sovjetunie

Het beeldarchief van Martin Manhoff, de Amerikaanse diplomaat die stiekem de begrafenis van Stalin filmde

------------------


Zit je rustig een stukje te tikken over een Amerikaanse horeca-tycoon in Moskou aan het begin van de vorige eeuw, komen opeens deze foto’s op je scherm voorbij … Wie mijn liefde kent voor kleurenfoto’s uit de Sovjetunie van de jaren vijftig, zal begrijpen dat ik die Amerikaanse horeca-tycoon meteen naar de zijkant van mijn bureau heb verbannen.

Hij heeft tijdelijk plaats moeten maken voor een andere Amerikaan: majoor Martin Manhoff. Die was tussen 1952 en 1954 werkzaam op de Amerikaanse ambassade in Moskou, tot hij op beschuldiging van spionage het land moest verlaten. In die twee jaar reisde hij veel rond en legde van alles vast op foto en film. Het beeldmateriaal belandde in een kast bij hem thuis in Washington, waar het zestig jaar onaangeroerd bleef liggen.
 


Na de dood van Manhoff vroeg zijn weduwe aan historicus Douglas Smith (schrijver van onder meer een recente biografie van Raspoetin) om eens langs te komen. Had haar man misschien nog iets van historische waarde achtergelaten? … Smith trof duizenden kleurenfoto’s aan met straatbeelden uit onder meer Moskou, Leningrad en Moermansk en van plekken langs de Transsiberische Spoorlijn.

Tussen de pareltjes, schrijft Smith op zijn Facebookpagina, zitten bewegende beelden, zo’n vijftien minuten lang, van de begrafenis van Stalin, opgenomen vanuit een bovenraam van de vroegere Amerikaanse ambassade in Hotel National.  


Smith heeft dertien foto’s op Facebook gezet. De locaties en data staan er niet bij. Hij wil het archief digitaliseren en toegankelijk maken. Hij vraagt om de foto’s te delen en hoopt op commentaren en suggesties. Hij is bereikbaar via: info@douglassmith.info

Hoe Stalin verscheen aan de melkmeisjes in het veld

-------------------

Je kan je bij dit schilderij afvragen: waarom hebben die vrouwen op de voorgrond, tussen de koeien op de wei, een herenfiets aan de hand? - maar de centrale vraag is natuurlijk: wat doen Stalin en Vorosjilov daar? Het lijkt alsof beide heren achter de bossen zo maar plots, uit het niets, omhoog zijn gekomen, samen met een toren van het Kremlin. De twee melksters in het midden – de rest heeft nog niks in de gaten – staren naar de lucht en zijn duidelijk met stomheid geslagen.

We kennen de beide heren in deze pose natuurlijk van het schilderij ‘I.V. Stalin en K.Je. Vorosjilov in het Kremlin’ van hofschilder Aleksandr Gerasimov. Die schilderde het in 1938 naar aanleiding van het twintigjarig bestaan van het Rode Leger. (Het heette aanvankelijk ‘Op de bres voor de vrede’, maar toen enkele jaren later die vrede niet helemaal goed beschermd bleek, werd de titel aangepast.)  


Van het schilderij met de melksters bestaat ook een ‘normale’ versie. Of beter gezegd: bestond. Gerasimov schilderde het in 1959 en gaf het de titel Kolchozkudde – zie hieronder. Zonder Stalin en Vorosjilov op de achtergrond gaat je blik al helemaal naar die herenfietsen. Zijn die melksters er net mee aan komen rijden om weer een volle emmer af te leveren bij de melkbussen? Met die lange rokken? Over die hobbelige wei? Ik geloof er niks van. 


Gerasimov overleed in 1963. In 1991 verkocht zijn familie het schilderij Kolchozkudde aan een buitenlandse koper. Het wisselde een aantal keren van eigenaar om tenslotte weer in Rusland te belanden. Daar bleek bij technisch onderzoek dat onder het weidetafereel een oudere afbeelding schuilging. De eigenaar (ik weet niet wie dat is, evenmin hoeveel hij voor Kolchozkudde betaald heeft) liet de bovenste verflaag verwijderen. En daar kwamen Stalin en Vorosjilov tevoorschijn.

Gerasimov (met pijp) en leden van de Kunstacademie

Gerasimov had zijn Kolchozkudde in 1959 over een kleinere variant van‘Stalin en Vorosjilov’ heen geschilderd. Ongewild illustreerde hij daarmee de politiek omwenteling die zich had voltrokken. Zo’n afbeelding van Stalin (of het in dit geval nu een voorstudie was of een kopie voor de verkoop), daar kon je na de in 1956 in gang gezette destalinisatie niet meer mee aankomen – en Gerasimov al helemaal niet. Als eerste voorzitter van de Kunstacademie was hij ooit een invloedrijk man, maar in 1959 was hij al volledig in ongenade geraakt.  

Vorig jaar werd in Moskou een tentoonstelling gehouden van het werk van Gerasimov. Daar waren Stalin, Vorosjilov en de melkmeisjes in weer een iets andere variant te zien. De nabestaanden van Gerasimov bleken een reep bewaard te hebben die de schilder ooit van het later overgeschilderde doek had afgesneden. Die werd er weer aan toegevoegd, er ging een nieuwe lijst omheen en zie …


Kolchozkudde werd, in zijn oorspronkelijke staat, in 2013 op een Londense veiling te koop aangeboden, met als richtprijs 80.000 – 120.000 pond. Het bleef onverkocht. Veilinggegevens van een latere datum ben ik niet tegengekomen. Zou het in de huidige staat meer waard zijn? Ik denk het wel.  

Wat dan nog rest is de vraag van die fietsen. Ach, het antwoord lijkt me uiteindelijk vrij simpel: die staan daar gewoon afgebeeld als bewijs van de toegenomen welvaart op het platteland. 

Kakzje-kakzje-kakzje, en een hurk-wc. Mijn herinneringen aan de gezondheidszorg in de Sovjetunie

-------------------

Gezondheidszorg ziekenhuis polikliniek Rusland Sovjetunie


Mijn ervaringen met de gezondheidszorg in de Sovjetunie zijn door de jaren heen bescheiden gebleven. In mijn hoedanigheid van reisleider kreeg ik weleens te maken met fysiek ongemak van mijn toeristen. Zo herinner ik me een oorontsteking van een Nederlander in Bratsk (of was het nou Irkoetsk?), een Amerikaan in Moskou wiens oren maar dicht bleven zitten na een vlucht, en een jongedame uit Canada, die in Leningrad met iets van hyperventilatie linea recta per ambulance werd afgevoerd naar het ziekenhuis. Ik zat naast haar in de ambulance en gaf haar mijn walkman met de verzamelde hoogtepunten uit het repertoire van Tom Petty & The Heartbreakers – ter kalmering. Het was een mooie rit, door een witte Leningradse zomernacht.

Voor buitenlandse toeristen waren artsen in allerlei specialisaties op afroep beschikbaar. Je hoefde maar licht ongerust de dezjoernaja (etagedame) deelgenoot te maken van je zorgen om het fysieke welzijn van iemand in kamer 32, en hup! Het was alsof er om de hoek van het hotel een legertje doktoren klaarstond voor elke buitenlander die ook maar iets mankeerde.

En allemaal gratis. Dat maakte nog de meeste indruk op de Amerikaan met z’n dichte oren. Met hem belandde ik bij een keel-, neus- en oorarts, waar hij zijn neus dicht moest knijpen en  hard ‘kakzje, kakzje, kakzje!’ moest zeggen. Na de reis kreeg ik nog een kaartje van hem, dat hij ondertekende met ‘kakzje, kakzje, kakzje!’  

Eén keer belandde ik in een polikliniek vanwege eigen lichamelijk ongemak, veroorzaakt door de hurk-wc’s op mijn studentenflat in Voronezj. Ik kwam weer eens overeind en toen knapte er iets in mijn knie. Ik ging naar de polikliniek, waar ik, toen ik aan de beurt was voor een röntgenfoto, wat moeizaam van mijn stoel afkwam. Of het misschien ietsje sneller kon, informeerde de verpleegkundige. Op de röntgenfoto bleek niets van schade, een paar maanden later, terug in Nederland, werd er een scheurtje in de meniscus geconstateerd.

Ik moest aan dit alles denken, toen ik het beeldverslag tegenkwam van blogger Sergej Dolja. Die raakte in Krasnodar zijn stem kwijt en ging op zoek naar een kno-arts. (In het Russisch is dat een оториноларинголог – wat ik niet meer ga onthouden.) Boven zijn verslag zette hij: Terug naar de USSR. En ik ging met hem mee, want ik werd onweerstaanbaar meegevoerd naar mijn eigen herinneringen aan de gezondheidszorg in de Sovjetunie.

Blogger Sergej Dolja bij de kno-arts in krasnodar

Blogger Sergej Dolja bij de kno-arts in krasnodar

(Voor meer foto's van Dolja's bezoek aan de arts klit u hier.) 

De olympische Bloed-in-het-waterwedstrijd. Hoe het Hongaarse waterpoloteam in 1956 afrekent met de Sovjetunie.

-------------------

Was het de meest beladen wedstrijd ooit in de geschiedenis van de Olympische Spelen? De waterpolowedstrijd die op 6 december 1956 om 15.25 uur begon in het Olympisch zwembad van Melbourne, tussen Hongarije en de Sovjetunie? Dat is natuurlijk moeilijk meetbaar, maar onwaarschijnlijk is het niet. “De Hongaren hadden geen tanks, ze hadden alleen een bal in het water. Ze maakten er een oorlog van.”

Bijna hadden de Hongaarse waterpoloërs, oppermachtig in de jaren vijftig, op de Spelen in Melbourne ontbroken. In 1952 hadden ze in Helsinki olympisch goud veroverd en het staat wel vast dat de titelverdediger in Melbourne opnieuw zal toeslaan. Maar op 4 november 1956, achttien dagen voor het begin van de Spelen, vallen tanks van het Warschaupact Hongarije binnen. Moskou wil een einde maken aan de democratische aspiraties van de Hongaren, die zich los aan het wringen zijn uit het keurslijf van het Kremlin, 

Terwijl de tanks Boedapest binnenrollen en er bij straatgevechten honderden doden vallen, zit het Hongaarse waterpoloteam geïsoleerd in een trainingskamp in de heuvels boven de stad. Ervin Zádor, de jonge ster van het team, glipt ’s nachts de stad in, loopt door de gehavende straten om zijn familie op te zoeken. “Het kan zijn dat ik voorlopig niet thuiskom”, zegt hij tegen zijn moeder. Zádor heeft zijn besluit dan al genomen: hij zal na de Spelen niet terugkeren.


Even is het onzeker of de waterpoloploeg wel kan afreizen naar Australië, maar met een bus wordt Tsjechoslowakije bereikt en vandaar reist de ploeg verder, verscheurd door angst en twijfel. In Melbourne begrijpen de sporters uit de kranten pas echt wat er in hun land allemaal gebeurd is. In het Olympisch dorp wordt een kleine protestactie gehouden: de communistische Hongaarse vlag wordt vervangen dooreen ‘schone’; zonder hamer en rode ster. Achter zo’n schone vlag lopen de Hongaren ook mee in de openingsceremonie.

Hongarije plaatst zich ondanks de bizarre ‘voorbereiding’ zonder problemen voor de halve finales van het waterpolotoernooi. De volgende tegenstander in het water: de Sovjetunie.

De ploegen kennen elkaar goed. In 1954 is er in Boedapest gezamenlijk getraind. De Russen maken opnames en proberen de speelwijze van de Hongaren te imiteren. Boris Markarov, lid van de Russische waterpoloploeg: “Zij waren de meesters. Wij konden veel van hen leren.”

Mocht dat tot enige warme gevoelens hebben geleid, dan is daar op 6 december 1956 niets meer van over. István Hevesi: “De schoften! Het vuur van binnen brandde zo fel.” Alex Tarics, in 1936 met Hongarije winnaar van Olympisch goud: “Ze hadden geen geweren, geen tanks, geen vliegtuigen; ze hadden alleen maar een bal. Van een gewone wedstrijd maakten ze een oorlog.“ Voor de Russen is het anders. Joeri Sljapin: "Voor ons was het een sportwedstrijd. Niemand zei: voor het vaderland, voor Stalin! We wilden gewoon winnen.”  

Hongarije kán die middag niet verliezen – en dat gebeurt ook niet. Het gaat er snoeihard aan toe en de Hongaren delen flink uit. Oud-speler Nick Martin denkt er nog altijd met een grijns aan terug: “Zoals de Russen zeggen: waterpolo is geen pingpong.” Hongarije neemt een 4-0 voorsprong. Zádor treitert zijn directe tegenstander Valentin Prokopov: “Je ben een looser, je moeder is een looser en nog veel meer. De wedstrijd is gepeeld en je bent een zielige looser.” Kort voor tijd, wanneer Zador even een andere kant opkijkt, haalt Prokopov uit. Het levert het beeld op, boven aan dit verhaal, dat de wereld rondgaat en de wedstrijd zijn bijnaam verschaft: de Bloed-in-het-waterwedstrijd.

Het zwemstadion, waar de sfeer toch al geladen was, ontploft. “Hongarije, Boedapest!” klinkt het massaal. De toeschouwers moeten worden tegengehouden en wanneer de ploegen naar de kleedkamer gaan (het duel wordt niet meer hervat), houdt politie beide teams gescheiden.

Deszö Gyarmati relativeert: “Het was allemaal niet zo verschrikkelijk als de pers het deed voorkomen. Dat de Russen barbaren waren en hun imago hadden bezoedeld. Ze waren barbaren op een andere manier, maar niet in deze wedstrijd.”  


Hongarije - zonder Zádor - wint de finale met 2-1 van Joegoslavië. De USSR klopt Duitsland en wint brons. Na afloop van het toernooi moet elke Hongaar voor zichzelf beslissen: gaat hij terug naar Hongarije? “We waren een team. De volgende dag waren we individuen”, aldus Zádor. Zijn ploeggenoten zeggen dat hij terug moet gaan naar Hongarije, waar hij de beste waterpoloër van de eeuw kan worden. Maar hij wil niet gemuilkorfd worden en vertrekt naar Amerika, waar hij zwemtrainer wordt, van onder anderen een heel jonge Mark Spitz. Hij heeft nooit meer waterpolo gespeeld.

Ervin Zádor

In 2002 ontmoeten alle acht nog in levende zijnde spelers van het gouden Hongaarse team elkaar in Boedapest. Vier van de overlevende Russische spelers zijn ook aanwezig. Het levert prachtige beelden op van mannen op leeftijd, die elkaar in het water van het beroemde Gellértbad een balletje toegooien. Van enige animositeit is geen sprake meer.” Zádor: “We hebben de Russen een pak slaag gegeven, wat altijd leuk is. Maar zij waren net zozeer slachtoffer van de omstandigheden als wij.”  

----------------------

(Bovenstaand verhaal is grotendeels gebaseerd op de documentaire Freedom's Fury uit 2006. De historische achtergrond van de waterpolowedstrijd krijgt daarin niet minder aandacht dan het waterpolo zelf.) 

(Hongarije heeft op de Spelen in Rio de Janeiro zijn eerste twee wedstrijden gelijkgespeeld. Rusland heeft zich niet voor het toernooi weten te plaatsen.) 

Hoe Black Sabbath in 1972 het Russische Journaal haalde. Of ...

---------


Een kort nieuwsberichtje uit 1972, toen de wereld nog heel overzichtelijk was. Het Russische Journaal meldt dat rockband Black Sabbath een Gouden Plaat heeft gekregen en voorziet die gebeurtenis van een heldere toelichting. De vertaling staat onder het filmpje.

Cultureel nieuws uit de Verenigde Staten van Amerika.

Op 6 november 1972 is een van de Amerikaanse zogenaamde rockgroepen, waarvan de naam in vertaling luidt: Zwarte Sabbath, onderscheiden met een gouden plaat. Het album dat deze hoge onderscheiding verdiende, heet: Deel 4, wat getuigt van de zeer hoge productiviteit van het ensemble.

Daarbij wordt de muziek van het Amerikaanse collectief gekarakteriseerd door een zogeheten zware klank. Het ensemble Zwarte Sabbath predikt geweld en religieus obscurantisme en zijn solist Ozzy Osborne is een klassiek voorbeeld van een verstoorde psychische gezondheid en de gespleten persoonlijkheid van iemand die zich geruime tijd heeft opgehouden in kringen van de Amerikaanse showbusiness.

Tot de meest opzienbarende capriolen van de zogenaamde zanger, behoren het opeten op het toneel van dode vleermuizen en ook uitspraken als: ik houd van drinken en ben graag permanent dronken, of: ik ben niet zo gek als iedereen denkt, ik ben veel gekker.

---------

Jeetje, dacht ik. De Sovjet-autoriteiten hadden de grootste moeite om de invloed van de Westerse pop- en rockcultuur binnen de perken te houden. Dan was dit toch wel opvallend veel reclame. De tekst van de presentator zou bij de gemiddelde puber het ene oor in en het andere uit zijn gegaan, maar die gitaarrifs aan het eind … Zelf nam ik op veertienjarige leeftijd definitief – dacht ik toen – afscheid van mijn ouders bij het aanhoren van de eerste klanken van de elpee Deep Purple In Rock. En zo zou menig Sovjet-puber na die paar akkoorden van Black Sabbath, getoond op het tv-journaal, voorgoed onbereikbaar zijn geworden voor welke van bovenaf opgelegde ideologie dan ook.

Ik grasduinde eens door de commentaren onder het filmpje en begreep al snel dat ik er volledig ingetuind was. Tussen boze opmerkingen van Black Sabbath-fans (“Amerikaanse band? Ze komen uit Engeland!”) las ik daar: “Koppen van vleermuizen afbijten deed Ozzy pas in 1982.” En even verder: “Mij maakt het niet uit, maar presentator Jevgeni Kotsjergin die hier te zien is, was in 1972 pas 27 jaar.”

De presentator is inderdaad de oude Jevgeni Kotsjergin en het filmpje, dat ik eergisteren op Facebook tegenkwam, werd een paar jaar geleden als een soort parodie gemaakt door de tv-zender Nostalgija.

Bij de naam Kotsjergin had bij mij trouwens een lampje moeten gaan branden, maar (ik schrijf het met lichte bezorgdheid …) dat deed het niet. Terwijl ik hem toch niet al te lang geleden genoemd heb, elders op dit blog. Zijn dochter stortte begin dit jaar haar dood tegemoet in een liftschacht. Daar schreef ik toen een stukje over.   

Oekraïense muren zijn rijk aan Sovjetmozaïeken, maar hoelang nog? "Laten we geen barbaren zijn."

-----------------------

Jevgeni Nikiforov heeft er inmiddels zo’n duizend verzameld – in de vorm van foto’s, wel te verstaan: Sovjetmozaïeken op muren van gebouwen in Oekraïne. Het is een ernstig bedreigde kunstvorm en de vraag is hoeveel van die mozaïeken er binnenkort nog over zijn.

Nikiforov, fotograaf van beroep, kreeg eind 2013 het verzoek of hij voor een hoofdstuk in het (Russischtalige) boek Oekraïense kunst uit de jaren zestig foto’s wilde maken van mozaïeken in Kiev. Nadat die opdracht was voltooid, werkte hij verder aan een eigen archief, dat inmiddels mozaïeken bevat uit zo’n 25 Oekraïense steden. De vrucht van zijn verzamelwoede wordt het boek Gedecommuniseerd: Oekraïnse Sovjet-mozaïeken, dat deze zomer moet verschijnen.

School 54, Marioepol

Instituut voor Nucleair Onderzoek, Kiev

Metrostation Patas Ukraina, Kiev 

Metrostation Patas Ukraina, Kiev 

Kreementsjoek

Bankgebouw, Krementsjoek

Bankgebouw, Krementsjoek

Instituut voor Kankeronderzoek, Kiev

Instituur voor Lagetememperaturenonderzoek, Kiev

De taferelen op de muren variëren van scholiertjes tot kosmonauten en van balletdansers tot kerngeleerden, maar hebben steeds één ding gemeen: ze bezingen de bijna onverbiddelijke opgewektheid waarmee de Oekraïense Sovjetburger opmarcheerde richting lichtende toekomst. Daarmee is meteen ook de kwetsbaarheid van de mozaïeken duidelijk: die toekomst bleek niet te bestaan en Oekraïne is op zoek naar een nieuw perspectief en een eigen identiteit – een proces dat door het gewapend conflict met Rusland (voorheen de voornaamste pilaar van het vijftien republieken tellende Sovjetbouwwerk) een zware extra lading heeft gekregen. Conservering van de mozaïeken behoort niet tot de prioriteiten.

Al helemaal niet sinds in april 2015 een wet werd aangenomen die het gebruik van communistische en nazi-symbolen verbiedt. Weliswaar laat die wet kunstwerken van voor 2015 ongemoeid (zie artikel 4.3.4), maar de meeste mozaïeken zijn nooit als kunstwerk geregistreerd. Nikiforov heeft dan ook haast met zijn inventarisatie. “Laat ons geen barbaren zijn en de geschiedenis ontkennen”, zo pleit hij voor het behoud van de vele kleurrijke taferelen op de Oekraïense muren.

Bovenstaande afbeeldingen komen uit een Engelstalig artikel over Nikiforov. Op zijn website zijn meer afbeeldingen te zien. Hij heeft ook een eigen Facebookpagina en een aparte pagina op Facebook die geheel gewijd is aan het te verschijnen boek. Onderstaande foto's komen van de twee FB-pagina's.  

-----------------


Nikiforov (Vasylkiv, 1986) studeerde aan de Geographic Photography College in Tel Aviv. Hij werkte als mode- en reportagefotograaf en legt zich sinds 2013 toe op documentaire projecten. Meer over hem leest u hier

Mij is niet duidelijk of zijn Decommunised: Ukrainian Soviet Mosaics in het Russisch of Oekraïens verschijnt. Hoe dan ook - ik heb het boek nog niet gezien, maar het lijkt mee geen boude uitspraak - verdient het een Westerse vertaling.





(Overigens zijn er nog veel meer fraaie mozaïeken te vinden op de site Soviet Mosaics in Ukraine. Het lijkt erop dat die site al geruime tijd niet is bijgewerkt. Of er een link is met Nikiforov en diens project, weet ik niet.) 

Tekens van leven op berkenbast. Niet uit de Middeleeuwen – uit de Goelag.

berkenbast kaartjes Goelag Sovjetunie

Het is zomer en dan duiken ze weer op: berichtjes over nieuwe vondsten van briefjes, ingekerfd op stukjes berkenbast, opgegraven in vooral Novgorod. De briefjes stammen uit de Middeleeuwen en zijn een goudmijn voor historici en taalkundigen. Ik groef ooit mee, in de zomer, en was erbij toen er weer zo’n breekbaar rolletje berkenbast met een tekstje uit de vochtige grond werd gehaald.

Een opgegraven briefje in Novgorod

Een opgegraven briefje in Novgorod

Ik moest natuurlijk onmiddellijk denken aan die Middeleeuwse briefjes, toen ik de afbeelding boven aan dit stukje tegenkwam. Het is de voorkant van een klein album voor gedichtjes, vervaardigd van berkenbast, niet in de Middeleeuwen, maar in de vroege jaren vijftig van de vorige eeuw. Het is gemaakt door Ona Bereznaité, toen ze in ballingschap zat in Inta in Zuid-West Siberië. Het wordt bewaard in het Museum van verzet en verbanning in Palanga in Litouwen.

Het album bevat maar één gedichtje, gedateerd 2 juli 1953. Dat doet vermoeden dat Ona daarna niet lang meer in Inta heeft gezeten. Het is in het Oekraïens en opgedragen aan Анна/Anna, de Oekraïense variant van Ona, neem ik aan. Anna/Ona krijgt de raad om zich niet over te geven aan droeve gedachten, die kosten alleen maar energie. Denk aan bloemen, dan valt geluk je ten deel, en heb geduld.

berkenbast Ona Bereznajte gedichtje Goelag berkenbast

Ona – ik weet verder niks over haar - was handig en creatief. Er zijn meer werkjes van haar bewaard gebleven: een gehaakt servetje, een napje voor zakdoekjes en een etuitje voor een kam. Op dat etuitje (zie de laatste foto van de korte reeks hieronder) is vermoedelijk een kleine kaart van Litouwen afgebeeld met de rivier de Neman.

Het zou me niet verbazen als Ona een klein centje bijverdiende met haar creaties. Of ze dienden als ruilmiddel. Dat was een reddingsboei voor creatieve gevangenen en bannelingen. (Eerder schreef ik al over zo iemand: tante Tonja uit Odessa.)

Het Virtuele Museum van de Goelag, waar ik Ona’s werkje aantrof, bevat nog meer boodschappen op berkenbast. Hieronder een ansichtkaart van Nikolaj Glazov, een arts die gevangenzat in een kamp in Komi. Op de achterkant schrijft hij aan zijn dochter: “Ritoesenka, wees lief en gehoorzaam je goede mama. Papa-Kolja. 3/V/37.” De tekening is gemaakt door een medegevangene met de initialen E. E. (zie in de rechterbovenhoek), die in 1937 of 1938 is geëxecuteerd.

ansichtkaart Goelag berkenbast eend

 

Een bloknootje dat toebehoorde aan politieke gevangene Roedolf Aller, met notities (in het Russisch en vermoedelijk Ests) van 23-1-1944 tot en met 30.1.1945:

politieke gevangene bloknoot berkenbast Goelag Estland Siberië

Papier was uiteraard schaars in de kampen. Pen of inkt was er wel, wat voor een duidelijk onderscheid zorgt met de berkenbastjes uit de Middeleeuwen, daar werden de boodschappen ingekerfd. Hieronder een kaartje van 18 mei 1943 van politieke gevangene Antanas Banjoelis uit een kamp in de provincie Krasnojarsk. Zo’n kaart werd niet het kamp uitgesmokkeld, die werd ‘officieel’ verstuurd, met een postzegel- of stempel en een stempel van de militaire censuur. Door die censuur – dat lijkt me om gek van te worden – zijn een paar regels zwartgemaakt. Antanas vraagt zijn familie om voedselpakketjes.

stempel censuur Goelag kampen Siberië
kaartje censuur Goelag berkenbast kampen Siberië

En tenslotte nog kaartje, ook uit Kranojarsk, van 6 december 1944, vermoedelijk verstuurd door Norbert Klaus uit Estland. Hij wijst de geadresseerden op instructies van de NKVD voor het versturen van pakketjes. Ook deze kaart heeft een stempel van de censuur. Op de postzegel is een piloot te zien.   

postzegel berkenbast Goelag Sovjetunie