persoonlijk

Requiem voor een mus. Mijn avonturen als drummer in de Russische provincie.

---------------

Niet in Rusland, wel ongeveer in hetzelfde jaar.

Niet in Rusland, wel ongeveer in hetzelfde jaar.


Mannen van zekere leeftijd doen (op materieel gebied) grofweg twee dingen: ze kopen een motor of een drumstel. Ik rijd geen motor – trek uw conclusies.

De laatste tijd drijven mijn herinneringen - uit de eerste alinea valt af te leiden waardoor - regelmatig terug naar de tijd dat ik als drummer in bescheiden bandjes mijn beste beentje voorzette – en niet alleen in Nederland. Onderstaand stukje schreef ik voor het Utrechts Nieuwsblad. Het beschrijft een avond in Voronezj in de winter van 1981-1982. De versie die u hier leest is op een enkel punt aangepast. *)  

*****

Af en toe ga ik mee met bevriende muzikanten die in het bruiloftencircuit van Voronezj regelmatig een centje bijverdienen. Een beetje bruiloft kan in Rusland allang niet meer zonder een bandje, dat popmuziek ten gehore brengt.

Het zaaltje waar we ditmaal terechtkomen is overdag de kantine van een vleesverwerkende fabriek en ’s avonds is het er, ondanks uitvoerig gedekte tafels, niet echt gezellig. We ontdekken dat er tussen de grote dubbele ramen, door een spleet bovenin, een musje terecht is gekomen. Ze is onbereikbaar en gedoemd een langzame dood te sterven. Ze hopt onhandig heen en weer tussen de schedeltjes van de mussen die haar voorgingen. Af en toe fladdert ze een stukje op. We wijzen naar boven en moedigen haar aan. Maar het mag niet baten, de ruimte tussen de ramen is te klein om de vleugeltjes goed uit te kunnen slaan. We besluiten die avond een requiem voor haar te spelen.

Russen drinken veel, zeker op bruiloften. Ook mijn vrienden laten zich deze keer met een eigen voorraadje achter het podium niet onbetuigd. Tussen de nummers door wordt er stevig ingenomen en in de pauzes schuift men aan bij de bruiloftsgasten om broederlijk me te toosten op het geluk van de jonggehuwden.

Tijdens de tweede set worden de gevolgen zichtbaar. De band zakt langzaam weg in dronkenschap, daarbij gelijke tred houdend met de bruiloftsgasten. De bassist doet een stapje opzij en valt van het podium, bovenop een bouwvallige versterker. Ik zie vonken. Ik speel mee tijdens Hotel California. De vaste drummer hangt om m’n nek en probeert me uit te leggen welke trommels ik moet raken. Veel keus heb ik niet meer. Het pedaal van de basdrum is allang doormidden en het vel van een andere trommel is sinds het vorige optreden nog niet hersteld. De andere muzikanten brengen er evenmin veel van terecht. Ze hebben de macht over hun snaren goeddeels verloren.

De vader van de bruid uit zijn ongenoegen over de muzikale wanprestaties. De dronken bassist ontsteekt hierop in woede. Ik trek hem opzij en probeer hem te kalmeren. Prompt valt hij me om de hals. Hij vertrouwt me toe dat ik ‘zijn lieveling’ ben en of ik met hem mee naar huis wil. De vaste drummer verzekert me dat ik ‘wel leuk’ speel, maar dat m’n linkerhand nog veel te zwak is. “Kom mee”, zegt hij en begint aan een privé-les, waarbij hij zo hard op het tafelblad slaat dat ik vrees voor zijn polsen. “Nu jij”, gebaart hij.

De derde en laatste set wordt door een van de gitaristen solo gespeeld. Halverwege krijgt hij ongevraagd steun van twee beschonken bruiloftsgasten. Ze kunnen nauwelijks een instrument vasthouden, maar hebben samen lol voor tien. Niemand schenkt enige aandacht aan hen. Gedanst wordt er allang niet meer.

Na afloop staan we met de apparatuur op straat. De band heeft geen eigen vervoer. Na twintig minuten vergeefs auto’s aanhouden, stopt er een stadsbus, op weg naar de garage. Voor tien roebel (bijna veertig gulden) mogen we de spullen inladen. In de eerste bocht valt alles om, de bekkens kletteren tegen de kaartjesautomaat. Het schiet me te binnen dat we vergeten zijn het requiem te spelen voor onze mus.

*****

*) Het artikel schreef ik in 1985 voor mijn column MOSKVA, op de opiniepagina van het Utrechts Nieuwsblad. De gehanteerde tegenwoordige tijd is dus geschiedvervalsing, de beschreven avond was drie jaar eerder. In de krantenversie staat in de eerste alinea ‘Moskou’- en ook dat klopt niet. Het gebeurde allemaal echt in Voronezj, maar dat botste met de titel van m’n rubriek: MOSKVA. Waarmee ik dus twee keer zondigde tegen de ijzeren regel van Nico Scheepmaker: alles in een column moet waar zijn. Voor de rest van het stukje heb ik me aan die regel gehouden.  

En waarom ik voorlopig niet meer terug wil naar Voronezj, leest u hier.

Het is volbracht. In Samara nam ik plaats op de vip-tribune van het Dinamo stadion. (En ging ik ook die kerk binnen.)

---------------

De Pokrovski kathedraal voor de renovering.

Het is volbracht. Ik nam plaats op de vip-tribune van het nog net niet volledig vervallen Dinamo stadion van Samara. Daarmee deed ik een belofte gestand uit twee eerdere stukjes (zie hier en hier) en was de belangrijkste opdracht voor mijn reis naar Nizjni Novgorod, Kazan en Samara uitgevoerd. 

Het enige wat een beetje knaagt: het ging alles bij elkaar wel érg makkelijk. Ik had me met enige voorpret voorbereid op een dicht hek en een moeizame discussie met een verveelde bewaker, die ik dan uiteindelijk zou winnen, maar niets van dat alles: de deur van het gebouw aan de Lev Tolstojstraat stond open en de vrouw die binnen de boel bestierde, wees me meteen de weg naar het veld: die trap af en dan naar rechts.

De lokale elite op de vip-tribune ...

... en uw verslaggever.

En daar stond ik dan, in het Dinamo stadion, gebouwd met Duitse krijgsgevangen, waar bij de openingswedstrijd op 3 september 1948 zo'n 20.000 toeschouwers zagen hoe de lokale trots Krylja Sovetov (Vleugels van de Sovjets) Dinamo Kiev met 1-0 versloeg. Er waren wat jonge atleten aan het trainen, een eind verderop stond een eenzame figuur - ik vermoed een bokser - touwtje te springen. 

Toen ik vorig jaar besloot dat ik plaats zou gaan nemen op de vip-tribune, waren er plannen voor een renovatie van het stadion. Of die er nog steeds zijn, weet ik niet, maar wat ik zag, deed me vermoeden dat hier geen redden meer aan is. ‘Vergane glorie’, zelfs daar doe je het historische bouwsel (ooit het belangrijkste stadion van de stad) te veel eer mee aan. Mijn hemel, die blauw-witte vip-tribune waar ik op oude foto’s verliefd op was geworden … Van een afstandje lijkt het misschien van steen allemaal, maar niks hoor. Het zijn dakplaten die de boel bijeenhouden. Ik wilde er graag nog wat nostalgie bij voelen, maar zelfs dat lukte niet meer.

Het oude hoofdgebouw aan de korte zijde (tegenover de ingang aan de Lev Tolstojstraat) zag er - ook van een afstandje - goed uit, maar dat ging dan weer grotendeels schuil achter een schutting. Het lijkt gerenoveerd. Zou er van binnen ook wat aan gedaan zijn? En heeft die kop van Lenin daar altijd gezeten? Of was dat eerst Stalin? En waar is die klok dan gebleven?  

Het hoofdgebouw in vroeger tijden met de klok boven op het puntdak.

Het hoofdgebouw achter de schutting ...

... met Lenin waar ooit de klok zat.

De toegangspoort aan de Lev Tolstojstraat heeft nog allure ...


.... de achterkant van de vip-tribune niet meer.


Ik ging - ik moest er eerst het stadion weer voor uit - maar eens een kijkje nemen bij de Pokrovski kathedraal, aan dezelfde korte zijde van het veld, die - jazeker - gerenoveerd wordt. De mooie koepels, te zien op de foto boven aan dit stukje, gingen schuil achter hout. De kathedraal stond er al lang, toen in 1947, zo’n beetje in de voortuin, het stadion werd aangelegd. Ergens moest hier het familiegraf zijn van de Sjichobalovs, kooplieden die, ver voor de revolutie, de bouw van de kathedraal mogelijk hadden gemaakt. Ik vond het - ook weer zonder enige moeite - drie meter bij de ingang van het kerkwinkeltje vandaan.

In de kerk was een dienst gaande. Vrouwen met hoofddoeken stonden her en der als kleine eilandjes verspreid over de ruimte. Er klonk een koor en telkens op een bepaald moment in de tekst - voor mij volledig onvoorspelbaar - sloegen de vrouwen (en een enkele man) een kruis. Mijn blik viel op een jonge vrouw met de gestalte van een hoogspringster. Waar anderen bij het slaan van weer een kruis een beetje vooroverbogen, raakte zij hups, zo uit stand, met de drie vingers de punt van haar schoen aan. Ik kreeg het vermoeden dat zij zo uit de kleedkamer van het stadion ernaast naar de dienst was gekomen. Of misschien was dit wel haar voorbereiding op de training. Toen ik weer buiten stond, viel het me plots op dat de kerkgebouwen blauw-wit waren geschilderd, de kleuren van Dinamo - maar dat zal toeval zijn.  

Het winkeltje. Het koepeltje is op de foto bovenaan nog net rechts zichtbaar. 
Op het graf staat:
KERKBOUWERS EN WELDOENERS VAN DE STAD SAMARA
ANTONI, JEMELIAN, MICHEJ, MATVEJ SJICHOBALOV

Het blinde meisje in het museum van Samara

-------------------

Op de tweede verdieping van het Kunstmuseum van Samara zag ik haar zitten, voor een ezel met daarop iets wat leek op een plaquette van metaal. Ze had een koptelefoon op en liet haar handen gaan over het oppervlakte. Het was, in reliëf, het schilderij Ossen van David Boerljoek, dat ernaast in het echt aan de muur hing. Ik ging zitten, keek toe en was even de weg kwijt. Medelijden, ik denk niet dat een blinde daarop zit te wachten. Maar ik kreeg tranen in mijn ogen en voelde, met al die mooie schilderijen om me heen, juist dat: een onstuitbaar medelijden. 

Er stonden vijf van dit soort reliëfschilderijen, in meerdere zalen, elk voor een ander genre, vertelde een medewerkster van het museum. Even later hoorde ik haar tegen het blinde meisje zeggen: “Wil je nog een schilderij beluisteren?” 

----------------------

Een verdieping hoger was de afdeling West-Europese kunst, drie bescheiden zaaltjes. Topstukken zag ik niet, maar wat is het leuk om ver van huis Vlaamse en Hollandse namen (Hendrik van Steenwijck de Jonge, Thomas Wijck) tegen te komen. In een hoek hing achter glas een porseleinen tafereel. Rotterdam, vermeldde het bordje - kenners van de stad brengen het kerkje ongetwijfeld meteen thuis, als het nog bestaat. Ik zei tegen de dame van de zaal (ik schreef het al eerder: verwart u deze lieve vrouwen in de Russische provincie niet met onze suppoosten): “Dat is vlak bij waar ik geboren ben.” En ze antwoordde: “Vot eto da!” (Nou ja zeg!)

Ik had meteen een persoonlijke gids voor de rest van de zalen op de derde verdieping. Daar was ook een tentoonstelling van toegepaste Japanse en Egyptische kunst, ooit bijeengebracht door de oprichter van de lokale bierbrouwerij. Ik had er geen kaartje voor. “Wilt u het echt niet zien? Het is is prachtig, hoor”, zei de lieve vrouw. “Nou, ik werp even een blik om de hoek”, zei ik. Dat deed ik, en toen ik daar zo stond, mijn blik werpend om de hoek, zei ze samenzweerderig: “Gaat u maar naar binnen, hoor, gaat u maar kijken.” Zo zag ik de toegepaste kunst van de bierbrouwer, zonder dat ik er een kaartje voor had. 

Ik kreeg het leven van de brouwer en zijn familie nog verteld en de vrouw verzuchtte, het thema onverwacht verbredend naar de wereldpolitiek, dat het zo jammer was “dat niemand van ons houdt”. “Dat valt wel mee hoor”, zei ik. “De meeste mensen bij ons zien echt wel het verschil tussen de regering van Rusland en de gewone mensen.” Dat vond ze fijn om te horen.

Krylja Sovetov promoveert in het nieuwe WK-stadion van Samara en ik grijp naast zangeres Jolka.

-------------------

elka.jpg


En ook Jolka zou nog optreden, meteen na afloop van de wedstrijd! De zangeres die ooit zo’n aardige taalkundige bijdrage leverde aan dit weblog. De zangeres ook van het enige eigentijdse Russische popliedje waar ik een paar regeltjes van kan meezingen. 

Jolka was natuurlijk niet de hoofdmoot van de middag, dat was de wedstrijd Krylja Sovetov- Koeban Krasnodar. Ik probeer in de Russische provincie altijd een wedstrijdje mee te pikken, maar dit duel was bijzonder. Het was de eerste echte testwedstrijd van het nieuwe WK-stadion in Samara en bovendien kon Krylja promotie naar de hoogste afdeling bewerkstelligen. Tot mijn verbazing bleken na mijn aankomst in Samara alle 40.000 kaartjes al verkocht, en dat voor een wedstrijd op het tweede Russische niveau, zeg maar: de Russische Jupiler League. (Op dezelfde dag trok Olimpijets-Loetsj Energija in Nizjni Novgorod - ook in de Jupiler League en ook in zo’n fonkelnieuw WK-stadion - 42.100 toeschouwers. Je mag hopen dat al die mensen ook na het WK nog komen opdagen, dan staan die stadions er tenminste niet voor niks.)

Het was nog een hele expeditie naar de Samara Arena. De toegangswegen zouden worden afgesloten, had ik gelezen, vanuit de stad zouden speciale trams en bussen worden ingezet. Ik dacht: ik neem de taxi en ga het laatste stukje wel lopen. Ik kreeg het licht benauwd, toen na een half uur rijden het stadion nog niet in zicht was. Ik had op de kaart gezien dat het aardig ver weg lag, maar was dit niet een beetje overdreven? En wat zou dan dat ‘laatste stukje’ worden dat ik nog moest lopen? De eerste afslag richting stadion was inderdaad dicht. Ik probeer het wel aan de andere kant, zei de taxi-chauffeur, die niks met voetbal had. Dat bleek een afstand te zijn van ongeveer Bussum naar Hilversum, maar gelukkig, bij de volgende (afgesloten) afslag liepen al aardig wat mensen die wel de tram hadden genomen. Ik sloot me bij hen aan. Nu nog een kaartje.

Dat lukte pas na een half uurtje, toen ik na een flink aantal vergeefse pogingen (ik begon het weer licht benauwd te krijgen) twee jongens vroeg of zij dan misschien een ‘lisjnii bilet’ hadden. Dat hadden ze en ze vroegen er 600 roebel voor (minder dan een tientje) - 200 roebel meer dan het duurste kaartje. Ik vond het prima en rekende af. Even later zag ik op het kaartje staan: “Uitnodiging” en “Niet voor verkoop”, dus die twee jongens maakten een aardige winst. Ze waarschuwden me nog toen ik in mijn blijdschap bijna betaalde met een briefje van 100 roebel en 5.000 roebel. Aardige lui. Hier hebt u ze.

Er moet nog wel wat gebeuren, daar rond de Samara Arena, qua bouwrommel, uítstekende putdeksels en nog niet ingezaaide bloembedjes, maar dat komt allemaal wel goed. De controle was grondig, al werd mijn kaartje niet eenmaal ook elektronisch gecheckt. Er werd wel een hoekje van afgescheurd. Misschien was mijn kaartje-op-uitnodiging wel voor de vip-tribune, dacht ik, maar ik eindigde op de tweede ring. Prima plek, meer beenruimte dan in de Johan Cruijff Arena.

Krylja Sovetov won met 1-0, promoveerde naar de Premjer Liga, en toen kwam Jolka. De tribunes stroomden leeg, de supporters van Krylja Sovetov behoorden duidelijk niet tot de doelgroep. Ik ook niet echt, maar vanwege dat ene liedje (Provence, heet het) bleef ik toch nog maar even, net als zo’n vijf-, zesduizend anderen. Iedereen kon zich vrijelijk van vak naar vak begeven, door het hele stadion heen (in de JC-Arena gaat je dat niet lukken) en zo werd het op de tribune voor het podium - Jolka stond tussen de eerste en tweede ring lange zijde - nog best gezellig. Maar ja, wanneer kwam dat ene liedje nou? En hoe ging het ondertussen buiten bij die trams. Op een taxi rekenen leek me niet verstandig en ik voorzag nog lange wachttijden met veel gedrang. Misschien zou dat liedje wel helemaal niet komen? Ik besloot te vertrekken en kreeg meteen de rekening gepresenteerd.

Ik had nog geen stap gezet op het verse asfalt buiten, of daar klonk, nondeju, achter me uit het stadion het aanstekelijke intro van Provence. Als u bij onderstaand filmpje het geluid op tien zet en goed luistert, kunt er iets van meepikken. En dan gaat er ook nog iemand met een megafoon doorheen tetteren, maar het was allemaal mijn eigen schuld.

Hier Jolka in volle glorie:


En hier het stadion. De tramreis naar huis was wat tijdrovend, maar verliep voorspoedig, zonder gedrang, met genoeglijk Russisch gekeuvel om me heen. 

Onbedoelde humor uit onverwachte hoek: op de Dag van de Arbeid kwam de mooiste verspreking op naam van de communisten in Kazan.

-------------------

Ik zat aan de cappuccino in een koffietent aan de Baumanstraat in Kazan, toen ik bovenstaand koppel-met-vlag voor bij zag komen. 

Maar eerst een waarschuwing. Je hebt in Rusland de partij Communisten van Rusland en de Communistische Partij van de Russische Federatie. Die moet u niet door elkaar halen, want dat kan u op een flinke scheldkanonnade komen te staan. 

Het was 1 mei, ik zat aan de koffie, en het humeur hield niet over. Een uurtje eerder had ik me, keurig op tijd, vervoegd bij het Galiasgar Kamal theater aan de Ul. Tatarstana, waar - zo had ik de avond ervoor gelezen - de Federatie van Vakbonden van Tatarstan een manifestatie zou houden. Er werden drieduizend man verwacht - er was niemand.

Buiten op de Baumanstraat, na de cappuccino, kwam ik het koppel weer tegen, ze gingen nu de andere kant op. Ik liep ze achterna en belandde alsnog bij een demonstratie - niet van de vakbonden, maar van de Communisten van Rusland. Een kinderkoor zong Sovjetliedjes, er waren stevige toespraken en Stalin keek toe vanaf een portret aan een lantaarnpaal. De Communisten van Rusland hebben op hun site een lijstje gezet van kenmerken die hen onderscheiden van de Communistische Partij van de Russische Federatie. Zo staat daar (punt 1) dat zij de partij van Lenin zijn en de Communistische Partij van de Russische Federatie de partij van Zjoeganov. Het volgende punt - een gemene steek onder water - vermeldt dat de gemiddelde leeftijd van de Communisten van Rusland 40 jaar is en de gemiddelde leeftijd van de leden van de Communistische Partij van de Russische Federatie 70.

Of het waar is van die 40 jaar, ik weet het niet. De opgekomen demonstranten in Kazan oogden in elk geval weinig vitaal en het was al met al, ondanks de jongens en de meisjes van het koor die erg hun best deden, een zielige vertoning.    

De sprekers bewierookten de USSR, verketterden het kapitalisme, spraken schande van de NAVO en scholden Zjoeganov uit voor hielenlikker en verrader. Het mooiste was nog een man met een pet (ik schatte hem op een jaar of 70), die Pavel Groedinin de maat nam en zich daarbij lelijk versprak. Groedinin was bij de recente presidentsverkiezingen de kandidaat van de Communistische Partij van de Russische Federatie en als zodanig dus al volledig fout. Waar dan nog bijkomt dat hij zich als directeur van een kolchoz in de buurt van Moskou tot een geslaagd zakenman heeft ontpopt. En daar moet je bij de Communisten van Rusland natuurlijk niet mee aankomen, helemaal niet als die kolchoz ook nog eens Lenin Kolchoz heet, gewoon de oude naam nog uit de USSR. De man met de pet kende die kolchoz nog van vroeger! Het was daar de hemel op aarde! Het was - en daar kwam de verspreking - een показушный kolchoz! Hij schrok er zelf van (“o, nu zeg ik een lelijk woord”) en herstelde zich onmiddellijk: het was een показательный kolchoz! *)

Ik wist me te beheersen, terwijl ik al foto’s makend tussen de dunne rijen van betogers (het waren er eerder vijftig dan honderd) doorliep. Had ik hardop gelachen, dan was ik misschien wel aangezien voor Zjoeganov-aanhanger of ontmaskerd als de NAVO-onderdaan die ik was. Ik zoemde nog maar eens in op de strikken in het haar van de meisjes in het koor, fotografeerde als teken van betrokkenheid een spandoek (de twee dames die het droegen draaiden het meteen mijn kant op) en ging weer eens op huis aan. Met die ene verspreking op zak kon mijn verblijf in Kazan al niet meer stuk.

*) показушный is een bijvoeglijk naambord dat is afgeleid van показуха: mooidoenerij. Het is een term uit de Sovjettijd voor iets met een mooie façade, waarachter van alles mis is. Показательный - het woord dat de man met de pet meteen had willen zeggen - betekent: voorbeeldig.  

Schuilen in de moskee was een heel goed idee. Kazan in twaalf foto’s.

----------------

Het regende nogal in Kazan en ik ging schuilen in de Qol Sharif moskee. Ik moest eerst door een veiligheidspoortje, dat meteen aansloeg. Een aardige meneer controleerde mijn rugzak: die hield hij op zijn hand om te kijken of die niet te zwaar was (of te licht - ik weet niet welke richtlijnen zo’n moskee hanteert). Er mocht binnen gefotografeerd worden, wat maar goed was ook, want opeens kwam deze beeldschone bruid binnen. Ik weet niet met wie ze aan het bellen was. In elk geval niet met de bruidegom, want die stond naast haar - wat ik in zijn geval ook zou hebben gedaan.

Hieronder ziet u hem, samen met zijn geliefde, achter een maquette van de Qol Sharif moskee. Ze werden aangestuurd door een fotograaf en lieten zich gewillig leiden. Schuin achter hen zat een geestelijke in een glazen hokje ondertussen koranteksten - neem ik aan - voor te lezen, die zacht versterkt door de ruimte klonken. Die enorme Qol Sharif moskee is trouwens zo gezichtsbepalend dat je je nauwelijks kan voorstellen dat hij er ooit níet heeft gestaan, terwijl zij pas in 2005 haar deuren opende.  

Het Kremlin van Kazan met de Qol Sharif moskee.

----------------

Na de moskee - het regende nog steeds - was het Kunstmuseum van het Kremlin aan de beurt. Ik liep de eerste zaal binnen en de dame van dienst (niet te verwarren met onze suppoosten) begroette me vriendelijk en schreef meteen iets in een schriftje. “Noteert u dat er weer een bezoeker is?”, vroeg ik. “Ja, dan weten we hoeveel mensen er zijn geweest.” “Is het dan niet makkelijker om gewoon de verkochte kaartjes te tellen?”, vroeg ik weer. “Zo controleren we elkaar”, legde ze uit. Ik was even stil en vroeg of ze een grapje maakte. Ja, ze maakte een grapje.

Er was ook een tentoonstelling van porselein uit de Hermitage van Sint-Petersburg. Hier zei de dame van dienst dat ik mijn naam achterop mijn kaartje kon schrijven. Dat moest je dan in een doos stoppen en aan het eind van de dag was er een loterij. De winnaar kreeg een kop met schotel (niet uit de tentoonstelling). Je moest dan wel zelf bij de trekking aanwezig zijn. Daar had ik geen zin in, maar om haar een plezier te doen, deed ik mijn kaartje toch in de doos. Die was nog helemaal leeg! Terwijl het museum al zeker een uur open was. Ik heb dus waarschijnlijk gewonnen. 

-------------

Op de rommelmarkt in het Tintsjoerina park:

-------------------------

Een paar dagen eerder in Nizjni Novgorod was ik tegen een repetitie aangelopen voor de militaire parade van 9 mei. En hier in Kazan was het weer raak. Het was niet helemaal hetzelfde, maar wel weer met ontzettend veel trommels en uniformen. Het bleek te gaan om de openingsceremonie van de jaarlijkse Bijeenkomst van de Unie van Erfgenamen van de Overwinning, een op de jeugd gerichte organisatie met een sterk militaristische inslag. Een soort jamboree dus, maar dan tien keer zo erg. 

De Afdeling Krim was ook gekomen.

En hij keek van een afstandje toe.

----------------

Eind van de week reis ik door naar Samara. Ik wed daar ook weer veel uniformen voorbij gaan komen.

Mijn Russische muzikantjes zagen de sneeuw en wilden buiten spelen. En had ik nog een verzoeknummer?

----------------

20180228-029.jpg

Vergiste ik me nu? Werd het wat onrustig in de boekenkast, daar achter het glas? Waar mijn Russische blaasmuzikantjes doorgaans hun marsjes blazen, in volle harmonie? Ik schoof het glazen wandje weg. De muziek kwam nu luid de woonkamer in. En inderdaad, het klonk net even anders allemaal. Onrustig, af en toe net niet in de maat …

En tussen de noten door hoorde ik plots heel duidelijk: “Mogen we buiten spelen?” Ze hadden het zien sneeuwen, hadden zo’n heimwee gekregen naar Leningrad, en wilden weer marcheren, zoals ze vroeger deden, vanaf Plosjtsjad Vosstanija, over de Nevski, de Anitsjkov brug, langs de Passage (ach, de Passage, waar ze ooit, op 9 mei, van die prachtige, trotse, droevige oorlogsliedjes hadden gespeeld!), langs de Gostini Dvor, over de Mojka, en dan rechtsaf, de Bolsjaja Morskaja in en onder de stenen boog door het Paleisplein op!

Natuurlijk mochten ze buiten spelen. Ik verontschuldigde me, dat mijn tuin wat mager afstak bij de beelden van hun heimwee. Ze vonden het niet erg.


Daar gingen ze! En had ik nog een verzoeknummer? Ik aarzelde even. De mars der vliegeniers? Katjoesja? Afscheid van een Slavisch meisje? Overwinningsdag? Nee, toch maar De mars der vliegeniers.


En toen ze klaar waren, gingen ze ook nog even het ijs op. Om te oefenen, voor als het nog een paar dagen flink zou vriezen in Amsterdam. Spelen op de Amsterdamse grachten!      

-----------------

(Over mijn trouwe soldatenmuzikantjes schreef ik eerder hier en hier.