het christendom zijn zij.

Brand een kaarsje met hen voor hun derde Rome

en denk daar half Europa dan nog bij. 

Waarschuw telkens weer voor het weke Westen,

waar decadentie het steeds wint van pure kracht.

Wat goed is voor het land weet jij het beste,

Vrije verkiezingen is iets waar jij om lacht.

Met rijke makkers en je tientallen miljarden,

met gas en olie voor nog minstens duizend jaar,

en je jachten, je paleizen en je garde.

En denk vooral niet aan die laatste tsaar. 

Hij beschermt ons tegen nog veel meer ellende,

voert ons terug naar onze grenzen van weleer.

Hij hoedt ons voor die bruine NAVO-bende;

onze president - zo’n peer!

————-

Hier het - niet te overtreffen - origineel:

Welke uitgeverij durft? Barmhartige Russische literatuur als tegenwicht.

———————

Narinè Abgarjan

———————-

Terwijl Poetin en de schoften rondom hem de Russische taal bezoedelen met elk woord dat er uit hun mond komt, vraag ik mij af: is er een Nederlandse uitgeverij die het aandurft om nu eigentijdse Russische literatuur uit te brengen? Het vereist enige commerciële durf, want Rusland is niet erg in de mode op dit moment, maar zou het niet goed zijn om daar overheen te stappen? Juist nu? Om te laten zien dat Rusland zo veel meer is dan oorlogsmisdaden? Dat er een taal is en een cultuur die het verdienen om te schitteren, buiten de schaduw van het geweld in Oekraïne, als tegenwicht?

Een mooi onderdeel van dat tegenwicht zou kunnen zijn: een vertaling van het boek Simon, van Narinè Abgarjan (Наринэ Абгарян), een Armeens-Russische schrijfster, die – ik vermeld het maar meteen – geen aanhanger is van het Kremlin. Abgarjan (1971) is geen nieuwkomer aan het literaire – sorry – front; tot haar eerdere werk behoort С неба упали три яблока, waarmee ze in 2016 de Jasnaja Poljana-prijs won en dat in het Engels verscheen onder de titel Three apples fell from the sky. Met Simon behoorde ze tot de finalisten van de Bolsjaja Kniga-literatuurprijs van 2021.

Simon speelt zich af in Armenië (wat aan het bovenstaande over de Russische taal en cultuur niets afdoet). In het stadje Berd (de geboorteplaats van Abgarjan) overlijdt metselaar Simon, van wie iedereen weet dat hij, getrouwd en wel, met meerdere vrouwen een romance had. En zij allen, ze zijn met z’n vieren, en ook de weduwe, komen bijeen rond zijn begrafenis. Dat zou de opmaat kunnen zijn voor een goedkoop damesromannetje, maar daar stijgt Abgarjan met haar boek ver bovenuit.  De vier vrouwen, geboren in de naoorlogse Sovjetunie, zijn beschadigd door het leven, ieder op haar eigen manier: een trauma uit de kindertijd, een ongelukkig huwelijk… Ook metselaar Simon loopt rond met scherven in zijn ziel en de band die hij aangaat met zijn geliefden is niet zomaar een verovering: het is steeds een tijdelijk verbond dat voor elk helend werkt. Simon is geen roman over “gender-misdeeldheid”, legt Abgarjan uit in een interview. “Simon is het verhaal van de totale eenzaamheid van vier vrouwen die niet opnieuw moed hadden kunnen vatten, als daar niet op een keer die ontmoeting was geweest met iemand die hen leerde om te geloven in zichzelf.”

Je zou als schrijver met zo’n thema makkelijk weg kunnen glibberen richting banaliteiten. Zo niet Abgarjan. Ze blijft op de been mede dankzij de zachtaardige ironie die haar schrijven kenmerkt. Daarmee doet ze sterk denken aan Fazil Iskander (1929-2016), die toevalligerwijs als Russischtalige schrijver ook zijn niet-Russische geboortestreek (Abchazië in zijn geval) binnen de Russische literatuur een plek gaf.

Naast vriendelijke ironie is het barmhartigheid dat het proza van Abgarjan kenmerkt. En juist dat is wat het ‘officiële’ Russisch van dit moment zo pijnlijk ontbeert. Welke uitgeverij geeft dit andere, rijke, barmhartige Russisch met een Nederlandse vertaling een podium? het zal dan nog wel enige tijd duren voordat zo’n uitgave in de winkel ligt, maar ik vrees dat de behoefte aan dit andere Russisch ook dan nog wel bestaat. Italië ging ons met zo’n vertaling in elk geval al voor.