goelag

Jessica Gorters documentaire Red Soul: hoe Stalin de Russische samenleving in tweeën splijt

--------------------

Elizaveta Delibasj. Haar beide ouders kregen de kogel.

-----------------

Twee zussen op leeftijd staan langs een zomers-stoffige weg in Severodvinsk, een stad aan de Noordelijke IJszee, niet ver van Archangelsk. Ze kijken naar het langsrijdende verkeer. Zo’n zeventig jaar geleden stonden ze op dezelfde plek en keken ze naar de gevangenen die hier elke dag langskwamen, op weg naar hun werk. De zussen hoopten een glimp op te vangen van hun moeder, van wie ze vermoedden dat die zich tussen de gevangenen bevond. Ze hebben haar daar nooit gezien. Hun moeder kwam uiteindelijk wel weer thuis, nadat ze onder Stalin tien jaar onschuldig achter prikkeldraad had doorgebracht.

Het zomerse tafereel in Severodvinsk is een scène uit Red Soul, de documentaire van Jessica Gorter die dit weekeinde op het IDFA in Amsterdam in première ging. Gorter maakte zes jaar geleden veel indruk met haar film 900 dagen, over het beleg van Leningrad. Ze won er in 2011 op IDFA de prijs mee voor de beste Nederlandse inzending.

Centraal in de film staat Stalin, of beter gezegd: het beeld dat Russen, jong en oud, vandaag de dag hebben van de man die in het Westen gezien wordt als één van de grootste schurken van de vorige eeuw. Hoe kan het dat Stalin in Rusland de afgelopen jaren zo’n enorme comeback heeft gemaakt en inmiddels door velen wordt gezien als de grootste held uit de geschiedenis van Rusland en de Sovjetunie? Nadat hij toch in de jaren tachtig, toen veel archieven opengingen en het land overspoeld werd met lang verzwegen feiten en details over de in zijn naam verrichte gruweldaden, voorgoed leek te zijn weggezet als schurk?

In haar zoektocht naar een antwoord volgt Gorter een eenvoudig procedé. Afwisselend laat ze, zonder commentaar te geven, verdedigers van Stalin en nabestaanden van slachtoffers aan het woord. Ze volgt de nabestaanden (zoals de twee zussen in Severodvinsk) naar de plekken waar familieleden gevangen zaten, zijn geëxecuteerd of begraven liggen. Dat levert indringende beelden op. Van de moeder bijvoorbeeld die beide ouders verloor en nu met haar dochter door het bos loopt waar gevangenen in massagraven belandden. Op de bomen zijn bordjes met foto’s en namen aangebracht, als wrang surrogaat voor een echt graf. Op de terugreis in de trein voeren ze een moeizaam gesprek met twee jonge coupé-genoten. De ontzetting is bij de moeder van het gezicht te scheppen, wanneer ze beseft zij haar beeld van Stalin nooit zal kunnen overbrengen op die twee intelligent ogende jongeren tegenover haar.
 


Die enorme kloof tussen voor- en tegenstanders, tussen bewieroking en afkeer, loopt als een rode draad door de film. De Stalin-aanhanger die het meest aan het woord komt, is een man van midden veertig die zijn zoon aan drugs ten onder heeft zien gaan. Hij legt de schuld daarvan niet bij zichzelf, maar bij de chaos die de ‘democratie’ na het uiteenvallen van de USSR over Rusland heeft uitgestort. Zijn oude vader haalt er een tweede, bij Russen ook vaak te horen thema bij: de teloorgang van en de heimwee naar het Sovjet-rijk. In mijn tijd kon je nog eens een beetje rondkijken in de wereld, legt hij uit: “Wij hadden de Baltische republieken.” Het zijn vooral die twee factoren – de chaos van de jaren negentig en de hang naar het geïmplodeerde rijk – die de populariteit van Stalin voeden.

En tussen dat alles door komt in Red Soul een historicus uit Sint-Petersburg aan het woord die tegen de stroom in zijn best blijft doen om de Stalin-terreur vast te leggen in documenten. Hij vormt het cement van de film en zijn werk zou het cement moeten zijn voor het ingewikkelde bouwwerk dat geschiedschrijving heet. Veel geld is er niet voor beschikbaar, getuige zijn nogal armzalige werkplek. Het is opvallend hoe de man zijn kalmte bewaard, wanneer hij tegenover nogal verhitte Stalin-adepten komt te staan. Wie weet lukt het vasthoudende historici zoals hij om de kloof in de Russische samenleving, waar het de recente geschiedenis betreft, enigszins te overbruggen. Red Soul – en dat is de belangrijkste verdienste van de film – laat messcherp zien dat de vooruitzichten daarop niet erg hoopgevend zijn.
 

Achmatova in Vanino en een karaoke-versie van een Goelag-lied

---------------------

Een van Vanino's doorvoerkampen

Het is eigenlijk een monument van niks, als je er van een afstandje naar kijkt. Toch was het de enige plek in het havenstadje Vanino (ooit werden hier duizenden en duizenden gevangen per schip afgevoerd richting Kolyma), waar het verleden me bij de keel greep.

Dat kwam door deze vier regels van Anna Achmatova, aangebracht op het monument, uit haar machtige dichtwerk Requiem:    

"Ik zou hen allen willen noemen. Maar ze hebben de lijst weggenomen. En hun namen zijn nergens te achterhalen!"

Ik stond hier, op 6.361 kilometer van Moskou, met een paar Nederlandse medereizigers. Ik vertaalde de regels en vertelde iets over Achmatova en haar Requiem. Zeventien maanden stond ze in de rijen bij de gevangenis van Leningrad, achter de muren waarvan zij haar zoon vermoedde. In de korte inleiding bij Requiem beschrijft ze een gesprekje met een andere wachtende vrouw:

… ze vroeg me fluisterend in een oor (daar sprak iedereen fluisterend):
- En dit kunt u beschrijven?
- Ja, dat kan ik.
Toen gleed er iets van een glimlach over wat ooit haar gezicht was.     

Ik had daar bij het monument in Vanino de precieze woorden van Achmatova niet paraat, maar de omschrijving die ik ervan gaf, pakte me al genoeg. In gedachten boog ik machteloos het hoofd voor haar en al die slachtoffers van de Goelag.

Aan de andere kant van het monument staan nog vier regels, ook op rijm, maar uit een heel andere genre:

Я помню тот Ванинский порт,
И вид парохода угрюмый.
Как шли мы по трапу на борт
В холодные мрачные трюмы.

Het zijn de eerste vier regels van een gevangenenlied dat voor eeuwig aan Vanino zal kleven. Wie het heeft geschreven, is niet bekend. Er bestaan talloze uitvoeringen (van o.a. Joeri Sjevtsjoek en Dina Verni), maar echt pakken doen die me niet. Veel versies neigen naar folklore-achtig ‘hoempa-hoempa’ en je krijgt bijna de neiging om in te haken. Maar op zoek naar filmbeelden van Vanino, stuitte ik op een heel andere uitvoering, die met kop en schouders boven de rest uitsteekt. Hij is van Vjatsjeslav Boetoesov.      


Enigszins verbazen deed mij overigens de ontdekking van karaoke-versies. Daar kan ik me weinig bij voorstellen; dat je – ik noem maar wat – in het café of bij een personeelsuitje gezellig samen een liedje over de Goelag gaat staan zingen. Maar misschien is dat slechts een kwestie van de tijd die verstrijkt, die de gruwelen uit het verleden abstract maakt. Gelukkig zijn daar dan nog de echte dichters, zoals Achmatova, die de tijd bij zijn jasje grijpen.  

Ванинский порт

Я помню тот Ванинский порт,
И вид парохода угрюмый.
Как шли мы по трапу на борт
В холодные мрачные трюмы.

Ik herinner me de haven van Vanino
En de naargeestige aanblik van het schip
Hoe we over de valreep aan boord gingen
De koude, duistere ruimen in.

На море спускался туман
Ревела стихия морская.
Вставал на пути Магадан -
Столица Колымского края.

Miste daalde neer over de zee
Die tekeerging als een wilde
Daar doemde Magadan op
De hoofdstad van Kolyma

Не песня, а жалобный крик
Из каждой груди вырывался.
Прощай навсегда материк -
Хрипел пароход, надрывался.

Geen lied, maar een jammerklacht
Scheurde zich los uit ieders borst
Vaarwel, vasteland, voor altijd *)
Rochelde het zwoegende schip

От качки стонали зека,
Обнявшись, как родные братья.
И только порой с языка
Срывались глухие проклятья.

De deining deed de gevangenen kreunen,
ze omhelsden elkaar als broeders.
Af en toe alleen ontsnapten
doffe verwensingen aan hun keel.

Будь проклята ты, Колыма,
Что названа чудной планетой.
По трапу сойдёшь ты туда,
Оттуда возврата уж нету.

Wees vervloekt, jij Kolyma,
Dat ze je een mooie planeet noemen **)
Als je er vanaf de valreep een voet zet
Is er geen weg terug meer

Пятьсот километров тайга,
Живут там лишь дикие звери.
Машины не ходят сюда,
Бредут, спотыкаясь, олени.

Vijfhonderd kilometer tajga
Er leven alleen wilde dieren
Auto’s komen hier niet
Struikelend dolen er rendieren rond

Я знаю, меня ты не ждёшь
И писем моих не читаешь.
Встречать ты меня не придёшь,
А если придёшь - не узнаешь.

Ik weet dat je niet op me wacht
En dat je mijn brieven niet leest
En afhalen kom je me niet
En kom je wel – herken je me niet

*) Gebieden zo afgelegen en ontoegankelijk als Kolyma worden vaak gezien als eiland, ook al liggen ze, net als in dit geval vertrekpunt Vanino, op Ruslands vasteland 

**) Een verwijzing naar een wrang rijpmje:
Колыма, Колыма, чудная планета,
двенадцать месяцев зима, остальное – лето...
Kolyma, Kolyma, prachtige planeet
Twaalf maanden is het winter, de rest zomer

De directrice en haar schilderij: 'De haven van Vanino in 1952' - 2

----------------------

Van wiens hand was toch dat schilderij, De haven van Vanino in 1952? Het Streekmuseum van Vanino, in het Verre Oosten van Rusland, kreeg het min of meer in de schoot geworpen, toen het een paar zaaltjes kreeg toegewezen in het lokale Cultuurhuis. Voorheen was daar het Havenmuseum gehuisvest, maar dat was vertrokken, met medeneming van have en goed. Alleen dat ene schilderij was achtergelaten. Het hing wat verloren aan de muur, in zeer slechte staat, met een papiertje op de lijst dat als naam van de schilder gaf: Tsyplakov.

Anna Viktorovna Gabdrachmanova, directrice van het Streekmuseum, was geïntrigreerd door het doek. Ze onderkende de historische waarde ervan; afbeeldingen van Vanino uit de tijd dat het stadje – in 1952 nog een dorp – dienst deed als doorvoercentrum van kampgevangenen, zijn schaars. Al snel kwam ze erachter dat de naam Tsyplakov niet klopte. In het boek Vaninskaya Peresylka van A.V. Sjasjkino stuitte ze op een verhaal van een oude inwoner van Vanino die de schilder meerdere keren had ontmoet. Zijn naam bleek niet Tsyplakov, maar Tsympakov. Anna Viktorovna zocht de oude inwoner op en die bevestigde het verhaal. Hij had Vsevolod Tsympakov een aantal keren uit het kamp opgehaald en begeleid naar het houten Havengebouw van toen. Tsympakov schilderde – kennelijk in opdracht van de lokale autoriteiten - het uitzicht uit dat gebouw: de haven van Vanino in 1952.    

Het oude Havengebouw van Vanino

Uit gegevens van het regionaal gevangenisarchief bleek dat Tsympakov in mei 1948 in Odessa tot tien jaar was veroordeeld wegens “contra-revolutionaire activiteiten”. Op 14 augustus 1953 kwam hij vrij, waarna hij terugkeerde naar Odessa. Anna Viktorovna zocht verder op internet en kwam uit bij het museum van Lebedyn, een stadje in Oekraïne. Daar hing meer werk van Tsympakov. Het museum kon melden dat Tsympakov in Odessa een kunstopleiding had genoten en aan regionale en landelijke exposities had deelgenomen. Het museum stuurde Anna Viktorovna ook een kopie van een brief van Tsympakovs weduwe.  Daar stond nog meer in over het leven van de schilder, maar over zijn jaren als kampgevangene in Vanino geen woord.

Vsevolod Tsympakov: Zelfportret (Museum Loegansk)

Het zou kunnen zijn dat de weduwe geen aandacht wilde vestigen op de oorlogsjaren in Odessa. De joodse Tsympakov overleefde de bezetting en de slachtpartijen onder joden mogelijk dankzij diensten aan de vijand. De oude bewoner van Vanino die directrice Anna Viktorovna aan de juiste naam van de schilder had geholpen, vertelde ook dat Tsympakov in de oorlog portretten van Hitler en Goebbels had gemaakt, en ook posters, en daar na de oorlog vijftien jaar voor had gekregen. Odessa werd bezet door Roemeense troepen, dat Tsympakov portretten van Hitler en Goebbels maakte, is dus misschien overdreven (net als die vijftien jaar), maar dat hij uit lijfsbehoud werkte voor de bezetter, is zeer goed mogelijk.          

Het houten Havengebouw van waaruit Tsympakov zijn schilderij maakte, is er helaas niet meer. Het stond ongeveer op de plek waar nu de eerste van twee vuurtorens staat, op het lagere deel van de Primorski Boelvar. Goed te zien, rechts op het schilderij, is de monumentale trap van het Havengebouw. Ook die is verdwenen. Het nieuwe Havengebouw dat in 1958 driekwart kilometer verderop werd gebouwd, en dat nu onder meer het Streekmuseum herbergt, moest duidelijk dezelfde grandeur krijgen als het oude gebouw. Het heeft ook een statige trap die afdaalt naar de haven, of beter gezegd: had, want het grootste deel ervan is verdwenen en het restant gaat schuil onder onkruid.

Het onderkomen van het Streekmuseum, met op de voorgrond de overwoekerde trap.

De haven van Vanino in 1952 werd in 2012 in het Grodekov Museum van Chabarovsk gerestaureerd. Vsevolod Tsympakov werd, in tegenstelling tot verreweg de meeste gevangenen in Vanino, niet verder verscheept naar de beruchte kampen van Kolyma. Hij zou naast het havengezicht ook portretten van hoge lokale functionarissen hebben gemaakt. Van die portretten is er niet één teruggevonden, maar een parallel met de oorlogsjaren in Odessa dringt zich op. Het lijkt erop dat zijn schilderkunst een reddingsboei was waar hij zich twee keer aan heeft vastgegrepen. Tsympakov overleed in 1968 en ligt begraven in Odessa.

-----------------

Bovenstaand stukje is, net als deel 1, mede gebaseerd op twee artikelen die directrice Anna Viktorovna Gabrachmanova mij toestuurde. Gedetailleerde ooggetuigenverslagen van het kampleven in en rond Vanino  zijn – in het Russisch – te vinden in het boven al genoemde Ванинская пересылка (Doorgangskamp Vanino) van A.V. Sjasjkina.

De directrice en haar schilderij: 'De haven van Vanino in 1952' - 1

--------------------


En dan sta je daar, in Vanino, in het Verre Oosten van Rusland, en je kan je er niets bij voorstellen. Hoe hier op het station, waar je zelf net bent gearriveerd (het is tegenwoordig vriendelijk lichtgroen gekleurd), ooit honderdduizenden gevangenen werden aangevoerd. Aanvankelijk, nog in de oorlogsjaren, om de haven te bouwen, en later om via diezelfde haven in het ruim van vrachtschepen te worden afgevoerd naar de meest beruchte kampen van de Goelag, in Kolyma.

De spoorlijn waarover ik vanuit Komsomolsk aan de Amoer in Vanino was beland: ook al het werk van vooral gevangenen. De lijn werd in de oorlog aangelegd om – naast Vladivostok – nog een verbinding naar de oceaan te hebben.  

Het station van Vanino

De gevangenen die in Vanino werden aangevoerd, hadden een weken- of soms maandenlange reis achter de rug. Je mocht hopen dat je laat in het jaar in Vanino arriveerde. Dan was de haven dichtgevroren en had je een aantal maanden om bij te komen, voordat de ergste jaren van je kampstraf begonnen. Dat ‘bijkomen’ was wel relatief. In dit soort Sovjet-kampen heersten de wetten van de jungle; het waren de ‘gewone’ criminelen die er de dienst uitmaakten. Politieke gevangenen (geschat wordt dat zij in Vanino een derde van de kampbevolking uitmaakten) waren aan hun grillen overgeleverd. Maar vergeleken met Kolyma was alles beter.

Iets van Vanino’s verleden komt tot leven bij een bezoek aan het streekmuseum, in het voormalige Cultuurhuis van de havenautoriteit, gelegen aan een plein op een heuvel met uitzicht op de baai. Het is het aardigste stukje van het kleine stadje, met enige ‘jarenvijftig-grandeur’. Hier woonde de lokale elite, verheven boven de houten barakken van de doorvoerkampen in de buurt. Het statige Cultuurhuis stamt uit 1958, toen Vanino al geen doorvoerstation meer was.  

Het Cultuurhuis

We worden welkom geheten door Anna Viktorovna Gabdrachmanova, de directrice van het museum. Ze personificeert een ijzeren regel die ik bij mijn (helaas te zeldzame) reizen door de Russische provincie hanteer: breng altijd een bezoek aan het lokale streek- dan wel kunstmuseum! In negen van de tien gevallen wacht je daar een ontdekking. En vaak is er dan ook nog iemand die terstond opbloeit, blij met jouw interesse in het museumbezit. En Anna Viktorovna blóeide op, staande bij een schilderij wat een beetje als háár schilderij gezien kan worden: De haven van Vanino in 1952 van Vsevolod Tsympakov.

Het Cultuurhuis deed tot een aantal jaren geleden onder meer dienst als havenmuseum. Toen de havenautoriteit uit het gebouw vertrok, namen ze de spullen uit dat museum mee. Het in slechte staat verkerende schilderij van Tsympakov lieten ze hangen. “Daar hebben ze spijt van als haren op hun hoofd!”, aldus Anna Viktorovna. Zij onderkende de waarde van het doek – vooralin historisch opzicht, beeldmateriaal van Vanino uit de Stalintijd is zeldzaam - en wilde meer weten over de schilder. Op een papiertje dat op de lijst zat, stond een naam: Tsyplakov …


Hier deel 2.

Een zwaar gordijn wordt opengeschoven: Denis Karagodin achterhaalt welke Stalinbeulen zijn overgrootvader hebben vermoord – 3

------------------

Niloaj Zyrjanov met zijn zoontje

In Tomsk doet Denis Karagodin onderzoek naar de Stalinterreur waarvan zijn overgrootvader Stepan Karagodin slachtoffer is geworden (zie deel 1). Met 35 andere onschuldigen wordt hij op 21 januari 1938 geëxecuteerd. Denis brengt de plaatselijke commando-lijn van de NKVD, Stalins geheime dienst, volledig in kaart, tot en met de typistes, de chauffeurs van de gevangenenwagens en de beulen. Op 21 januari haalden twee mannen en een vrouw de trekkers over: Nikolaj  Zyrjanov, Sergej Denisov en Jekaterina Noskova. Van zijn bevindingen doet Stepan gedetailleerd verslag op zijn site.

Nadat hij de namen van de drie beulen heeft gepubliceerd, krijgt hij een brief van een zekere Joelija. Ze is een kleindochter van Nikolaj Zyrjanov, één van de beulen. Joelija schrijft:

“Ik kan al een paar dagen niet slapen, ik kan het gewoon niet, klaar. Ik heb al het materiaal bestudeerd, alle documenten op uw site, ik heb zo veel verschillende dingen overdacht (…). Met mijn verstand begrijp ik dat ik geen schuld heb aan wat is gebeurd, maar wat ik voel is niet in woorden te vatten.

De vader van mijn grootmoeder (van moeders kant), mijn overgrootvader, is verklikt, die hebben ze thuis opgepakt, in dezelfde tijd als uw overgrootvader, en hij is nooit meer teruggekomen. Thuis bleven vier dochtertjes achter, mijn grootmoeder was de jongste. En nu is dus gebleken dat er in één familie slachtoffers en beulen zijn … Het is erg bitter om dat te beseffen, erg pijnlijk … Maar ik zal nooit afstand nemen van de geschiedenis van mijn familie, hoe die ook is (…).

Het verdriet dat zulke mensen hebben gebracht is niet goed te maken. De opdracht van de volgende generaties is simpelweg: niet verzwijgen, alle zaken en gebeurtenissen moeten bij hun naam genoemd worden. Het doel van deze brief aan u is u gewoon te zeggen dat ik nu weet van deze schandelijke pagina in de geschiedenis van mijn familie en dat ik volledig aan uw kant sta.

In onze maatschappij zal nooit iets veranderen als de volledige waarheid niet boven water komt. Het is niet zo maar dat er nu weer Stalinisten zijn verschenen, standbeelden van Stalin, daar kan je met je gezonde verstand niet bij (…).

Ik zou u nog veel willen schrijven, vertellen, maar het belangrijkste heb ik gezegd – ik schaam me ontzettend voor alles, het doet me gewoon fysiek pijn. En het is bitter dat ik niets kan rechtzetten, dat ik u alleen kan bekennen dat ik verwant ben aan N.I. Zyrjanov en dat ik uw vader kan gedenken in de kerk.

Dank u voor uw enorme werk dat u hebt verricht, voor de waarheid, hoe zwaar die ook is. Er is hoop dat de samenleving eindelijk bij zinnen komt dankzij mensen zoals u. Dank u nogmaals, en vergeef me!”

Bij de e-mail zaten enkele foto’s van Zyrjanov. “Het zou u tijd kosten om hiernaar te zoeken”,  aldus Joelija.

NKVD-beul Nikolaj Zyrjanov

NKVD-beul Nikolaj Zyrjanov


Denis Karaganov schreef in zijn antwoord aan Joelija onder meer:

“Ik ben u oprecht dankbaar. Ik zie dat u een prachtig mens bent (…). En ik ben trots dat ik u dat ronduit en zonder te veinzen kan schrijven. U vindt in mijn persoon geen vijand of belager, maar slechts een mens die voor eens en altijd een punt wil zetten achter dat eindeloze Russische bloedbad. Daar moet voor eens en altijd een einde aan gemaakt worden. Ik heb het idee dat het juist in ons bereik ligt om dat te doen.

Ik rijk u een hand van verzoening (…) U hebt met uw brief het belangrijkste gedaan – u bent oprecht geweest (…)  Leeft u met een rustige ziel, en, vooral, met een zuiver geweten. Ik, noch iemand van mijn verwanten of naasten, zal u ooit ergens van beschuldigen (…)

Ik dank u hartelijk. Ik ben blij dat er in mijn leven één mooi mens bij is gekomen – u.

Dank u!”

-----------------

Correctie: In een eerdere versie van dit artikel stond Denis Karagodin vermeld als student. Hij is al afgestudeerd.

Aanvulling: Denis Karagodin wordt in Kremlin-getrouwe media hard aangepakt. Zie hier.
 

Een zwaar gordijn wordt opengeschoven: Denis Karagodin achterhaalt welke Stalinbeulen zijn overgrootvader hebben vermoord – 2

------------------------


Denis Karagodin, die in Tomsk onderzoek doet naar het lot van zijn overgrootvader tijdens de Stalinterreur (zie mijn vorige stukje), is niet de enige in Rusland die op lokaal niveau bezig is om de officiële geschiedschrijving – die steeds boller staat van heldendaden en triomfen - aan te vullen met een keerzijde; een keerzijde waarop zo veel mogelijk onschuldige slachtoffers uit de Stalintijd hun gezicht terugkrijgen.

Waar slachtoffers van terreur zijn, zijn ook daders. Een pijnlijk punt, dat in Rusland ooit onder het tapijt is geschoven, waar het tot op de dag van vandaag ligt. Tot onderzoek, berechting en eventueel bestraffing is het nooit gekomen. Wie dat moeilijk verteerbaar vindt, rest weinig anders dan eigen initiatief. Denis Karagodin streeft in Tomsk naar berechting, ook al zijn de daders niet meer in leven. Bij anderen gaat het in de eerste plaats om weten.

Deze herfst werd in het dorpje Toegatsj (regio Krasnojarsk) een kruis opgericht op de plek waar zestig jaar geleden gevangenen van het Kraslag werden begraven. (Kras staat voor Krasnojarsk, lag voor lager, oftewel kamp). Het Kraslag had meerdere ‘vestigingen’. Die in Toegatsj telde zo'n 1800 bewoners, van wie de meeste veroordeeld waren op grond van het beruchte artikel 58. Na de dood van Stalin (1953) werd het kamp opgeheven. Velen van de gevangenen konden geen kant op. Ze hadden geen geld voor een reis, woonvergunningen waren vaak niet meer geldig of familie had zich van hen afgekeerd. Bewakers hadden elders evenmin perspectief. Zo leefden de voormalige gevangenen en hun bewakers verder in het dorp, zij aan zij.

Ljoedmila Miller (links) en Tamara Petrova (midden) 

Het kruis op de begraafplaats vloeide voort uit een initiatief van Ljoedmila Miller en Tamara Petrova. Ljoedmila is de dochter van een kampfunctionaris, Tamara is dochter en kleindochter van gevangenen uit het Kraslag. Tamara: “De tajga is vergeven van de naamloze graven. Hoe kan je leven zonder daar iets van af te weten?”

Tijdens een wandeling, tien jaar geleden, stuitte Tamara op een kuil met botten. Ze maakte foto’s en plaatste ze op de site Odnoklassniki (Klasgenoten). Er kwamen veel reacties, met herinneringen en verhalen. Daarop besloot Tamara om de geschiedenis van het kamp en het dorp te beschrijven. Ljoedmila sloot zich bij haar aan. Een beroep doen op archieven had nauwelijks zin. Kinderen van vroegere gevangen kunnen informatie opvragen, maar zij weten vaak niet waar hun ouders of grootouders zijn overleden. Voor de reconstructie van de geschiedenis wordt daarom vooral gebruikgemaakt van persoonlijke getuigenissen.

Vladimir Tsjikanik - Meisje met poesjes 

Daarnaast zijn er oude foto’s verzameld en werd een schema uit de jaren 30-40 gevonden, met daarop de plekken in de tajga waar de gevangenen hout moesten kappen. Aandoenlijk is het schilderij van de oud-gevangene Vladimir Tsjikanik. Hij maakte ooit een portret van een meisje uit het dorp, waarna de bestellingen elkaar snel opvolgden. De compositie bleef steeds hetzelfde, alleen het gezicht van het meisje veranderde.

De dorpelingen gaven soms voedsel aan de gevangenen, die in ruil weleens een klusjes deden. De bewakers stonden dat niet in de weg. Volgens Aleksej Babij, voorzitter van de afdeling Krasnojarsk van Memorial, was dat niet ongewoon voor het Kraslag. “De bewakers begrepen dat het lang niet allemaal misdadigers waren in het kamp. En de gevangenen wisten dat ze niet door beesten werden bewaakt. Ze wisselden ook weleens van plaats – wie gisteren het kamp bewaakte, kon morgen achter het prikkeldraad belanden.” Er zijn zelfs foto’s waar gevangenen en bewakers samen voor poseerden.

De plek waar de kampgevangenen werden begraven, had geen aparte graven en geen kruisen. Ze moet nog officieel als begraafplaats worden geregistreerd, zodat er geen bomen worden gekapt of grond wordt weggegraven. “Dat is een zaak van lange adem”, aldus Tamara Petrova. “Het is voor ons nu belangrijker om materiaal te verzamelen over onze geschiedenis, zolang er nog mensen leven die iets kunnen vertellen. Ik wil dat alles menselijk gebeurt. Dat de begraafplaats in orde wordt gebracht en gewoon een hek krijgt. En we hebben een priester uitgenodigd om deze aarde te zegenen en een dienst te houden voor de mensen die hier begraven liggen.”  
 

Wordt vervolgd.

 Hier deel 1. In deel 3 meer over Denis Karagodin en zijn activiteiten in Tomsk, met onder meer de brief die hij kreeg van een nabestaande van een van de beulen van zijn overgrootvader.

Correctie: In een eerdere versie van dit artikel stond Denis Karagodin vermeld als student. Hij is al afgestudeerd.

Een zwaar gordijn wordt opengeschoven: Denis Karagodin achterhaalt welke Stalinbeulen zijn overgrootvader hebben vermoord – 1

------------------

Stepan Karagodin

In de vroege uren van 1 december 1937 wordt in Tomsk de 56-jarige Stepan Karagodin opgepakt door de NKVD, Stalins geheime politie. Hij wordt beschuldigd van banden met de Japanse militaire inlichtingendienst en op 21 januari 1938 geëxecuteerd – een van de miljoenen onschuldige slachtoffers van de op hol geslagen Stalinterreur.

In 2012 besluit zijn achterkleinzoon Denis Karagodin op zoek te gaan naar de schuldigen. De ‘grote namen’ aan de top van de commandolijn (Stalin en de handlangers in zijn omgeving) zijn bekend, maar wie waren de beulen ter plekke? Wie gaf in Tomsk de bevelen en wie haalde de trekker over?

Denis karagodin

Denis karagodin

Jekaterina Noskova, NKVD-beul te Tomsk

Jekaterina Noskova, NKVD-beul te Tomsk

Denis, die filosofie studeerde aan de universiteit van Tomsk, wordt voor wereldvreemde naïeveling versleten, maar hij krijgt het onmogelijke voor elkaar. Met hardnekkig speurwerk en enig geluk heeft hij vier jaar later het huiveringwekkende plaatje compleet. Stepans grootvader werd op 21 januari 1938 geëxecuteerd samen met 35 anderen. De vonnissen werden voltrokken door Nikolaj Ivanovitsj Zyrjanov (geboren 1912), Sergej Timofejevitsj Denisov (1892) en Jekaterina Michajlovna Noskova (1903). De namen van de lokale NKVD-medewerkers, van de ondervragers tot aan de chauffeurs van de gevangenenwagens en de typistes die de vonnissen uittypten – Denis heeft ze allemaal op papier. Daarmee is hij vermoedelijk de enige in de voormalige Sovjetunie die het lot van een door de terreur vermalen voorouder zo gedetailleerd in kaart heeft weten te brengen. En de geschiedenis is daarmee voor hem nog niet ten einde. Stepan bereidt een rechtszaak voor waarin hij alle schakels in de commandolijn alsnog veroordeeld wil krijgen. Ook dat lijkt naïef. Maar wie had vóór hem alle namen van de betrokkenen op papier?

Denis Karagodin behoort tot een groep Russische burgers die de bloedigste jaren van de Sovjetgeschiedenis, waarin de staat zich keerde tegen het eigen volk, niet langer willen wegmoffelen. Er zijn periodes geweest waarin die zwarte jaren aan bod leken te komen (na de dood van Stalin en onder Gorbatsjov), maar de geschiedschrijving werd al snel weer de geschiedschrijving van de staat. Op zijn blog vangt Karagodin het wrange daarvan samen in een paar zinnen: “De ene man doodt de ander, en zegt daarna: weet u, ik heb hem gedood, maar hier hebt u een formuliertje dat zegt dat ik hem heb gerehabiliteerd – nu is alles in orde. Nee, het is niet in orde.” Tot een maatschappelijk zelfonderzoek – laat staan tot berouw en verzoening – is het nooit gekomen.

De gevangenis in Tomsk waar Stepan Karagodin opgesloten zat

De succesvolle speurtocht van Denis naar de beulen van zijn overgrootvader zet op internet veel pennen in beweging. “Naast de officiële geschiedenis van het land bestaat er nog een andere. Verborgen, ongevernist, niet-gesanctioneerd”, schrijft de in Duitsland woonachtige journalist en commentator llya Milshtein (Илья Мильштейн). “Dat is de eeuwige burgeroorlog van de staat tegen het volk, waarin de beulen in de regel de winnaar zijn. Nog erger. De talloze aan de staat gelieerde beulen en de slachtoffers vormen één geheel, één schijnbaar ondeelbaar volk. Maar in jaren van zogenaamde dooi, wanneer de staat tijdelijk min of meer vegetarisch wordt, blijkt toch allengs dat het gewoon concrete burgers waren die moorden, martelden, bewaakten en verklikten. […] En dan komt de gedachte op aan twee Ruslanden die elkaar op de een of andere manier in de ogen moeten kijken: het land van de bewakers en het land van de kampgevangene. Dan krijg je hoop dat dat ooit zal gebeuren en dat het land zal veranderen. Maar ook rijst dan de vraag: als de geschiedenis van het land een aaneenrijging is van eindeloze misdaden en eindeloos lijden, is er dan wel verzoening mogelijk? Zijn het dan tenminste de kleinkinderen die zich met elkaar kunnen verzoenen?”

------------------

Het onderzoek van Denis, waarvan de beschrijving leest als een detective, toont aan dat dat kan. Nadat hij de namen van de beulen van zijn achtergrootvader heeft gepubliceerd, ontvangt hij een brief van de kleindochter van één van hen. 

Hier deel 2 en deel 3
Correctie: In een eerdere versie van dit artikel stond Denis Karagodin vermeld als student. Hij is al afgestudeerd.