Het blinde meisje in het museum van Samara

-------------------

Op de tweede verdieping van het Kunstmuseum van Samara zag ik haar zitten, voor een ezel met daarop iets wat leek op een plaquette van metaal. Ze had een koptelefoon op en liet haar handen gaan over het oppervlakte. Het was, in reliëf, het schilderij Ossen van David Boerljoek, dat ernaast in het echt aan de muur hing. Ik ging zitten, keek toe en was even de weg kwijt. Medelijden, ik denk niet dat een blinde daarop zit te wachten. Maar ik kreeg tranen in mijn ogen en voelde, met al die mooie schilderijen om me heen, juist dat: een onstuitbaar medelijden. 

Er stonden vijf van dit soort reliëfschilderijen, in meerdere zalen, elk voor een ander genre, vertelde een medewerkster van het museum. Even later hoorde ik haar tegen het blinde meisje zeggen: “Wil je nog een schilderij beluisteren?” 

----------------------

Een verdieping hoger was de afdeling West-Europese kunst, drie bescheiden zaaltjes. Topstukken zag ik niet, maar wat is het leuk om ver van huis Vlaamse en Hollandse namen (Hendrik van Steenwijck de Jonge, Thomas Wijck) tegen te komen. In een hoek hing achter glas een porseleinen tafereel. Rotterdam, vermeldde het bordje - kenners van de stad brengen het kerkje ongetwijfeld meteen thuis, als het nog bestaat. Ik zei tegen de dame van de zaal (ik schreef het al eerder: verwart u deze lieve vrouwen in de Russische provincie niet met onze suppoosten): “Dat is vlak bij waar ik geboren ben.” En ze antwoordde: “Vot eto da!” (Nou ja zeg!)

Ik had meteen een persoonlijke gids voor de rest van de zalen op de derde verdieping. Daar was ook een tentoonstelling van toegepaste Japanse en Egyptische kunst, ooit bijeengebracht door de oprichter van de lokale bierbrouwerij. Ik had er geen kaartje voor. “Wilt u het echt niet zien? Het is is prachtig, hoor”, zei de lieve vrouw. “Nou, ik werp even een blik om de hoek”, zei ik. Dat deed ik, en toen ik daar zo stond, mijn blik werpend om de hoek, zei ze samenzweerderig: “Gaat u maar naar binnen, hoor, gaat u maar kijken.” Zo zag ik de toegepaste kunst van de bierbrouwer, zonder dat ik er een kaartje voor had. 

Ik kreeg het leven van de brouwer en zijn familie nog verteld en de vrouw verzuchtte, het thema onverwacht verbredend naar de wereldpolitiek, dat het zo jammer was “dat niemand van ons houdt”. “Dat valt wel mee hoor”, zei ik. “De meeste mensen bij ons zien echt wel het verschil tussen de regering van Rusland en de gewone mensen.” Dat vond ze fijn om te horen.