literatuur

Indringende dorpsliteratuur van Anait Grigorjan en deel twee van de lezingen van Dmitri Bykov

———————-

Anait Grigorjan

Vreemd, dat in de reacties die ik tegenkwam op het boek Поселок на реке Оредеж (Dorp aan de rivier Oredezj) van Anait Grigorjan, Anton Tsjechov niet genoemd wordt. Niet dat ik Grigorjan even hoog aansla als Anton Pavlovitsj, dat zou na één enkel boek dat ik van haar heb gelezen wel erg enthousiast zijn, maar toch… Terugbladerend kom ik weer zo veel zinnen tegen, zo veel laconiek beschreven scenes waarbij Grigorjan, net als Tsjechov, tapt uit een trieste, kennelijk ongrijpbaar aan het leven verbonden onderstroom die nergens concreet wordt benoemd. Naar Moskou!, is de droom van Tsjechovs Drie Zusters. Naar de stad!, is de droom van de bewoners van het dorp aan de Oredezj, in hun geval Sint-Petersburg, honderd kilometer verderop. En ook bij Grigorjan weten wij lezers dat dat er niet van zal komen.

Dorp aan de rivier Oredezj, dat zich afspeelt aan het einde van de jaren negentig van de vorige eeuw, is vooral het verhaal van de zusjes Katja en Lenka Komarov, de twee oudsten van rond de tien jaar in een gezin met zeven kinderen en een vader en moeder die aan de drank zijn.  “Het huis van de Komarovs stond helemaal aan het eind van het dorp; oma vertelde dat er ooit een groot gezin in had gewoond, de Koeskovs of de Kislovs - ook iets met een K. En dat toen de Sovjet-macht was gekomen er iets met die Koeskovs of Kislovs was gebeurd, dat ze ziek waren geworden of zoiets, of dat ze, niet duidelijk waarom, allemaal waren weggevoerd.”

Katja en Lenka, die al niet meer naar school gaan, proberen de dag door te komen zonder de boosheid op te wekken van hun ouders, die er flink op los kunnen slaan. Ze zwerven een beetje door het dorp en proberen zich staande te houden tegenover de kinderen van de datsjniki, de stedelingen die  voor de zomer een  kamer of een huisje huren. Ze gaan eens langs bij Tatjana, de vrouw van de priester, die altijd wat te eten voor ze heeft en waar ze een warm huishouden vinden. Of ze gaan naar de winkel van Olesja Ivanna, een vrouw waar de mannen van het dorp op afkomen als bijen op de honing. Olesja, ongetrouwd en het onderwerp van boosaardige roddels, weet zich gehaat door de vrouwen en voelt, dromend van een bestaan elders, hoe het geluk haar ontglipt.

Veel gebeurt er niet in het boek, er is geen plot, geen ontknoping. Katja en Lenka proberen kibbelend kaas te maken van het leven dat hen omringt. Met fantasietjes en dromerijen gaan ze hun toekomst tegemoet, en je houdt je hart vast. Katja reageert nu al achterdochtig en agressief bij bijna elke ontmoeting – hoe kan het ook anders, want waar haalt ze het voorbeeld vandaan dat het ook anders kan. Er is geen gemeenschapszin in het dorp, nauwelijks verholen boosaardigheid voert de boventoon. Ook de priester en zijn vrouw, wel vol van goede wil, maar beiden ook het voorwerp van spot en onbegrip, staan machteloos. En beiden, zo blijkt, hebben hun eigen verdriet.

Het is ook de boosaardigheid die me deed denken aan Tsjechov, aan diens ‘hopeloze’ verhaal In het ravijn, al loopt Dorp aan de rivier Oredezj, anders dan In het ravijn, helemaal niet dramatisch af – zoals ik al zei, het loopt niet af, er ís geen ontknoping. Het is aan het schrijverschap van Grigorjan te danken dat je, ondanks de voortkabbelende uitzichtloosheid, als lezer vastgekleefd blijft aan het verhaal. Het medeleven dat je al snel voelt met de personages maakt dat je de bladzijden blijft omslaan. (Reacties van Russische lezers vindt u onder meer hier. Ze staan op de site van een internetboekwinkel, in hoeverre die onafhankelijk zijn, kan ik niet beoordelen. Een ‘echte’ recensie vindt u hier.)

—————-

Stel nu, dat er ooit eens een derde deel van Dmitri Bykovs lezingen over 50 jaar Russische literatuur zou verschijnen, over de jaren 2001-2050, zou hij dan een plekje inruimen voor Grigorjan? Het zou me niet verbazen, maar ik durf het niet te zeggen, want zijn keus bij de twee delen die er nu zijn, is  onvoorspelbaar. Ik schreef eerder over de bundel met zijn eerste serie (1901-1950) en heb inmiddels, met evenveel plezier, zijn tweede serie (1951-2000) gelezen, waarin hij opnieuw uit elk jaar één titel behandelt.

Wat dit tweede deel van zijn lezingen (verzorgd door tv-dozjd en te vinden op YouTube) voor mij extra aardig maakt, is dat er schrijvers voorbijkomen die tijdgenoten van mij zijn, die boeken publiceerden toen ik Russisch studeerde of kort daarna, toen de Perestrojka losbarstte en zij met hun werk een bijdrage leverden aan die opwindende tijd: Tsjingiz Ajtmaitov, Anatoli Rybakov, Valentin Raspoetin, om er een paar te noemen.       

Verrassend is Bykovs blik op de jaren zeventig, toch algemeen gezien als tijd van stagnatie. Hij omschrijft die periode als “de interessantste decade in de geschiedenis van de Sovjet-literatuur”. Er had zich “een compleet nieuwe Sovjet-klasse gevormd, en deze hoog opgeleide klasse was de wijste, interessantste en perspectiefrijkste in de Sovjet-geschiedenis.” (Waarbij ik moet aantekenen dat Bykov wel érg gesteld is op de overtreffende trap; dat wordt af en toe vermoeiend.) Als voorbeelden behandelt hij onder anderen Joeri Trifonov (“de belangrijkste – главный - persoon van de jaren zeventig”), Vasil Bykov, Aleksandr Solzjenitsyn en Vladimir Vojnovitsj. Vreemd vind ik wel dat Vasili Sjoeksjin niet aan bod komt, maar met slechts één titel per jaar zijn ‘afvallers’ natuurlijk onvermijdelijk. Bykov maakt deze ‘omissie’ overigens meer dan goed door Sandro uit Tsjegema van Fazil Iskander het belangrijkste (“самую значительную”) boek van de jaren zeventig te noemen. *)

Net als in deel 1 valt ook nu weer op hoezeer literatuur in Rusland verbonden is met de geschiedenis en met maatschappelijke ontwikkelingen. De rol van schrijvers is er veel groter dan bij ons, al is hun invloed in deze eeuw wel flink verminderd. Die rol zorgt er mede voor dat Bykovs lezingen (in geschreven vorm elk zo’n tien pagina’s lang) over een boek dat je niet kent of over een schrijver waar je zelfs nog nooit van gehoord hebt (in mijn geval bijvoorbeeld Galina Nikolajevna en Aleksandr Kron) toch boeiend zijn – vanwege de bredere verbanden die worden gelegd. En net als in deel 1 komen er opnieuw boeken naar voren die ik beslist nog eens moet lezen, in elk geval Предварительные итоги van Trifonov. En daar laat ik het nu maar bij, want van de titels die ik na lezing van het eerste deel op mijn lijstje heb gezet, heb ik er – u raadt het al – nog niet één ter hand genomen.     

————————

Ik probeer in mijn boekenstukjes ook steeds iets te bespreken dat niet in het Russisch is geschreven, en dat is deze keer Soviet space graphics, cosmic visions from the USSR van Alexandra Sankova in samenwerking met het Moskouse Design Museum. Ik zag een bespreking en dacht: dat moet ik hebben! Maar helaas, het valt me behoorlijk tegen. Ik heb een groot zwak voor Sovjet-beeldtaal en -architectuur, vooral uit de jaren vijftig en zestig, maar de sfeer die je daarin terugvindt, is in Soviet space graphics ver te zoeken. Mijn eigen schuld, want de afbeeldingen die ik in de bespreking zag, hadden me al kunnen waarschuwen. Het zijn omslagen en illustraties van vooral populair-wetenschappelijke tijdschriften, met een hoog science-fictiongehalte. En ik heb niks met techniek en wetenschap en nog veel minder met science fiction. Daar komt bij dat de afbeeldingen nogal flets op de pagina’s staan. Dat kan te wijten zijn aan de matige kwaliteit van de originele afbeeldingen en dus historisch kloppen, maar het komt het kijkgenot niet ten goede.

——————

*) Op 25 april 2000 schreef ik in mijn notitieboekje, de eerste drie woorden met hoofdletters:  “ONTMOETING FAZIL ISKANDER. Onverwacht klein, bijna broos, oud al, mijn held van de afgelopen vijf jaar. De simpele schrijfmachine op zijn bureau…”

In die “afgelopen vijf jaar” had ik een aantal verhalen uit Sandro uit Tsjegem vertaald, als visitekaartje van hem en mij (als vertaler), en lang gezocht naar een uitgever voor het complete epos. Het is helaas gebleven bij de uitgave van één enkel verhaal (Tali, het wonder van Tsjegem) door uitgeverij De Geus. Die 25ste april 2000 was ik Iskander in Moskou daar een aantal exemplaren van komen brengen.

———————   

Timoer Kibirov nu met twee boeken in mijn Russische boekentopvijf van de 21ste eeuw.

———————-

In mijn topvijf van favoriete Russische boeken van de 21ste eeuw staat, sinds 2010, Лада, или радость van Timoer Kibirov. Het onooglijke (qua omvang) boekje beschrijft het stille leven in een bijna verlaten dorp. De mengeling van humor, ironie en mededogen maakt het verhaal onweerstaanbaar. (Zie: mijn recensie). Nu, tien jaar later, heeft Lada, ili radost in de topvijf gezelschap gekregen van nog een boek van Timoer Kibirov: Генерал и его семья / General i ego semya (De generaal en zijn gezin). Wat omvang betreft is het van een andere orde (ruim zeshonderd pagina’s), maar ook hier vinden we weer die mengeling van ironie, humor en mededogen – plus nog veel meer.

De generaal in kwestie brengt zijn werkzame leven door in een voor buitenstaanders gesloten stadje in het noorden van Europees Rusland, ten tijde van partijleider Brezjnev. Zijn vrouw is overleden, in zijn eentje moet hij onder één dak zien samen te leven met een opstandige dochter, die, gevoed door The Beatles en gedichten van Achmatova, alleen maar minachting voelt voor de wereld van haar vader. De botsingen tussen vader Vasja en dochter Lena zijn, ondanks hun wederzijdse liefde, bitter en uitzichtloos, maar blijven voor de lezer draagbaar, dankzij Kibirovs (daar heb je ze weer) humor en mededogen. Er is ook nog een zoon, Stepa, die op het flatje een beetje ingeklemd zit “als een klein, maar niet al te trots derdewereldland tussen twee supermachten die elkaar op de horens nemen”.

Wanneer Lena van een studieverblijf in Moskou zwanger terugkeert en niet van zins blijkt om te onthullen wie de vader van haar kind is, zijn de rapen pas echt gaar. De generaal hoort de verhalen in het stadje al rondgaan, voelt de ‘schande’ op zijn schouders drukken, maar is – voorspelbaar – óm wanneer er een kleinzoon ter wereld komt. Wat niet betekent dat alles verder soepeltjes verloopt. De generaal raakt zijn dochter alsnog kwijt, aan een dienstplichtige soldaat uit zijn eigen regiment, luisterend naar de naam Bljumenbaum. Na een haastig huwelijk vertrekt het stel met kleinzoon naar Moskou. De grootste klap voor de generaal moet dan nog komen, maar daarvoor leest u het boek maar.

Kibirov geeft op prachtige wijze een beeld van de jaren zestig en zeventig, van een samenleving waar de rek uit is. Van het leven in een regimentsstadje, met zijn blat en defitsit, de alkasji, de paar bibliotheken waar dochter Lena op leeft, de vervallen propaganda-rituelen en de jeugd die een schuilplaats vindt in een eigen subcultuur.

Tot mijn verbazing kwam ik een interview met Kibirov tegen, waarin de interviewer De generaal en zijn gezin een humoristisch boek noemt. Ja, het boek zit vol humor, Kibirov laat je regelmatig lachen, maar (excuus voor de verwarring) humoristisch is het boek nou juist niet! Voortdurend voel je onder de beschrijvingen van het dagelijks bestaan, onder die botsingen van Vasja de generaal met dochter Lena en zoon Stepa, de droeve laag van een uit het lood geslagen land dat de grote klappen van de twintigste eeuw niet heeft verwerkt, van een samenleving die niet meer weet welke kant ze uit moet. Kibirov (“Ik zou niet willen dat mijn roman als humoristisch wordt gezien”) maakt de generaal geen moment belachelijk, terwijl dat voor hem toch een fluitje van een cent zou zijn geweest.

Gaandeweg komt de lezer meer te weten over het leven van de generaal, die, geboren op het platteland, de ellende van de collectivisatie, en vervolgens ook van de ‘gewone’ terreur, van zeer nabij heeft meegekregen. Dat hij het vervolgens nog geschopt heeft tot generaal en daarbij een redelijk fatsoenlijk mens is gebleven, begrijpt Kibirov (die zich in terzijdes regelmatig tot de lezer richt) zelf niet. Kibirov treedt vaker buiten het verhaal. Zo citeert hij uit brieven van de schrijver Sjolochov aan Stalin, waarin de Rode terreur in details wordt beschreven. Hij haalt het dagboek van zijn eigen vader erbij om een beeld te schetsen van het niet al te verheffende bestaan in de kazernes. En terwijl hij in niet mis te verstane woorden zijn afkeer voor het Sovjet-systeem toont, blijft hij sympathie voelen voor de generaal (“mijn arme, arme jongen”) en ook voor de dochter, die net iets te veel gelezen heeft om alle newspeak nog voor zoete koek te slikken. Uitermate bitter wordt het allemaal, wanneer bij de generaal het besef postvat dat zijn dochter eigenlijk wel gelijk heeft. De nagel aan zijn doodskist is de benoeming van Brezjnev tot maarschalk van de Sovjetunie en de plechtige onthulling van een monument voor de partijleider. “De generaal kon zich de vieze glimlach van zijn dochter voorstellen en begreep dat hij haar niets kon zeggen.” Aan het einde van zijn leven staat hij met lege handen.

Ik was op dit blog overgestapt op een andere manier van boeken beschrijven, met telkens meerdere titels in één stukje. Voor Kibirovs De generaal en zijn gezin maak ik een uitzondering. Het staat niet voor niets in mijn topvijf. Er wil mij zo gauw geen boek te binnen schieten dat de jaren van stagnatie in de USSR beter beschrijft.

——————

En wie staat er nog meer in die topvijf, naast twee keer Kibirov? De familiekronieken van Elena Katishonok, die ik hier maar even als één titel beschouw, en de twee boeken van Aleksej Ivanov over het Siberische Tobolsk ten tijde van Peter de Grote, die ik ook als één titel zie. Zo is er dus nog één plekje over in die topvijf van de 21ste, maar dat geeft niet; we hebben nog tachtig jaar te gaan.  

Lezend (tevergeefs) op zoek naar geborgenheid bij Nino Haratischwili en Vasili Sjoeksjin.

————————

Nino Haratischwili

Boeken in tijden van corona. Terwijl – ik overdrijf – de pest door de straten waart, zit je onder de schemerlamp en sla je de bladzijden om, op zoek naar een beetje geborgenheid. Dan kom het slecht uit dat je juist een boek in handen hebt dat gaat over ontheemding en geweld (Nino Haratischwili) of waarin een van je favoriete schrijvers (Vasili Sjoeksjin) deels van zijn voetstuk valt. 

In 2003 wordt een Russische officier veroordeeld wegens oorlogsmisdaden in Tsjetsjenië: Joeri Boedanov wordt schuldig bevonden aan de ontvoering van en de moord op een Tsjetsjeens meisje. De geweldsdaad in het bergdorpje, tijdens de Eerste Tsjetsjeense Oorlog, staat centraal in De kat en de generaal, de tweede roman van de in Duitsland wonende Georgische Nino Haratischwili. Van het boek verscheen eind vorig jaar een Nederlandse vertaling.

De jaren negentig van de vorige eeuw vormen het decor. In een wijd uitwaaierend verhaal schrijft Haratischwili over de ontheemding en ontwrichting, van mens en maatschappij, in delen van de voormalige USSR, en ook in de emigrantengemeenschap in Duitsland. De grootste ontwrichting (als je die ‘vriendelijke’ term mag gebruiken voor een oorlog) vindt plaats in Tsjetsjenië. In het boek komen de daders en getuigen van de moord op de Tstetsjeense Noera niet meer los van het geweld. Ze dragen het met zich mee, ook nadat de oorlog al is afgelopen, en gaan er uiteindelijk zelf aan ten onder.

De zachtmoedige Aleksandr Orlov gaat tegen zijn wil het leger in (hij moet de familietraditie in ere houden) en komt er zwaar beschadigd uit. Meedogenloos bouwt hij daarna een zakenimperium op, wat hem de mogelijkheid biedt om op zoek te gaan naar rechtvaardigheid voor de nabestaanden van Noera. Dat hij zelf betrokken was bij de moord op de Tsjetsjeense (lang blijft onduidelijk op wat voor manier), geeft zijn poging tot wiedergutmachung een extra laag. Een Duitse  onderzoeksjournalist zit hem ondertussen flink op de huid, met fatale gevolgen.   

De kat en de generaal is niet overal even positief ontvangen. Te belerend en te sentimenteel, zo oordeelde bijvoorbeeld NRC-Handelsblad. Zelf had ik wat moeite met het plot, dat gaandeweg minder geloofwaardig wordt. Haratischwili maakt dat echter meer dan goed met haar schetsen van bijvoorbeeld de emigrantengemeenschap in Duitsland, een verzameling van nostalgici die uit de tijd zijn gevallen. Wie weleens in die kringen verkeert, weet hoe treffend Haratischwili hier te werk is gegaan. Verder kan ik me zo gauw geen boek herinneren dat zo helder beschrijft wat er gebeurt met een samenleving, wanneer daar opeens onder iedereen het vloerkleed wordt weggetrokken, zoals dat de inwoners van de USSR overkwam. NRC-Handelsblad heeft het over “geschiedenislesjes” die door Haratischwili worden opgelepeld, een typering die zwaar overdreven is. Wie een idee wil krijgen van wat Rusland in het laatste decennium van de vorige eeuw is overkomen, beveel ik De kat en de generaal ten zeerste aan. De wonden zijn nog lang niet geheeld en vooral de ‘Tstsetsjeense zweer’ klopt onheilspellend verder. (Overigens werd Joeri Boedanov in 2011, twee jaar na zijn vervroegde vrijlating, in Moskou op straat vermoord.) 

Met enige aarzeling nam ik Sjoeksjin. Een eerlijke biografie (van Sergej Tepljakov) ter hand. Wist ik al niet voldoende over het gekwelde bestaan van een van mijn favoriete Sovjet-schrijvers? Over zijn gekmakende gevechten met de censuur, zijn strijd tegen de alcohol, zijn getormenteerde liefdesleven met vrouwen her en der, over zijn vroege dood op het moment dat hij niet alleen als schrijver, maar vooral ook als acteur en regisseur de weg naar het grote publiek had gevonden? Zijn succes hielp hem weinig bij zijn eeuwige getwijfel; of hij de filmwereld niet vaarwel moest zeggen en moest kiezen voor zijn schrijverschap. Kon hij niet beter weg uit Moskou om terug te keren naar zijn geboortedorp in de Altaj, om daar te schrijven, schrijven, schrijven? Sjoeksjin zat gevangen in schuldgevoel, tegenover zijn gezin dat hij verwaarloosde (als acteur/regisseur was hij voor opnames vaak wekenlang ver weg van huis), en tegenover ‘het Russische dorp’, zijn belangrijkste thema. Hij kaartte de problemen van de dorpen aan, maar deed dat wel vanuit de moderne, grote stad. Het voelde soms als verraad.

Maar tussen al dat bekende kwam ik ook wat nieuws tegen. Twee vrouwen met wie hij veel meer dan een vluchtige verhouding had, vertellen los van elkaar in duidelijke bewoordingen dat hij losse handen had en flink kon slaan. Huiselijk geweld en Sjoeksjin, de auteur van verhalen die overlopen van compassie en mededogen voor de ‘kleine’, kwetsbare mens … Het was wel al bekend (Tepljakov citeert uit eerder gepubliceerde gesprekken met beide vrouwen), maar  ik wist het niet en vond het ontluisterend om te lezen. Ik kan het niet rijmen met de kleur en toon van zijn verhalen.

Hier drie van die verhalen. Ik had de audioversie ooit op cassettebandjes en liep er met een walkman op mee door het huis. Díe versies heb ik niet kunnen vinden, maar deze mogen er ook zijn, vooral die van acteur Michail Oeljanov. Vanaf 16.19 leest hij bijvoorbeeld Osen (Herfst). (U kunt hier meelezen met de tekst.)

Het blijven prachtige verhalen, zoals Sjoeksjin er vele schreef. En ik zal me blijven herinneren hoe ik door die verhalen getroffen werd. En ook zal ik er best nog wel eens een paar herlezen, maar in mijn hoofd hebben ze nu wel een ongrijpbaar rafelrandje.

Een eerlijke biografie is een prima gids voor wie benieuwd is naar de mens achter de schrijver en filmmaker Vasili Sjoeksjin (1929-1974). Jammer voor mij is wel dat er relatief veel aandacht in besteed wordt aan Sjoeksjins werk als acteur en regisseur, terwijl hij voor mij in de allereerste plaats schrijver is. Ik kan me vergissen, maar ik denk ook dat Sjoeksjin uiteindelijk vooral als schrijver zal worden herinnerd.

——————-

Van een heel andere orde is het boek Оскорблённые чувства (Gekrenkte gevoelens) van Alisa Ganijeva. De in Dagestan geboren Ganijeva heeft in korte tijd een plekje veroverd in het Moskouse literaire establishment, als criticus, radio- en tv-presentator en ook als schrijver. De Engelse krant The Guardian gaf haar in 2015 een plaatsje op de lijst van dertig invloedrijkste Moskovieten jonger dan 30 jaar. Gekrenkte gevoelens is Ganijeva’s eerste boek zonder Kaukasisch kleurtje. Het speelt zich af in een Russische provinciestad, waar de lokale elite met touwtjes van corruptie aan elkaar vastzit. Iedereen heeft wel wát op z’n geweten en is daardoor kwetsbaar. En wanneer één jongedame, gekwetst in de liefde, voor verklikker gaat spelen, vallen de ambtenaren, directeuren en de kleine luyden om hen heen als dominostenen om.

Gekrenkte gevoelens is bedoeld als aanklacht tegen het regime van Poetin, las ik in een recensie, waarbij Ganijeva zich denkt te voegen bij Gogol en Saltykov-Sjtsjedrin – en daarbij te hoog grijpt. Dat is onzin, zo veel pretenties straalt het boek helemaal niet uit. Het is aangenaam verteerbare satire, een mengeling van een lichte detective met, vooruit, maatschappijkritiek. In de verte (heel in de verte) deed Gekrenkte gevoelens me denken aan Vladimir Vojnovitsj; soms even laconiek, maar lang niet zo scherp. Ik las het met plezier, en kwam zo even bij van Sjoeksjin en Haratischwili. (Hier nog een lezenswaardige recensie van de hand van Roman Sentsjin.)

Met weinig plezier daarentegen las ik Памяти, памяти / Pamyati, pamyati (ik weet niet hoe je dat moet vertalen) van Marija Stepanova. Uit de artikelen die ik erover las, meende ik al af te leiden dat het boek niet aan mij besteed zou zijn. Maar die artikelen waar tegelijkertijd zo lovend, dat ik dacht: laat ik het toch maar proberen. Pamyati, pamyati gaat deels over de geschiedenis van Stepanova’s familie, maar vooral over de manier waar op het menselijk geheugen werkt. Het is veel meer een filosofisch traktaat dan een familieroman. “De geschiedenis is lek geraakt, het geheugen stroomt naar buiten, en wat we daarmee nu moeten, is aan onszelf om te beslissen”, aldus een recensie van Radio Svoboda, geciteerd op de achterflap. En volgens een tweede recensie voegt Pamyati, pamyati de pre-revolutionaire cultuur, de Sovjet- en joodse wereld samen in het lot van één familie. Ik heb het er niet uit gehaald en heb het boek na 150 pagina’s (van 400) weggelegd.

—————-

Mooie boeken: Aksjonov (twee keer), Karel van het Reve, en hoe MI6 de KGB voor schut zette.

———————-

Vorig jaar verbleef ik een paar dagen in Kazan, aan de Wolga. Ik wist dat er een klein museum was, gewijd aan de schrijver Vasili Aksjonov, in het huis waar hij in de jaren 1938-1948 had gewoond. Maar ik had nog nooit iets van hem gelezen, dus nou ja, wat had ik daar te zoeken… Ik liet het museum links liggen, en daar heb ik nu spijt van. Ik las inmiddels een aantal van zijn verhalen en andere werken, verzameld in een stevige bundel met de titel Звездный билет (naar een van zijn bekendste novelles) en vond het – deels – fascinerend. De complete bundel lezen (bijna 1100 pagina’s) is voor een eerste kennismaking met Aksjonov niet nodig; ik raad in elk geval de eerste twee verhalen van de bundel aan, Коллеги/Kollegi uit 1959 en Звездный билет/Zvjozdny bilet uit 1961, en het laatste, Скажи изюм/Skazji izjoem uit 1983. (De drie titels zijn ook los te vinden.)

Het is intrigerend om te zien hoe Aksjonov (1932-2009) in die eerste twee verhalen binnen de ideologische Sovjet-lijntjes kleurt, maar daarbij toch voldoende ‘wrijving’ weet op te roepen. Op een – naar de maatstaven van nu gemeten – zeer brave manier schets hij hét thema van zijn jonge jaren: een generatie die volwassen wordt in het post-Stalintijdperk, tijdens de zogeheten dooi, en op zoek is naar de zin van het bestaan. Is dat het streven naar persoonlijk geluk? Het nastreven van de grote, zuivere Sovjet-idealen? Of kan dat beide tegelijkertijd? Het is een teken van gedegen schrijverschap dat Aksjonov die vraagstukken met een boeiend plot weet op te dienen, zonder dat de lezer van nu afhaakt, geërgerd door alle ideologische ballast. Daarbij helpt het wel, wanneer die lezer enige weet heeft van de maatschappelijke en historische context van toen; je moet verder kunnen kijken dan het verhaal zelf –  Sovjetlezers deden dat van nature.     

Aksjonov schrijft met alle oprechtheid over zijn eigen generatie, en dat maakt zijn vroege werk zo boeiend. “De samenleving maakte zich los uit de modder en Stalins verschrikkingen en Aksjonov was de belangrijkste stilist van al die veranderingen”, schreef de Literatoernaja Gazeta naar aanleiding van zijn 75ste verjaardag.

De vroeger jaren zestig staan bekend als een periode van hoop en optimisme, maar de  aanhoudende communistische retoriek kan veel van Aksjonovs leeftijdgenoten, en een aantal van zijn personages, al niet meer inspireren. Zelf keert hij zich gaandeweg af van de toch weer steeds strakkere officiële lijn en wanneer in de tweede helft van de jaren zestig de duimschroeven echt worden aangedraaid, met onder meer processen tegen dissidenten, belandt hij als vanzelf in het kamp van het ‘verzet’. In Скажи изюм beschrijft hij een onderdeel van die strijd. Hij voert een groep fotografen ten tonele, die in eigen beheer, buiten de censuur om, een album willen publiceren. Het kat-en-muisspel met de KGB, de verhoudingen tussen de fotografen onderling en de sfeer binnen de intellectuele underground van eind jaren zeventig worden pakkend en met humor beschreven. Jammer alleen dat het verhaal gaandeweg iets te absurdistisch wordt. Скажи изюм is een sleutelroman en geeft indirect de gebeurtenissen weer rond de literaire almanak Metropol. De betrokkenheid bij die almanak kostte Aksjonov uiteindelijk zijn staatsburgerschap, dat hem in 1980 werd ontnomen terwijl hij in de VS verbleef. Tien jaar later kreeg hij het weer terug.

—————————

Tijdens zijn jaren in Amerika gaf Aksjonov aan enkele universiteiten colleges over Russische literatuur. Een aantal van die colleges verscheen afgelopen jaar in de bundel Лекции по русской литературе/Lektsii po roesskoj literatoerje, een zeer prettig leesbaar boek, dat je – aan de hand van een ingewijde – meeneemt naar het literaire Rusland van de jaren zestig. Aksjonov is een gouden bron, die met ‘hoorbaar’ plezier vertelt over de ontwikkelingen die hij mede gestalte gaf. En weer zijn daar die jaren van hoop, met de spannende boeken die verschenen, de Westerse muziek (jazz!, Yves Montand!) en kunst (Picasso!) die opeens, zij het mondjesmaat, toegankelijk werden voor de jonge generatie. Tal van schrijvers komen aan bod, met velen was Aksjonov bevriend, met velen hoopte hij op echt betere tijden. Mooi zijn de ironische, maar niet onvriendelijke portretten die hij schetst van de dichters Jevtoesjenko en Vosnesenski, die de status kregen van popsterren, maar te lang bleven hangen in hun rol van ‘angry young men’. Solzjenitsyn, de dorpsschrijvers, de literaire tijdschriften, ze komen allemaal aan bod, net als de strijd tegen de grijze bureaucraten van de Schrijversbond en de hogere apparatsjiki binnen de partij. Die strijd wordt uiteindelijk verloren, ook door Aksjonov.

———————

Het is ook in die jaren zestig dat een jonge medewerker van de KGB gedesillusioneerd raakt, zijn geloof in de communistische idealen verliest en zich ‘bekeert’ tot de Westerse normen en waarden: Oleg Gordievsky. Hij werkt zich op tot ‘rezident’ in Londen, de hoogste KGB-post in de Engelse hoofdstad, maar is dan allang dubbelspion. Jarenlang speelt hij informatie door aan de Engelsen, die waardevoller wordt naarmate hij stijgt in de rangen. Gordievsky wordt verraden door een CIA-medewerker en wordt teruggeroepen naar Moskou. Het net sluit zich, maar onder de ogen van de KGB ziet hij nog net kans MI6 te waarschuwen (door met een westers boodschappentasje bij een bakkerij te gaan staan – een jaren eerder afgesproken teken). Een ook al jaren eerder bedacht ontsnappingsplan wordt in werking gezet… Ik heb niks met thrillers en spionageboeken, maar dit is een geval apart. Een geweldig verhaal.

———————-

Is het nodig om een boek van Karel van het Reve aan te bevelen? Voor mijn generatiegenoten die de Sovjetunie hebben meegemaakt, beslist niet, maar hoe zit dat met de jeugd van tegenwoordig? In Karel van het Reve voor gevorderden zijn uiteenlopende stukken van de Leidse professor samengevoegd: lofzangen op Willem Elsschot en Toergenev, de beroemde Huizinga-lezing van 1978 waarin hij de literatuurwetenschap fileert, monkelende schimpscheuten aan het adres van Freud en Dostojevski en schetsen uit zijn tijd als correspondent in Moskou. Uiteraard zijn het vooral zijn ‘Russische’ teksten die mij aanspreken. “’s Middags een pakje verstuurd. Het pakjespostkantoor in Moskou is minstens zo interessant als de grote Landbouwtentoonstelling, waar ik trouwens nooit ben geweest.” Waarna een sublieme beschrijving volgt van de wijze waarop hij een pakje naar Amsterdam verstuurd krijgt, waarbij door de kordate juffrouw achter het loket bruine lak, een laken en een naaimachine worden ingezet. Van het Reve leerde in Moskou Andrej Amalrik kennen en bouwde met de jonge dissident een bijzondere relatie op. Het hoofdstuk over hem raakte me flink, mede doordat ik Amalrik een tijdje heb meegemaakt – al was dat zeer oppervlakkig – tijdens diens verblijf in Utrecht. Amalrik komt in Spanje bij een auto-ongeluk om het leven. Van het Reve beschrijft een mortuarium in Madrid, met vele dodenkamers. “Op elke deur hangt een kaartje met de naam van de dode. Daar heb ik Andrej voor het laatst gezien. Zijn naam was de Spanjaarden kennelijk te moeilijk. Er stond alleen maar ‘ruso’. “

Volgens mij is dit boek helemaal niet bestemd voor ‘gevorderden’. De titel zou moeten luiden: Karel van het Reve voor beginners. Jongelui, op naar de boekhandel!

————————            

Stagnerend Rusland, opstand in Norilsk, heimwee naar Leningrad – drie boeken.

—————————

Arnout Brouwers maakte onlangs in de Volkskrant, in een artikel over de ‘nieuwe’ Ruslandstrategie van minister Blok, gewag van een veelal westers gerichte bevolking in Rusland, “die – los van de greep van het Kremlin – het land ingrijpend aan het veranderen is”. Vladimir Inozemtsev zal dat, getuige de sombere analyse in zijn boek Nesovremennaja strana (Niet-modern land) een veel te optimistische bewering vinden. 

Econoom en politicoloog Inozemtsev windt er, in heldere en bedachtzame taal, geen doekjes om: het niet-moderne Rusland raakt technologisch en economisch hopeloos achterop en is in een tijd van globalisering steeds minder bij machte om te concurreren. Rusland, vervuld van revanchisme en heimwee naar het verloren Sovjet-imperium, zit vastgepind in de groep van verliezers. De schuldige (Inozemtsev spreekt in dit verband van landverraad) is een elite, die zich niet verantwoordelijk voelt voor de staat (государство), maar die de staat gebruikt als verdienmodel. Die elite, niet geïnteresseerd in de ontwikkeling van een kennis-economie, zet onvoldoende in op innovatie en isoleert zich van de buitenwereld. Ze is slechts bezig met de verdeling van de overvloedige opbrengsten uit grondstoffen en heeft geen enkele baat bij verandering. Stabiliteit is het toverwoord en wat dat betreft kunnen de machthebbers en hun trawanten, aldus Inozemtsev, rustig slapen.

Kenmerkend voor een moderne maatschappij is, nog steeds volgens Inozemtsev, een effectieve interactie tussen overheid en individu, en ook op dat gebied blijft Rusland achter. De Russische burger beschikt niet over kanalen om de machthebbers onder druk te zetten. Problemen worden opgelost middels corruptie en connecties. Vakbonden hebben geen invloed, politieke partijen zijn lege hulzen. Georganiseerde protestacties zijn schaars en hebben nauwelijks effect. Inozemtsev spreekt in dit verband van een geatomiseerde, individualistische samenleving. Een opvallende diagnose (‘individualistisch’ is een etiket dat meestal juist, en zeker door Rusland, op het Westen wordt geplakt), maar eentje die de spijker op de kop slaat. 

Een uitgebreide Russische bespreking van Inozemtsevs boek vindt u hier.

———————

Van een heel andere orde, geschreven in wat minder toegankelijk Russisch, is Vosstanie (Opstand) van journalist/schrijver Nikolaj Kononov. Daarin wordt het loodzware levenspad beschreven van Sergej Solovjov, een van de leiders van de befaamde opstand van gevangenen in Norilsk in 1953. Solovjov liet bij zijn overlijden in 2009 nauwelijks documenten na en had zich eerder ook slechts mondjesmaat uitgelaten over zijn verleden. Kononov maakte gebruik van memoires van anderen en kreeg ook hulp van Memorial, de onvolprezen organisatie die de schijnwerpers op de Stalin-terreur gericht blijft houden. Kononov hanteert een vrij ongebruikelijk procedé: hij verplaatst zich in Solovjov en schrijft in de ik-persoon. Solovjov raakt in de Tweede Wereldoorlog krijgsgevangen, sluit zich aan bij het Russisch Bevrijdingsleger van generaal Vlasov, weigert mee te doen aan acties tegen partizanen, belandt in concentratiekamp Natzweiler, ontsnapt, leeft na de oorlog enkele jaren in Charleroi, keert terug naar de USSR in de ijdele hoop zijn familie terug te zien, wordt in 1949 voor zijn desertie veroordeeld tot 25 jaar kamp, is een van de aanstichters van de mislukte opstand in Norilsk, belandt in Kolyma, waar een vluchtpoging mislukt; nadat hij zich met twee maten maanden heeft schuilgehouden in oude mijnschachten, wordt hij gepakt. In 1955 wordt hij opnieuw tot 25 jaar veroordeeld, en die straf zit hij uit. Zo ver gaat Kononov in zijn boek (aangeduid als ‘documentaire roman’) niet mee met Solovjov; hij zet een punt na diens mislukte vluchtpoging in Kolyma. Vosstanie staat op de korte lijst van de literaire premie NOS.

Een bespreking van Kononovs boek vindt u hier, een interview met de schrijver hier.

———————-

Wie twijfels zet bij het nut van culturele en wetenschappelijke contacten met Rusland, dient onverwijld het zeer prettig leesbare Van Leningrad naar Sint-Petersburg. Nederlandse herinneringen aan een wonderlijke stad aan te schaffen. Onder redactie van Arthur Langeveld en Wil van den Bercken (die beiden ook een bijdrage leverden) schrijven enkele vooraanstaande Ruslandkenners over de tijd die zij, steeds in het kader van wetenschappelijke of culturele contacten, doorbrachten in Ruslands tweede stad, variërend van enkele maanden tot meerdere jaren. De kennis die zij van land en taal opdeden, is nog altijd onbetaalbaar.

In het kader van mijn studie verbleef ook ik langere tijd in Rusland, en al was dat niet in Leningrad, maar in Voronezj, de verhalen in het door Pegasus uitgegeven boek zijn voor mij een feest van herkenning. Stikjaloers ben ik op Hella Rottenberg, die tijdens een 1-mei-demonstratie een portret van Leonid Brezjnev mocht dragen! Ik liep ooit mee in een demonstratie in Voronezj, samen met medebewoners van mijn studentenflat. Wij riepen – we hadden al een borreltje op – onze eigen leuze: “Leve de eendrachtige samenwerking tussen de Sovjet-arbeiders en de Hollandse bourgeoisie!”, gevolgd door een luidkeels: hoera! Ook leuk, maar het zinkt in het niet, potverdorie, bij dat Brezjnev-portret van Hella. Mooi ook om over het contrast te lezen tussen het verstilde Leningrad uit de studietijd van Langeveld en Van den Bercken, en het steeds woeligere Sint-Petersburg tijdens het verblijf aldaar van Aai Prins. En wist u dat de gordijnen in het eerste onderkomen van het NIP, het Nederlands Instituut, de goedkeuring konden wegdragen van niemand minder dan Jan des Bouvrie?

Een ding viel me wel een beetje tegen, bij de beschrijving van de studentenflats waar men indertijd verbleef: het gemiep van mijn ‘lotgenoten’ over het feit dat men in Leningrad zijn of haar kamer met een of twee anderen moest delen. Nou ja, zeg! Wij, in Voronezj, deelden ons bescheiden aantal vierkante meters met z’n vieren!   

“Leve de eendrachtige samenwerking tussen de Sovjet-arbeiders en de Hollandse bourgeoisie! Hoera!” (Mocht Hella mij een foto kunnen leveren waarop zij Leonid Brezjnev torst, dan wordt die hier natuurlijk onverwijld geplaatst.)

Lermontov zingen met een bijl op schoot - niet doen

———————

————————-

Prachtig!, was het eerste wat ik dacht toen ik bovenstaande mannen hun lied hoorde inzetten. Prachtig!, dacht ik bij de eerste maten. Maar gaandeweg, naarmate zij zich daar op hun stoeltjes door hun tekst heen werkten, begon er iets te knagen…

Gezongen wordt hier het gedicht Vychozjoe odin ja na dorogoe , van Michail Lermontov, een van de bekendste werken uit de Russische literatuur. Het zijn regels vol vertwijfeling, over een voorvoelde, bijna gewenste dood. De tekst en de Nederlandse vertaling van Marko Fondse staan onder aan dit stukje.

Is dit een gedicht (over de vertwijfeling van een enkeling) dat je moet laten zingen door een groep van tien mannen, meerstemmig, die erbij zitten alsof ze, op het nonchalante af, even pauzeren tussen de alledaagse bezigheden door? Met een bijl – links – op je schoot? Het oogt alles bij elkaar als een pose. Duidelijk is bovendien te horen dat er een galm aan het geluid is toegevoegd. Akoestisch gezien zitten ze niet onder de douche, maar het scheelt niet veel. Het klopt niet. De opname komt van een YouTube-kanaal. Ik heb daar even rondgekeken en steeds, bij elk lied, is er die toegevoegde, lichte galm.  

Ja, de stemmen zijn echt mooi, de harmonieën fraai, ze komen snijdend bij je binnen. Maar het is een soort vocale krachtpatserij die je wegvoert van de tekst. Lermontov wordt hier weggeblazen. Ik moest denken aan het tegenovergestelde, aan een van mijn favoriete Russische zangers, Oleg Pogoedin. Dit leek me nu precies het soort tekst voor hem. En zie, hij heeft het op zijn repertoire staan (even doorklikken naar YouTube):

Oordeelt u zelf. Kiezen we voor Pogoedin of voor de jongelui buiten op hun stoeltjes? Voor mij is de keuze niet moeilijk.

Er zijn meer uitvoeringen. (De muziek is overigens van Elizaveta Sjasjina, 1805-1903). Nog iemand die het gedicht met gepaste ingetogenheid brengt, is Anna German. Ook mooi, maar is het storend dat een gedicht dat zo nauw verweven is met de zieleroerselen van een jongeman, gezongen wordt door een vrouw? Of maakt dat niet uit? Wringt dat alleen wanneer je het gedicht en Lermontovs geschiedenis kent? 

————————-

Hebben we het over op muziek gezette gedichten, dan kan ik het zeer door mij geliefde Letnii sad van Anna Achmatova niet ongenoemd laten. Ze kijkt erin terug op een leven, zoals alleen zij dat kan. Ik ken er maar één muziekversie van, gezongen door Valentina Ponomarjova (muziek: Joelija Silajeva, 1964). Het begint goed (al vraag ik me wel af waarom er zo veel lucht moet worden meegeblazen bij die eerste woorden), maar dan gaat het toch nog mis. Waarom wordt er niet een simpele gitaar of viool aan toegevoegd, in plaats van die kille, kunstmatige, elektronische klanken? En die idiote uithalen aan het eind … Alsjeblieft zeg. Dat kan je de arme aanwezigen bij je crematie (ik heb geen plannen, maar ik vind draaibaarheid bij die gelegenheid wel een passend criterium voor smaak) toch niet aandoen?

Hier Anna Achmatova die het gedicht zelf voorleest.

———————-

Hieronder eerst het gedicht van Lermontov, gevolgd door dat van Achmatova

Heel alleen ben ik op weg getogen;
't Stenig pad blinkt door de nevelglans.
't Niets speurt God. De nacht is onbewogen.
Ster met ster spreekt aan de hemeltrans.

Heel de hemel een plechtstatig wonder!
Hoe de aarde slaapt in 't klaarste blauw...
Maar wat drukt mij dan, waar lijd ik onder?
Wat toch maakt dat ik zo smacht en rouw?

Ik verwacht toch niets meer van het leven;
noch voel ik om het verleden spijt.
Werd mij vrijheid nu en rust gegeven
in te slapen in vergetelheid!

 Nee, niet met de slaap van graf en koude...
Maar zo in te slapen en voorgoed,
dat de borst nog zachtjes rijzen zoude
en de leefkracht sluimert in 't gemoed;

dat een zoete stem, mijn oor betoovrend,
mij bij nacht en dag van liefde deunt;
en een eik, met altijd groenend lover,
donker, ruisend naar mij overleunt.

Vertaling: Marko Fondse

Выхожу один я на дорогу;
Сквозь туман кремнистый путь блестит;
Ночь тиха. Пустыня внемлет богу,
И звезда с звездою говорит.

В небесах торжественно и чудно!
Спит земля в сиянье голубом...
Что же мне так больно и гак трудно?
Жду ль чего? жалею ли о чем?

Уж не жду от жизни ничего я,
И не жаль мне прошлого ничуть;
Я ищу свободы и покоя!
Я б хотел забыться и заснуть!

Но не тем холодным сном могилы...
Я б желал навеки так заснуть,
Чтоб в груди дремали жизни силы,
Чтоб, дыша, вздымалась тихо грудь;

Чтоб всю ночь, весь день мой слух лелея,
Про любовь мне сладкий голос пел,
Надо мной чтоб, вечно зеленея,
Темный дуб склонялся и шумел.

Michail Lermontov (1841)

————————

I want to see the roses in that singular garden,
Framed by the loveliest trailing in the world.

Where the statues remember my youth
And I remember them under the flooded Neva.

In the fragrant stillness among the regal lindens,
I imagine the creaking mast of the ships.

And the swan sails on through the centuries,
Marvelling at the beauty of its double.

And in a deathly sleep rest thousands of footsteps
Of enemies and friends, friends and enemies.

And the pageant of shadows is endless,
From the granite vase tot he palace doors.

There my white nights are whispering
About an exalted and secret passion.

And all is lustrous with pearl and jasper
But the source of the light is a mystery

Vertaling: Nina Templeton O’Leary / Natasha Templeton

Я к розам хочу, в тот единственный сад,
Где лучшая в мире стоит из оград,

Где статуи помнят меня молодой,
А я их под невскою помню водой.

В душистой тиши между царственных лип
Мне мачт корабельных мерещится скрип.

И лебедь, как прежде, плывет сквозь века,
Любуясь красой своего двойника.

И замертво спят сотни тысяч шагов
Врагов и друзей, друзей и врагов.

А шествию теней не видно конца
От вазы гранитной до двери дворца.

Там шепчутся белые ночи мои
О чьей-то высокой и тайной любви.

И все перламутром и яшмой горит,
Но света источник таинственно скрыт.

Anna Achmatova (1959)

Criticus Dmitri Bykov, het Reformatorisch Dagblad en mijn leeslijst

———————-

Foto: M. Nakoykher (Creative Commons)

Foto: M. Nakoykher (Creative Commons)

———————-

Zal ik dan maar eens beginnen met Een kleine demon van Fjodor Sologoeb, uit 1907? Zet ik dat boven aan het lijstje van beslist nog te lezen boeken? Dat lijstje van me is aardig opgeschud en aangevuld, bij lezing van het eerste deel van Dmitri Bykovs 100 lezingen over de Russische literatuur van de 20ste eeuw. Literair criticus, dichter en veelschrijver Bykov (1967) wijdt telkens één lezing aan één boek uit elk jaar van de vorige eeuw, in deel 1 loopt dat tot en met 1950. De lezingen werden alle uitgezonden door tv-zender Dozjd, in boekvorm beslaan ze elk zo’n tien á vijftien pagina’s.  

Sologoeb, zo begrijp ik van Bykov, beschrijft in Een kleine demon het verstikkende bestaan van Ardalon Peredonov, leraar op een school in de provincie. Hij is ervan overtuigd dat iedereen in zijn omgeving deel uitmaakt van één grote samenzwering en geeft voortdurend iedereen aan.  “Peredonov is niet alleen het toonbeeld van Russische provinciale domheid, maar ook van onverzadigbare kwaadaardigheid”, aldus Bykov, die voor de leraar en het leven om hem heen een prachtig, onvertaalbaar verzamelwoord gebruikt: peredonovsjtsjina. De kleine demon is volgens Bykov een boek van “peilloze wanhoop”. Heb je last van depressies, lees het boek dan vooral, adviseert hij, want je denkt daarna: zo slecht gaat het nou ook weer niet met mij. Nu heb ik gelukkig geen last van depressies, maar Een kleine demon ga ik wel lezen.    

Links deel 1 van de serie lezingen, rechts deel 2, dat ik nog niet heb gelezen.

Links deel 1 van de serie lezingen, rechts deel 2, dat ik nog niet heb gelezen.

Bykov zet aan de ene kant aan tot lezen, maar komt ook met genoeg titels voor de dag waarvan je na zijn toelichting weet: dat hoef ik niet in huis te halen. Dat hij bij elk van dat soort boeken toch steeds weer met interessante details en achtergronden op de proppen komt, maakt zijn 100 lezingen … zo leuk. Zo kwam ik Vladimir Kirsjon weer tegen, een abject figuur die ten tijde van de Stalinterreur vrolijk meedeed aan de openbare verkettering van ‘volksvijanden’, zelf de kogel kreeg en eigenlijk alleen nog bekend is door de tekst die hij schreef van het lieftallige liedje Ja sprosil u jasenja. Over hem schreef ik eerder een stukje met daarin, begrijp ik nu van Bykov, een duidelijke fout. Iedereen – ik dus ook – schrijft maar dat Ja sprosil u jasenja uit een toneelstuk van Kirsjon komt met de titel Verjaardag. Maar, aldus Bykov, “Kirsjon heeft helemaal geen toneelstuk Verjaardag geschreven, wél een toneelstuk getiteld De grote dag”. En daaruit komt dat bekende lied. De grote dag ga ik niet lezen, maar de fout in dat eerdere stukje van me over Kirsjon heb ik inmiddels hersteld.     

Wie heb ik, dankzij Bykov, naast Sologoeb nog meer aan mijn leeslijst toegevoegd? In elk geval Sofja Petrovna van Lidija Tsjoekovskaja. Tsjoekovskaja kende ik vooral als steun en toeverlaat van Anna Achmatova en ook vanwege haar hulp aan dissidenten in de jaren zestig en zeventig. Ook de titel Sofja Petrovna kende ik, maar nu ga ik het lezen ook. Ze schreef het in 1939, in een tijd dat Achmatova nieuw geschreven gedichten uit het hoofd leerde en daarna voor de veiligheid verbrandde. Tsjoekovskaja bewaarde het schrift waarin ze Sofja Petrovna had geschreven, maar kwam er pas eind jaren vijftig mee voor de dag. Het ging van hand tot hand in samizdat en werd in de jaren zestig in het buitenland uitgegeven. In de USSR gebeurde dat pas in 1988. Volgens Bykov is Sofja Petrova “het enige rechtstreekse verslag uit de terreur”. Sofja Petrovna is een eenvoudige typiste. Haar zoon word gearresteerd om niets en zij accepteert zijn en haar eigen lot gaandeweg gelaten. En zo waren de meeste mensen, aldus Bykov. “Dat is het meest waardevolle aan het verhaal van Tsjoekovskaja, los van het feit dat het een rechtstreeks verslag is uit 1939. Het gaat over een vertegenwoordiger van de meerderheid. Er zijn twee van dat soort teksten in de Russische literatuur, de tweede is Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj [van Aleksandr Solzjenitsyn].” Sofja Petrovna is “een eeuwig document, een onthutsend portret van een tijdperk”.      

En verder, wat komt er nog meer op mijn stapel?… Petersburgse dagboeken van Zinaïda Gippius, De dagen van de Toerbins van Michail Boelgakov en Egyptische postzegel van Osip Madelsjtam. Alle drie dankzij die bijna onuitputtelijke bron, Dmitri Bykov.

Fjodor Sologoeb

Fjodor Sologoeb

Overigens, toen ik opzocht of Een kleine demon in het Nederlands is vertaald (dat is het), stuitte ik op een recensie uit 1972 uit het Reformatorisch Dagblad. Daarin staat onder meer: “Negatief in dit boek is ook het wel functionele, maar daarom niet minder hinderlijke en verwerpelijke, taalgebruik; naast enkele vloeken komen er nogal wat ruwe termen in voor, die het knap geschreven boek ontsieren, zelfs wanneer men in aanmerking neemt, dat de Russen nog immer hun gesprekken graag doorspekken met rauwe kreten en de grofste verwensingen, die zelden „correct" in het Nederlands zijn over te brengen. Ook negatief is het verweven in het verhaal van een aantal tamelijk erotische en flagellantistische passages, zonder welke de eenheid in de compositie geen enkele schade zou hebben ondervonden. Desondanks is dit boek de moeite van het lezen wel waard, maar voor een select publiek.”

En wie wil er nou niet tot een select publiek behoren.