(Eerste publicatie: 21-3-2011)
Het Russische alfabet heeft een letter die geen eigen klank vertegenwoordigt: het zogeheten zacht teken: Het wordt gebruikt om de klank van de letter ervoor te kleuren. Een ‘l’ of een ‘t’ gevolgd door een zacht teken klinkt anders dan een ‘l’ of een ‘t’ op zichzelf. De status van het zacht teken is dus bescheiden. Of je het nu weglaat of niet, het woord in kwestie blijft meestal wel te begrijpen.
De bescheiden status van het zacht teken leidt tot onzekerheid, ook bij Russen zelf. Schrijf je dit woord nu met een zacht teken of juist niet? En deze onzekerheid kan op de meest onverwachte momenten aan het licht komen.
Ik breng een weekje door met een groep scholieren op het Russische platteland. We werken als vrijwilligers mee aan opgravingen in de buurt van Novgorod. De jongens vermaken zich opperbest, vooral in de pauzes. Dan wordt de gitaar erbij gehaald en klinkt er menig lied van bedenkelijk niveau. Veel van het repertoire lijkt me van eigen makelij, van de Russische radio ken ik het in elk geval niet. Het geeft een aardig inkijkje in de belevingswereld van de Russische adolescent, die zo te horen weinig afwijkt van die van hun leeftijdgenoten elders. Eén nummer trekt in het bijzonder mijn aandacht. Het mannelijk geslachtsdeel komt er prominent in naar voren, en ook een lelietje-van-dalen (landysj – zonder zacht teken!) heeft een opmerkelijke rol. Onbedoeld krijgt de tekst een extra komisch tintje door de lijzige zangtoon. Het is heet in de buurt van Novgorod en de jongens zijn doodop van het graven.
Mijn verzoek om de tekst op papier te zetten wordt met enige schroom ingewilligd. Vieze woorden zingen is één ding, vieze woorden opschrijven is toch iets anders. Ik krijg het lied aangereikt door Koebik (Kubus), samen met zijn broer de gangmaker van de groep. Op schrift boet de tekst niets aan zeggingskracht in en een taalkundig enthousiasme maakt zich van me meester. Ik kan weer een aantal kleurrijke Russische uitdrukkingen aan mijn verzameling toevoegen! In mijn enthousiasme laat ik de tekst zien aan de leraar van de jongens. “Wie heeft dat geschreven?”, vraagt hij. “Koebik”, zeg ik zonder aarzelen. De leraar fronst zijn wenkbrauwen en opeens voel ik me een verrader. Koebik wordt erbij geroepen. “Heb jij dit geschreven?”, vraagt de leraar dreigend. Koebik kan het niet ontkennen. Ik weet niet waar ik moet kijken. Dan buigt de leraar zich voorover en bast tegen Koebik: “Ga je schamen! Landysj, met een zacht teken!…”
Op mijn laatste dag bij de opgravingen vond ik een bronzen driehoekje van een sierraad uit de elfde eeuw. Ik mocht het niet houden.