literatuur

Oorlog en Vrede, Misdaad en Straf - en nog vier Russische klassieken samengevat in animatiefilmpjes van nog geen minuut

--------------

Hoe verbeeld je met een animatiefilmpje van minder dan een minuut een klassieker uit de Russische literatuur? Studenten van de Engelse Kingston University deden, op uitnodiging van uitgeverij Vintage Classics, een poging. Vintage brengt deze maand zes van die klassieken opnieuw uit, omdat het honderd jaar geleden is dat de Russische Revolutie om zich heen greep. Een enigszins gezochte reden; de link met die revolutie is niet bij alle titels (ik noem Oorlog en Vrede, Misdaad en Straf) even duidelijk.

De studenten kregen de vrije hand, al diende de stijl wel in enigszins gerelateerd te zijn aan die van de omslagen van de hernieuwde uitgaven. Hieronder staan de resultaten, en ook de bewuste omslagen. Oordeelt u zelf. De eerste prijs ging naar het filmpje over Dokter Zjivago van Boris Pasternak, de tweede prijs was voor Leven en lot van Vasili Grossman, de derde ging naar De meester en Margarita van Michail Boelgakov. Oorlog en Vrede (mijn favoriet) en Anna Karenina, beide van Lev Tolstoj, vielen, net als Misdaad en straf, niet in de prijzen. (Gegevens over de makers staan bij elk filmpje op YouTube). Eerst hier de zes covers:

---------------------


De eerste prijs bedroeg 1000 pond, de tweede 500 pond, de derde 250 pond, wat ik vrij mager vind. De publiciteit die de filmpjes Vintage Classics oplevert, zal toch het veelvoudige waard zijn. Verder vind ik het jammer dat mijn geliefde Anton Tsjechov geheel ontbreekt. Al zou dat vermoedelijk een kort filmpje zijn geworden. Wanneer Oorlog en Vrede veertig seconden vereist, moet het gemiddelde verhaal van Tsjechov binnen de vijf seconden kunnen.

De geschiedenis van een oude Moskouse flat – getekend en beschreven in een adembenemend kinderboek voor volwassenen.

----------------------

Het is 1927 en ik tel vijf primussen. Ze staan in de Moskouse flat waar eens dokter Moeromtsev met zijn gezin woonde. Een aantal gezinsleden woont daar nog steeds, maar ze hebben, gedwongen, gezelschap gekregen van vijf andere families: “Муромцевых уплотняли несколько раз” (letterlijk vertaald: de Moeromtsevs zijn meerdere keren aangestampt. Oftewel: er zijn meerdere families in die ene flat komen wonen). De voordeur, de gang, het sanitair en de keuken worden nu door zeer velen gedeeld. De flat is een kommoenalka geworden.

De primussen staan, op eentje na, in de keuken, waar meerdere bewoners koken en hun was ophangen. Alleen de oude Vera Sjoejskaja, een dame uit een vooraanstaand geslacht en ook ingekwartierd, weet zich enigszins af te zonderen. Haar primus staat op haar eigen kamertje, wat vroeger, voor het gezin van dokter Moeromtsev, het voorraadkamertje was. Ze heeft als enige een icoon aan de muur.  


De geschiedenis van de Moskouse flat, zijn bewoners, de meubels en de spulletjes zijn te volgen in het adembenemende kinderboek История старой квартиры (De geschiedenis van een oude flat). Het is gemaakt door schrijfster Aleksandra Litvina en illustratrice Anja Desnitskaja. Het verhaal begint in 1902, wanneer de familie Moeromtsev de woning betrekt, en eindigt in 2002. De geschiedenis buiten heeft zijn weerslag op het leven achter de voordeur. Praskovja Simonova, tramcondructrice, heeft vanwege uitmuntende arbeid, mooie stof gekregen. Ze naait er een jurk van. Sonja verwijt Klava dat ze zich met haar vriendje Zajtsev te veel afzondert van het collectief. En die Zajtsev is maar een onderontwikkeld figuur. “Maar hij leest gedichten van Jesenin voor!”, verdedigt Sonja zich. Aan de muur in de keuken hangt een foto van Jesenin. Wordt daar – het is 1937 – bij een van de inwoners ’s nachts een telegram bezorgd? Maar er klinken laarzen in de gang – geen telegram. De volgende morgen, zo vertelt Toma (alle verhaaltjes bij de tekeningen worden vertelt door kinderen), is iedereen in de flat stil en somber. Op de tekening van 1937 zien we hoe Lilja Orlik gezichten wegknipt van familiefoto’s …
 


De oorlog (niet iedereen keert terug), de dood van Stalin (de een is bang, de ander blij), de dooi, de dissidenten, de perestrojka en Gorbatsjov, alles komt voorbij, en bij elke periode staat dan weer zo’n prachtige tekening, volgestouwd met mensen, meubels en spulletjes. Een waskom, schooluniform, voedselpakketje voor het front, radio, naaimachine, thermos, voedselbonnen, ski’s, kerstversierselen, laarzen, bandrecorder … Steeds op de volgende pagina worden die spullen nog eens apart getekend en toegelicht. En kijk ook naar de meubelen; hoe de boekenkast uit de werkkamer van dokter Moeromtsev een tweede functie krijgt: die van afscheiding om een extra ‘kamer’ te creëren. De mooie, rode canapé gaat mee tot 2002.

Prachtig is de tekening van een bruiloft in de jaren zeventig. De lange eettafel gaat door een deur heen, de twee uiteinden staan in twee verschillende kamers. En eind jaren tachtig blijken de Moeromtsevs een verre tante te hebben in Parijs! Die komt op bezoek, wat voor veel opwinding zorgt. Mama heeft een potlood klaarliggen waarmee de tante bij de familiefoto’s in een oud album de namen kan schrijven.


We zijn dan al in de tijd beland waaraan ik zelf herinneringen heb. In Leningrad bezocht ik eens een vergelijkbare woning, samen met mijn toenmalige docente Russisch. Die gaf les in Nederland, maar kwam oorspronkelijk uit Rusland. Ik ging met haar langs bij een oude buurvrouw. Ik vertelde iets over mijzelf, in mijn beste Russisch: “Ik ben student. Ik woon op een studentenflat. Ik woon daar met vijftien studenten.” Mijn docente voegde daar, ter verduidelijking voor de oude buurvrouw, onmiddellijk aan toe: “Ze wonen allemaal op een eigen kamer!”  

Schrijfster Litvina en tekenares Desnitskaja hadden bij hun verhaal geen bestaande flat voor ogen. Wel putten ze deels uit eigen herinneringen. Ze zien hun boek vooral als middel om met kinderen over de geschiedenis te praten. En mochten er geen kinderen in de buurt zijn: ook voor volwassenen is het een boek om van te smullen. 

Herfst in Zadonje - Leviathan op de steppe. Boris Jekimov beschrijft de strijd om een Russisch dorp

-------------------

Boris Jekimov

Is Herfst in Zadonje (Osen v Zadonje) van Boris Jekimov een verhaal van hoop of wanhoop? Jekimov beschrijft de verwoede pogingen van de Basakins, een oud kozakkengeslacht, om op de steppen van de Don, na de cataclysmen van de jaren negentig, weer een boerenbestaan op te bouwen. Net als in Zvjagintsevs film Leviathan en Remizovs boek Volja volnaja is de centrale vraag bij Jekimov: wie is, ver weg van Moskou, de baas over het Russische land? Zijn het, in dit geval, kozakkenfamilies met hun oude wortels of Tsjetsjeense immigranten?          

Boris Jekimov schrijft over het Russische platteland. Het ligt voor de hand om hem in dezelfde hoek te plaatsen als de Dorpsschrijvers, de Derevensjtsjiki, uit de laatste drie decennia van de Sovjetunie. De verschillen tussen Jekimov en Sovjet-schrijvers als Fjodor Abramov en Valentin Raspoetin zijn echter minstens zo groot als de overeenkomsten.

De Derevensjtsjiki schreven dertig, veertig jaar geleden in een andere land met andere regels. Hun speelveld werd afgebakend door ideologische kaders en censuur, die tot op zekere hoogte (afhankelijk van de wind die uit het Kremlin waaide) buigzaam waren. De kunst was om op dat beperkte veld een boodschap over te brengen aan de lezers, die vol overgave meededen aan het spel. Tussen de regels door lezen was een sport.          

Die literaire sport bestaat in het huidige Rusland nauwelijks meer – en bij Jekimov al helemaal niet. In Herfst in Zadonje valt weinig te raden. Het boek is helder en schematisch, de rolverdeling bijna cliché-matig. Ivan Basakin verliest in de jaren negentig zijn baan op de fabriek. Na jaren sappelen als vrachtwagenchauffeur, vernederd door de corrupte politie, probeert hij als boer zijn eigenwaarde te hervinden. Hij wordt gesteund door zijn neef Anikej, een compromisloos figuur die al een flink bedrijf heeft weten op te bouwen. Ivans zoontje Timosja - een wel erg engelachtig ventje - wordt verliefd op het boerenbestaan en uiteindelijk geeft ook vrouw Olga zich gewonnen, al keren beiden na de eerste zomer voorlopig weer terug naar de stad. Tsjetsjeense immigranten, die zich gevestigd hebben op onbeheerde grond die ooit aan de kolchoz toebehoorde, vormen het tegenwicht, het vreemde element op Russische bodem. Wanneer Anikej zijn grondgebied wil uitbreiden, volgt een gewelddadige confrontatie.

Bij Russen als Ivan en Anikej is het geen immigratie, maar remigratie; zij keren terug naar de grond van hun voorouders. Gezegend was die grond niet altijd. Onder Stalin werden in een van de valleien onteigende koelakken bijeengedreven voor hun transport naar Siberië. Chroesjtjsjov zette de oorlog tegen de boeren – op veel kleinere schaal – voort: ze moesten hun geiten inleveren. (Wat er vervolgens met die beesten moest gebeuren, daar was niet over nagedacht. De kolchozboeren van Zadonje zagen de bijeengedreven geiten verpieteren, de weinigen die in leven bleven, gingen uiteindelijk maar naar de slacht.)

Het einde van de kolchozen in de jaren negentig leidde tot een leegloop. De grond lag voor het grijpen, maar ondernemende boeren die risico's wilden nemen, waren er niet veel meer. Anikej Basakin waagt de stap. Petje af, zou je denken, maar veel sympathie wekt hij bij mij, Westerse lezer, niet. Hij heeft een deal met de politie, die hem arbeidskrachten levert in de vorm van arrestanten. Die krijgen de keus: werken bij Basakin of een rechtszaak met gegarandeerde veroordeling. Anikej houdt zijn personeel met fysiek geweld bij de les, of beter gezegd: van de drank. De enige andere bewoners van het goeddeels verlopen dorpje, een handjevol oudjes die niet zonder Anikejs hulp kunnen, krijgen van hem te horen: zet mijn arbeiders een fles voor en je huis gaat in de fik.

Jekimov lardeert de strijd om het Russische land met natuurbeschrijvingen die mij te sentimenteel zijn - in Russische recensies oogsten die juist lof. Nogal opzichtig is de nadruk op de typisch Russische gerechten die bij de Basakins op tafel komen, alsof Jekimov met elke pan oecha (vissoep) zegt: eet Russische waar, dan helpen wij elkaar! En uiteraard ontbreekt ook de lofzang op de Russische paddenstoel niet. Letterlijk onder dit alles speelt ook de Russisch-Orthodoxe kerk nog een rol. Er doen verhalen de ronde over een ondergronds klooster, die uiteindelijk waar blijken te zijn. Veel gewijder kan je grond niet maken.

Wanneer Anikej het onderspit delft in de strijd tegen de Tsjetsjeen Aslanbek, lijkt dit stukje steppe verloren voor de Russische ‘settlers’. Maar plots is daar Pavel, een Basakin met hoge connecties, die met een legereenheid het tij vooralsnog weet te keren. “Dit is onze laatste kans om ons Moederland te behouden”, laat Jekimov hem zeggen. “Ons hele leven verdedigen we verre grenzen, en dan zou onze geboortegrond in vreemde handen komen?”

Het is herfst. Ivan heeft er een jaar opzitten als beginnend boer. Zijn bedrijfje is nog wankel. Hij kijkt de donkere nacht in en ziet een sterrenregen. “De aarde ontving het sterrenzaad, als ware het een laat wintergewas. Was het daar nú nog niet de tijd voor, dan toch wel morgen.”  Herfst in Zadonje krijgt daarmee een aanzienlijk optimistischer einde dan Leviathan en Volja volnaja. Maar hoe geborgen is de toekomst, wanneer stabiliteit en groei afhankelijk zijn van het rücksichtlose optreden van een enkeling? Ik heb daar meer twijfels over dan, vermoed ik, de gemiddelde Russische lezer.   

------------------------

(Herfst in Zadonje kreeg dit jaar de Literaire Prijs van het Patriarchaat. Het boek haalde de korte lijst van de Grote Boekprijs. Roman Sentsjin, een andere moderne dorpsschrijver: “Herfst in Zadonje kon niet op een beter moment verschijnen. We praten vandaag de dag over de redding van de Russische wereld … Maar wat zich binnen Rusland afspeelt, hoe de Russische wereld hier bij ons thuis kleiner wordt, willen we niet opmerken. Of zijn we bang?”)    

Odessa en Valentin Katajevs kinderboek voor de Sovjet-jeugd - met en zonder marsmuziek

Katajev, antwoordde een goede vriendin uit Rusland op mijn vraag: wie ik moest lezen ter voorbereiding op mijn reis naar Odessa. Babel en Paustovski, ja, allicht, maar die kende ik al en daar kwam iedereen mee aanzetten die naar Odessa was geweest. Nee, het moest een minder bekende schrijver zijn. Katajev, was dus haar antwoord, Valentin Katajev.

Van Katajev (1897-1986) had ik nog nooit iets gelezen, maar zijn naam deed een stevig Sovjet-belletje rinkelen – behoorde die niet tot de harde kern van het literaire establishment, tot de ingenieurs van de ziel die hun hand niet omdraaiden voor nog eens een ode aan gehard staal en gestaalde kaders? Ik was vooral op zoek naar ‘kleine’ beschrijvingen van Odessa, naar locaties die ik kon gaan bekijken en routes die ik kon nalopen, dus … eh … Katajev? Maar toen ik hem min of meer neutraal besproken zag in een artikel over literair Odessa, besloot ik het toch maar eens met hem te proberen. Белеет парус одинокий (Belejet paroes odinoki) werd in het artikel genoemd, een boek uit 1936 over het woelige jaar 1905 waarin hij veel jeugdherinneringen had verwerkt. Als dat geen ‘kleine’ beschrijvingen van Odessa zou opleveren!

Dat deed het inderdaad volop, maar dat ontdekte ik pas na terugkeer in Nederland. Ik was daar in de havenstad aan de Zwarte Zee te veel bezig geweest met een andere minder bekende schrijver: Vladimir Zjabotinski (over diens Odessa schreef ik hier en hier). Thuis nam ik Beleet paroes odinokii pas echt ter hand. Het bleek een kinderboek – ik schat voor 12-jarigen – wat in dat artikel over literair Odessa niet echt duidelijk was vermeld. In ideologisch opzicht bleek het loepzuiver, we hadden hier te maken met de vriendjes Petja en Gavrik, gestaald kader in de dop. Petja mag naar het gymnasium, maar wordt vooral meegesleept door de avonturen van Gavrik, die in een schamel vissershutje aan de zee woont. Er gebeurt van alles (de muiterij op de Potjomkin, stakingen, demonstraties, vuurgevechten, een pogrom), maar het eindigt hoopvol: de twee vriendjes helpen een door gemene agenten gezochte matroos met een vissersbootje te ontsnappen naar Roemenië.  

Petja en Gavrik, Vera Cholodnaja plein, Odessa

Hoe lang geleden was het dat ik – buiten mijn hoedanigheid van oppas - een kinderboek las? Onvermijdelijk kwam Boris van Jaap ter Haar weer bovendrijven, het boek waarmee mijn belangstelling voor Rusland begon. Stel dat Katajev was vertaald en ik had zíjn boek gelezen, over Petja en Gavrik, en niet dat van Jaap ter Haar over Boris? Ik zou niet naar Amsterdam zijn gereisd om bij boekhandel Pegasus eens wat brochures te halen over de CPN, dat niet. Maar had ik me dan misschien voor altijd tot Odessa aangetrokken gevoeld in plaats van tot het Leningrad van Boris?

En nog een vraag die bij me opkwam: hoeveel indruk maakte Belejet paroes odinokii op jonge Russische tijdgenoten van Katajaev, op een 12-jarige jongen in, pak ‘m beet, Vologda of Archangelsk? Véél, denk ik. Zou zo’n jongen zich dan niet gestoord hebben aan de opzichtige ideologische sjablonen? Tuurlijk niet! Jeugdboeken van mij die zich afspeelden in de Tachtigjarige Oorlog waren net zo voorspelbaar, met koene Hollandse jongens die het opnamen tegen die vuige Spanjaarden. Die boeken werden daar echt niet minder spannend door.

Ik las bij Katajev over meerdere plekken in Odessa die ik inmiddels kende van mijn wandelingen door de stad. Nieuw voor me was iets heel anders: de mars Toska po rodine (Heimwee naar het moederland), die in het boek twee keer wordt gespeeld: bij het einde van een Paaskermis en tijdens een alternatieve 1 mei-viering, op vissersbootjes veilig op zee, ver genoeg van de kust. Zou die mars ook klinken in de verfilming van het boek, uit 1937?


Helaas, geen mars te bekennen. (De uitvoering op zee belandde wel op de omslag van een van de vele uitgaven van het boek - zie hieronder). Hier kunt u de mars horen:

-----------------

De 1 mei-viering op zee. Rechts de matroos met accordeon die Heimwee naar het moederland speelt.

De 1 mei-viering op zee. Rechts de matroos met accordeon die Heimwee naar het moederland speelt.

Eigenlijk had ik dit stukje aan die mars willen wijden, aan de vraag door wie die nou precies geschreven is. Maar mijn bespiegelingen over Katajev drongen voor. Wie meer over het muziekstuk wil weten, kan terecht in een uitgebreid artikel in het Russisch.   

En nu we het toch over muziek hebben: op mijn laatste dag in Odessa zag ik op een van de hoeken van het driehoekige Catharinaplein plots de gedenksteen voor componist Maks Kjoess. Ik wist dat die ergens moest hangen, was er niet speciaal naar op zoek gegaan, maar vond het toch leuk dat ik die nu had gezien. Kjoess is de schrijver van de wals Golven van de Amoer – veel mooier dan die mars bij Katajev. Over het leven van Kjoess, inclusief zijn werk als kapelmeester in de Goelag, schreef ik eerder een stukje. Zijn beroemde wals vindt u hieronder.

 

Hoe Okoedzjava in het Vilkovo van de Oud-Gelovigen aan een gedenkteken kwam.

-------------

Het was mijn eerste middag in Vilkovo, het Oekraïense plaatsje in de Donaudelta waar ik al jaren naartoe wilde - en waar loop ik tegenaan? Een gedenkteken voor Boelat Okoedzjava.

Ik had veel verwacht, daar in dat verre, afgelegen oord, maar dat niet.

Oud-Gelovigen die zich verzetten tegen de kerkelijke hervormingen van 1667 en moesten vrezen voor hun leven, zochten en vonden in dit waterrijke gebied veilige afzondering. Vilkovo werd in 1746 gesticht en kreeg de bijnaam Venetië van de Oekraïne. Mij lijkt een vergelijking met Giethoorn meer op zijn plaats. In het kleine, oudste gedeelte zijn geen wegen, maar smalle slootjes, met plankieren ernaast als voetpaadjes. De slootjes komen uit op een bredere waterweg, waarover de inwoners met punters naar hun moestuinen (oogst: vooral druiven) varen.

Ik had me er heel wat van voorgesteld, maar het viel een beetje tegen, dat oude gedeelte. Het was aardig om over die plankieren te lopen, maar de slootjes stonden grotendeels droog. En hoewel de huisjes er alleszins verzorgd bijstonden, oogde het alles bij elkaar toch wat stoffig en verlopen. Des te aangenamer dat ik tegen Boelat Okoedzjava aanliep. 

Vilkovo Okoedzjava Oud-Gelovigen


Het gedenkteken, gemaakt door Ivan Boelavitski, werd in oktober 2013 onthuld, ter herinnering aan een verblijf van de dichter/zanger in Vilkovo in 1962. Oekadzjava kan bij de inwoners niet meer stuk, sinds hij in 1985 aan dat verblijf een gedicht wijdde, dat hij ook nog op muziek zette. Het is een minder bekend werkje, wat me niet verbaast. Het heeft niet de magie van zijn eerdere werk (daarover schreef ik toevallig recent), al mogen de laatste vier regels er zijn. 

De vrouw die in het lied wordt bezongen is Okoedzjava’s tweede vrouw, Olga Artsimovitsj. Duidelijk is, dat de verhouding tussen die twee op het moment van schrijven niet meer zo wolkenloos was als tijdens hun gezamenlijke verblijf in Vilkovo in 1962. Er bestaan geen beelden van Okoedzjava die het lied zelf zingt. De uitvoeringen van anderen die ik tegenkwam, zijn beneden de maat. Dan toch maar dit filmpje, waarop de stem van de dichter gepaard gaat met nogal knullige beelden.    

Дунайская фантазия (Ook: Вилковская фантазия)

Как бы мне сейчас хотелось в Вилкове вдруг очутиться!  
Там -- каналы, там -- гондолы, гондольеры.  
Очутиться, позабыться, от печалей отшутиться:  
ими жизнь моя отравлена без меры. 

Там на пристани танцуют жок, а может быть, сиртаки,  
сыновей своих в солдаты провожают,  
все надеются: сгодятся для победы, для атаки,  
а не хватит -- значит, новых нарожают. 

Там побеленные стены и фундаменты цветные, 
и по стенам плющ клубится для забавы, 
и лежат на солнцепеке безопасные, цепные, 
показные пожилые волкодавы.

Там опять для нас с тобою дебаркадер домом служит.  
Мы гуляем вдоль Дуная, рыбу удим.  
И объятья наши жарки, и над нами ангел кружит  
и клянется нам, что счастливы мы будем. 

Как бы мне сейчас хотелось очутиться в том, вчерашнем,  
быть влюбленным и не думать о спасенье,  
пить вино из черных кружек, хлебом заедать домашним,  
чтоб смеялась ты и плакала со всеми. 

Как бы мне сейчас хотелось очутиться у начала,  
и к душе твоей далекой приобщиться. 
И с тобою так расстаться у дунайского причала,  
чтоб была еще надежда воротиться.

24 января 1985

----------------

Ik vroeg mij af hoe Okoedzjava indertijd Vilkovo had bereikt. Dat is tegenwoordig vanuit Odessa (het enige logische vertrekpunt - tenzij u in Oostenrijk of Duitsland een Donaucruise boekt) een flinke rit met de auto. Vooral de laatste veertig kilometer vallen niet mee. (De stem is van de telefonerende chauffeur.)


Maar Okoedzjava maakte de reis vanuit Odessa met de boot. Dat had ik zelf ook graag gedaan, maar dat kan niet meer. De maatschappij die in de Sovjetunie die route beheerde, bestaat niet meer. 

Laten mijn wat zuinige opmerkingen over Vilkovo en over de reis daarheen u vooral niet afschrikken. Het stadje ligt prachtig, midden in een natuurreservaat. Er is een vogelexcursie en je kan naar het punt varen waar de Donau uitmondt in de Zwarte Zee - met onderweg op een eilandje een prima vismaaltijd. En als je geluk hebt is de zijtak van de Donau waar Vilkovo aan ligt in de vroege morgen in mist gehuld, en hoor je het geluid van kerkklokken wegdrijven richting hemel. (Even het geluid vol aanzetten!): 


En nog wat foto's ...

De gastvrouw bij de vismaaltijd

Tussen Odessa en Vilkovo

Wandelend in Odessa over de Deribasovskaja, de ‘koningin van alle straten’ - in de voetsporen van Vladimir Zjabotinski - 2

-----------------

Standbeeld Leonid Oetjosov

En verder wandel ik, over de Deribasovskaja, in de voetsporen van schrijver Vladimir Zjabotinski. Aan het begin van de vorige eeuw liep hij hier elke dag naar zijn werk. Hij vond het de mooiste straat van Odessa - sterker nog: van de hele wereld. Vanaf het begin, het laagste punt, ben ik inmiddels twee kruispunten gepasseerd (zie: deel 1) en ik moet zeggen: het botert nog niet zo tussen mij en de Deribasovskaja. Is dit nu de “koningin van alle straten”, zoals Zjabotinski schrijft in zijn boek Pjatero?

De derde zijstraat is de Jekaterinskaja; vlees noch vis, aldus Zjabotinski. De straat doet zich wel duur voor, maar daar trapt hij niet in. Het is vooral een doorgangsweg voor wandelaars die naar de boulevard willen en de beroemde trap “met de 198 granieten treden”. Pas veel later, in 1955, zou die trap de Potjomkintrap gaan heten. Dat getal van 198 is overigens enigszins raadselachtig. De trap telde aanvankelijk 200 treden, waarvan ze er later - toen Zjabotinski Odessa allang had verlaten - acht moest inleveren vanwege een uitbreiding van de haven beneden. En van graniet waren de treden tijdens Zjabotinski’s dagelijkse wandeling ook nog niet. Dat graniet kwam er pas in 1933, toen het originele zandsteen te veel was uitgesleten en moest worden vervangen. Zjabotinski schreef Pjatero in 1935 (het verscheen een jaar later). Zou hij van dat graniet hebben geweten en zijn herinnering bewust of onbewust hebben aangepast?

Ik loop de Jekaterinskaja in. Aan de rechterkant zaten hier in Zjabotinski’s tijd de overvolle terrassen van de koffiehuizen van Robin en Fankoni. Die namen zijn verdwenen, maar de terrassen zijn er nog - of wéér.*) In alle vroegte, met de zon nauwelijks een half uurtje op, zitten ze ook al aardig vol. Ik hoor een stevige dreun, zie bier (en waterpijpen) bij het ontbijt - en loop door. De beroemde trap, hier om de hoek, was indertijd bedoeld als deftige toegang tot de stad, niet bestemd voor het gewone volk. Dat trok zich daar weinig van aan en kwam vanaf de haven hier gewoon omhoog en vervolgde via de Jekaterinskaja zijn weg. De schilletjes van de zonnebloempitten die daarbij werden uitgespuugd, deden de aanblik van de straat geen goed.

Terug naar de Deribasovskaja. Het gedeelte tussen de Jekaterinskaja en de Gavannaja (wij herkennen het Nederlandse woord haven), legde Zjabotinski steevast af in een staat van gastronomische alertheid. Bijna automatisch ging hij aan de rechterkant lopen, want daar, op de binnenplaats van het lage, lange huis van Wagner (genoemd naar de eigenaar) bevond zich de taverne van Bruns (Брунс). Daar werden na theaterbezoek worstjes met aardappelsalade en bier genuttigd. Bij de doorgang naar die binnenplaats staat nu een man in kilt klanten een pub binnen te lokken. Misschien was dat vroeger de taverne van Bruns - op de binnenplaats zitten meerdere etablissementen, die elk de opvolger van Zjabotinski’s geliefde eetgelegenheid zouden kunnen zijn.

Voor het vroegere huis van Wagner

De Deribasovskaja is hier inmiddels verboden gebied voor auto’s. Dat doet de straat ongetwijfeld goed - maar ik geef me nog niet gewonnen. En dat gebeurt evenmin op het laatste stuk, naar de Passage, waar de krant van Zjabotinski was gehuisvest en waar zijn dagelijkse wandeling eindigde. Het aantal terrassen - met elk zijn eigen muziek - is overweldigend, net als de shoarmatentjes en souvenirkraampjes. Ik doe er de Deribasovskaja beslist geen recht mee, maar heel even komt het woordje Rokin bij me op. De straat waar Zjabotinski zo van hield, had in zijn tijd geen standbeelden. Tegenwoordig zit, schuin tegenover de Passage, zanger Leonid Oetjosov in brons gegoten op een bankje - dat maakt nog aardig wat goed.

Aan de kop, vlak bij de Passage

Zo’n vijftig meter voorbij de Passage ligt het Kathedraalsplein, waar, schrijft Zjabotinski, "de Deribasovskaja eindigde en in feite een andere wereld begon, met de straten in een andere richting en al de vage bijsmaak van de hier niet ver vandaan gelegen voorstadjes van de armoede - Moldavanka, Romanovka en Peresyp…”

Op het Kathedraalsplein

-----------------

Ik loop verder, de Moldavanka in, waar ik jaren geleden de indrukwekkendste ontmoeting had tijdens al mijn reizen door de Sovjetunie. Ik zwerf rond, weet niet meer zeker welke kant het Kathedraalsplein op is en vraag de weg aan een vriendelijk ogende man. Hij blijkt bij een krant te werken, bij de Zeeman van Oekraïne. We raken aan de praat en hij vertelt me dat helemaal aan het begin van de Deribasovskaja, op het binnenplaatsje bij nummer 3, een bijzonder beeld staat… Daarover hopelijk binnenkort meer. **) 

*) Nadere inspectie leerde dat de naam Fankoni, in moderne belettering, wel degelijk op één van de terrassen vermeld staat - en in Latijnse letters: Fanconi. Dat is dezelfde schrijfwijze als in de tijd van Zjabotinski, zo zag ik bij een bezoek aan het Streekmuseum (adres: Gavannaja 4). Zjabotinski transcribeert de naam in zijn boek naar het Russisch, waarbij de door de c weergegeven k-klank 'gewoon' een Russische k wordt.

**) Het betreft een borstbeeld van Ludwik Zamenhof, de bedenker van het Esperanto. Dat gaat verder geen stukje opleveren.

Deel 1

Wandelend in Odessa over de Deribasovskaja, de ‘koningin van alle straten’ - in de voetsporen van Vladimir Zjabotinski - 1

--------------

“Zodra ik een voet zette op die majesteitelijke grond, beving mij onmiddellijk een bijzonder besef, alsof zich iets had voorgedaan of dat mij een privilege ten deel was gevallen, en onbewust rechtte ik mijn rug en voelde even met een vinger of mijn das niet los was gaan zitten; ik weet zeker dat ik niet de enige was.”

Die ‘majesteitelijke grond’ is de Deribasovskajastraat in het Odessa van rond 1900, beschreven door Vladimir Zjabotinski in zijn boek Pjatero (vorig jaar verschenen in een Nederlandse vertaling van Otto Boele en Inge van Gemert, onder de titel Afscheid van Odessa). Zjabotinski (1880-1940) keert in het boek terug naar zijn jonge jaren in Odessa, lang nadat hij de stad aan de Zwarte Zee voorgoed heeft verlaten. Zjabotinski werkte er bij de krant Odessa Nieuws en elke ochtend liep hij over de Deribasovskaja naar de redactie, “over de volle lengte van die straat, de koningin van alle straten in de wereld”. 

Al draag ik dan geen das, ik loop de dagelijkse wandeling van Zjabotinski na over de Deribasovskaja, meer dan honderd jaar nadat hij er zijn voetstappen achterliet, meer dan tachtig jaar nadat hij in de emigratie zijn Pjatero schreef. 


Helemaal beneden, aan het begin van de iets oplopende Deribasovskaja, waar ik om de hoek in een appartementje verblijf met uitzicht op de kranen van de haven, valt weinig koninklijks te bespeuren. Het hangt er een beetje verloren bij, dit stukje straat, met open afvalcontainers langs het trottoir, een schutting waarachter iets verbouwd wordt en een enkel terras. Zjabotinski maakt er geen woord aan vuil, pas op het kruispunt met de “eerbiedwaardig-slaperige” Poesjkinstraat begint hij zijn wandeling. De oude tijd, zo schrijft hij, “toen graanhandelaren nog negotianten werden genoemd en zij in hun gesprekken Grieks met Italiaans vermengden”, lijkt hier op zijn laatste benen te lopen. Eens loog Zjabotinski tegen zijn vrienden dat hij een tijdje wegging uit de stad, om zich vervolgens op dit onopvallende kruispunt terug te trekken in een “groot hotel op de hoek”.    

Op welke van de vier hoeken was dat? Dat is raden, er is geen hotel meer te bekennen dat een aanknopingspunt zou kunnen vormen. Het gebouw op nummer 4 van de Poesjkinstraat was het zeker niet. Een gedenksteen op de gevel vermeldt dat hier aan het einde van de 19de eeuw burgemeester Grigori Marazli woonde - een woonhuis dus, en geen hotel. Tegenwoordig is hier een medische opleiding gehuisvest en elke morgen voordat de lessen beginnen, verzamelen zich op de stoep jongedames in witte jassen.


Het volgende kruispunt, met de Richelieustraat, was ten tijde van Zjabotinski’s dagelijkse wandeling het domein van banken en geldwisselaars. Het kan toeval zijn - weinig financiële instelingen hebben de revolutie van 1917 overleefd - maar op drie van de vier hoeken zit tegenwoordig een bank. Indertijd kon je buiten op de stoep, onder de acacia’s, terecht bij wisselaars met zwarte snorren, die je in elke gewenste taal te woord stonden en je netjes bedienden dan wel afzetten, schrijft Zjabotinski. Eens was hij er getuige van hoe twee aangeschoten jongelui plaatsnamen in het midden van het kruispunt en schel op hun vingers floten, zodoende het stopsignaal van agenten imiterend. Alle wagens en rijtuigen, “uit het noorden, zuiden, oosten en westen”, kwamen gehoorzaam tot stilstand en het duurde even voordat de orde op het kruispunt was hersteld.

Zelf ging ik er even op een bankje zitten om te luisteren naar een hevig dispuut tussen twee chauffeurs, van wie er eentje uit zijn auto was gestapt. Ik was niet zo geïnteresseerd in de afloop (de man die was uitgestapt had een honkbalknuppel in zijn hand), maar wilde graag weer wat nieuwe Russische woorden leren. Het vocabulaire van beide heren bleek echter beperkt (of dat van mij al redelijk uitgebreid) en ik besloot Zjabotinski maar weer eens achterna te lopen. Op naar het volgende kruispunt!   


Hier deel 2.