Sjeng Scheijen: een blik op het verleden biedt hoop voor Ruslands toekomst

—————————-

Astrachan, Dogadin Museum, 2019. (Foto: Egbert Hartman)

———————

Het is even wennen: een boek waarin wordt onderstreept dat Rusland in vorige eeuwen een aantal keren voor lag op het Westen op gebieden als staatsinrichting, promotie van verlichtingsdenken, onderwijs, vrouwenemancipatie en inperking van de rol van de kerk. Slavist en cultuurhistoricus Sjeng Scheijen doet het in zijn boek “Een ander Rusland. Bouwstenen voor een vreedzaam Europa ná Poetin.” Het levert een boeiende bijdrage op aan de discussie over de toekomst van Rusland: wordt het ooit nog wat met dat land? Een vraag die nauwelijks nog gesteld wordt, of beter gezegd: die zelden nog een positief antwoord krijgt.

Scheijen roeit met stevige halen bijna verwoed tegen de stroom in. Hij komt met aanknopingspunten die volgens hem enig zicht bieden op een betere toekomst voor het land, dat nu gebukt gaat onder het bewind van een, in zijn woorden, “bejaarde puntenslijper” gedreven door een “medogenloze grootheidswaan”. Voor die aanknopingspunten moeten we dan wel teruggaan in de geschiedenis.  

Een wijdverbreide opvatting luidt: Rusland kent geen ‘civil society’ als sturende of remmende invloed op de centrale staatsmacht. Een misvatting, aldus Scheijen. In het verleden, zowel onder de tsaren als onder de communisten, was die civil society er wel degelijk en ook nu laat zij, al is het met een bijna verstikte stem, nog van zich horen. Veel aandacht besteedt Scheijen aan de rol van de vrouw. Bij het werk aan zijn Diagilhev-biografie en zijn boek over de Russische avantgardisten viel hem de grote invloed op van vrouwen in de kunstwereld, als initiators, financiers en organisatoren, kortom: als wegbereiders. Die rol konden zij spelen, doordat vrouwen in het Russische keizerrijk een opmerkelijke rechtspositie hadden, vooral als het ging om hun financiële onafhankelijkheid. Vrouwen waren zakelijk zo succesvol dat in 1861, aldus Scheijen, een derde van het particuliere grondbezit gecontroleerd werd door vrouwen. (Hun Nederlandse zusters waren tot 1957 ‘handelingsonbekwaam’.)

Opvallend zijn ook de cijfers van het vrouwenonderwijs. Vrouwengymnasia schoten in de tweede helft van de 19de eeuw her en der in het keizerrijk als paddenstoelen uit de grond. Terwijl in Nederland in 1893 64 meisjes op een gymnasium zaten en 342 meisjes op een hbs, telde alleen al het meisjesgymnasium in Tasjkent (de huidige hoofdstad van Oezbekistan) rond 1900 zeshonderd leerlingen. Op zich is dat cijfer al opmerkelijk, maar waar het Scheijen vooral om gaat is dat die scholen in Rusland de vruchten waren van particulier initiatief, van burgerlijk engagement en dus van een civil society.

Scheijen komt met meer voorbeelden om aan te tonen dat de Russische maatschappij het potentieel heeft om te veranderen, dat het een maatschappij kan zijn waarin minderheden coalities kunnen vormen om gedeelde belangen na te streven. De gedachte dat Rusland eeuwig vast heeft gezeten en ook vast zal blijven zitten onder een despotische molensteen is gemakzuchtig en – ook voor Europa – contraproductief, zeker wanneer die gedachte net zo gemakzuchtig wordt uitgesmeerd over de gehele Slavische wereld.

Ook na de omwenteling van 1917 waren er te midden van economische ontreddering nog volop culturele en wetenschappelijke ontwikkelingen die getuigden van een groot humanistisch en intellectueel potentieel. Na de verpletterende misdaden onder Stalin, kwam dat potentieel weer enigszins aan het licht in de jaren zestig en zeventig, waarbij Scheijen overigens het naar mijn idee meest aansprekende voorbeeld onvermeld laat: de coalitie tussen natuurbeschermers, wetenschappers en schrijvers die samen streden tegen het onzalige plan om de loop van een aantal Siberische rivieren ingrijpend te verleggen.        

Kazan, 2018. (Foto: Egbert Hartman)

In de huidige tijd aanknopingspunten vinden voor een beter Rusland is lastig. Scheijen laat er ook geen misverstand over bestaan dat onze prioriteiten bij Oekraïne moeten liggen. Zolang Moskou daar dood en verderf zaait, valt er over enig herstel van bijvoorbeeld culturele of wetenschappelijke relaties niet te praten, zoals Scheijen ten overvloede onderstreepte tijdens de presentatie van zijn boek in Amsterdam. Met een concreet scenario voor de toekomst komt hij niet, wat de ondertitel van zijn boek: “Bouwstenen voor een vreedzaam Europa ná Poetin” iets te ronkend maakt. Het is vooral een hoopvolle blik op het verleden, waaruit enige hoop mag worden geput voor de toekomst. Zijn boek is een prima, informatieve aanzet voor een discussie over de vraag hoe wij ons na Poetin dienen te verhouden tot die grote buurman in het oosten, waarbij we oog dienen te hebben voor de in potentie culturele en intellectuele heterogeniteit van de Russische samenleving.       

————————

Kazan, 2018. (Foto: Egbert Hartman)

Angst en joie de vivre: de speurtocht van Sana Valiulina naar de oorlogs- en Goelagjaren van haar vader.

————————

———————

Zelden ga ik nog naar lezingen, boekpresentaties of andere aangelegenheden waar Rusland in het centrum van de belangstelling staat; ik heb me enigszins afgekeerd van het land. De oorlog in Oekraïne werpt een te zware schaduw op de taal en de cultuur die me zo dierbaar is. Dierbaar was, schreef ik bijna, maar dat is niet zo. Want ik laat me de liefde voor het land, voor al het mooie dat het ook heeft, niet afnemen door een stel misdadigers in het Kremlin en omgeving. Maar toch: praten, discussiëren over Rusland, de Sovjetunie – het hoeft voor mij voorlopig niet zo nodig.

Ik maakte een uitzondering voor de presentatie van het boek Waar alle wegen ophouden, van Sana Valiulina, bij de Amsterdamse boekwinkel/uitgeverij Pegasus. En daar kreeg ik geen spijt van. Al was het alleen maar vanwege het boeiende interview met de schrijfster, waarna ik het boek ter plekke aanschafte.

In Waar alle wegen ophouden beschrijft Sana haar moeizame, maar uiteindelijk onverwacht vruchtbare pogingen licht te werpen op de verborgen hoeken in het leven van haar vader Sander Valiulina. Hij raakte in de Tweede Wereldoorlog als soldaat van het Rode Leger krijgsgevangen, wist te overleven door in Duitse dienst te gaan, vluchtte in Frankrijk naar de Amerikanen en belandde in Engeland, waar hij werd klaargestoomd voor sabotage-acties tegen de Duitsers. Zover kwam het niet. Uitgeleverd aan de Sovjetunie (over het lot van de Sovjet-soldaten die krijgsgevangen waren gemaakt en in het Westen waren beland, werd door de geallieerden met Moskou een cynische deal gesloten), kwam hij er met een veroordeling van tien jaar Goelag nog goed vanaf.

Deze jaren uit vaders leven waren thuis bij de Valiulina’s in Estland niet echt onderwerp van gesprek, al drong er af en toe wel iets van door tot Sana en haar zus. Maar de raadsels bleven groot. Was hij echt in Parijs geweest? En in Londen? Hoe dan?

Valiulina werd tijdens de presentatie bij Pegasus vriendelijk aan de tand gevoeld door Michel Krielaars, chef boekenbijlag bij de NRC en oud-correspondent in Moskou. Na het gesprek klonk er een vraag van een op het gehoor wat oudere, voor mij onzichtbare man (hij zat beneden, ik boven; wie de winkel van Pegasus kent ziet het voor zich). Of de huidige situatie in Rusland niet een beetje te vergelijken was met de tijd waarin de Nederlandse samenleving in het keurslijf zat van de zuilen en of Rusland niet weer een ‘normaal’ land zou worden, wanneer het keurslijf van Poetin zou zijn afgelegd. Tot mijn verbazing had Valiulina, die steeds uitgebreid en met graagte op de vragen van Michel was ingegaan, hier geen antwoord op. Ze wist niet, zo zei ze bijna kortaf, wat er zich tegenwoordig allemaal in de hoofden van de Russen afspeelde. Ze klonk plots licht geagiteerd en leek in verwarring. Of was haar, net als mij toen ik de vraag hoorde, de moed meteen in de schoenen gezonken?          

Want waar te beginnen? Hoe leg je uit aan een Nederlander, opgegroeid in een veilig land zonder existentiële angsten (de dreiging en het geweld van 1940-1945 waren hier uitzondering, geen regel), hoe gewone burgers van een land kunnen worden lamgeslagen door vele tientallen jaren vol pure angst? Hoe die angst onvermijdelijk wordt doorgegeven aan volgende generaties, en hoe die angst de durf onderdrukt om initiatief te nemen en de verantwoordelijkheden aan te gaan die horen bij een leven in vrijheid? Hoe Rusland voorlopig dus echt geen ‘normaal’ land gaat worden, ook niet na Poetin?

Om te beginnen zou je iedereen met klem kunnen aanraden om Waar alle wegen ophouden te lezen. Want naast Valiulina’s zoektocht in dagboeken en archieven, waarbij haar vaders ‘verloren jaren’ als in een spoelbak in een donkere kamer steeds wat meer contouren krijgen, is het de pijnlijk schurende angst die als een rode draad door het boek loopt. Af en toe wordt ze benoemd, maar veel meer blijft ze stil – of eigenlijk helemaal niet stil – voelbaar tussen de regels door. Waarbij ik moet denken aan mijn oude docente uit Rusland, 90 jaar inmiddels en al een tijdje woonachtig in Nederland, die onlangs verzuchtte dat ze “haar hele leven in angst had geleefd”. In de woorden van Valiulina:  “… de angst van de kleine man tegenover de leviathan van de staat”.

Ik schreef bovenstaande alinea over de vraag van de man bij Pegasus  voordat ik het boek al helemaal uit had. Toen las ik Sana’s beschrijving van een overweldigende herdenkingsceremonie in Normandië te ere van onder anderen haar vader. Er komt een Fransman op haar af die vraagt: “Vertelt u me nou eens waarom, waarom is uw vader naar de goelag gestuurd?”

Valiulina vervolgt: “Ik wend mijn blik af van de horizon waar de blauwe Normandische hemel de groene vlakte raakt, en kijk in de afgrond waarin mijn vader is geweest, en die afgrond kijkt terug. […] Hoe moet je die afgrond beschrijven aan iemand die nooit is aangeraakt door de adem ervan? Wat moet je antwoorden op zo’n voor de hand liggende, zo’n menselijke vraag? Ik probeer de Fransman iets uit te leggen, maar raak verward in mijn eigen woorden en struikel over zijn niet-begrijpende blik.” Was het dezelfde verwarring die Valiulina overviel (als ik dat goed heb aangevoeld) bij de vraag van de wat oudere man in Amsterdam?

Wie denkt: ik hoef het boek niet te lezen want ik ken het verhaal van Valiulina’s vader al uit de (indrukwekkende) documentaire Turn your body tot he sun, van Aliona van der Horst, heeft het mis. Van der Horst volgde een deel van Valulina’s speurtocht naar haar vaders verleden en dat leverde, niet onbegrijpelijk, een loodzwaar portret op. Maar dat is niet het hele verhaal; het leven van Sander Valiulina was veel méér, zoals ook werd benadrukt tijdens de presentatie. Illustrerend zijn de pagina’s over de zwerftochten van Sana en haar vader door de straten van Parijs. Vader in korte broek (“hij moet en zal zijn lichaam optimaal aan de Parijse zon blootstellen”), vrolijk en zorgeloos, “een toonbeeld van joie de vivre”. Het stemt overeen met een latere passage in het boek, over “het gevoel van persoonlijke vrijheid, het gevoel van Europa, dat hij zijn hele leven met zich heeft meegedragen en stilzwijgend aan mij heeft overgedragen”.

Het ontroerendste in het boek is een kort zinnetje tijdens die zwerftocht door de Franse hoofdstad, symbolisch voor de overwinning van dromen en levenslust op het kwade, door vader uitgesproken in een telefooncel, vanwaar hij belt naar zijn vrouw in Tallinn: “Ik ben in Parijs.”   

——————

Beelden boven en onder uit de documentaire Turn your body to the sun

Hoe onze oude culturele contacten met de USSR doorsijpelen in Sjifra Herschbergs schrijversdebuut

——————-

De culturele en wetenschappelijke contacten tussen Nederland en Rusland staan, om begrijpelijke reden, op een laag pitje, indien ze überhaupt nog bestaan. Daardoor is onder meer een einde gekomen aan de langere verblijven van Nederlandse studenten in Rusland. Zij missen daardoor een uitgelezen mogelijkheid om land en volk beter te leren kennen.

Een blik in het verleden leert hoe vruchtbaar die contacten kunnen zijn, vanuit Nederlands oogpunt in elk geval. In de jaren zeventig en tachtig (met een onderbreking in 1979/1980, vanwege, ook toen, geopolitieke verwikkelingen; de Russische inval in Afghanistan) konden Nederlandse studenten voor een studieverblijf naar de Sovjetunie. Het waren vooral slavisten die daar gebruik van maakten en een aantal van hen groeide in later jaren uit tot gewaardeerde journalisten. Rusland-correspondenten als Bert Lanting, Laura Starink, Hella Rottenberg en Sjifra Herschberg legden de basis van hun kennis tijdens die studieverblijven (dat gold ook voor mij, maar ik werd geen correspondent); zij wisten al hoe het in Rusland rook.*)

Als radio-correspondent stak Sjifra Herschberg voor mij boven haar voorgangers en opvolgers uit. Haar eigen mening druppelde regelmatig iets te nadrukkelijk tussen haar woorden door en dat nam me zeer voor haar in. Ik voelde bij haar die mengeling van liefde, afkeer, ontroering en ongeduld waar ook mijn fascinatie met Rusland uit bestond. Die mengeling proef ik ook weer in ‘De binnenplaats’, Sjifra’s verhalenbundel, haar schrijversdebuut dat onlangs verscheen bij uitgeverij Pegasus, gebaseerd op ervaringen uit haar correspondententijd.

Ze koos voor een bijzondere invalshoek. Ik kan me in elk geval geen boek herinneren waarin een Nederlandse schrijver, niet geboren in Rusland of de Sovjetunie, zich als ik-persoon verplaatst in Russen en Russinnen. Ze geeft een stem aan ‘kleyne luyden’, onder wier voeten tijdens en na Gorbatjovs perestrojka het tapijt werd weggetrokken. De verhalen zijn elk niet groots of meeslepend, maar het geheel is meer dan de som der delen. Vrolijke literatuur is het niet, maar de wederwaardigheden rond de Moskouse binnenplaats maken wel duidelijk hoezeer de Russen (ook in de relatief welvarende hoofdstad) toch vooral bezig waren om hun leven een beetje dragelijk te houden, de grote aardverschuivingen in de boze buitenwereld daarbij maar zo goed en zo kwaad als dat ging negerend. Als lezer leg je dan onvermijdelijk de link met het heden. En ik leg de link ook met een wat verder verleden; zonder ‘onze’ studieverblijven van ooit in de USSR, was dit boek, dat het een en ander duidelijk maakt over het Rusland van nu, waarschijnlijk nooit verschenen.     

Met nog een kleine toevoeging. Is bovenstaand stuk een pleidooi voor een herstel, in de huidige omstandigheden, van de culturele en wetenschappelijke betrekkingen met Rusland? Nee, beslist niet.

*) De slavisten die in Rusland studeerden en uit zouden groeien tot gerenommeerde vertalers vormen een verhaal apart.

De gordijnen zijn dicht, het licht brandt

—————————-

Kazan, 2018 (foto: Egbert Hartman)

Een berichtje voor mijn trouwe lezers (die hier nog maar zelden een nieuw stukje aantreffen) en voor de toevallige bezoeker – eigenlijk voor iedereen dus: dit weblog, waar ik door de jaren heen mijn (vooral) liefde voor de Russische taal en cultuur tentoonspreidde, leeft nog altijd.

Na de Russische inval in Oekraïne gingen de gordijnen hier weliswaar bijna helemaal dicht, maar het licht (excuus voor deze wat knullige beeldspraak) bleef branden. Nog steeds volg ik de gebeurtenissen in en rond Rusland op de voet. De oorlog in Oekraïne overschaduwt daarbij alles. Dáárover schrijven lukt me niet of nauwelijks, vooral ook in de wetenschap dat anderen daar beter in zijn. De grote politieke lijnen van de wereldpolitiek zijn ook nooit zo aan mij besteed geweest, ik zocht en zoek het meer in het kleine, het mooie, ontroerende, het anekdotische. En dáárover schrijven voelt ongepast, tegen de achtergrond van alle ellende die Rusland aanricht in het buurland. Al kan ik ook begrip opbrengen voor wat me wel wordt tegengeworpen: dat je juist nu moeten laten zien dat er ook een ánder Rusland bestaat.

Op een andere plek reageer ik wel op de actualiteit: op X, voorheen Twitter. Nee, dat is inderdaad niet de fraaiste plek in het medialandschap (niet te vergelijken met dit mooie weblog…). Of ik daar zinnige dingen te melden heb, kunt u zelf beoordelen: volg me via @rusverafnabij. (De lezers die mij al heel lang volgen, weten dat die Twitternaam nog verwijst naar de oude titel van dit blog: Rusland veraf en nabij.)

Toch, bij wijze van uitzondering, een paar regels over de oorlog in Oekraïne, en vooral over de gevolgen daarvan. Ik voorzie het volgende scenario: Rusland zakt steeds verder weg in het oorlogsmoeras. De greep van Poetin en zijn cronies op het land brokkelt af, er komt een nieuwe strijd om de verdeling van macht en rijkdom, waarbij Tsjetsjenen en andere islamitische volken in het zuiden een stevig woordje mee gaan spreken, net als vele soldaten die, moreel losgeslagen, uit Oekraïne zijn teruggekeerd. Bij al het geweld zullen de jaren negentig verbleken. (Ik hoop van harte dat ik het volledig mis heb, op het gedeelte voor de eerste komma na.)

(Wie wat rond wil bladeren op dit blog, de tag ‘persoonlijk’, hieronder, is een aardig beginpunt.)

Jekaterinburg, 2018 (foto: Egbert Hartman)

Jonge slavisten, dissidenten, de oppositieleden en het rad van de geschiedenis

——————

Vladimir Boekovski in Londen, 1976, en Vladimir Kara-Moerza vorige week in Bonn

——————

Als jonge, aankomende slavist in Utrecht volgde ik in de jaren zeventig gefascineerd de nieuwsberichten rond dissidenten in de Sovjetunie. Andrej Sacharov, Irina Ratoesjinskaja, Aleksandr Solzjenitsyn, Vladimir Boekovski, Andrej Amalrik – het waren dappere grootheden. Kwam er iemand vrij, werd een van hen het land uitgebonjourd, dan was dat groot nieuws. Amalrik kwam bij ons in Utrecht college geven, Boekovski zag ik tijdens een lezing in Amsterdam. Wat waren ze timide, voor een zaal vol welwillende toehoorders! Het was bijna onvoorstelbaar dat die twee schuchtere mannen zich compromisloos hadden verzet tegen het machtige, niet zelden dodelijke Russische machtsapparaat.

We zijn bijna vijftig jaar verder. Ik probeer me te verplaatsen in de jonge, aankomende slavisten van nu. Kijken zij met hetzelfde ontzag naar de huidige dissidenten? Naar Ilja Jasjin, naar Vladimir Kara-Moerza en de anderen die afgelopen week in het Westen belandden? Ik neem aan van wel, al zullen zij niet van ‘dissidenten’ spreken, maar het eerder hebben over ‘leden van de oppositie’.

Die andere terminologie is een teken dat er iets veranderde, na de jaren zeventig, beter gezegd: na de implosie van de USSR. Het had er enige schijn van dat er een politiek systeem kon komen waarin de macht van de staat zou zijn ingetoomd, waarin de rechten van het individu beter beschermd zouden zijn, waarin er een normale rol zou zijn weggelegd voor een oppositie. Dat bleek een illusie, die eindigde met de moord (iets anders kan je dat niet noemen) op Aleksej Navalny.

Het rad van de geschiedenis draait verder. Ik probeer me te verplaatsen in de jonge, aankomende slavisten van over vijftig jaar. Wat is het plaatje dan? Je kan er moeilijk gerust op zijn. Die jonge slavisten zullen opnieuw, of nog steeds, gefascineerd de berichten volgen over Russische gevangenen die vrijkomen. En hoe zullen die dan worden aangeduid? Is de terminologie dan opnieuw aangepast aan ontwikkelingen van de jaren ervoor?  Het staat nog te bezien of het rad in die jaren vooruit of terug is gedraaid. Als je de enorme schade in ogenschouw neemt die Rusland door Poetin en zijn trawanten wordt toegebracht, hoe ver het land wordt teruggeworpen, dan zou het zo maar kunnen dat er voor de vrijgelaten en uitgeruilde gevangen van over vijftig jaar een woord uit de vorige eeuw uit de kast wordt gehaald: revolutionairen.          

—————-

Vijfde Sacharov conferentie, Amsterdam 1987. Vlnr premier Ruud Lubbers, Boekovski, Professor Jan Bezemer (bij wie ik ooit examen deed) en professor Robert Conquest

Afzichtelijke Russische rockers op leeftijd, horigen van het Kremlin

——————

——————-

Weinig is zo afstotend als oude Russische rockmuzikanten die ervoor gekozen hebben om mee te waaien met de abjecte, oorlogszuchtige wind uit het Kremlin. Dat zou ik nader kunnen uitleggen, maar dat gebeurt al – beter dan ik het zelf kan – in de tekst van het lied hieronder. Het heet God, behoede de tsaar (de titel van het oude Russische volkslied) en is van de band РАБФАК INT (Rabfak INT). De toevoeging INT is van recente datum. Daarbij is me even niet duidelijk waar de band zich momenteel precies ophoudt en hoe ze opereren.

Ik heb me gewaagd aan een vertaling van het lied.

Боже, царя храни!

Я очень давно знаю этих дедов,

Ik ken die opa’s al heel lang,

Когда-то они были дети цветов

Ooit waren het bloemenkinderen

С пацификом на половину спины,

Met een vredesteken over hun halve rug

За секс по любви и за мир без войны.

Voor seks uit liefde en voor een wereld zonder oorlog

Они презирали нелепый Совок,

Ze minachtten de stompzinnige USSR

В котором цена человеку – плевок,

Waar een mens niet meer waard was dan een fluim

И всюду враги, и дышать не моги,

Met vijanden overal, verstikkend

Пока тебе власть не промыла мозги.

Zolang de macht je niet had gehersenspoeld

Когда-то они были братья на век,

Ooit waren ze broeders voor het leven

На слух подбирали Black Dog и Get Back.

Op het gehoor ontcijferden ze Black Dog en Get Back

И их самодельный лихой рок-н-ролл

En hun zelfgemaakte vurige rock’n roll

Был с теми, кто душную власть поборол.

Stond aan de kant van wie de bedompte macht had overwonnen

 

Но юность прошла как угар от бухла,

Maar de jeugd is voorbij als de roes van gezuip

И все идеалы сгорели дотла.

En alle idealen zijn tot de grond toe afgebrand

Хиппи с цветными гитарами

De hippies met kleurige gitaren

Стали шутами старыми,

Werden oude clowns

Предали All you need is love.

Ze verraadden All you need is love

И пьют из клюва имперских орлов.

En drinken uit de bek van de rijks-adelaars

Целуют нечистыми ртами попов

Met onfrisse monden zoenen ze popen

С ментами, попов с ментами.

En smerissen, popen en smerissen

И чтобы теперь ни пели они,

En wat ze nu ook zingen

Выходит: “Боже, царя храни! Боже, царя храни!”

Het klinkt als “God, behoede de tsaar!, God, behoede de tsaar!”




Ещё они бойко лабают хиты,

Ze spelen nog vlot de hits

И вторят нестройно им из темноты.

En vanuit het duister zingen ongelijk met hen mee

Терпилы, ненужный стране генофонд,

Stumpers, het voor het land nutteloos genetisch reservoir
Который назавтра отправят на фронт.

Dat de volgende dag naar het front wordt gestuurd.

Бывает, что их пригласят ко двору

Soms worden ze uitgenodigd aan het hof

И хвалят, и водку дают, и икру.

Worden ze geprezen, krijgen ze wodka en kaviaar

Но царь на них клал термоядерный болт,

Maar de tsaar heeft thermonucleaire schijt aan ze *)

И цвет его глаз рептилоидно жёлт.

En zijn ogen zijn reptoide-geel. *)

И зрелость прошла как угар от бухла,

En het verstand is verdwenen als de roes van gezuip

 

Я очень давно знаю этих дедов,

Ik ken die opa’s al heel lang

Мы вместе любили KISS-ов и SLADE-ов.

Samen hielden we van de KISS’s en Slade’s

Но жизнь их сложилась в пацанский шансон,

Maar hun leven verwerd tot een boevenslied

Теперь они с властью поют в унисон.

Nu zingen ze in harmonie met de macht

——————- 

* Mogelijk mis ik hier iets. Suggesties voor een betere vertaling, ook van andere regels, zijn welkom.

Tsjechov en een koppig Oekraïens stadje in een van de beste oorlogsboeken die ik las.

—————-

Svetlana, wier huisje door de Russen werd gebruikt als veldhospitaal

————————

De stilte op dit weblog, die mij wordt opgedrongen door de onbeschrijflijke wandaden die Rusland dagelijks begaat in Oekraïne, doorbreek ik heel af en toe. Eerder deed ik dat naar aanleiding van de indrukwekkende documentaire The Dmitriev Affair van Jessica Gorter. Dit keer is een boek de reden: Andrew Harding - A Small, Stubborn Town. Life, Death & Defiance in Ukraine.

Een lang stukje wordt dit niet (met de oorlog permanent op de voorgrond zit ik nog altijd om woorden verlegen), maar dat sluit in dit geval goed aan bij het onderwerp; het boek van BBC-journalist Harding is geen epos, het telt nog geen 150 pagina’s.

A Small, Stubborn Town uit de titel is Voznesensk, gelegen aan de rivier de Zuidelijke Boeg. Het stadje ligt op de route van het Russische leger dat Oekraïne is binnengevallen. Een inderhaast geïmproviseerd, houtje-touwtje, verdedigingseenheid, die die naam nauwelijks verdient, weet de vijand op afstand te houden. Wanneer er steun komt van wat reguliere Oekraïense troepen, worden de Russen verdreven.

Harding doet verslag van die paar dagen en ‘verkleint’ de oorlog tot de belevenissen van – vooral – een paar eenvoudige bewoners, die zich in verwarring en met de dood op de hielen staande weten te houden, terwijl er rondom gevochten wordt en er dan weer Russische en dan weer Oekraïense soldaten voor hun neus opduiken. Het is ‘meelevende’ journalistiek waarbij Harding op bewonderenswaardige wijze dicht bij mensen weet te komen wier leven volledig overhoop wordt gehaald en tegelijkertijd voldoende afstand houdt om haarscherp te kunnen analyseren.  

Niet alleen gevechtshandelingen komen aan bod. Harding belicht in de weinige pagina’s het verwrongen karakter van de strijd met zijn verschillende loyaliteiten: inwoners van Voznesensk hebben familie over de grens, zijn soms zelf Russisch of verdenken de buren (Harding praat ook met hen) van collaboratie. Bij de meesten fungeert de oorlog als katalysator: er ontstaat een onvermoede eenheid, gestut door haat jegens Rusland.

Harding keert na enige tijd terug in Voznesensk. De oorlogsschade is deels hersteld, inwoners zitten tijdens een zomerse dag op een strandje. “Somewhere to he south, out of sight, another Ukrainian warplane roars past, but no one says anything. And although no one articulates it, we can all feel it, a group of us standing at the top of the unfinished concrete steps that lead down to the beach, listening tot he children shouting and a radio playing music.
This is what defiance feels like.”

En dan volgt in het nawoord plots een van de mooiste regels uit de Russische literatuur, wanneer Harding zijn liefde voor de Russische taal en cultuur betuigt en Anton Tsjechov aanhaalt, de schrijver onder de Russische klassieken die mij het dierbaarst is:           

“I speak Russian – imperfectly  – and have a deep love of the language and culture. Coming to the end of this book, after a whole year of war in Ukraine, I’ve often recalled the end lines of Chekhov’s famous short story, ‘The Lady with the Dog’ – a story largely set in the Crimea and Moscow.
And it was clear to both of them that they still had a long, long road before them, and that the most complicated and difficult part of it was only just beginning.”

(Het citaat van Tsjechov in het origineel: … и обоим было ясно, что до конца еще далеко-далеко и что самое сложное и трудное только еще начинается.)

—————-

Een boek over door Rusland aangericht kwaad afsluiten met een liefdevol, meelevend citaat uit de Russische literatuur; het symboliseert – klein leed in het veilige Nederland – de spagaat waarin ik mij bevind. Los daarvan: Hardings A Small, Stubborn Town is een van de beste oorlogsboeken die ik las