Ivan Toergenjev en Pauline Viardot: een driehoeksverhouding als Europese kruisbestuiving

——————————-

Ivan Toergenjev (1818-1883)

Pauline Viardot (1821-1910)

——————————-

Voor Ivan Toergenjev heb ik altijd een zwak gehad. Los van de pracht van zijn boeken, híj was de schrijver bij wie ik opeens besefte: je hebt zojuist niet zo maar losse Russische woorden zitten spellen, nee, je hebt een paar hele zinnen achter elkaar gelezen, een hele alinea! In een Russisch boek! Dat had me net zo goed met Lev Tolstoj kunnen overkomen, wiens Russisch echt niet lastiger is, maar het gebeurde me dus bij Toergenjev. De voldoening die ik daarbij voelde is me altijd bijgebleven. Kom ik zijn naam tegen, dan zie ik me weer zitten op mijn kamertje op de studentenflat aan de Utrechtse Ina Boudier Bakkerlaan. Ik was, aan de hand van Toergenjev, een drempel over.

En dan was er nog die verhouding van hem, zijn obsessie, met die Franse zangeres Pauline Viardot. Hij reisde haar achterna, naar Parijs, Londen, Baden-Baden. Zij was keurig getrouwd, Toergenjev woonde in bij het echtpaar, of ergens niet ver weg. Het verschafte hem een melancholiek aureool van gekwelde romantiek: een Russische landheer, de vele ongemakken van het reizen in die tijd trotserend, om maar in de buurt van zijn onbereikbare liefde te zijn.

Ah, Toergenjev!, dacht ik dan ook, toen ik hem tegenkwam in mijn lokale boekenwinkel. Of nee, het was geen ‘denken’, het kwam meteen weer boven, die studentenkamer, en Viardot, zoals ook een geur je onverwacht kan terugvoeren naar van alles. Ik had het boek Europeanen. Het ontstaan van een gemeenschappelijke cultuur van Orlando Figes opgepakt. Ik kende Figes van zijn eerdere, lezenswaardige boeken over Russische thema’s. En ik wist van het bestaan van Europeanen. Het was al een tijdje geleden verschenen, ik had er een recensie over gelezen, maar die had me niet tot aanschaf verleid. Op de achterflap las ik dat Toergenjev, Pauline Viardot en haar echtgenoot Louis in het boek centraal stonden. Dat zal ongetwijfeld ook in die recensie hebben gestaan, maar nu had ik het boek in mijn handen en de kassa was vlakbij…

Europeanen is een prachtboek, ook, lijkt me, voor de lezer die geen speciale herinneringen heeft aan Toergenjev. In gang gezet door de aanleg van een snel uitdijend spoorwegennet, voltrekt zich in het Europa van de 19de eeuw een globalisering die de culturele elites dichter bij elkaar brengt. Muziek en literatuur vinden hun weg naar de podia en de lezers van landen die nu te bereizen zijn. Een operagezelschap uit Parijs kan optreden in Berlijn, een operaster als Pauline Viardot kan haar status – ze bedingt enorme honoraria – te gelde maken in Londen en Sint-Petersburg (al is de reis naar de Russische hoofdstad nog wel een beproeving, een deel moet nog over de weg.) Uitgeverijen (van boeken en bladmuziek) ontwikkelen zich tot concerns met vestigingen in de provincie en grote buitenlandse steden. Nieuwe druktechnieken zorgen ervoor dat succesvolle boeken en populaire liederen uit opera’s snel verspreid kunnen worden. Europese samenwerking op het gebied van auteursrecht leidt tot stabielere inkomsten voor componisten en schrijvers, al blijven roofdrukken en schandalig slechte vertalingen een plaag – Toergenjev strijdt er zijn hele leven tegen.

Toergenjev speelt een belangrijke rol in de kruisbestuiving tussen de Europese culturen. “Hij woonde uit persoonlijke motieven in Parijs, maar diende zijn land in Europa”, zo citeert Figes Maksim Kovaleski. “Er was geen Rus actief in de letteren, kunst of muziek, of Toergenjev had hem of haar ooit geholpen.”*) In omgekeerde richting spant hij zich in, samen met Viardot, om de Franse en Duitse cultuur in Rusland te verspreiden. Dankzij hun netwerk (samen met dat van Viardots echtgenoot Louis, een erkend specialist op het gebied van beeldende kunst) leveren ze een flinke bijdrage aan de culturele eenwording van het continent.  

Orlando Figes

En alsof dat niet al boeiend genoeg is, komt daar dus ook nog het leven van Toergenjev tussendoor. Een biografie is Figes’ boek beslist niet, maar er komt genoeg aan bod om de rijzige gestalte van de schrijver reliëf te geven: de financiële problemen (Toergenjev was een onbeholpen landeigenaar), zijn ontluikend schrijverschap, zijn steeds centralere rol in de Russische literaire wereld, de onenigheid met Tolstoj (die hij wel hielp om Oorlog en Vrede in het Frans vertaald te krijgen), de controverse rond zijn roman Vaders en Zonen die hem zeer kwetste, de vriendschappen met Franse schrijvers, en vooral natuurlijk die intrigerende relatie met Pauline Viardot. Ik had in mijn hoofd dat Toergenjev daar vooral een meelijwekkende rol in speelde, maar dat blijkt maar ten dele waar. In elk geval was de aantrekkingskracht wederzijds en de omgang bij tijden zeer waarschijnlijk veel intiemer dan ik wist. Op 26 juni 1849 noteerde Toergenjev in zijn dagboek dat hij “voor het eerst met Pauline” was geweest. Dat kan van alles betekenen, merkt Figes terecht op, maar er zijn meer aanwijzingen dat de verlangens van Toergenjev niet enkel werden opgekropt. Het heeft er zelfs schijn van dat Pauline een zoon van hem had. Toch voelde hij zich regelmatig afgewezen. “Ik voel me voortdurend een stuk vuil dat men vergeten heeft weg te vegen”, schreef hij aan een vriend. Hij was het zat om “op de rand van andermans nest te zitten”. Toch was het vooral Pauline die hem, wanneer hij is uitgeteerd door allerlei kwalen, verzorgde tijdens zijn laatste maanden. Na Toergenjevs overlijden reisde haar dochter Claudie met de kist mee naar Sint-Petersburg en woonde daar de begrafenis bij. De reis – een postume triomftocht met bij tussenstops menigtes op de perrons – kon inmiddels geheel per trein worden afgelegd.

Omdat Toergenjev en het echtpaar Viardot zo’n belangrijke rol speelden in het culturele leven van hun land en hun levens zo verknoopt raakten, vormen zij voor Figes de ideale kapstok bij zijn brede schets van de culturele beïnvloeding over de 19de-eeuwse grenzen heen – een proces overigens dat menigeen gaandeweg te ver vond gaan. Werd het specifieke van de eigen cultuur niet veel te veel bedreigd? Die sceptici werden niet veel later min of meer op hun wenken bediend: de Eerste Wereldoorlog maakte aan de welwillende kruisbestuiving voorlopig een eind.

Het is nogal wrang dat Figes’ boek verscheen in de schaduw van brexit. Na het Britse besluit om de Europese Unie te verlaten, koos hij ervoor om zijn Duitse nationaliteit weer aan te nemen. “Deze gebeurtenis, die toen ik aan dit boek begon te werken nog niemand had kunnen voorzien en zelfs ronduit ondenkbaar leek, heeft het schrijven ervan des te urgenter gemaakt. Ik hoop dat dit boek kan dienen als een herinnering aan de verbindende kracht van de Europese beschaving. Europese landen die zich hiervan afkeren, doen dat op eigen risico.”        

*) Maksim Kovalevski, Herinneringen aan Toergenjev (1908)

—————————-

Europeanen. Het ontstaan van een gemeenschappelijke cultuur verscheen in het Engels onder de titel The Europeans: Three lives and the making of a Cosmopolitan Culture. De Nederlandse vertaling is van Toon Dohmen. Uitgeverij Nieuw Amsterdam.

Slachtoffers Stalinterreur verplaatst naar het heden – met een Nederlands accent

———————-

——————-

Het procédé is simpel, het effect groot. De Moskouse kunstenaar Chasan Bachajev kwam op een site over slachtoffers van de Stalinterreur een foto tegen van een zekere Tamara Litsinskaja, geëxecuteerd in 1937. Hij werd getroffen door haar blik en uitstraling. Hij plakte haar zwart-witbeeltenis (na haar arrestatie gemaakt door de NKVD) digitaal op een kleurenfoto van heel iemand anders uit onze tijd. Het was de eerste collage van een reeks. Slachtoffers als Tamara Litsinskaja lijken tijdgenoten van ons, ze zijn plots dichtbij gekomen en zijn een stuk minder ‘abstract’.

Nikolaj Falman

Kozma Grigorjev

Raisa Botsjlen

Jevgenija Voskresenskaja, lerares (geëxecuteerd op 29-12-1937)

Dat was ook het idee van Bachajev, wiens familie (hij heeft Tsjetsjeense wortels) niet ongeschonden uit de Stalintijd is gekomen: het lot van de onschuldig vertrapten onder de aandacht brengen van hun huidige leeftijdgenoten, laten zien hoezeer de jongeren van toen lijken op die van nu. Hij kreeg veel meer reacties dan verwacht, en niet alleen positieve. Is het niet smakeloos, om die slachtoffers zo te ‘gebruiken’? En hebben de nabestaanden wel toestemming gegeven? Bachajev ziet het vooral als manier om de nagedachtenis levend te houden. En ontstemde nabestaanden – er heeft zich voor zover ik weet nog niemand bij hem gemeld –  biedt hij “uiteraard” zijn excuses aan.

Pavel Grochovski

Vsevolod Mejerchold

Oleg Korzoen

Dat hij zich vooral richt op mooie, jonge mensen (dat verwijt krijgt hij ook), alsof ouderen niet ook hebben geleden, beaamt Bachajev. Zijn doel is niet om alle leed uit die tijd te verbeelden. “Ik heb medelijden met allemaal. Maar mooie, jonge gezichten zijn toegankelijker. Ik voeg af en toe nieuwe foto’s toe. En kom ik charismatische gezichten tegen van oude mensen, dan breng ik die ook over naar onze wereld.” (Dat laatste heeft hij inmiddels gedaan met regisseur Vsevolod Mejerchold; zie hierboven). En dan is er nog het verwijt van professionele fotografen dat de bewerkingen er slordig uitzien, dat de verhoudingen niet altijd kloppen. Die fotografen, aldus Bachajev, hebben er niks van begrepen. “Was ik een fotoshop-expert geweest, dan had je de personen uit dit project zo op straat kunnen tegenkomen. Maar dan hadden ze de kijker niet meer geraakt. Nu heb je op de foto’s het verleden en heden samen.”

————————

Chasajev begon met zijn project in 2017. Zijn foto’s plaatst hij op Facebook, op een pagina waar op verschillende manieren wordt geprobeerd om de herinnering aan de Stalinterreur niet te laten verdwijnen in de mist van de tijd. Ik keek rond op die pagina en mijn oog viel op een foto van drie zusjes. Er stond iets bij over hun lot, iets over “kamp Westerborg” (лагерь Вестерборг), en ik begreep, ondanks het foutje in de naam van het kamp, natuurlijk meteen dat we hier met drie Nederlandse zusjes te maken hadden. Maar wat was dan de band met de Stalinterreur? Bachajev legt het zelf bij de foto uit: repressie en genocide zijn een internationaal verschijnsel. “Opnieuw kon ik hier niet aan voorbijgaan zonder weer die beklemmende wens te voelen die levens terug te brengen, al is het maar in deze vorm.”

Waar had Bachajev deze foto gevonden? En wie waren die drie meisjes? Dat ik mijzelf die laatste vraag stelde, was een beetje vreemd, want, zo begreep ik vrij vlot, ik had die foto eerder gezien. (Tja, dat geheugen, als je wat ouder wordt…). En wel in het boek Dansen met de vijand, van Paul Glaser. Het zijn de in Sobibor vermoorde Sara, Miep en Frieda Glaser, nichtjes van Roosje Glaser, de hoofdpersoon van het boek. Er blijkt van Dansen met de vijand een Russische vertaling te zijn (dat was ik niet vergeten, dat wist ik gewoon niet), die onder meer online is te lezen. Een citaat daaruit staat bij de foto op Facebook. Ik neem aan dat Bachajev de foto dankzij die vertaling heeft gevonden.

Via via wees ik Paul Glaser op de gemoderniseerde foto en op Facebook plaatste hij een bedankje voor Chasan Bachajev: “Thank you for remembering the 3 cousins of my family, that are shown in the photo picture. And for expressing their rememberance in an modern and artistic way. This is one of the many stories that have to be told, not only to remember those girls but even more to stimulate the awareness about how to live together in our society of today and tomorrow.”

——————

Linksonder Chasan Bachajev. Rechts meer van zijn beelden, begeleid door de onvolprezen Joeri Sjevtsjoek.

———————-

Het V.V. Vinogradov Instituut van de Russische Taal brengt een woordenboek uit met synoniemen voor het woord ‘Navalny’.

————————-

Het V.V. Vinogradov Instituut van de Russische taal verbonden aan de Russische Acadmie van Wetenschappen, heeft een uniek woordenboek gepresenteerd, dat zijn gelijke niet kent in de wereld. De afgelopen tien jaar is er aan het woordenboek gewerkt in opdracht van de Russische presidentiële administratie.

Het bijzondere aan de uitgave is dat niet eerder een wetenschappelijke, taalkundige instelling zich heeft beziggehouden met de samenstelling van een woordenboek van synoniemen voor moeilijk uit te spreken woorden. In de uitgave zijn al eerder bekende synoniemen opgenomen, zoals: oppositie-persoon, voornoemd burger, politieke oplichter, bekende blogger e.a. Daarnaast hebben de geleerden van het instituut ook de volgende gebruiksvarianten toegelaten: overblijfsel van de jaren negentig, drone-filmer, houtdief, gespreksgenoot van Doed, slachtoffer van een kok, beboet strijdertje, vergiftigde pion, half afgemaakte CIA-agent, groen uitgeslagen Moskoviet, onzinnig iets en belangrijkste gecorrumpeerde.

Navalny tijdens een interview met Joeri Doed

Navalny kreeg in 2017 een groen ontsmettingsmiddel in zijn gezicht gegooid.

Binnenkort komt het woordenboek met een omvang van meer dan 10.000 woorden te liggen bij de persdienst van de Russische president en op de redacties van alle federale tv-stations. Het boek zal gebruikt worden als hulpmiddel bij het werk met brede lagen van de bevolking, dat tot doel heeft om van weinig betekenis zijnde maatschappelijke informatie over te brengen. Presidentieel perssecretaris Dmitri Peskov liet weten ervan overtuigd te zijn dat het nieuwe woordenboek hem zal helpen om zijn beroepswoordenschat aanzienlijk te vergroten. 

Bron: panorama.pub

—————————-

Via 'Ivan Denisevitsj' belandde ik bij Het huis van Matrjona, een kleine parel uit het oeuvre van Solzjenitsyn.

————————

———————-

In de serie ‘Boeken die ik beslist nog een keer moet lezen’ was het de beurt aan: Een dag uit het leven van Ivan Denisevitsj, de novelle waarmee Aleksandr Solzjenitsyn in 1962 voor een sensatie zorgde. Voor het eerst werd er in de officiële Sovjet-literatuur geschreven over de Stalinkampen, en niet zomaar in een voetnoot of een terzijde, nee, meteen in de vorm van een compleet verhaal.

Eerder kwam in deze serie aan bod de novelle Sofja Petrovna van Lidija Tsjoekovskaja. Ik schreef er een stukje over, want ik was er flink van onder de indruk. Helaas, dat gold niet voor Een dag uit het leven van… Het was een boek waar de Sovjet-lezer om zat te springen, het was een mijlpaal, en had Solzjenitsyn verder niks meer geschreven, dan nog zou hij een ereplaats hebben ingenomen in de Russische literatuurgeschiedenis. Maar we zijn bijna zestig jaar verder en er is al zo veel meer geschreven over de Goelag. Wanneer je bijvoorbeeld de verhalen van Varlam Sjalamov hebt gelezen, die aankomen als een mokerslag, dan doet Een dag uit het leven van… bijna vlak en kleurloos aan. *)

Uiteraard is het niet zo dat de literaire waarde van een boek bepaald wordt door de verschrikkingen die erin worden beschreven: hoe erger die verschrikkingen, hoe beter het boek. Wat mij in de weg zat, is de begrijpelijke neiging van Solzjenitsyn om zijn lezers voor te lichten. Natuurlijk wilde en moest iedereen weten wat zich al die jaren had afgespeeld in die duistere Goelag, die zo velen had opgeslokt van wie nooit meer wat was vernomen. Maar wanneer dat, nogal schematisch, is getoond en uitgelegd, aan de hand van die ene dag uit het leven van kampbewoner Ivan Denisevitsj, blijft er (nogmaals: voor de lezer uit 2020 die zich al min of meer een beeld heeft kunnen vormen van de Goelag) minder over dan ik had verwacht. Ik las de laatste bladzijden diagonaal.

Toen nam ik, na enig aarzelen, een uitstekend besluit. Mijn uitgave van Een dag uit het leven van Ivan Denisevitsj bevatte een tweede novelle van Solzjenitsyn: Матрёнин двор / Het huis van Matrjona, uit 1963. Moest ik daar nou ook nog aan beginnen? Bovendien, ik had dat toch al eens gelezen? Waar het precies over ging kon ik me niet meer herinneren, maar dat zegt op mijn leeftijd niet zo veel meer. Ik nam het toch ter hand en begreep al snel: dit heb ik helemaal niet eerder gelezen. (Ik had het verward met Afscheid van Matjora van Valentin Raspoetin). En ik begreep ook al snel dat ik in iets prachtigs bezig was. Hier zat de publicist Solzjenitsyn de schrijver niet meer in de weg, zoals dat in Een dag uit het leven van… zo duidelijk wel het geval was.

Het huis van Matrjona schetst een somber beeld van een Russisch dorp in de tweede helft van de jaren vijftig. Matrjona is een alleenstaande vrouw. In de Eerste Wereldoorlog raakte haar aanstaande echtgenoot vermist. Toen die onverwacht alsnog terugkeerde, was ze inmiddels met zijn broer getrouwd. Díe op zijn beurt verdween, voorgoed, in de Tweede Wereldoorlog. De teruggekeerde eerste broer, met zware wenkbrauwen, boosaardig en slecht ter been, blijft als een noodlottige schaduw een rol spelen in Matrjona’s leven. Ze probeert zich staande te houden in een dorp, waar, zoals overal op het platteland, collectivisatie en terreur een vernietigend spoor hebben getrokken. Die boodschap krijgt de lezer nergens expliciet ingewreven (dan zou de novelle ook nooit door de censuur zijn gekomen), maar druipt, dankzij het meesterschap van de schrijver Solzjenitsyn, toch van de regels af. Alleen de beschrijving al van de ‘strooptochten’ van de vrouwen in het dorp, die op zoek naar wat brandstof gestoken turf moeten stelen…  Ook de rechtschapen Matrjona doet eraan mee. Met moeite maait ze wat gras voor de geit, ziek en zwak draaft ze gehoorzaam op voor onbetaald werk in de kolchoz, en ondertussen voelt ze hoe dorpsgenoten azen op haar huis, dat immers veel te ruim is voor haar alleen. Met haar dagelijkse bezigheden op en rond het erf overstemt ze haar verbittering en geeft ze haar leven zin.  

De situatie op het Russische platteland (en in het bijzonder het lot van de Russische boerenvrouw) in de jaren na de Tweede Wereldoorlog is altijd betrekkelijk onderbelicht gebleven. In het Nederlands taalgebied zijn de documentaire Liefde is aardappelen van Aliona van der Horst en, van wat langer geleden, het boek Het verdriet van Rusland van Marius Broekmeyer indringende en waardevolle bronnen. Het Huis van Matrjona is in het Nederlands verschenen **) en valt in dezelfde categorie. En ja, Solzjenitsyn wordt wel verweten dat hij het ‘oude’ Russische dorp idealiseert. Het huis van Matrjona biedt zijn critici wat dat betreft ook wel enige munitie, zoals bijvoorbeeld de slotregels: “Wij leefden allemaal naast haar en begrepen niet dat zij die rechtschapene (праведник) was zonder wie, zoals het gezegde wil, het dorp niet kan bestaan. Noch de stad. Noch heel onze wereld.”

Ach, het zal wel, die critici. Ik sluit me liever aan bij het oordeel van Anna Achmatova en Lidija Tsjoekovskaja, die beiden Het huis van Matrjona hoger aansloegen dan Een dag uit het leven van Ivan Denisevitsj. Achmatova: “Een verbazingwekkend werk… Verbazingwekkend, dat dat kon verschijnen… Het is veel erger dan ‘Ivan Denisovitsj’, want daar kon je alles nog afschuiven op de persoonsverheerlijking (van Stalin – EH). Maar hier… Want het is niet Matrjona, maar het hele Russische dorp dat aan stukken gaat.” Tsjoekovskaja: “Hier zie je een groot kunstenaar.”

————————————

*) Dat was ook, zo meende ik, het verwijt van Sjalamov aan Solzjenitsyn; dat die een parodie had geschreven op het ‘echte’ kampleven, zoals Sjalamov dat zelf in de hel van de Kolyma had moeten doorstaan – maar dat had ik mis. Mijn uitgave van Een dag uit het leven van… bevat een uitgebreid commentaar, met daarin onder meer citaten uit een zeer lovende brief van Sjalamov aan Solzjenitsyn. Ja, schrijft hij, Een dag uit het leven van… gaat weliswaar over een “licht” kamp, maar alles is wel “waarheidsgetrouw”. Die kampen waren er ook, en de “echte” Goelag, aldus Sjalamov, sijpelt in de novelle door in de herinneringen van Ivan Denisovitsj aan een eerder, veel zwaarder kamp.)

**) In :Halverwege : zeven moderne Russen / vertaald en ingeleid door Charles B. Timmer.

———————

Aleksandr Solzjenitsyn leest Het huis van Matrjona:

Poesjkin en Tsjechov maakten plaats voor blote borsten en een kookeiland

——————————-

Links, dat keukentje in zwart-wit, en rechts, die keuken in vol ornaat, met een kookeiland en weet ik wat allemaal… Het is dezelfde locatie, hetzelfde pand: Zuilenstraat 9 in Utrecht. Er zitten alleen wel wat jaartjes tussen.

Die zwart-witfoto – het zal zo’n beetje 1978 zijn geweest. Op de tafel staan onze koffiebekertjes. Want het was ónze keuken, van óns instituut: het Instituut voor Slavische Taal- en Letterkunde van de Rijksuniversiteit Utrecht. We stommelden er de trap op, naar de twee collegezaaltjes boven, of naar de kamer van professor Meijer, de kamer van professor Van de Baar. In het grootste zaaltje zongen we, om wat lucht te blazen in de grammatica-colleges, Russische volksliedjes, met William Veder als voorzanger. Dat was hier:


Het instituut voor Slavische Taal- en Letterkunde werd ons afgepakt. Het begon ermee dat we het pand uit moesten, om te verhuizen naar de Uithof, een vergaarbak van moderne gebouwen, ver, ver buiten de stad. Al die kleine instituutjes van de universiteit, verspreid over de binnenstad, het was niet efficiënt, het was te duur. En zo trokken we weg uit het oude centrum, uit de geliefde Zuilenstraat, met de Nieuwegracht om de hoek. Dag tuin, vaarwel keukentje. 

Maar het werd nog erger, heel veel erger. We zaten nog maar goed en wel daar in De Uithof of het bericht kwam: we worden opgeheven. Vier volwaardige opleidingen Slavische Talen telde ons land, en ja (ik geef het na al die jaren met moeite toe), dat was eigenlijk wel wat veel van het goede. Ik weet niet meer hoe het verzet  tegen de opheffing werd gevoerd en of dat ooit enige kans van slagen heeft gehad. Wel herinner ik me een bittere opmerking van professor Ton van de Baar, een sneer naar ‘Leiden’. Die hadden in zijn optiek wel een heel grote streep voor, en alleen maar vanwege de aanwezigheid aldaar van de bekendste en meest welbespraakte slavist hier te lande: Karel van het Reve. 

De precieze datum van de sluiting weet ik niet meer; het was in elk geval niet lang na mijn afstuderen in 1982. (Ik had zeven jaar over mijn studie gedaan en was daarmee de snelste van mijn lichting; ook hier gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen dat het aanhalen van de efficiëntie-teugels op dit terrein misschien geen kwaad kon.)

Kijk, daar staan we, aan het einde van het eerste jaar, in de tuin, met professor Jan Meijer. Er was in die tuin toen een vijvertje, maar dat is kennelijk gedempt. Ooit viel er een Russische gastdocente in waar niemand echt dol op was, maar het was echt haar eigen schuld; ze deed een stapje te ver naar achteren. (Deze anekdote moest worden gecheckt bij enkele oud-studiegenotes; hij bleek te kloppen.)

———————

De complete geschiedenis van het pand sinds ons vertrek is mij niet bekend. Wel weet ik, dankzij makelaarssite Funda (daar komen ook alle kleurenfoto’s vandaan), dat het in juli 2019 op de markt kwam tegen een vraagprijs van 2.200.000 euro, kosten koper. Zeven maanden later werd het verkocht.

Op de foto links hieronder, in de hal, ziet u nog een stukje van de trap, die bij Funda in onnavolgbare makelaarstaal is gepromoveerd tot een “een brede eiken bordestrap die vanuit de hal vertrekt en u op de eerste verdieping brengt”. (Wij, ik schreef het al, stommelden er gewoon naar boven.)


En boven in het pand, daar raak ik bij de Funda-foto’s de weg een beetje kwijt. Er is kennelijk veel weggebikt en doorgebroken. Het heeft fraaie ruimtes opgeleverd, maar wat nu de kamer van professor Meijer was of waar de inmiddels veelgeprezen vertaler Arthur Langeveld aan dat bureautje zat – ik durf het niet te zeggen. De decoraties links aan de muur herken ik ook niet.

Rechts meen ik de kamer te herkennen, op de begane grond, waar ooit onze secretaresse Jannie haar domein had.

———————-

Ook op de Funda-foto’s zie ik een kapitale zolder, waarvan ik het bestaan nooit heb vermoed of die uit mijn geheugen is verdwenen. De bibliotheek, ja, die staat me natuurlijk nog bij. Er lagen van die literaire tijdschriften als Novy Mir en Zvezda, waar je als jonge student, met een minieme kennis van het Russisch, nog helemaal niet aan toe was. Het was ook de plek waar professor Van de Baar ooit een glansrol vervulde als veilingmeester. Tweedehands boeken gingen onder de hamer, de opbrengst was voor onze minuscule instituutsvereniging.                 

Bibliothecaris Grandner (ik hoop dat ik zijn naam goed heb geschreven) ….

… en zijn opvolger Sijmen Tol.

… en zijn opvolger Sijmen Tol.

———————

Zomaar nog wat losse herinneringen. In het grootste zaaltje boven worstelde ik mij weer eens gedachtenloos door een college Oudkerkslavisch van Van de Baar. Kennelijk bewoog ik onbewust mijn hoofd en Van de Baar was er als een havik bij: “Meneer Hartman, u knikt instemmend ‘ja’?” En in het kleine zaaltje ernaast vloog ik aan het eind van het eerste of tweede jaar met vlag en wimpel door een tentamen conversatie. Toen voelde ik voor het eerst: het komt wel goed, met dat Russisch van je.

(Met dank aan Katja van Nus, die me via Twitter wees op de foto’s bij Funda.)

—————-

De novelle ‘Sofja Petrovna’ – een live-verslag van de Stalinterreur

—————————

Lidija Tsjoekovskaja

Het waren opwindende tijden, de tweede helft van de jaren tachtig, voor wie de ontwikkelingen in de Sovjetunie volgde en Russische literatuur las. Op de golven van glasnost en Perestrojka verscheen het ene na het andere onthullende boek, waarin thema’s aan bod kwamen die tientallen jaren onder de zware steen van repressie en censuur op hun tijd hadden liggen wachten. Pristavkin, Rybakov, Sjalamov, Doedintsev… Bijna wekelijks werd er een nieuw taboe geslecht, verscheen er werk van nieuwe schrijvers of oud werk van grote namen, dat eindelijk gelezen mocht worden.

Eén werk, bescheiden qua omvang, werd daarbij maar weinig opgemerkt, terwijl het – dat weet ik nu - tot het beste behoort wat er geschreven is over de Stalinterreur (het belangrijkste thema dat in de jaren tachtig kwam bovendrijven): de novelle Sofja Petrovna, van Lidija Tsjoekovskaja. Ze schreef het in de jaren 1939-1940, het boekje kon in de USSR pas verschijnen in 1988. *)

Ik wist van het bestaan af, ik kende de titel die af en toe werd genoemd, en dacht steeds: dat moet ik toch eens een keertje lezen. Het was literair criticus Dmitri Bykov die me met een lezing over Sofja Petrovna het laatste zetje gaf: ik las het kleine boek en bleef vol verbazing achter; hoe kan het dat dit werk zo weinig furore maakte en nog steeds niet erg bekend is?

Lidija Tsjoekovskaja (1907-1996) zelf was zeker geen onbekend persoon. Als dochter van kinderboekenschrijver Kornej Choekovski verkeerde ze al vroeg in literaire kringen. Ze verwierf faam als ‘beschermengel’ van dichteres Anna Achmatova en was standvastig in haar steun aan dissidente schrijvers. Achmatova schreef met Requiem een lang dichtwerk over de donkere tijden onder Stalin, Tsjoekovskaja deed datzelfde in kort proza. Bykov noemt Sofja Petrova in zijn lezing “een rechtstreeks verslag uit 1939” (al spelen de gebeurtenissen in het verhaal zich af in 1937 en 1938). Net als Achmatova’s Requiem belicht het de ellende van de ‘achtergeblevenen’, vooral de vrouwen die wanhopig proberen te achterhalen wat er met hun gearresteerde man of kind is gebeurd. En net als Achmatova kon Tsjoekovskaja, wier man werd opgepakt, putten uit eigen ervaring.

Dat Tsjoekovskaja een ‘live verslag’ schreef (dat ze met gevaar voor eigen leven thuis bewaarde) maakt Sofja Petrovna uniek. De hoofdpersoon is een typiste, die gelukkig is met haar werk op een uitgeverij. Haar overleden man was een vooraanstaand arts, de status die het gezin ooit genoot, is onder de Bolsjewieken geen cent meer waard; het gezinshuis in Leningrad is een kommoenalka geworden, waar Sofja Petrovna met haar zoon Kolja één kamer bewoont en keuken en sanitair met andere families moet delen. Toch is ze kalmpjes tevreden, gelooft ze in het Sovjetsysteem en is er van enige wrok geen sprake. Zoon Kolja is haar oogappel en ook Kolja is een enthousiast en volgzaam burger. Hij is een veelbelovende constructeur, krijgt een baan in Sverdlovsk en zie, zijn portret belandt zelfs naast een lovend artikel op de voorpagina van de Pravda! Korte tijd later wordt Kolja gearresteerd en blijft Sofja Petrovna vol wanhoop en peilloos onbegrip achter.

Wat dan volgt is moeilijk na te vertellen. Tsjoekovskaja gebruikt er een bijna emotieloos, eenvoudig Russisch voor, misschien om haar eigen emoties in bedwang te houden. Sofja Petrovna loopt, tegen de achtergrond van het ongenaakbare Leningrad, de instanties af om iets te weten te komen over haar zoon. En overal stuit ze op eindeloze rijen van (vooral) vrouwen, die even wanhopig en vertrapt zijn als zij, die uren moeten wachten, buiten in de kou of samengepropt in bedompte ruimtes, om eindelijk bij een luikje te komen waar om informatie gevraagd kan worden – die in de regel niet wordt gegeven.

Angst hangt als een steeds zwaardere deken over de uitgeverij, zeker als de directeur wordt opgepakt. Als moeder van een ‘vijand van het volk’ voelt Sofja Petrovna de vijandigheid (“Bij ons wordt niemand zomaar opgepakt!”) toenemen. Om gedwongen ontslag met een belastende aantekening te voorkomen, vertrekt ze zelf. En ook thuis, in de kommoenalka, groeit de vijandigheid van de overige bewoners, die azen op haar kamer. Het beneemt je als lezer de adem.

Waarom is de novelle Sofja Petrovna niet algemeen bekend geworden? Terwijl het tot de beste boeken behoort die over Stalintijd zijn geschreven? Volgens criticus Bykov komt dat doordat Tsjoekovskaja de lezer geen enkele hoop biedt. Sofja Petrovna geeft uiteindelijk de strijd op, doet geen poging meer om nog iets voor haar zoon te doen en schikt zich in haar lot. Ze probeert verder onzichtbaar te blijven, doodvermoeid en verlamd door angst. Daarmee voegt ze zich bij de meerderheid van het volk dat zich ook, en nog altijd, schikt in zijn lot. En dát, aldus Bykov, lees je liever niet.

—————————-

*) De novelle is ook bekend onder de naam Опустелый дом / Het verlaten huis. Onder die titel (en met als naam van de hoofdpersoon Olga Petrovna) verscheen het in 1965 in elk geval buiten de USSR. In 1968 verscheen het als Het verlaten huis, in een vertaling van Wim Hartog.

Dit weblog - hoe nu verder

————————-

Een kleine twaalf jaar nu schrijf ik op deze plek stukjes over Rusland. Ik creëerde met mijn weblog een klein podium, weg van de dag- en weekbladen waar ik indertijd af en toe voor schreef. Geen moeizaam overleg meer met niet altijd even bereidwillige buitenlandredacties, niet langer meer leuren met je artikelen – nee, gewoon schrijven en hup, publiceren!  

Ik vond (en vind) het geweldig om op dit kleine podium mijn liefde, fascinatie en afkeer te delen die ik voel voor Rusland. Ik fungeer met zeer veel plezier als doorgeefluik: aan de ene kant dat ‘rare’ land, aan de andere kant een langzaam maar zeker gegroeid, trouw lezerspubliek, en ik daar dus tussenin. Ik schreef een of twee stukjes per week en dat zou zo doorgaan tot in lengte van dagen…

Nee – u denkt dat nu misschien – ik ga er niet mee stoppen. Maar er is wel wat aan het veranderen. De oorzaak daarvan: de fotocamera. Die trekt steeds harder aan me en houdt me weg bij mijn weblog… Helemaal gaat haar dat niet lukken, maar de frequentie van mijn stukjes (trouwe lezers hebben dat al gemerkt) is al een tijdje aan het dalen, en zal verder gaan dalen.

Rusland blijft Rusland; de onderwerpen voor af en toe weer een stukje blijven zich aandienen, daar durf ik wel wat onder te verwedden. Komt u dus vooral nog af en toe nog langs hier, ik blíjf schrijven, maar minder vaak. En wat mijn foto’s betreft: die vinden via het ANP steeds vaker hun weg naar het publiek. Mocht u het leuk vinden om niet alleen wat van me te lezen, maar af en toe ook wat van me te zien: u treft dat fotowerk van me regelmatig aan op Facebook en steeds vaker op Instagram.        

Komsomolsk aan de Amoer, 2017.