gezondheidszorg.

Een ziekenhuis in Omsk: kakkerlakken op zaal, een lijk in de hal.

——————-

————

(Dit een ingekorte versie van een artikel van journaliste Natalja Jakovleva uit Omsk. De volledige versie verscheen op de site Sibir-realii. Omsk heeft 1.1 miljoen inwoners.)

 
“Neem beddengoed mee, we gaan naar het ziekenhuis”, zei de ambulancedokter. “Naar Stadsziekenhuis 1.”

Naar het Kabanov-stadsziekenhuis Nummer 1 van Omsk wilde ik niet. Tien jaar geleden had ik daar drie maanden doorgebracht, terwijl ik voor mama zorgde. Ze had een simpele operatie gehad: er was een poliep verwijderd. Maar er was iets misgegaan, een hemorragische shock, coma. Maar ze overleed aan een enorme doorligwond, die was ontstaan in de maand dat mijn zus en ik niet op de intensive care werden toegelaten. Een jaar eerder was ik met een groep journalisten in Amerika geweest en hadden we een medisch centrum gezien, waar mensen jaren in coma lagen … Alleen daardoor kan ik verklaren dat ik er blind op vertrouwde dat de ziekenzorg bij ons niet slechter zou zijn. En ook doordat ik elke dag preparaten kocht tegen doorligwonden, dure medicijnen voor mama en flessen cognac voor de artsen. Maar een verzorgster legde me later uit dat mama te zwaar was, ze was lastig om te draaien: 90 kilo – normaal het gewicht van een stevige man. Mijn zus en ik keerden haar om, verzorgden het verschrikkelijke gat van de doorgelegen plek midden op haar rug, zo groot als een handpalm, en haar hals, waar een snee zat van het verband dat de voedingssonde op z’n plek hield. Er kwam een chirurg naar ons kijken van de afdeling ernaast – het enige medicijn dat hij kende was levomekol. Bijna was het ons gelukt. Maar in de wond vormde zich een bloedstolsel. Het kon niet gestopt worden, of ze hebben het niet geprobeerd – we kregen steeds maar te horen dat alle pogingen zinloos waren: ze was oud, al 63…

“Het enige wat we voor elkaar hebben gekregen”, zei mijn zus toen we ’s nachts naar buiten liepen, “is dat ze mama zijn gaan aanspreken met ‘u’.”

Beleefdheid tegenover de patiënt was niet gebruikelijk: wie het ook was, een zwerver of een ‘verdienstelijk leraar van Rusland’ , zoals mama – je was een niemand. “Heeft ie zich weer ondergescheten!”, schreeuwde een verpleegster tegen iemand buiten bewustzijn, en een verzorgster trok met een ruk het vuile laken onder hem vandaan. Overleden patiënten lagen op draagbaars in de gang, te wachten totdat iemand hen naar het mortuarium zou rijden. Wij brachten mama zelf. Ze waren gedurende die twee maanden zo aan ons gewend, dat ze zich al geneerden en zelfs probeerden om hun manier van doen te verklaren – het was het lage salaris, natuurlijk.       

[In 2015 vraagt Interpol bij het OM in Omsk om informatie over Vasili Mamonov, op dat moment vice-voorzitter van de gemeenteraad van Omsk, en tot 2012 hoofdarts van het Kabanov-ziekenhuis. Er komt een rechtszaak.]

Het bleek dat Mamonov in 2015, nog maar drie jaar nadat hij ontslag had genomen als medisch directeur, toen hij al vice-voorzitter van de gemeenteraad was geworden, voor 37.825.000 roebel een aardig appartement had gekocht in Düsseldorf, om daar Duitsers te behandelen.

De inkomsten die hij opgaf als vice-voorzitter waren bij lange niet voldoende voor zo’n bedrag. Tijdens de rechtszaak praatte hij zich vast, hij kwam met verschillende versies over de herkomst van het geld, dat hij bewaarde in een koffer, omdat hij de banken niet vertrouwde – maar ondertussen had hij wel zeven rekeningen met miljoenen erop: dat had zijn dochter dan geleend, of hij had krediet opgenomen in euro’s op de Seychellen. De rechter bepaalde dat het geld voor de flat terug moest naar het overheidsbudget. Het is moeilijk te geloven dat die beslissing zou zijn genomen zonder de bemoeienis van Interpol, als je kijkt naar de liefde van de gouverneur voor de voormalige hoofdarts van het Kabanov-ziekenhuis. Die gouverneur onderscheidde hem in 2014 met de gouden medaille ‘Voor bijzondere verdiensten voor de provincie Omsk’, met daarbij als privileges: gratis door de provincie ter beschikking gestelde woonruimte zonder gemeentelijke lasten, een maandelijkse uitkering tot 41.000 roebel en regelmatig vakantie in een sanatorium met gratis reiskosten.

Ik was aanwezig bij die rechtszaak. Dat was nog een reden waarom ik niet naar het Kabanov-ziekenhuis wilde: ik vermoedde dat er weinig meer van over was. Maar dat het zo weinig zou zijn … Een verweesde intake-afdeling, waar op de banken halflevende zwervers, in elkaar geslagen alcoholici, bleke vrouwen en trillende mannen door elkaar heen zaten. Een klein en afschuwelijk smerige toilet zonder zeep, zonder wc-papier, zonder apparaat om je handen te drogen. Een röntgenapparaat uit het jaar nul, kamers voor een cardiogram, voor een echografie, van specialisten, waar overtreksels, voor enkel- of meervoudig gebruik, volledig ontbreken, op ligbanken met slijtgaten: je trekt je kleren op en gaat liggen. Je weet niet wie daar allemaal eerder heeft gelegen, je weet alleen wel dat het er heel veel zijn geweest. De gynaecologische stoel, gestopt met stukken in verschillende kleuren, met steunen voor je benen die niet kunnen buigen.

“Gaat u maar op uw vestje liggen”, adviseerde de dokter.

Ik had geluk, ik was thuis opgehaald en mijn dochter had nog wat spullen ingepakt. Ik had zelfs een sloop bij me.

“Zijn er problemen met de financiering, dat er geen onderleggers zijn?”,  informeerde ik.

De dokter moest lachen:

“Er zijn geen problemen. Maar ook geen onderleggers.”

Ik kwam terecht op de afdeling gynaecologie. Die had duidelijk iets van een opknapbeurt gehad: de muren waren egaal, al waren ze gifgroen geschilderd, de kleur van een omheining in een dorp. In de gang stonden een paar bedden, niet voor iedereen is plaats. De versleten nachtkastjes waren duidelijk uit de Sovjettijd, zonder plankjes en deurtjes. De knopjes om een dokter te roepen doen het allang niet meer. ’s Ochtends ruikt het behoorlijk naar sigaretten, de ventilatie kan het duidelijk niet aan. De brokkelige matrassen met bloedvlekken kan je afdekken met een paar versleten lakens, die  ze je geven als je daar meermaals nadrukkelijk om vraagt. Slopen zijn er niet, ik moest het vlekkerige kussen in een sjaal wikkelen. De tafel voor de vuile vaat in de kantine is net zo’n kastje als uit mijn schoolverleden in de jaren zeventig. Vieze vaat is er trouwens niet veel, iedereen neemt zijn eigen borden mee, waar je je voor- en nagerecht van eet.

“Ik heb vergeten een bord mee te nemen, geven ze die in de kantine?”, vraag ik mijn kamergenotes.

Ze lachen:

“Als het de aardige kantinejuffrouw is, geeft ze je er misschien een wegwerpbord. De  andere, de kwaaie – nooit van d’r leven. Maar maak je niet druk, ’s ochtends is er alleen theecompote met brood en een stukje boter van twee centimeter. Daarna vraag je of je familie er eentje meeneemt.

’s Ochtends begreep ik wat theecompote inhield: thee, gegoten in een niet gewassen bak van compote met een bijsmaak van rozijnen en een zwabber. Ik had het niet moeten drinken.

“Als u gegeten of gedronken hebt, kan er niet onder narcose worden geopereerd. Onze eigen anesthesist is er niet, u kunt wachten tot de avond, dan is er een tijdelijke”, legde de arts uit. “Maar als u een plaatselijke verdoving wilt, gewoon een injectie in de baarmoeder, dan kan het ook nu.”

De plaatselijke verdoving heb ik niet uitgeprobeerd, in tegenstelling tot mijn buurvrouw van tegen de zeventig.

“In onze tijd werd het er gewoon uitgeschraapt, bijna waar je bij was. De jeugd is maar slap tegenwoordig”, merkte ze op. “Wij verdroegen dat, dat doe ik nu ook.”

Foto: N. Jakovleva

Mijn jongere buurvrouw werd de vraag niet gesteld, die moest met spoed geopereerd worden: een miskraam. Ik vond het vreemd dat je tot ’s avonds niet mocht eten en drinken. In de Sovjet-perestrojka-tijd verdiende ik wat bij als verzorgsters in een ziekenhuis voor spoedeisende hulp, en we hielpen de zieken gewoon met een klysma. Bleek dat er hier geen verzorgsters meer waren – wegbezuinigd, net als de anesthesisten. De vloer, zo bleek, wordt tegenwoordig gedaan door een schoonmaakbedrijf en voor de patiënten is het nu zelfbediening: hun verzorging behoorde ook tot de taken van de verzorgsters. De kwaliteit van het schoonmaakbedrijf was af te lezen aan de vuile lakens die rondslingerden in de kamer, de medewerksters konden het maar niet eens worden over wie die moest opruimen. Maar het verbazingwekkendst was natuurlijk de douche met toilet. Het bidet doet het niet, meldt een briefje op de deur. De douche was beschimmeld en zat verstopt met haren van de plek die bij gynaecologie wordt behandeld. De patiëntes gingen er ook liever niet heen – op de hele afdeling was alleen maar koud water.

“Je moet de kraan langer laten lopen”, adviseerde een verpleegster. “Het haalt de elfde verdieping  niet.”

Helaas, het helpt niet: het water wordt niet warm, ’s ochtends niet, ’s avonds niet, niet na een uur, niet na twee uur. De slimsten doen water in een leeg flesje en leggen dat op de radiator, die gelukkig warm is. De toilet is een attractie apart: die gaat van binnen niet op slot, kennelijk uit zorg voor de medemens. Daarbij moeten de dames na een operatie de treden beklimmen om bij de verlangde toiletpot te geraken, die in beton gemonteerd zit. Ook hier geen zeep, wc-papier of luiers.

Foto: N. Jakovleva


Nou ja, het lijk in het halletje van de intake-afdeling verbaasde me al niet meer. Ik had hem al gezien, kennelijk nog in leven, toen ik om een uur of elf naar beneden ging naar de hal van de afdeling langdurig verblijf. Het was een glazen portaal – er was een of andere zwerver opgedoken, ze wisten niet wat ze met hem aan moesten. Op straat gooien was geen optie. Een bewaker vertelde dat hij dat een keertje had gedaan toen hij hier nog maar pas werkte. Was die zwerver doodgegaan in de kou. Ze hadden hem bijna ontslagen! Tegen drie uur liet ik me uitschrijven, ik ging via de intake naar buiten, toen hadden ze een oplossing gevonden: het hoofd was inmiddels afgedekt, alleen staken dezelfde laarzen nog uit. Hij lag op de vloer of op de lage stoelen, dat kon ik niet goed zien, ik ben uit de buurt gebleven. Zoals ook de nieuwkomers opzij sprongen om niet tegen hem aan te komen. Misschien was het geen zwerver, de typische geuren ontbraken.

Kortom, welkom bij ons voor een behandeling: hebt u nog niet genoeg ziektes, dan voegen wij er nog wat toe. De huidige hoofdarts Georgi Sobolev kan dan misschien ook een flat kopen in Düsseldorf. Zoals Mamontov erkende: “Georgi Fagimovitsj [Sobolev] is een leerling van ons. Afgaand op de aangifte 2017 bedraagt het inkomen van de hoofdarts van het Kabanov-ziekenhuis in overheidsdienst 3.993.000 roebel. Eigendom: een woonhuis met een oppervlakte van 82 m2. Een jaar eerder bezat hij ook nog duizend vierkante meter grond, maar dat is nu overgegaan op zijn echtgenote-arts, die een wat lager inkomen heeft, maar wel een woonhuis van 120 m2., twee appartementen en drie ruimtes  niet geschikt voor bewoning. Met recht een ‘leerling’ van Mamontov – diens echtgenote verhuurde ook een soort ruimtes-niet-voor-bewoning met afmetingen die doen denken aan die van een behandelkamer in het ziekenhuis.

Op mijn publicatie op sociale media heeft Sobolev niet gereageerd. Wel kwam er een reactie van het ministerie van Gezondheidszorg. Dat liet weten dat in 2018 38 miljoen roebel uit het provinciebudget is toegewezen aan het Kabanov-ziekenhuis voor onderhoud. In 2019 moet een begroting worden opgesteld voor onderhoudswerkzaamheden op de gynaecologie- en longafdeling.

[Over de longafdeling schreef een patiënte:] “Hier liggen mensen met bronchitis, met acute astma, longontsteking, enzovoort. Samen met die mensen liggen hier ook kakkerlakken, in enorme hoeveelheden. Beter gezegd, die liggen niet, die rennen, vooral ’s nachts, waarover ze maar willen: de muren, de wastafel, de nachtkastjes, over uw spullen, over u.” Wat zullen we het dan nog hebben over een vechtpartij met messen tussen twee dronken verpleegsters die tijdens een feestmaal (niet het eerste) in het ziekenhuis ruzie kregen om een chirurg. De minister van Gezondheidszorg van de provincie Omsk zelf, Andrej Storozjenko, zoon van het voormalig hoofd Binnenlandse Zaken in de rgeio, die al zeven jaar de baas is over de gezondheidszorg in Omsk, reageerde verbaasd: “Moeten we het daarover hebben? Twee medewerksters die twee wodka’s ophebben en gaan vechten?”

“De uitslag van het onderzoek is er over veertien dagen”, deelde de arts mee. “Wij behandelen niet, alleen spoedgevallen. Laat uw naam noteren bij de polikliniek in uw wijk, tegen die tijd bent u dan precies aan de beurt.” 

Mijn polikliniek, die de hele wijk Levoberezje bedient, valt onder het Kabanov-ziekenhuis. Volgens een bericht op de nieuwssite BK55, heeft het Onderzoekscomité  van de provincie Omsk (dit comité valt onder het Onderzoekscomité van de Russische Federatie dat zich onder meer bezighoudt met corruptie – EH) een strafzaak aangespannen tegen Sobolev, vanwege de onrechtmatige uitgave van meer dan 75 miljoen roebel uit de middelen van het Fonds van verplichte medische verzekering, en vanwege oplichterij. Schuld heeft hij niet bekend, de strafvervolging werd stopgezet: er werden geen strafbare feiten vastgesteld. Het Onderzoekscomité is nu eenmaal geen Interpol. In vrijheid en met een zuiver geweten richtte Sobolev een particuliere gezondheidsinstelling op, Nefrosovet, waarvan het adres hetzelfde is als dat van het Kabanov-ziekenhuis. De instelling houdt zich bezig met de opleiding van medici, de “leerlingen van Mamontov” planten zich dus voort en vermenigvuldigen zich.

De belangrijkste vraag die mij kwelt, is: waarom wordt dit alles geslikt door zowel de artsen (van wie er velen echte professionals zijn), alsook de patiënten, die gedwongen zijn zich onder deze omstandigheden te laten ‘behandelen’? Waarom houden zij hun mond? Er is een uitleg. Precies een maand geleden overleed de 46-jarige Olga Jermolenko aan een hartaanval, een redacteur van BK55, die het departement van Storozjenko meedogenloos had bekritiseerd vanwege de wanorde in de ziekenhuizen, de slechte omgang met patiënten, de totale bezuiniging op alles en iedereen, en vanwege de exclusieve steun voor particuliere klinieken. De familie vertelde dat de ambulance haar niet wilde komen ophalen, dat lukte pas bij een andere ziekenwagen, toen het al te laat was. 

© Natalja Jakovleva.

 ———————


(Onlangs belandde mijn voormalige docente Russisch uit Voronezj, de 80 gepasseerd, voor enkele dagen in een Nederlands ziekenhuis. Ze raakte, bijna met tranen in haar ogen, niet uitgepraat over de liefdevolle behandeling van de verpleging en de artsen. -EH).

 

Kakzje-kakzje-kakzje, en een hurk-wc. Mijn herinneringen aan de gezondheidszorg in de Sovjetunie

-------------------

Gezondheidszorg ziekenhuis polikliniek Rusland Sovjetunie


Mijn ervaringen met de gezondheidszorg in de Sovjetunie zijn door de jaren heen bescheiden gebleven. In mijn hoedanigheid van reisleider kreeg ik weleens te maken met fysiek ongemak van mijn toeristen. Zo herinner ik me een oorontsteking van een Nederlander in Bratsk (of was het nou Irkoetsk?), een Amerikaan in Moskou wiens oren maar dicht bleven zitten na een vlucht, en een jongedame uit Canada, die in Leningrad met iets van hyperventilatie linea recta per ambulance werd afgevoerd naar het ziekenhuis. Ik zat naast haar in de ambulance en gaf haar mijn walkman met de verzamelde hoogtepunten uit het repertoire van Tom Petty & The Heartbreakers – ter kalmering. Het was een mooie rit, door een witte Leningradse zomernacht.

Voor buitenlandse toeristen waren artsen in allerlei specialisaties op afroep beschikbaar. Je hoefde maar licht ongerust de dezjoernaja (etagedame) deelgenoot te maken van je zorgen om het fysieke welzijn van iemand in kamer 32, en hup! Het was alsof er om de hoek van het hotel een legertje doktoren klaarstond voor elke buitenlander die ook maar iets mankeerde.

En allemaal gratis. Dat maakte nog de meeste indruk op de Amerikaan met z’n dichte oren. Met hem belandde ik bij een keel-, neus- en oorarts, waar hij zijn neus dicht moest knijpen en  hard ‘kakzje, kakzje, kakzje!’ moest zeggen. Na de reis kreeg ik nog een kaartje van hem, dat hij ondertekende met ‘kakzje, kakzje, kakzje!’  

Eén keer belandde ik in een polikliniek vanwege eigen lichamelijk ongemak, veroorzaakt door de hurk-wc’s op mijn studentenflat in Voronezj. Ik kwam weer eens overeind en toen knapte er iets in mijn knie. Ik ging naar de polikliniek, waar ik, toen ik aan de beurt was voor een röntgenfoto, wat moeizaam van mijn stoel afkwam. Of het misschien ietsje sneller kon, informeerde de verpleegkundige. Op de röntgenfoto bleek niets van schade, een paar maanden later, terug in Nederland, werd er een scheurtje in de meniscus geconstateerd.

Ik moest aan dit alles denken, toen ik het beeldverslag tegenkwam van blogger Sergej Dolja. Die raakte in Krasnodar zijn stem kwijt en ging op zoek naar een kno-arts. (In het Russisch is dat een оториноларинголог – wat ik niet meer ga onthouden.) Boven zijn verslag zette hij: Terug naar de USSR. En ik ging met hem mee, want ik werd onweerstaanbaar meegevoerd naar mijn eigen herinneringen aan de gezondheidszorg in de Sovjetunie.

Blogger Sergej Dolja bij de kno-arts in krasnodar

Blogger Sergej Dolja bij de kno-arts in krasnodar

(Voor meer foto's van Dolja's bezoek aan de arts klit u hier.) 

Dubbele wc-potten in Sotsji - geen enkele wc-pot in de psychiatrische inrichting van Aleksandrovsk

854163_original.jpg

U hebt ze misschien wel gezien, die grappige foto’s die sinds een dag of wat de ronde doen: van die wc in Sotsji met twee wc-potten naast elkaar.

Ze hadden die dubbele wc-pot maar beter cadeau kunnen doen aan de psychiatrische inrichting in het dorp Aleksandrovsk in de provincie Irkoetsk. In het ‘damestoilet’ daar hebben ze geen enkele wc-pot. De patiëntes moeten hun behoefte doen in een emmer.

Misschien goed om dat even in het achterhoofd te houden, wanneer de komende weken al die glimmende plaatjes en praatjes uit Sotsji over u en mij worden uitgestrooid.

irkutskiy_ombudsmen_prodolzhaet_nastaivat_na_zakrytii_psihiatricheskoy_bolnitsy_v_aleksandrovskom_tsentrale_thumb_fed_photo (1).JPG

De lokale ombudsman voor de mensenrechten, voor wie volgens de wet geen deur gesloten mag blijven, had de grootste moeite om de inrichting binnen te komen. Het personeel – 200 man sterk – vreest voor sluiting. Voor de lokale economie zou dat een grote klap zijn.

Hieronder het verhaal van de ombudsman, Valeri Loekin. De emmers komen voorbij vanaf 2.02. Ik heb geen zin om het allemaal te vertalen. (En leest u ook mijn stuk van gisteren nog even door, over de falende Russische overheid die haar eigen graf graaft.)

En toevallig stuitte ik net vandaag op onderstaand liedje. Heel toepasselijk. De tekst verschijnt in beeld. Pakt u zelf een woordenboek, al spreken de beelden voor zich.