schilderkunst

Na de Goelag: de onschuldige kunstwerken van Marija Myslina - 2

———————

Eigenaardig en wrang is het, dat over Marija Myslina, een kunstenares die zulk mooi en aandoenlijk werk schiep, zo weinig bekend is. Er is een kladversie van een brief van haar hand, uit 1956, aan de Kunstenaarsbond (zie deel 1), waarin ze haar schrijnende woonomstandigheden beschrijft en om hulp vraagt. Heeft ze de brief ook werkelijk verstuurd? En heeft ze inderdaad hulp gekregen? Het is niet bekend.

De brief (de kladversie dus) roept vragen op. Myslina schrijft dat haar man in 1937 is gearresteerd en is “omgekomen in ballingschap”. Wist ze niet dat haar man, kunstenaar Vladimir Kaabak, in 1937 werd geëxecuteerd? (Kaabak wordt vermeld op een van de ‘Stalinlijsten’ van Memorial). Ze schrijft dat ze haar hele leven in Moskou heeft gewoond, terwijl ze achttien jaar in kampen en in ballingschap had doorgebracht. Trad ze, misschien toch nog angstig, maar liever niet al te zeer in detail over haar ‘beladen’ verleden, om de autoriteiten niet af te schrikken?  


Marija Myslina (1901-1974) was van eenvoudige komaf. Ze benutte de mogelijkheden die de jonge Sovjetstaat haar bood ten volle. Ze genoot een volwaardige kunstopleiding en nam deel aan tentoonstellingen. Vervolgens werd ze door diezelfde staat vertrapt, belandde ze in de Goelag, en moest ze midden jaren vijftig bijna smeken om hulp. Het is niet bekend of er van haar werk van voor de oorlog iets bewaard is gebleven.

In het tweede kamp waar Marija belandde, in het dorp Dolinskoje in Kazachstan, vond ze enig emplooi in de kampclub, waar onder meer toneelstukjes werden opgevoerd. In de jaren 1944-1946, toen ze uit het kamp was vrijgelaten, woonde ze als bannelinge in Tsjeboksary in de republiek Tsjoevasjië, aan de Wolga. Daar werd ze lid van de lokale afdeling van de Kunstenaarsbond. Het Staatsmuseum van Tsjoevasjië heeft 27 werken van Myslina in bezit, waaronder dit zelfportret.

Slechts twee van de werken die ik kon vinden, hebben een ‘staats-thema’. Een ontwerp uit 1943 voor een poster of ansichtkaart en een schets van een heldhaftig oorlogstafereel, waarvan als datering ‘jaren veertig’ wordt gegeven. Verder ontbreekt in haar werk, voor zover ik dat heb kunnen vaststellen, elke verwijzing naar politiek of ideologie. Daar zal ze haar buik van vol hebben gehad, ben je geneigd te denken. Het lijkt alsof ze is weggevlucht in dagelijkse, onschuldige stadstafereeltjes, dierenportretjes en landschapjes. Na haar terugkeer in Moskou werkte ze onder meer als illustrator van kinderboeken en tekende ze ansichtkaarten. Ze nam ook weer deel aan tentoonstellingen. De laatste jaren van haar leven was ze door ziekte aan haar bed gekluisterd.


In een artikel uit 2015 over een kleine tentoonstelling in Moskou van Myslina’s werk las ik dat haar bescheiden archief bewaard wordt in het RGALI (Russisch Staatsarchief voor Literatuur en Kunst), maar dat dit “nog lange tijd gesloten zal blijven voor lezers en onderzoekers”. Zou dat werkelijk zo zijn? En waarom dan? Bij dat archief ga ik niet aankloppen, maar ik hoop later dit jaar wel in Tsjeboksary het Staatsmuseum van Tsjoevasjië binnen te lopen.  

Marija Myslina (1901-1974)

Na de Goelag: de onschuldige kunstwerken van Marija Myslina - 1

—————-

1.jpg


Verandert er iets aan een schilderij, een tekening of wat voor kunstwerk dan ook, wanneer je meer te weten komt over de maker ervan? Over het leven dat hij of zij leidde? Lang niet altijd, natuurlijk, maar in het geval van Marija Myslina (1901-1974) beslist wel.

Zo zit ik maar te kijken naar twee Nieuwjaarskaartjes van haar, beide uit 1960. Ik heb ze al jaren op zolder liggen in een schoenendoos, met een boel andere ansichten uit de USSR. Twee kleuters, twee vogeltjes, twee ballonnetjes…  Schattige, onschuldige tafereeltjes, wat zou je er nog meer over kunnen zeggen. Maar je gaat er toch anders naar kijken, wanneer je weet dat ze werden gemaakt met dezelfde hand die vier jaar eerder onderstaande brief schreef (Ik citeer uit een kladversie):  

*****

“In 1937, na de arrestatie van mijn man, ben ik opgepakt en doorliep ik, zoals vele anderen, de kwellende weg van de verworpenen en belasterden. De rechtvaardigheid is nu in ere hersteld, ik ben gerehabiliteerd en verzoek U deze daad van rechtvaardigheid tot het einde door te voeren en mij van woonruimte te voorzien. Mijn moeder heeft me nu onderdak verschaft op een oppervlakte van 9 meter.

Ik ben kunstenaar, lid van de Kunstenaarsbond (lidmaatschapskaart No. 2003), heb aan meerdere tentoonstellingen meegedaan, zowel in de provincie als in Moskou, mijn werken bevinden zich in vier musea. Gezien mijn professionele kenmerken ben ik natuurlijk niet in staat in mijn huidige omstandigheden te werken. Ik kan zelfs geen ezel – mijn ‘werkbank’ – neerzetten, ik heb geen tafel, om maar te zwijgen over andere noodzakelijke dingen voor mijn werk.

Ik ben een geboren en getogen Moskouse. Is het toelaatbaar dat ik, nadat ik de volledige verwoesting van mijn leven heb ondergaan, mijn gezondheid heb verloren, in de stad waar ik ben geboren en mijn hele leven heb doorgebracht, in mijn oude dagen geen dak boven mijn hoofd zou hebben? Na alle beproevingen die mij ten deel zijn gevallen, verlang ik naar rust en de mogelijkheid om creatief te werken - ik ontbeer dat alles volledig.

Indertijd, in 1926, hebben mijn man en ik op eigen kosten een onbewoonbare ruimte ingericht, voor verwarming gezorgd en muren gebouwd en er een prachtig atelier voor kunstenaars van gemaakt. Die moeite hebben we dus voor iemand anders gedaan – wat onszelf betreft: een is omgekomen in ballingschap, en ik ben alleen overgebleven zonder een dak boven mijn hoofd. Ik maak geen aanspraak op dat ene onderkomen, ik verzoek u mij een kamer ter beschikking te stellen, waar ik rustig zou kunnen wonen en creatief kan werken – dat zou mij helemáál doen terugkeren tot het leven en mij de mogelijkheid geven om het Sovjetvolk met mijn kunst echt te dienen.

.. november 1956”

*****

Myslina noemt Moskou in de brief de stad waar ze haar hele leven heeft gewoond. Een nogal wrange zin, want na haar arrestatie belandde ze in het ALZJIR, een speciaal kamp voor ‘vrouwen van volksverraders’ in Karaganda, Kazachstan. Acht jaar later kwam ze vrij, maar Moskou bleef verboden terrein. Ze vestigde zich in Vladimir en mocht pas in 1955 terug naar de hoofdstad, waar ze de scherven van haar leven bijeen moest zien te rapen. *)

Gegevens over het werk van Marija Myslina zijn schaars, titels en jaartallen ontbreken vaak. Haar werk van voor de oorlog lijkt helemaal verloren te zijn gegaan.

1942

1942

*) Aanvulling:
Marija Myslina belandde in het ALZJIR (Kamp voor Vrouwen van Landverraders in Akmolinsk). Later werd ze overgebracht naar een vrouwenkamp in het dorp Dolinskoje. Op 8 december 1942 werd ze vrijgelaten uit het kamp. Tussen 1944-46 leefde ze als bannelinge in Tsjeboksary.


Deel 2.

Dranklustige schrijvers op een rij - een nieuw prachtwerk van ZOOM

———————-

Bevond ik mij in Moskou, dan zou ik mij nu onmiddellijk spoeden naar de Ljoesinovski straat, om daar, bij nummer 37, bovenstaand kunstwerk te aanschouwen. Het is van ZOOM, een kunstenaar die sinds 2015 regelmatig muren in Moskou van een vrolijk (of minder vrolijk) tintje voorziet. Een lang leven zijn de schilderingen doorgaans niet beschoren. Zie hier het lot van de beeltenis van Vasili Sjoeksjin, met (de derde tekening) nog een toevoeging van ZOOM – postuum, zou je kunnen zeggen:


Sjoeksjin verschijnt ook op de tekening boven aan dit stukje, waar hij de deur openhoudt van een drankwinkel. In de rij staan vakgenoten van de schrijver, allen met een stevig drankprobleem. De twee figuren links lijken slechts ‘bladvulling’, vervolgens herkennen we, van links naar rechts (voor twee van de tien had ik hulp nodig):

Vasili Aksjonov, Vasili Sjoeksjin, Aleksandr Tvardovski, Sergej Jesenin, Vladimir Vysotski, Sergej Dovlatov, Arkadi Gajdar, Venedikt Jerofejev, Michail Sjolochov en Olga Berggolts (de arme, verscheurde Berggolts – lees haar dagboek.)

En nog twee werken van ZOOM. Meer is hier te vinden.

Ippolit uit de film Ironija Soedby

Majakovski aan de muur. Mijn wandelingen met tekenares Alisa Joefa.

----------------


Al een aantal jaren volg ik een vrij heldere richtlijn: geen nieuwe spullen meer in huis! Nu ben ik in mijn kleine huishouden de enige die daarop toeziet, wat het eenvoudig maakt om die richtlijn af en toe te vergeten. Zo kocht ik dit jaar in Parijs een boekje dat licht geeft wanneer je het openslaat (echt design!) en op de rommelmarkt in Kazan viel ik voor een metalen kantelkalendertje (nog uit de Sovjetunie!), dat ‘klik’ zegt, wanneer je de volgende datum naar voren laat vallen. En nu – het zal wel, die richtlijn – moet ik bovenstaande tekening ik aan de muur hebben.     

Ze is gemaakt door Alisa Joefa (Алиса Юфа), een zeer productieve kunstenares, geboren in Novosibirsk en sinds een aantal jaren woonachtig in Sint-Petersburg – in een kommoenalka, naar het schijnt. Kenners van Sint-Petersburg hadden op de door mij zeer begeerde tekening natuurlijk meteen het interieur van metrostation Majakovski herkend.  


De tekening is niet representatief voor Joefa’s werk. Zou het om een tekenfilm gaan, dan hoorde je er ongetwijfeld aanzwellende, angstaanjagende muziek bij. Misschien zouden de deuren achter het meisje plots opengaan en zou ze achterover vallen op de rails van de metro, begeleid door de holle lach van Majakovski. Of hij zou misschien van de muur komen, zonder lichaam, maar met dat enorme hoofd, en dreigend afgaan op het meisje, dat met grote ogen van schrik zou verdwijnen in zijn schaduw, die opeens de vorm had aangenomen van een pistool – een verwijzing naar de zelfmoord van de dichter. Zoiets. Ook veel andere tekeningen van Joefa nodigen uit om er een verhaal bij te verzinnen, maar dat zijn vrolijke verhalen, absurdistisch soms, met een lichte sprookjessfeer, steeds met een glimlach, ver weg van die kop van Majakovski.     


Joefa (1987) illustreerde kinderboeken en verhalen van Sergej Dovlatov, maar de meeste van haar tekeningen lijken toch ‘gewoon’ uit haarzelf te komen. Alles verandert onder haar lichtvoetige blik in een onderwerp dat zich op papier laat zetten. Ik beperk me hieronder voornamelijk tot de straten van Sint-Petersburg. Al een tijdje ben ik daar niet meer geweest (ik richt me bij mijn Ruslandreizen wat meer op de provincie), maar misschien is het een idee dat ik weer eens terugga naar die stad. En dat ik dan samen met Alisa lange wandelingen ga maken, en dat zij dan mooie tekeningen maakt en ik mooie foto’s. En dat die dan naast elkaar komen te hangen. In die kommoenalka. (Wat ik al zei: ze nodigt uit tot het verzinnen van verhalen met een sprookjessfeer.)    

Alisa Joefa won eerder deze maand de ArchiGrafika in de categorie Moskou. Gevoel van een stad. Dit uitstapje naar Moskou vergeef ik haar.

Nou ja, eerst maar eens kijken of ik haar digitaal kan bereiken. Ik wil graag weten of die tekening met Majakovski nog te koop is.

-------------------


Joefa heeft geen eigen site, maar google op haar naam en je komt een overweldigende hoeveel tekeningen tegen. Deze bijvoorbeeld, een portret van Fazil Iskander. Ik vind 'm niet echt geweldig, maar het bracht me wel op een idee. Ze moet natuurlijk het verzamelde werk van Iskander illustreren!

Maar eerst die wandelingen met mij.

Het blinde meisje in het museum van Samara

-------------------

Op de tweede verdieping van het Kunstmuseum van Samara zag ik haar zitten, voor een ezel met daarop iets wat leek op een plaquette van metaal. Ze had een koptelefoon op en liet haar handen gaan over het oppervlakte. Het was, in reliëf, het schilderij Ossen van David Boerljoek, dat ernaast in het echt aan de muur hing. Ik ging zitten, keek toe en was even de weg kwijt. Medelijden, ik denk niet dat een blinde daarop zit te wachten. Maar ik kreeg tranen in mijn ogen en voelde, met al die mooie schilderijen om me heen, juist dat: een onstuitbaar medelijden. 

Er stonden vijf van dit soort reliëfschilderijen, in meerdere zalen, elk voor een ander genre, vertelde een medewerkster van het museum. Even later hoorde ik haar tegen het blinde meisje zeggen: “Wil je nog een schilderij beluisteren?” 

----------------------

Een verdieping hoger was de afdeling West-Europese kunst, drie bescheiden zaaltjes. Topstukken zag ik niet, maar wat is het leuk om ver van huis Vlaamse en Hollandse namen (Hendrik van Steenwijck de Jonge, Thomas Wijck) tegen te komen. In een hoek hing achter glas een porseleinen tafereel. Rotterdam, vermeldde het bordje - kenners van de stad brengen het kerkje ongetwijfeld meteen thuis, als het nog bestaat. Ik zei tegen de dame van de zaal (ik schreef het al eerder: verwart u deze lieve vrouwen in de Russische provincie niet met onze suppoosten): “Dat is vlak bij waar ik geboren ben.” En ze antwoordde: “Vot eto da!” (Nou ja zeg!)

Ik had meteen een persoonlijke gids voor de rest van de zalen op de derde verdieping. Daar was ook een tentoonstelling van toegepaste Japanse en Egyptische kunst, ooit bijeengebracht door de oprichter van de lokale bierbrouwerij. Ik had er geen kaartje voor. “Wilt u het echt niet zien? Het is is prachtig, hoor”, zei de lieve vrouw. “Nou, ik werp even een blik om de hoek”, zei ik. Dat deed ik, en toen ik daar zo stond, mijn blik werpend om de hoek, zei ze samenzweerderig: “Gaat u maar naar binnen, hoor, gaat u maar kijken.” Zo zag ik de toegepaste kunst van de bierbrouwer, zonder dat ik er een kaartje voor had. 

Ik kreeg het leven van de brouwer en zijn familie nog verteld en de vrouw verzuchtte, het thema onverwacht verbredend naar de wereldpolitiek, dat het zo jammer was “dat niemand van ons houdt”. “Dat valt wel mee hoor”, zei ik. “De meeste mensen bij ons zien echt wel het verschil tussen de regering van Rusland en de gewone mensen.” Dat vond ze fijn om te horen.

"Moscou tournait lentemenent sous l'avion" - Antoine de Saint-Exupéry vloog boven Moskou in de ANT-20, die een dag later neerstortte.

--------------------

Antoine de Saint-Exupéry (jaartal?)


Dat is nou wat je noemt: een leuke bijvangst. In mijn vorige stukje schreef ik over de schilder Vasili Koeptsov, de maker van De ANT-20 Maksim Gorki, een van de leukste schilderijen in het Russisch Museum in Sint-Petersburg. Met Koeptsov liep het slecht af; uit angst voor een arrestatie pleegde hij in 1934 zelfmoord. Met de ANT-20 Maksim Gorki, het grootste vliegtuig uit die tijd, afgebeeld door Koeptsov, ging het ook mis: het stortte op 18 mei 1935 neer door toedoen van een roekeloze vliegenier, die met zijn kleine toestel een stunt wilde uithalen en tegen de ANT-20 aan vloog.

Terwijl ik enig speurwerk verrichte naar de toedracht van dat ongeluk, stuitte ik op een bekende naam: Antoine de Saint-Exupéry. En wat blijkt, de auteur van Le Petit Prince, tevens  piloot, vloog op 17 mei 1935 in de ANT-20 boven Moskou, een dag dus voor de crash. Niet als piloot (dat had het verhaal nog mooier gemaakt), maar als passagier. Hij had heel wat moeite moeten doen om mee te mogen, maar uiteindelijk had hij dan toch toestemming gekregen. Hij was geen dag te laat. 

Antoine de Saint-Exupéry, die ook journalistiek werk publiceerde, verbleef enkele weken in de Sovjetunie en legde zijn indrukken vast in zes stukken voor het dagblad Paris-Soir – alle, in de originele opmaak, online beschikbaar. De Sain-Exupéry was een van de Westerse intellectuelen die het gigantische politieke, maatschappelijk experiment dat gaande was in de  USSR, weleens met eigen ogen wilden aanschouwen. Zijn artikelen in Paris-Soir zijn een apart verhaal waard. Hij gaf, voor zover mogelijk, zijn ogen goed de kost en onderscheidde zich van ‘nuttige idioten’ als Beatrice Webb en Georges Bernard Shaw, die zich een rad voor de ogen lieten draaien en terugkeerden met bijna misdadige lofzangen op de jonge Sovjet-staat.

Het artikel van De Saint-Exupéry over de ramp met de ANT-20, die aan 49 mensen het leven kostte, verscheen op 20 mei in de krant, twee dagen dus na het ongeluk. Uitgebreid beschrijft hij zijn vlucht in het indrukwekkende toestel (“l’appareil, gloire de l’aviation Soviétique”), met comfortabele stoelen, een bibliotheek, een drukkerij, een telefooncentrale (voor de communicatie tussen de bemanningsleden) en slaapplaatsen in de lange vleugels, die een spanwijdte hadden van 63 meter. Door de ruime ramen had hij een prachtig uitzicht: “Moscou tournait lentement sous l’avion.” En dan schrijft De Saint-Exupéry bijna laconiek: “Le lendemain, le Maxime Gorky n’existe plus.”

De ANT-20 leek veilig genoeg. Al twee keer had het bij feestelijkheden over het Rode Plein gevlogen (op 19 juni 1934 bij de verwelkoming van de Tsjeljoesjkins, met Stalin en Maksim Gorki onder het publiek, en op 1 mei 1935). Voor de noodlottige vlucht van 18 mei waren medewerkers met familieleden uitgenodigd van het Tsentralny Aerogidrodinamitsjeski Institoet, het door Anton Toepolev geleide constructiebureau dat de ANT-20 had ontworpen. 

Het toestel werd begeleid door twee vliegtuigjes, met in één daarvan een cameraploeg. Vermoedelijk onder druk gezet, voerde de piloot van het andere vliegtuigje voor een mooi shot een looping uit. En dat ging mis. Zijn toestel boorde zich in de ANT-20 Maksim Gorki en beide vliegtuigen stortten neer. De ANT-20 kwam deels terecht op een boerenhuis, waar twee mensen om het leven kwamen. Zij zaten, schrijft De Saint-Exupéry, net aan de thee.

De ANT-20 was bedoeld als concreet propaganda-instrument: de drukkerij kon brochures drukken die na de landing in verre oorden konden worden uitgedeeld. Ook was er een projector aan boord waarmee ter plekke films konden worden vertoond. Overwogen was om de wolken als projectiedoek te gebruiken, maar dat bleek technisch lastig. En uiteraard was het toestel op zich al een prachtig uithangbord, dat liet zien waartoe de Sovjetunie allemaal in staat was. De Saint-Exupéry: “…l’U.R.S.S. perd la meilleure preuve qu’elle possédât de la vitalité de sa jeune industrie.”    
De Fransman schrijft ook dat de ANT-20 Maksim Gorki op de fatale vlucht heen en weer naar Leningrad had moeten vliegen. Was dat gebeurd, en het toestel had over het centrum van de stad in het noorden gevlogen, dan was het tafereel dat Vasili Koeptsov op zijn schilderij van 1934 uitbeeldde, alsnog werkelijkheid geworden: de ANT-20 Maksim Gorki die over het Paleisplein vliegt.

Vasili Koeptsov - De ANT-20 Maksim Gorki (1934)

---------------

(Antoine de Saint-Exupery ontsnapte een half jaar na zijn Moskouse vlucht nogmaals aan de dood; hij overleefde een crash in de Libische woestijn. Maar zijn geluk was niet oneindig. Hij verongelukte op 31 juli 1944, nadat hij was opgestegen van Corsica voor een verkenningsvlucht.)

Het vliegtuig stortte neer, de schilder verhing zich. Het lot van Vasili Koeptsov en de ANT-20.

------------------------

Het is een van de leukste schilderijen in het Russisch Museum in Sint-Petersburg, met die titel die de trots op de technologische vooruitgang in de USSR zo mooi koppelt aan de naam van de meest gevierde schrijver uit die jaren: De ANT-20 Maksim Gorki. Het doek is van de schilder Vasili Koeptsov (1899-1935), die een grote voorliefde had voor alles wat vloog. Het toestel dat hij hier afbeeldde, de Maksim Gorki dus, heeft echt bestaan (al vloog het nooit, zoals op het schilderij, boven Leningrad), maar stortte door toedoen van een overmoedige piloot al na een paar  vluchten neer. En met Vasili Koeptsov liep het ook slecht af.

Eerst maar even die schilder. Koeptsov volgde in zijn geboorteplaats Pskov een opleiding aan de Nikolaj Fan-der-Flit School (Школа художественно-ремесленная им. Н.Ф. Фан-дер-Флита), een kunstzinnige vakopleiding, genoemd naar een vooraanstaande overheidsdienaar met een groot hart voor cultuur (en, uiteraard, met zo’n naam, een nakomeling van Hollandse immigranten, die in de 18de eeuw arriveerden in Archangelsk). Koeptsov volgde er de mozaïek-opleiding, wat goed te zien is in zijn latere schilderwerk. Zijn liefde voor de luchtvaart werd mogelijk aangewakkerd toen hij op het vliegveld van Pskov van dichtbij een Ilja Moeromets aanschouwde. Dat type vliegveld gold rond de Eerste Wereldoorlog als een wonder van techniek.

In 1918 zette Koeptsov zijn opleiding voort aan de Kunstacademie van Sint-Petersburg. Hij nam deel aan tentoonstellingen en raakte beïnvloed door Pavel Filonov en diens revolutionaire Analytische Methode. De band met de nogal anarchistisch ingestelde Filonov zou voor Koeptsov heel vervelend uitpakken.

1 Mei (1929)

Weefster (jaartal onbekend)

Vliegtuigen. Zaaien vanuit de lucht (1931)

Koeptsov is een van de weinige schilders die veel werk wijdde aan de luchtvaart. Helaas is het lastig oordelen over de precieze plaats van dat thema in zijn werk, want (afgaand op wat ik aantref op internet) zijn zo’n beetje al zijn schilderijen verdwenen. Na zijn dood belandden 150 werken in een museum in Pskov, dat tijdens de Duitse bezetting werd geplunderd. Waar Koeptsovs schilderijen zijn gebleven, is niet bekend. En dat is werkelijk doodzonde, want wat zijn de vijf doeken die ik tegenkwam, prachtig. Drie daarvan zijn inderdaad gewijd aan de luchtvaart. (Ik trof ook nog een zelfportret aan, helaas alleen in zwart-wit). *)

Zeppelin (1933)

Wat gebeurt er allemaal niet op het schilderij met de zeppelin, hier links! Kijk eens naar de kleuren op de wolken. Geen idee waar die door worden opgeroepen, maar wat geeft het. En die twee onderste vliegtuigen - daar heeft Koeptsov zich dusdanig op uitgeleefd, die zou je nu kunnen tegenkomen in een winkel met modern design-speelgoed. Ik tel twaalf vliegtuigjes die rond de statige zeppelin buitelen, maar misschien mis ik er nog eentje.  

De ANT-20 Maksim Gorki  - op het schilderij boven aan dit stuk - vliegt boven het Oeritski plein (zo heette het Paleisplein in het jaar dat Koeptsov het schilderij maakte), waar colonnes feestvierende burgers voorbijtrekken aan het Winterpaleis. Jammer dat het Lenin stadion (het huidige Petrovski stadion) net niet te zien is. Wat mij intrigeert zijn die platte, oranje rechthoekjes aan het eind van de linkervleugel en rechts tussen de voor- en achtervleugels. De mozaïek-achtige blokjes hangen zo te zien aan parachutes. Ze zullen enig gewicht hebben gehad. En dat gewoon boven de stad? Het zal dan niet zonder gevaar zijn geweest.

Bekend is dat Koeptsov in 1935 aan schetsen werkte voor een schilderij met de titel De Bolsjewieken bestormen de hemel. Het is er nooit gekomen. Op 10 oktober werd er  huiszoeking bij hem gedaan, vermoedelijk vanwege zijn banden met de allang van het ‘rechte pad’ van het socialistisch-realisme afgeweken Filonov. Diens Ideologie van de Analytische Methode, door Koeptsov met de hand overgeschreven, werd in beslag genomen, evenals boeken van Bakoenin en Kropotkin. De angst voor een arrestatie werd Koeptsov te veel en hij verhing zichzelf.

Met de door Koeptsov vastgelegde ANT-20 ging het ook al helemaal fout. Als je mystiek bent aangelegd – wat ik niet ben – zou je kunnen zeggen dat de kleine vliegtuigen die op het schilderij meevliegen met de luchtreus, daar al naar verwijzen.

Alles over het kille einde van de ANT-20 (plus een verrassende 'gast') leest u in deel 2.   

----------

*) Uit catalogi van tenstoonstellingen zijn nog wel meer titels bekend, maar de schilderijen zelf zijn (nog) niet gevonden.