"Een Russisch Pompeï." Een wandeling langs en door de foto's van Prokoedin-Gorski.

------------

Ik moet even iets rechtzetten, met erg veel spijt. Een paar dagen geleden meldde ik op Twitter (u kunt mij nog volgen) en Facebook een beetje opgewonden dat er nog iemand in leven was die ooit door de legendarische fotograaf Prokoedin-Gorski op de foto was gezet … Helaas, dat klopt niet.

Documentaire-maker Leonid Parfjonov zette onlangs zijn film Kleur van het land *) op YouTube. Meteen schoof ik alles terzijde en ging ongeduldig op zoek naar nieuwe mooie plaatjes uit die enorme voorraad die Prokoedin-Gorski ons heeft nagelaten. Hé, wacht even, wat zag ik daar!? Die twee oude mannen, die had ik eerder gezien, dat waren twee kleinzonen van Prokoedin-Gorski in Parijs. Maar liet een van hen nu een foto zien waar hij zelf op stond? Ja, dat was hij, als klein jochie in de buurt van de Franse hoofdstad, gefotografeerd toen de familie al lang en breed uit Rusland was vertrokken. Ik keek naar de datum waarop de film op YouTube was gezet (11 juni 2018) en concludeerde enigszins verhit: dan leeft die zoon vast nog!

Dat krijg je, wanneer je in je haast niet eerst even opzoekt wanneer die film is gemaakt (in 2013) en je ook nog de inleiding bij de film overslaat. Parfjonov vertelt daar in alle rust over de twee kleinzonen van Prokoedin-Gorski, en dat de oudste, de als jochie gefotografeerde Dmitri, in juni 2014 is overleden. Maar de film heeft hij wel gezien! En hij vond hem geweldig. Wat we dus hebben is iemand die op de foto is gezet door Prokoedin Gorski en daar op camera nog over heeft kunnen vertellen. Vind ik ook mooi.

Parfjonov noemt de collectie negatieven van Prokoedin-Gorski een "Russisch Pompei" dat aan het begin van deze eeuw is opgegraven. Bekijk de prachtige en pijnlijke film en u zult concluderen dat die vergelijking zo gek nog niet is. Hieronder noem ik enkele hoogtepunten. 

21.55. De brandweer van het plaatsje Vytegra.
24.00. Een kleine olietanker van de firma Nobel
29.00. De bemanning van de Sjeksna, een van de vervoermiddelen die Prokoedin-Gorski gebruikte.
29.40. Parfjonov loopt even langs bij een groepje dat aan het hooien is. Inderdaad, Pompeï…

30.29. En dan de drie meisjes met de bessen, een van de bekendste werken van Prodkoedin-Gorski.  

32.10. Kleinzoon Dmitri en ‘zijn’ foto. Met in zwartwit het aapje, nog in Sint-Petersburg.

34.20. En daar zijn de negatieven, in de Library of Congress in Washington. Het zijn er zo’n negentienhonderd, een derde van het werk van Prokoedin-Gorski. De rest bleef achter in Rusland en daar is nooit een spoor van teruggevonden.

43.33. Georgische theepluksters met hun Chinese baas.
47.50. Zelfportret van Prokoedin-Gorski. Let op, linksboven staat op een rots geschreven: Elise. Meer dan honderd jaar later zijn de letters nog vaag aanwezig. Parfjonov schrijft de naam opnieuw op de rots, met krijt.

59.02. Ach, de Lutherse kerk in Sint-Petersburg… (Van deze foto is het negatief niet bewaard gebleven.)
1.01.10. Dat geldt ook voor het negatief van het portret van Lev Tolstoj, vermoedelijk de meest gereproduceerde foto uit de collectie van Prokoedin-Gorski.
1.01.50. De laan in het park waar die foto is gemaakt.

1.12.00. Kleurenfoto’s van de Wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs, werk van de twee zonen van Prokoedin-Gorski.
1.17.44. Het contract uit 1948 van de verkoop (à 3.500 dollar) van de negatieven aan de Library of Congress.

1.23.50 … Какая боль … (Bij Belozersk.)

----------

Ik schreef al eerder over Prokoedin-Gorski: hier, hier en hier. (Ik moet nog even nalopen of ik overal zijn naam wel op dezelfde manier heb geschreven.)

*) De Russische titel luidt Цвет нации. Het eerste woord betekent zowel kleur als finefleur/het puikje, het tweede betekent natie. Een voor de hand liggende vertaling lijkt dan: De bloem der natie, maar daarmee verdwijnt meteen het onderwerp van de film uit beeld: de kleuren van de foto’s.     

En plots komt Paustovski voorbij, in de tram, in kleur, in het Moskou van 1956.

----------------

Ik had de documentaire weleens voorbij zien komen: Over Moskou en de Moskovieten (О Москве и Москвичах), uit 1956. Nogal oubollig, vanuit het heden gezien, grotendeels geënsceneerd, maar wel een prachtig tijdsbeeld en leuk om doorheen te spoelen. Alleen al die oude auto’s over die nog zo lege wegen! Het optimisme, elf jaar na de oorlog, drie jaar na Stalins dood! Alles zou nu alleen maar beter worden.

De hele documentaire heb ik nooit bekeken, maar ik stuitte op ruwe opnamen, en die heb ik wel vrij aandachtig bestudeerd. Wat wil je – ik kwam in het eerste fragment meteen al Konstantin Paustovski tegen, in kleur! Die beelden had ik nergens eerder gezien. De in Nederland geliefde schrijver (is er van een andere Sovjetschrijver meer in het Nederlands vertaald dan van hem?) maakt een ritje in de tram, praat wat met de conductrice en kijkt eens een beetje naar wat er op straat aan hem voorbij trekt. Je denkt dan meteen: zou hij dat gaan gebruiken voor een volgend boek?

Alle fragmenten hier zijn zonder geluid. De uiteindelijke versie, met geluid, vindt u onderaan. De film toont het leven van allerlei Moskovieten, van straatveger tot balletdanser, van bouwvakker tot intellectueel. Was de filmploeg met je op stap geweest, dan vormde dat nog geen garantie dat je ook in de film belandde. Zo zijn de opnamen met Paustovski uiteindelijk niet gebruikt. De reden daarvoor weet ik niet. Paste het gewoon niet in het script? Was er een ideologische achtergrond? Paustovski was geen kritiekloze meeloper (zie een recente column van Michel Krielaars in NRC Handelsblad) – speelde dat een rol? Hoe dan ook, Paustovski komt hieronder in beeld vanaf 1.43, eerst nog even in een auto, en daarna weer vanaf 2.28. (De grijze persoon die de eerste anderhalve minuut in beeld komt, is de schrijver Fjodor Gladkov.)              

----------------

De ruwe beelden voor de documentaire zijn in handzame brokjes beschikbaar, met beschrijving in het Russisch. Hieronder een selectie.
 

Het fascinerendste beeld van alles zijn misschien wel de mensen die aan het begin van bovenstaande opnames in de rij staan om hun naam laten noteren voor een nieuwe auto. Hoelang moesten ze daarna nog wachten? Ook dit heeft de eindversie van de documentaire niet gehaald. Dat er personenauto’s beschikbaar kwamen, paste wel in het beeld van vooruitgang, maar misschien wierp die lange rij toch iets te zeer een schaduw over het optimisme waarvan de film is doordrenkt. En aan het einde, die scholieren op het Rode Plein na hun eindexamen! Ik had graag willen zeggen dat onderstaand schilderij van Maj Dantsig dezelfde dag weergeeft, maar het dateert van twee jaar later. Nou, misschien maakte hij die avond in 1956 wel de eerste schetsen. Zolang het tegendeel niet bewezen is, ga ik daar mooi vanuit.  

-------------

Viervoudig olympisch turnkampioen Valentin Moeratov met echtgenote Sofja, tweevoudig olympisch kampioene. De clown die vanaf 1.12 in beeld komt is natuurlijk niet, zoals ik in de beschrijving las, mijn oud-collega Oleg Popov, maar Karandasj. Vanaf 3.20 onderneemt die enkele dieronvriendelijke pogingen om een zwijn te dresseren.
 

Franse piloten bij een ceremonie ter nagedachtenis aan het Squadron Normandië-Niemen, dat tijdens de oorlog in Rusland was gestationeerd. Vanaf 2.10 de Amerikaanse ingenieur George Morgan, die twintig jaar eerder betrokken was bij de bouw van de Moskouse metro. (Fraaie straatbeelden!) De man die op 6.44 op de Leninheuvels uit zijn tentje kruipt, is de Franse journalist André Orlon (Андре Орлон).   
 

Beter kon de vooruitgang niet geïllustreerd worden: bewoners van een oud houten huis verhuizen naar een modern flatje om de hoek. Nog eenmaal gaan ze samen met elkaar op de foto. Die foto, dat zou een mooi begin zijn geweest van een andere documentaire: hoe verging het hun de jaren erna?  

---------------------

De wijk Tsjerkizovo. Stadsuitbreiding.

---------------

En voor wie het leuk vindt om allerlei oude auto's (ik heb daar geen verstand van) over Moskouse kinderkopjes te zien rijden (vanaf 4.00): 

-----------

Hier de uiteindelijke versie. De inleiding (tot aan 4.50) kunt u rustig overslaan:

Onderbelicht werk van Isaak Babel: zijn tussentitels voor de stomme film Joods geluk – voer voor een stevige discussie

---------------


“Babel moet het me maar vergeven. Maar in de rol van ‘filmtitelschrijver’ is hij niet veel beter dan een circuspaard dat kan tellen.” Met ‘filmtitel’ wordt in dit citaat (uit het tijdschrift Sovjetscherm, nummer 9, 1926) gedoeld op de korte tussentekstjes in stomme films, waarmee dialogen werden weergegeven of scènes anderszins werden toegelicht.

Bij alle belangstelling van literatuurvorsers voor het oeuvre van Isaak Babel is één (piepklein) onderdeel uit het werk van de schrijver in Nederland bij mijn weten onbekend gebleven, of in elk geval onderbelicht: de tussentitels die hij schreef voor de stomme Sovjet-film Joods geluk (Еврейское счастье) uit 1925, gebaseerd op verhalen van Sjolom-Alejchem. De titels zijn elk – uit de aard der zaak – heel kort, maar alles bij elkaar toch voldoende voor een stevige discussie in een filmtijdschrift uit die jaren.


Moesten titels in geluidloze films onopvallend zijn, slechts dienstbaar aan het verhaal? Mocht de kijker ze eigenlijk niet opmerken? Of moesten de korte schrijfseltjes juist iets toevoegen? Konden ze met een literair vleugje een film naar een hoger plan tillen? Daar waren de meningen over verdeeld. Waar iedereen het wel over eens was: Babel had bij zijn bijdragen aan Joods geluk zijn schrijverschap duidelijk laten meespreken. “Ik ga naar de bioscoop om te kijken, niet om te lezen”, aldus criticus Nikolaj Nikitin, die Babels ‘uitsloverij’ maar niks vond (Sovjetscherm, nummer 6, 1926).


Voor mij is het moelijk te beoordelen hoezeer de korte titels van Babel in Joods geluk de kijker – immers gewend aan tussentitels - konden afleiden. Duidelijk is wel dat hij plezier in het klusje moet hebben gehad. Hij zet vrolijke accenten (benadrukt door het gebruik van verschillende letterypes) en ik vermoed dat hij daarbij zelf aardig heeft zitten grinniken. Hoe dan ook, Nikitin vond het maar niks. Hij had zich vooral gestoord aan de momenten waarop een tragische scène gevolgd werd door een titel van Babel die tot vrolijkheid leidde in de zaal. “Menachem-Mendel zonder titel ontroert ons, we voelen met hem mee, hebben medelijden. En opeens wordt er een titel geprojecteerd en we schateren het uit. We kijken geen film, we lezen Babel. Zijn folklore, zijn vocabulaire en intonatie maken ons aan het lachen.”

Onzin, antwoordt Nikolaj Asejev in Sovjetscherm, twee nummers later. Als de titels eruit springen door hun kwaliteit, dan is er iets mis met de film: “Dan moeten de films hetzelfde niveau proberen te halen als de titels.”

Nikitin krijgt in nummer 9 van Sovjetscherm bijval. Net als de muzikale begeleiding en de inrichting van de bioscoopzaal, mogen titels niet opvallen, schrijft Michail Levidov. Volgens hem is het probleem van de filmtitels een specifiek Sovjet-probleem. “In het Westen heb je dat niet. Titels voor films worden daar niet geschreven door Anatole France of Bernard Shaw – en toch zijn ze goed (грамотны). (…) Bij ons wordt water vervoerd op Arabische paarden. Titels van Babel in een film is schaamteloze verspilling, vulgaire verkwisting, een teken van extensieve cultuur die bij ons niet alleen typerend is voor de film.”

Bovendien, aldus Levidov, krijgt de bioscoopbezoeker niet eens de echte schrijver  voorgeschoteld, maar slechts Babel die een kunstje doet, als een circuspaard. “De titels in Joods geluk zijn helemaal niet zo bijzonder, die zijn niet typisch Babel.” De echte Babel, schrijft Levidov, vind je alleen in zijn korte verhalen waar hij steeds maanden aan heeft gewerkt.

Een nummer later neemt de vooraanstaande literatuurwetenschapper Boris Eichenbaum het juist weer op voor Babel en zijn titels. Film kijken is volgens hem meer dan alleen je ogen gebruiken. “Ik ga naar de bioscoop niet alleen om te kijken, maar ook om te denken in filmfrasen. Film kijken gaat gepaard met een onophoudelijk proces van innerlijke spraak, daaruit bestaat de hersenactiviteit van de kijker. (…) Het succes van de film is deels verbonden met dat nieuwe type hersenactiviteit – niet voor niets bedreigt zijn groei de leescultuur." Eichenbaum maakt onderscheid tussen titels die alleen maar iets verduidelijken en ‘sprekende titels’, zoals die van Babel. “Die voegen wat toe aan een filmfrase en vormen een integrerend bestanddeel van een film. Die onderbreken het filmdenken helemaal niet, als ze goed gemaakt zijn.”

De positieve reacties op Babels titels in Joods geluk overheersen op de pagina’s van Sovjetscherm. “Een stap vooruit”, “je merkt ze niet alleen op, ze worden in je geheugen gegrift”, “zonder Babels titels, zonder de muziek (speciaal voor de film geschreven) is Joods geluk een saaie film”, zo lezen we nog in nummer 12.

Bovenstaande discussie trof ik aan op de site van een project dat volledig gewijd is aan de titels in stomme Russische films – vooralsnog alleen uit de Sovjetperiode, maar het plan is om ook oudere films aan bod te laten komen. De titels worden er onderzocht vanuit een literaire invalshoek. Er zijn inmiddels zo’n 10.000 titels verzameld uit meer dan honderd films. Ze zijn onder meer gerubriceerd op titelmaker (naast Babel treffen we ook Majakovski, Zosjtsjenko, Sjklovski, Brik en Ilf aan), filmtitel en regisseur. Bij de naam Babel staat alleen de film Joods geluk vermeld. Of dat betekent dat hij als titelschrijver bij geen andere films betrokken is geweest, weet ik niet.

Het project, genaamd Intertitry (Интертитры), verzamelt artikelen over tussentitels en heeft ook een afdelinkje met titels die je kan gebruiken voor berichtjes op Telegram, zoals:    

-----------

Bij Intertitry staan 81 titels uit Joods geluk. De film zelf telt er meer, zo te zien zijn voor het project vooral de kleurrijkere exemplaren eruit gelicht. Hieronder kunt u de film bekijken. Twee aspecten laat ik hier verder buiten beschouwing (daar mogen film- en muziekhistorici mee aan de slag): de prachtige muziek die hier klinkt, is dat de muziek die speciaal voor de film werd gecomponeerd? Ze sluit zo perfect aan bij de beelden – het moest haast wel. Bij de gegevens van de film staat als componist vermeld: Lejb Poelver (Лейб Пульвер). En verder kom ik nog tegen: Natan Altman als ‘vormgever van de titels’ (художник по титрам). Hij zou dan verantwoordelijk zijn voor de verschillende lettertypes.

Wat zou het mooi zijn, wanneer de film nog eens vertoond zou worden met de originele muziek live erbij en de vertalingen van de titels apart geprojecteerd. En natuurlijk ingeleid met een verhaal over Babel en de stomme Sovjetfilm.        

Majakovski aan de muur. Mijn wandelingen met tekenares Alisa Joefa.

----------------


Al een aantal jaren volg ik een vrij heldere richtlijn: geen nieuwe spullen meer in huis! Nu ben ik in mijn kleine huishouden de enige die daarop toeziet, wat het eenvoudig maakt om die richtlijn af en toe te vergeten. Zo kocht ik dit jaar in Parijs een boekje dat licht geeft wanneer je het openslaat (echt design!) en op de rommelmarkt in Kazan viel ik voor een metalen kantelkalendertje (nog uit de Sovjetunie!), dat ‘klik’ zegt, wanneer je de volgende datum naar voren laat vallen. En nu – het zal wel, die richtlijn – moet ik bovenstaande tekening ik aan de muur hebben.     

Ze is gemaakt door Alisa Joefa (Алиса Юфа), een zeer productieve kunstenares, geboren in Novosibirsk en sinds een aantal jaren woonachtig in Sint-Petersburg – in een kommoenalka, naar het schijnt. Kenners van Sint-Petersburg hadden op de door mij zeer begeerde tekening natuurlijk meteen het interieur van metrostation Majakovski herkend.  


De tekening is niet representatief voor Joefa’s werk. Zou het om een tekenfilm gaan, dan hoorde je er ongetwijfeld aanzwellende, angstaanjagende muziek bij. Misschien zouden de deuren achter het meisje plots opengaan en zou ze achterover vallen op de rails van de metro, begeleid door de holle lach van Majakovski. Of hij zou misschien van de muur komen, zonder lichaam, maar met dat enorme hoofd, en dreigend afgaan op het meisje, dat met grote ogen van schrik zou verdwijnen in zijn schaduw, die opeens de vorm had aangenomen van een pistool – een verwijzing naar de zelfmoord van de dichter. Zoiets. Ook veel andere tekeningen van Joefa nodigen uit om er een verhaal bij te verzinnen, maar dat zijn vrolijke verhalen, absurdistisch soms, met een lichte sprookjessfeer, steeds met een glimlach, ver weg van die kop van Majakovski.     


Joefa (1987) illustreerde kinderboeken en verhalen van Sergej Dovlatov, maar de meeste van haar tekeningen lijken toch ‘gewoon’ uit haarzelf te komen. Alles verandert onder haar lichtvoetige blik in een onderwerp dat zich op papier laat zetten. Ik beperk me hieronder voornamelijk tot de straten van Sint-Petersburg. Al een tijdje ben ik daar niet meer geweest (ik richt me bij mijn Ruslandreizen wat meer op de provincie), maar misschien is het een idee dat ik weer eens terugga naar die stad. En dat ik dan samen met Alisa lange wandelingen ga maken, en dat zij dan mooie tekeningen maakt en ik mooie foto’s. En dat die dan naast elkaar komen te hangen. In die kommoenalka. (Wat ik al zei: ze nodigt uit tot het verzinnen van verhalen met een sprookjessfeer.)    

Alisa Joefa won eerder deze maand de ArchiGrafika in de categorie Moskou. Gevoel van een stad. Dit uitstapje naar Moskou vergeef ik haar.

Nou ja, eerst maar eens kijken of ik haar digitaal kan bereiken. Ik wil graag weten of die tekening met Majakovski nog te koop is.

-------------------


Joefa heeft geen eigen site, maar google op haar naam en je komt een overweldigende hoeveel tekeningen tegen. Deze bijvoorbeeld, een portret van Fazil Iskander. Ik vind 'm niet echt geweldig, maar het bracht me wel op een idee. Ze moet natuurlijk het verzamelde werk van Iskander illustreren!

Maar eerst die wandelingen met mij.

Requiem voor een mus. Mijn avonturen als drummer in de Russische provincie.

---------------

Niet in Rusland, wel ongeveer in hetzelfde jaar.

Niet in Rusland, wel ongeveer in hetzelfde jaar.


Mannen van zekere leeftijd doen (op materieel gebied) grofweg twee dingen: ze kopen een motor of een drumstel. Ik rijd geen motor – trek uw conclusies.

De laatste tijd drijven mijn herinneringen - uit de eerste alinea valt af te leiden waardoor - regelmatig terug naar de tijd dat ik als drummer in bescheiden bandjes mijn beste beentje voorzette – en niet alleen in Nederland. Onderstaand stukje schreef ik voor het Utrechts Nieuwsblad. Het beschrijft een avond in Voronezj in de winter van 1981-1982. De versie die u hier leest is op een enkel punt aangepast. *)  

*****

Af en toe ga ik mee met bevriende muzikanten die in het bruiloftencircuit van Voronezj regelmatig een centje bijverdienen. Een beetje bruiloft kan in Rusland allang niet meer zonder een bandje, dat popmuziek ten gehore brengt.

Het zaaltje waar we ditmaal terechtkomen is overdag de kantine van een vleesverwerkende fabriek en ’s avonds is het er, ondanks uitvoerig gedekte tafels, niet echt gezellig. We ontdekken dat er tussen de grote dubbele ramen, door een spleet bovenin, een musje terecht is gekomen. Ze is onbereikbaar en gedoemd een langzame dood te sterven. Ze hopt onhandig heen en weer tussen de schedeltjes van de mussen die haar voorgingen. Af en toe fladdert ze een stukje op. We wijzen naar boven en moedigen haar aan. Maar het mag niet baten, de ruimte tussen de ramen is te klein om de vleugeltjes goed uit te kunnen slaan. We besluiten die avond een requiem voor haar te spelen.

Russen drinken veel, zeker op bruiloften. Ook mijn vrienden laten zich deze keer met een eigen voorraadje achter het podium niet onbetuigd. Tussen de nummers door wordt er stevig ingenomen en in de pauzes schuift men aan bij de bruiloftsgasten om broederlijk me te toosten op het geluk van de jonggehuwden.

Tijdens de tweede set worden de gevolgen zichtbaar. De band zakt langzaam weg in dronkenschap, daarbij gelijke tred houdend met de bruiloftsgasten. De bassist doet een stapje opzij en valt van het podium, bovenop een bouwvallige versterker. Ik zie vonken. Ik speel mee tijdens Hotel California. De vaste drummer hangt om m’n nek en probeert me uit te leggen welke trommels ik moet raken. Veel keus heb ik niet meer. Het pedaal van de basdrum is allang doormidden en het vel van een andere trommel is sinds het vorige optreden nog niet hersteld. De andere muzikanten brengen er evenmin veel van terecht. Ze hebben de macht over hun snaren goeddeels verloren.

De vader van de bruid uit zijn ongenoegen over de muzikale wanprestaties. De dronken bassist ontsteekt hierop in woede. Ik trek hem opzij en probeer hem te kalmeren. Prompt valt hij me om de hals. Hij vertrouwt me toe dat ik ‘zijn lieveling’ ben en of ik met hem mee naar huis wil. De vaste drummer verzekert me dat ik ‘wel leuk’ speel, maar dat m’n linkerhand nog veel te zwak is. “Kom mee”, zegt hij en begint aan een privé-les, waarbij hij zo hard op het tafelblad slaat dat ik vrees voor zijn polsen. “Nu jij”, gebaart hij.

De derde en laatste set wordt door een van de gitaristen solo gespeeld. Halverwege krijgt hij ongevraagd steun van twee beschonken bruiloftsgasten. Ze kunnen nauwelijks een instrument vasthouden, maar hebben samen lol voor tien. Niemand schenkt enige aandacht aan hen. Gedanst wordt er allang niet meer.

Na afloop staan we met de apparatuur op straat. De band heeft geen eigen vervoer. Na twintig minuten vergeefs auto’s aanhouden, stopt er een stadsbus, op weg naar de garage. Voor tien roebel (bijna veertig gulden) mogen we de spullen inladen. In de eerste bocht valt alles om, de bekkens kletteren tegen de kaartjesautomaat. Het schiet me te binnen dat we vergeten zijn het requiem te spelen voor onze mus.

*****

*) Het artikel schreef ik in 1985 voor mijn column MOSKVA, op de opiniepagina van het Utrechts Nieuwsblad. De gehanteerde tegenwoordige tijd is dus geschiedvervalsing, de beschreven avond was drie jaar eerder. In de krantenversie staat in de eerste alinea ‘Moskou’- en ook dat klopt niet. Het gebeurde allemaal echt in Voronezj, maar dat botste met de titel van m’n rubriek: MOSKVA. Waarmee ik dus twee keer zondigde tegen de ijzeren regel van Nico Scheepmaker: alles in een column moet waar zijn. Voor de rest van het stukje heb ik me aan die regel gehouden.  

En waarom ik voorlopig niet meer terug wil naar Voronezj, leest u hier.

Russische les met humor. Een cover van Queen van 30 seconden met een onverwacht einde.

------------------

queen_kvn_dorogi_v_strane.jpg

Een simpele grap, beste cursisten, maar leerzaam. De melodie van het volgende filmpje is van Queen, bij de meesten van jullie vermoedelijk wel bekend. De drie ‘muzikanten’ hebben er een eigen tekst aan toegevoegd en die luidt:

Дороги в стране / Как машины в стране / Как и зарплаты, футбол, ЖКХ / и конечно, кино... In het Nederlands wordt dat: De wegen in het land / Net als de auto’s in het land / Net als de lonen, het voetbal en de gemeentediensten / en natuurlijk de film …

Tot zover niks aan de hand. Maar laten we eerst even luisteren:


Een grap wordt er niet beter op als je ‘m gaat uitleggen, maar dat doe ik toch maar even. Welk woord rijmt er op кино (kino)? Een woord dat niet netjes is, maar wel duidelijk? Precies: говно (govno), oftewel: stront. Met dat woord toegevoegd aan de tekst, wordt er gezegd dat de Russische wegen, de auto’s, het voetbal etc. k** zijn (vertalen van gevloek is altijd lastig, maar ik denk dat deze Nederlandse variant qua gevoelswaarde aardig in de buurt komt.)

Alleen, ‘govno’ wordt dus helemaal niet gezongen, net op tijd neemt Queen het over, met God knows … Wat qua eerste klinker en ook klemtoon precies overeenkomt met, juist, govno.

Mag ik ervan uitgaan, cursisten, dat jullie de betekenis van говно niet meer zullen vergeten? En dat jullie nu weten wat je moet antwoorden, wanneer een Rus je na de drie wedstrijden van zijn land op het WK vraagt wat je van het Russische voetbal vindt?

‘Weinigen zijn uitverkoren’… Het tweede deel van Aleksej Ivanovs imposante epos over Siberië.

--------------

Impressies van Sergej Alibekov voor het filmproject (dat naast een tv-serie ook een bioscoopfilm  omvat)

Een Russische literaire prijs gaat Aleksej Ivanov niet krijgen voor zijn machtige en omvangrijke epos over Siberië ten tijde van Peter de Grote. Hij wenst niet genomineerd te worden. Enkele maanden geleden verscheen deel 2, Тобол. Мало избранных (Tobol. Weinigen zijn uitverkoren), een waardig vervolg op deel 1, Тобол. Много званых (Tobol. Velen zijn geroepen). Prachtig en meeslepend, schreef ik eerder over het eerste deel, en die woorden gelden ook voor deel 2. Maar een literaire prijs? Nee, helaas. Ivanov weigert nominaties, omdat eerdere boeken van hem werden genegeerd en hij niet mee wenst te draaien in de ‘literaire kringetjes’ waar volgens hem alles wordt bedisseld. En dat is jammer, want zo’n prijs – en dat Ivanov met Tobol een prijs zou winnen kan niet anders – zou een mooie publicitaire steun in de rug zijn voor de Nederlandse vertaling, waar serieuze plannen voor zijn.

In Rusland heeft Ivanov geen prijzen meer nodig. Hij behoort tot de productiefste en succesvolste schrijvers van dit moment. Werk van hem wordt verfilmd, al werd in het geval van Tobol de omgekeerde weg bewandeld. Ivanov schreef eerst het scenario voor een – nog niet voltooide – achtdelige tv-serie en werkte dat daarna pas uit tot een omvangrijk boek: 1526 pagina’s verdeeld over de twee delen. Veel plezier aan die tv-serie heeft hij overigens nog niet beleefd. Hij brak met de regisseur, die naar zijn idee het script op stompzinnige wijze versimpelde, en Ivanovs naam zal niet te zien zijn in de aftiteling. De onenigheid zorgde voor vertraging bij het schrijven van Tobol. Weinigen zijn uitverkoren, dat een half jaar later verscheen dan gepland.

Wat de verhaallijn betreft was er geen reden om Tobol in twee delen te laten verschijnen. Dat is alleen gedaan om het de uitgever en ook Ivanov zelf makkelijker te maken. De lezer gaat in deel 2 meteen verder waar hij gebleven was. De plot blijft even ingenieus, met draadjes die worden uitgerold en in elkaar gehaakt, met deels historische personen die verspreid over Siberië hun avonturen beleven, met wel als basis de stad Tobolsk, gelegen aan de rivieren de Tobol en de Irtysj. Ivanov toont zich daarbij over de volle lengte van het boek een meester: nergens worden al die draadjes een onontwarbare kluwen – hooguit staan de pagina’s waarop veldtochten uit vroeger eeuwen van Aziatische indringers even worden samengevat wel erg vol met vreemde namen.

Fanatieke oud-gelovigen, Zweedse krijgsgevangen, Russisch voetvolk, missionarissen, handelaren uit Boechara, de architect Remezov en zijn familie, gouverneur Gagarin, het lot van ieder is verweven met dat van de anderen. Met de Siberische tajga als decor jagen zij op geluk, roem en rijkdom. En als een schaduw hangt boven dat alles Peter de Grote, die als een tiran met veel te weinig tijd fanatiek grip probeert te krijgen op zijn uitdijende rijk. Bij de verovering van Siberië ging het vooral om de bonthandel. Die was indertijd net zo onmisbaar voor de overheid als olie en gas dat tegenwoordig zijn. De funeste invloed van de lucratieve bonthandel op de kwaliteit van het bestuur loopt als een rode draad door Ivanovs boek. Het is diefstal en corruptie alom en de trucs die worden uitgehaald voor persoonlijk gewin, vormen prachtige leesstof. Ivanov schuwt daarbij de grotere historische conclusies niet. Bijna laconiek schetst hij de kwalijke gevolgen van de rijke bonthandel voor de Russische landbouw (die hoefde niet hervormd te worden, de staat was toch al verzekerd van inkomsten), om daarna weer verder te gaan met de kleurrijke avonturen van zijn hoofdpersonen – het zijn er velen.       

Het belang van het bont betekende overigens de redding van de inheemse volken. Die werden niet uitgeroeid (zoals de indianen in Amerika), omdat zij veel bedrevener waren in het vangen van marters, sabeldieren en bevers dan de Russen. Handel en belasting heffen waren duidelijk betere opties. Dat betekende niet dat er met de inheemse bevolking zachtzinnig werd omgesprongen. Er is genoeg, aldus Ivanov, waar de Russen berouw over kunnen hebben. In zijn boek Tobol spelen de jagers en vissers, met hun ‘primitieve’ verering van de natuur en hun aanbidding van talloze goden, een belangrijke rol. Daarbij ontbreekt bij Ivanov zelfs maar de suggestie van morele superioriteit van de Russische nieuwkomers.

De twee delen van Tobol hebben alles in zich van een nationaal epos, maar die status zal het boek volgens Ivanov niet krijgen. In een interview zegt hij: “… Rusland kent zichzelf niet en wil zichzelf niet kennen. Niemand zit te wachten op romans over de periferie van het land, want dat is niet het centrum, niet Moskou. Zolang de Russische regio’s geen volwaardig deel van het land zijn, zal de literatuur (en film) over hen gezien worden als iets exotisch en niet als een nationaal epos.” Dat heeft het succes van Tobol in Rusland niet in de weg gestaan; de twee delen zijn allang bestellers geworden.

De vraag die zich bij lezing onherroepelijk aandient is: in hoeverre klopt het verhaal in historisch opzicht? Heeft Ivanov er van alles bij verzonnen om het verhaal smeuïger te maken? Die verleiding moet op de loer hebben gelegen en helemaal is hij daar niet aan ontsnapt. “De belangrijkste drive voor een ervaren schrijver is zo te schrijven dat de eigen verzinsels de algemene structuur van de geschiedenis niet kapot maken, dat geeft de grootste voldoening”, aldus Ivanov. Wie tijdens het lezen behoefte heeft aan enig historisch houvast: als een soort begeleidend boek bij Tobol verscheen Дебри. Россия в Сибири: от Ермака до Петра (Debri. Rusland in Siberië: van Jermak tot Peter). Daarin beschrijft Ivanov samen met Joelija Zajtseva in korte hoofdstukjes zonder enige opsmuk de geschiedenis die als basis diende voor het boek Tobol. De maliënkolder van Jermak, de vergeten stad Mangazeja, architect Remezov, het sjamanisme, de soldaten, de avonturiers… ze komen allemaal nog een keertje voorbij, in afgeslankte vorm. Debri telt 437 pagina’s.

En om af te sluiten: In september reis ik af naar Tobolsk. Wie de twee delen van Ivanovs Tobol heeft gelezen, moet een keer aan de oever van de Tobol en de Irtysj hebben gestaan en het kremlin van de stad, gebouwd door Semjon Remezov, met eigen ogen hebben aanschouwd.

----------

Recensies en interviews: hier, hier, hier, hier, hier. Mijn stukje over deel 1: hier.
Kijk uit, het filmpje hieronder verraadt het een en ander van de afloop van het boek.