Mevrouw Ramsing getraceerd! "But I started to cry and she could not understand."

Een prijsvraag met als hoofdprijs een tiendaagse reis naar de Sovjetunie, daar móest Sybil Ramsing uit Clinton, Connecticut, wel aan meedoen. De Amerikaanse koesterde warme gevoelens voor de nog vrij jonge Sovjet-staat en dit was een uitgelezen kans om het communistische experiment eens van nabij te gaan aanschouwen. De vragen waren bepaald niet eenvoudig; maar liefst vijf keer reisde mevrouw Ramsing naar de bibliotheek van de universiteit van Yale en één keer naar de stadsbibliotheek van New York, op zoek naar de antwoorden. En zie, ze won! Een half jaar later stond ze op het Rode Plein in Moskou, liep ze over het Paleisplein in Leningrad en beklom ze de trappen van de Mamajev Koergan in Wolgograd.   

Een tijdje terug schreef ik over mijn zoektocht naar mevrouw Ramsing. Op het Russischtalige internet was ik foto’s van haar tegengekomen; een wat oudere vrouw op reis in de USSR, in 1968, duidelijk met veel egards behandeld. Alleen al het feit dat de foto’s het werk waren van de vooraanstaande persfotograaf Vsevolod Tarasevitsj maakte duidelijk dat hier iets bijzonders speelde. Maar wie was zij? Bij de foto’s stond alleen vermeld: “Госпожа Рамсинг в СССР” (Mevrouw Ramsing in de USSR), elke verder toelichting ontbrak. Tot mijn groeiende verbazing leverde googelen niks op en ook een oproep op Facebook en Twitter om hulp bij mijn bescheiden speurtocht leidde tot niks. Tot afgelopen week … Op Twitter kreeg ik plots toch nog een berichtje van een van mijn volgers, Rob Hageman, dat hij mevrouw Ramsing had getraceerd. Gewoon via Google. De zoektermen mrs ramsing in the ussr hadden hem rechtstreeks naar de pagina’s geleid van het tijdschrift Soviet Life, dat in 1967, naar aanleiding van het 50-jarig bestaan van de Sovjetunie, een prijsvraag had georganiseerd. Soviet Life richtte zich op de Amerikaanse lezer en had in het Russischtalige blad Америка, dat in de USSR verscheen, zijn tegenhanger. Waarom de eerdere zoektochten via Google tot niks leidden, is me niet duidelijk.

Het was niet zomaar een lolletje, die prijsvraag van Soviet Life. Wat een vragen! Nummer 6, bijvoorbeeld: A - How many years has the Soviet Union been allowed to develop peacefully and how many has it been forced to spend on wars (including civil war and foreign intervention) and postwar reconstruction? (5 points). B – By how much did Industrial Output increase in this country during the years of the prewar five-year plans? (3 points). C – How many medical doctors per 10.000 of the population are there in the USSR according tot he last published Soviet  statistics? (2 points).

Alle antwoorden van de prijsvraag, zo stond er als een soort aansporing bij, waren te vinden in nummers van Soviet Life. (Wat voor mij reden zou zijn om onmiddellijk af te haken - voor Sybil Ramsing duidelijk niet.) Verder valt op dat “Industrial Output” in de vraag met hoofdletters staat geschreven.   

Links mrs. Kalitenko

Mevrouw Ramsing was tijdens haar reis – ze had zelf mogen zeggen naar welke steden ze wilde –  eregast van Soviet Life. Uiteraard schreef het blad een artikel over haar bezoek, uitgebreid gelardeerd met die foto’s van Tarasevitsj. Het is een mooie aaneenschakeling van clichés, aangevuld met passages uit brieven van Sybil. Op het Rode Plein wordt ze door emoties overmand: “A little blond girl handed me a narcissus and I tried to whisper to Mrs. Kalitenko that she should tell the girl I would put it on Gagarin’s grave. But I started to cry and she could not understand.”

Mrs. Kalitenko … dat is dus de vrouw die we op de foto’s veelvoudig aan Sybils zijde zien. Ik opperde in mijn eerdere stukje nog dat zij misschien haar secretaresse was, maar dat had ik mis. Boven het reisverslag in Soviet Life staat haar naam: Irina Kalitenko. Zij was dus gewoon de verslaggeefster.

Met terugwerkende kracht moet ik mevrouw Kalitenko nog wel even vermanend toespreken – of anders de collega van haar die voor de onderschriften bij de foto’s heeft gezorgd. “This is the Winterpalace, stormed by the revolutionary forces on that historic night of October 1917 when Russia became the first socialist republic”, staat bij deze foto. Maar we zien hier het gebouw van de Generale staf, tegenover het Winterpaleis. 

 

En bij deze foto, met linksonder mevrouw Ramsing, is er helemaal een potje van gemaakt: “This monument on Mamayev Hill commemorates the battle of Stalingrad.” Nou nee, wat we hier zien is een versiering die deel uitmaakt van de waterkrachtcentrale bij Wolgogorad.

 Ze hadden die onderschriften natuurlijk even moeten laten checken door mevrouw Ramsing.

—————————

Ron Hageman vond nog een paar sporen van Sybil Ramsing: een ingezonden brief in de Beijing Review en in de New York Times

De Michail Krug-topvijf volgens Russische voetballers

———————-

——————

Michail Krug met ondergetekende.

Zou hij de dvd die ik hem gaf ooit hebben bekeken? De dvd over Ajax in het seizoen 1994-1995, waarin de Amsterdammers onder Louis van Gaal de Champions League wonnen? Ik kwam ermee aanzetten toen ik hem, volkszanger Michail Krug, opzocht in een morsig flatje in Tver. Landelijk doorgebroken was hij nog niet, maar ik kende zijn liedjes, zijn melodieën, en ik was er weg van. Die melodieën – ik zou er Nederlandse teksten bij gaan schrijven en samen zouden we de wereld (nou ja, Nederland) gaan veroveren. Dat was het plan.

Ik wist dat hij voetballiefhebber was, vandaar die Ajax-dvd. Met als aardig detail dat daarop ook het korte optreden te zien was van André Rieu in de rust van de wedstrijd Ajax-Bayern München in het Olympisch Stadion, waarbij de violist zijn fameuze variant van Sjostakovitsj’ Tweede Wals ten gehore bracht. Dat moest Krug, ook muzikant tenslotte, toch aanspreken. (Ach, en ja, ik was bij die wedstrijd, in het inmiddels allang gefatsoeneerde Olympisch Stadion, toen nog een holle pisbak, samen met mijn beide broers. Prachtig allemaal.)

Krug brak door, werd in eigen land razend populair, in Nederland kreeg ik voor hem geen poot aan de grond en het contact met hem verwaterde. Op 1 juli 2002 werd hij in zijn nieuwe huis in Tver doodgeschoten door een inbreker. (Over mijn avonturen met Krug schreef ik naar aanleiding van de moord een kort stukje in NRC-Handelsblad.)

Krug begaf zich graag onder voetballers. Hij was supporter van Spartak Moskou en daar gingen de deuren voor hem open. Hij raakte bevriend met spelers en trad op voor de nationale ploeg. Inmiddels zijn we een aardig aantal jaren verder en de site sports.ru vroeg aan voetballers van nu of Krug nog steeds geliefd is. Dat is hij, al werd het vooral aan wat oudere spelers gevraagd (met als uitzondering onder anderen ex-Vitesse-speler Vjtatsjeslav Karavajev, die van 1995 is). Dinamo Moskou-speler Kirill Pantsjenko legt uit: “Bij Krug zit in principe achter alles een diepere gedachte. ‘Teder streel je met je warme hand mijn laatste brief aan jou, vergeef me, vergeef me, mamaatje, mama, mam’ – dat is een heel ontroerende tekst.” (Zelf onderstreep ik nog maar even dat het voor mij bij Krug vooral om de melodieën ging.)

Hier de top-5 van Krug-liedjes volgens de Russische voetballers bij sports.ru, vanaf nummer 5. Zeven nummers in totaal, want vijf nummers (de onderste vijf hieronder) eindigden ex-aequo op de eerste plaats:

———————

Míjn favoriet, het eerste nummer wat ik ooit van Michail Krug hoorde, zit er niet bij:

Aardappelen rooien in het noorden van Rusland

—————————

———————-

Ik ben in Osjevensk en tegelijkertijd ook ergens anders. 

Dat zal ik even uitleggen. Osjevensk is een landelijke plaats (selskoe poselenije) in de noordelijke provincie Archangelsk. Zo’n plaats is een administratieve eenheid waaronder meerdere dorpjes vallen. In het geval van Osjevensk zijn dat er dertien. Een paar daarvan liggen tegen elkaar aan, al wandelend merk je niet dat je van het ene in het andere dorp bent beland. Andere dorpen liggen een eindje uit de buurt, om daar te komen kan je beter de fiets pakken of de auto.

Logeren doe ik in een gasthuis, een enigszins scheefgezakt houten verblijf met twee ruime kamers. Dat gasthuis staat in Sjirjaicha, een van die dertien dorpen van Osjevensk. Tegen Sjirjaicha aan ligt Pogost, nog zo’n dorpje, maar met een zekere bekendheid. Het staat op de lijst van Mooiste Dorpen van Rusland. (Wie om deze reden besluit tot een bezoek aan Pogost moet ik wel waarschuwen: de kans dat u na een minuut of tien denkt: is dit het nou?, is vrij groot.)      

Maar goed, ik verblijf dus, administratief gezien, in Osjevensk en tegelijkertijd (zeg maar: concreet gezien) in Sjirjaicha. 

Hebt u wel eens aardappelen gerooid? Ik was uitgenodigd in Pogost, om - voor het eerst in mijn leven - mijn krachten in dezen te beproeven op een klein veldje vol met opgeschoten groen. Al snel leerde ik de gelige stengels te herkennen van de aardappelplant en met een schop groef ik die uit, met een stevige kluit. Daar werden door mijn tijdelijke collega’s de aardappelen uit gevist, terwijl ik mij alweer wijdde aan de volgende plant. Na een minuut of twintig voelde ik iets in mijn elleboog.

We gingen nog een half uurtje door, toen was het pauze, en toen ik daarna nog een kwartiertje met schop en kluit in de weer was geweest, dacht ik: nu moet ik maar stoppen. Vanwege die elleboog. Mijn collega’s toonden alle begrip en bedankten me voor mijn bijdrage. 


Ik pakte mijn fiets, reed terug naar Sjirjaicha en besloot eens te gaan kijken in een dorpje verderop, Gar geheten. Ook daar moest het mooi zijn. Het was een kilometer of vijf fietsen. Halverwege werd ik voorbijgereden door een donkergroen busje, maar verder zag ik helemaal niemand. Vreemd is dat niet, want Gar behoort niet tot de dorpen van Osjevensk die er nog redelijk goed bij liggen. Slechts drie huizen worden er nog permanent bewoond, een paar andere nog in de zomer, de rest is verlaten, staat scheef en raakt gaandeweg overwoekerd. Schilderachtig, dat wel, zeker tegen de achtergrond van bomen in herfstkleuren, maar vrolijk word je er niet van.

Op een bonkige, bouwvallige brug over het riviertje de Tsjoerega (dat ook langs Sjirjaicha en Pogost stroomt) stonden een paar mannen te vissen. Ze werkten in de houtkap, vertelden ze, en (het was zaterdag) ze waren naar Gar gekomen (in dat donkergroene busje) om zich in een van de banja’s gelegen aan het riviertje eens goed te wassen. In het bos, bij hun werk, woonden ze in een keet. “Waar gaat dat gekapte hout naartoe?”, vroeg ik. “Naar China”, was het antwoord.

Ik fietste verder, naar het einde van het dorp. Tussen een paar verlaten huizen stond een goed onderhouden woning met duidelijke tekenen van leven: een kinderwagen, een auto, en, aan de overkant van het smalle weggetje, een banja die gestookt werd. Een vrouw daalde af naar het riviertje met een flinke teil aardappelen, waar ze de modder van afspoelde. Die had ze vast niet net gerooid, want ze was meer gekleed op de banja. Ik moest haar maar niet fotograferen, zei ze lachend. Ze woonde in Severodvinsk en ze waren hier voor het weekend. De goed onderhouden woning was haar geboortehuis. Na een kort praatje vroeg ze me of ik wat kompot wilde. Dat wilde ik wel en even later kwam ze aanzetten met een glas en een aardappelpasteitje. 

Weer fietste ik verder, nog twee huizen telde het dorp. In het laatste zag ik drie poesjes achter een venster zitten. Ik fotografeerde ze uitgebreid, terwijl zij zich leken af te vragen waar ik dan wel vandaan kwam. Op de weg terug naar Sjirjaicha werd ik weer voorbijgereden door die mannen van de houtkap. Thuis haalde ik een fles bier uit de ijskast. Het koste enige moeite om hem naar mijn mond te brengen. Die elleboog van me… Ik herkende de symptomen: een tennisarm. Voor de gelegenheid heb ik die omgedoopt in Noord-Russische-aardappelarm.   

Een paar dagen eerder, de brug over de Tsjerjoega bij Pogost,

Stilte op dit webblog. Met filmpjes.

———————

Station van Njandoma (foto: Egbert Hartman).

Station van Njandoma (foto: Egbert Hartman).

————————

Het zou kunnen zijn dat het hier op dit weblog de komende tijd wat stiller is dan normaal – in die mate zelfs dat er een aantal weken helemaal geen nieuwe stukjes verschijnen. Dit in verband met een reis naar het Russische platteland. Al kan het ook zo maar zijn dat juist die reis al snel een paar extra verhalen oplevert.

Hoe dan ook, mocht u zich tijdens mijn afwezigheid vervelen, dan heb ik hier voor u een aardige reportage over het Rusland waaraan de hogesnelheidstreinen met vaste regelmaat voorbij razen:

En mocht dat niet afdoende zijn, dan kunt u zich met onderstaande filmpjes die ik ooit maakte in de metro van Sint-Petersburg eindeloos vermaken:

En als toegift vier meisje die de deur van de coupé achter zich hebben dichtgetrokken en een liedje zingen:

——————-

Criticus Dmitri Bykov, het Reformatorisch Dagblad en mijn leeslijst

———————-

Foto: M. Nakoykher (Creative Commons)

Foto: M. Nakoykher (Creative Commons)

———————-

Zal ik dan maar eens beginnen met Een kleine demon van Fjodor Sologoeb, uit 1907? Zet ik dat boven aan het lijstje van beslist nog te lezen boeken? Dat lijstje van me is aardig opgeschud en aangevuld, bij lezing van het eerste deel van Dmitri Bykovs 100 lezingen over de Russische literatuur van de 20ste eeuw. Literair criticus, dichter en veelschrijver Bykov (1967) wijdt telkens één lezing aan één boek uit elk jaar van de vorige eeuw, in deel 1 loopt dat tot en met 1950. De lezingen werden alle uitgezonden door tv-zender Dozjd, in boekvorm beslaan ze elk zo’n tien á vijftien pagina’s.  

Sologoeb, zo begrijp ik van Bykov, beschrijft in Een kleine demon het verstikkende bestaan van Ardalon Peredonov, leraar op een school in de provincie. Hij is ervan overtuigd dat iedereen in zijn omgeving deel uitmaakt van één grote samenzwering en geeft voortdurend iedereen aan.  “Peredonov is niet alleen het toonbeeld van Russische provinciale domheid, maar ook van onverzadigbare kwaadaardigheid”, aldus Bykov, die voor de leraar en het leven om hem heen een prachtig, onvertaalbaar verzamelwoord gebruikt: peredonovsjtsjina. De kleine demon is volgens Bykov een boek van “peilloze wanhoop”. Heb je last van depressies, lees het boek dan vooral, adviseert hij, want je denkt daarna: zo slecht gaat het nou ook weer niet met mij. Nu heb ik gelukkig geen last van depressies, maar Een kleine demon ga ik wel lezen.    

Links deel 1 van de serie lezingen, rechts deel 2, dat ik nog niet heb gelezen.

Links deel 1 van de serie lezingen, rechts deel 2, dat ik nog niet heb gelezen.

Bykov zet aan de ene kant aan tot lezen, maar komt ook met genoeg titels voor de dag waarvan je na zijn toelichting weet: dat hoef ik niet in huis te halen. Dat hij bij elk van dat soort boeken toch steeds weer met interessante details en achtergronden op de proppen komt, maakt zijn 100 lezingen … zo leuk. Zo kwam ik Vladimir Kirsjon weer tegen, een abject figuur die ten tijde van de Stalinterreur vrolijk meedeed aan de openbare verkettering van ‘volksvijanden’, zelf de kogel kreeg en eigenlijk alleen nog bekend is door de tekst die hij schreef van het lieftallige liedje Ja sprosil u jasenja. Over hem schreef ik eerder een stukje met daarin, begrijp ik nu van Bykov, een duidelijke fout. Iedereen – ik dus ook – schrijft maar dat Ja sprosil u jasenja uit een toneelstuk van Kirsjon komt met de titel Verjaardag. Maar, aldus Bykov, “Kirsjon heeft helemaal geen toneelstuk Verjaardag geschreven, wél een toneelstuk getiteld De grote dag”. En daaruit komt dat bekende lied. De grote dag ga ik niet lezen, maar de fout in dat eerdere stukje van me over Kirsjon heb ik inmiddels hersteld.     

Wie heb ik, dankzij Bykov, naast Sologoeb nog meer aan mijn leeslijst toegevoegd? In elk geval Sofja Petrovna van Lidija Tsjoekovskaja. Tsjoekovskaja kende ik vooral als steun en toeverlaat van Anna Achmatova en ook vanwege haar hulp aan dissidenten in de jaren zestig en zeventig. Ook de titel Sofja Petrovna kende ik, maar nu ga ik het lezen ook. Ze schreef het in 1939, in een tijd dat Achmatova nieuw geschreven gedichten uit het hoofd leerde en daarna voor de veiligheid verbrandde. Tsjoekovskaja bewaarde het schrift waarin ze Sofja Petrovna had geschreven, maar kwam er pas eind jaren vijftig mee voor de dag. Het ging van hand tot hand in samizdat en werd in de jaren zestig in het buitenland uitgegeven. In de USSR gebeurde dat pas in 1988. Volgens Bykov is Sofja Petrova “het enige rechtstreekse verslag uit de terreur”. Sofja Petrovna is een eenvoudige typiste. Haar zoon word gearresteerd om niets en zij accepteert zijn en haar eigen lot gaandeweg gelaten. En zo waren de meeste mensen, aldus Bykov. “Dat is het meest waardevolle aan het verhaal van Tsjoekovskaja, los van het feit dat het een rechtstreeks verslag is uit 1939. Het gaat over een vertegenwoordiger van de meerderheid. Er zijn twee van dat soort teksten in de Russische literatuur, de tweede is Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj [van Aleksandr Solzjenitsyn].” Sofja Petrovna is “een eeuwig document, een onthutsend portret van een tijdperk”.      

En verder, wat komt er nog meer op mijn stapel?… Petersburgse dagboeken van Zinaïda Gippius, De dagen van de Toerbins van Michail Boelgakov en Egyptische postzegel van Osip Madelsjtam. Alle drie dankzij die bijna onuitputtelijke bron, Dmitri Bykov.

Fjodor Sologoeb

Fjodor Sologoeb

Overigens, toen ik opzocht of Een kleine demon in het Nederlands is vertaald (dat is het), stuitte ik op een recensie uit 1972 uit het Reformatorisch Dagblad. Daarin staat onder meer: “Negatief in dit boek is ook het wel functionele, maar daarom niet minder hinderlijke en verwerpelijke, taalgebruik; naast enkele vloeken komen er nogal wat ruwe termen in voor, die het knap geschreven boek ontsieren, zelfs wanneer men in aanmerking neemt, dat de Russen nog immer hun gesprekken graag doorspekken met rauwe kreten en de grofste verwensingen, die zelden „correct" in het Nederlands zijn over te brengen. Ook negatief is het verweven in het verhaal van een aantal tamelijk erotische en flagellantistische passages, zonder welke de eenheid in de compositie geen enkele schade zou hebben ondervonden. Desondanks is dit boek de moeite van het lezen wel waard, maar voor een select publiek.”

En wie wil er nou niet tot een select publiek behoren.

Het beleg van Rochester/Leningrad in de staat New York tijdens WO II

———————

———————

Pittsburgh is Smolensk, Detroit is Moscow, Nashville is Charkov en alle zijn ze bezet door de Nazi’s. Rochester, voor de gelegenheid gesitueerd aan het Ladoga Meer, is voor even Leningrad en wordt belegerd.

De kaart waarop zich dit alles afspeelt, werd in 1941 gepubliceerd door Russian War Relief (RWR), een particuliere Amerikaanse organisatie die humanitaire hulp gaf aan de door oorlogsgeweld geteisterde USSR. De kaart moest de geografische omvang van dat geweld inzichtelijk maken en de Amerikanen aanzetten tot gulle giften. Hieronder de volledige kaart. (De volledige Engelse tekst onder de kaart staat onder aan dit artikel.) In de legenda staat uitgelegd:

On this map is shown the vastness of the war effort of our Soviet Allies. The map of the western half of the Soviet Union has been placed (in reverse) upon the map of the United States. The shadings show:
(
in brown) A map of that part of the Soviet Union occupied by the Nazis at the peak of the invasion. (The map of the Soviet Union is reversed to compare the industrial west of Russia with the similar eastern area of the United States.)
(
in orange) Giant industrial and agricultural communities moved from invaded regions… equivalent to a transfer of the mills and factories of all eastern America to the Rockies.


Ik vermoed dat de makers van de kaart, ondanks het grimmige onderwerp, een zeker plezier hebben gehad in hun werk. Stalingrad? Dat ligt aan een rivier… Dan moeten we ook een stad in Amerika hebben die aan een rivier ligt, en dan ook zo dat het geografisch een beetje klopt… St. Louis! Van de Golf van Mexico maken we de Zwarte Zee, da’s logisch. En wat wordt het Amerikaanse Koejbysjev, de stad die in de USSR als een soort tijdelijke hoofdstad fungeerde en waar voor Stalin een ondergrondse bunker werd gebouwd? Nou, Omaha dan maar, in het gele, niet door de Duitsers bezette gebied. Wat de Tsjetsjenen ervan vinden, weet ik niet, maar hun hoofdstad Grozny werd door de Amerikaanse kaartmakers omgedoopt in Oklahoma City.

Een fraaie combinatie vind ik Omsk – Salt Lake City. Beide steden roepen associaties op die nogal ver uiteen liggen. Aan de linkerkant van de kaart kwamen de makers tenslotte een beetje in de problemen. Amerika was op, maar er was nog heel veel Sovjetunie over. Dat losten ze op met het rode pijltje: vandaar was het nog 3.000 mijl tot aan Vladivostok.   


Russian War Relief (niet te verwarren met de oorlogshulp in het kader van de Lend-Lease Act) kreeg steun van veel vooraanstaande Amerikanen. Vice-voorzitters van de organisatie waren bijvoorbeeld de gouverneur van de staat New York Herbert Lehman en Fiorello La Guardia, burgemeester van New York City. Artiesten traden op om geld in te zamelen en Charlie Chaplin was een van de meest uitgesproken sympathisanten. Na de Tweede Wereldoorlog viel er desondanks een schaduw over de reputatie van RWR. In de heksenjacht van senator Joe McCarthy op ‘communisten’ werden de pijlen onder meer gericht op Edward C. Carter, de voorzitter van RWR, die ook verbonden was aan het American Russian Institute, dat het label ‘communistische frontgroep’  kreeg opgeplakt. Carter verdedigde voor de oorlog de showprocessen onder Stalin.

De waarde van de hulp die uiteindelijk aan de Sovjetunie werd geleverd, wordt geschat op 1.5 miljard dollar. (Een aardig verhaal over horloges die aan het Rode Leger werden gegeven, vindt u hier.) En tenslotte de volledige toelichting onder de kaart van Russian War Relief.

——————-

“Russian War Relief, Inc. 11 E. 35th St., New York City, presents this map to help Americans to visualize the almost inconceivable extent of the need for American aid to the people of the Soviet Union. From the vast invaded area of the USSR, here shown superimposed on a map of the United States, 38,000,000 Russians escaped the Nazis in 1941 by fleeing their homes. Strafed by dive bombers and machine-gunning "hedge-hoppers," they fled across their country before the invaders while their Red Army fought and fell back – fought and fell back.

Because Detroit (Moscow) is dangerously close to the front line, the capital has been moved temporarily deeper into the country, to Omaha (Kuibyshev).

In terms of the map of America, 38,000,000 persons walked and rode across more than half the United States. They left behind them – besides their homes – the lands which fed them, the mines which fed their factories, their clothing, their hospitals, their schools, their nurseries – in short, their lives. In the land to which they went there was almost none of these things. They built new factories first, ploughed the land second. Now they are building new homes. 

But – even as we would be – they are often cold, often hungry, always physically exhausted. They need help. But the fate of those who escaped is not the worst fate in Russia. Forty million of the residents of the invaded area did not escape! They stayed. From forest hideouts they have seen the Nazis burn their homes, truck away their stores of food, their clothing, even their household equipment. Some, staying in their homes to meet the invaders, have been robbed of all they owned… and many have been killed.

The Germans have seriously misjudged the strategic depth of the US/USSR: the Soviets have moved entire industrial zones safely away from the front, to Phoenix (Tashkent), Salt Lake City (Omsk) and Boise (Novosibirsk).

Some of the survivors now are returning to homes recaptured by the Red Army. They return to almost utter desolation. They, too, need help. Ten million have died in the fight that is theirs and ours. The Red Army has lost almost as many men, in killed and wounded, as are now in all the American armed forces! Civilians have died – by millions – of malnutrition, cold, exhaustion, disease – and of the Nazi hangman's noose and the bullets of Nazi firing squads. Hundreds of thousands of Soviet homes are sheltering the war's orphans.

Look at the map. Imagine the tragedy to you and your family if an invader had ravaged America throughout all that shaded territory on our Atlantic seaboard, westward all the way to St. Louis and Tulsa. Because the equivalent of that tragedy has happened to millions of our Soviet allies, Russian War Relief, Inc., asks all Americans to help keep relief ships sailing.”

Wie was toch mevrouw Ramsing, in 1968 op reis in Rusland?

————————-

———————

Een wat oudere dame in Rusland in een vrolijke stemming aan tafel in wat lijkt op een restaurant.  Van een hotel? De brieven in haar hand (de envelop die we kunnen zien doet denken aan Russische luchtpost), heeft ze die zojuist ontvangen? Of gaat ze die zo meteen in de lobby  op de post doen? Dat laatste lijkt waarschijnlijker, want ze is – zo veel is wel duidelijk uit de foto’s hieronder – op reis door Rusland en doet daarbij Moskou, Leningrad en Wolgograd aan. Dat ze tijdens die reis luchtpost zou ontvangen, lijkt me niet waarschijnlijk.

Maar wie is zij? Ik heb geen idee. Ja, de foto’s stammen uit 1968, ik weet haar naam, en dan zou je denken: dan is de rest ook wel te achterhalen. Waar komt ze vandaan? Waarom reisde ze naar de Sovjetunie? Waarom kreeg ze in de persoon van Vsevolod Tarasevitsj één van de bekendste Russische persfotografen met zich mee? Tarasevitsj liet een spoor van zo’n zestig foto’s na, deels in kleur, van zeer wisselende kwaliteit. Ik kwam ze tegen onder de titel Госпожа Рамсинг в СССР (Mevrouw Ramsing in de USSR). Maar wie was nou mevrouw Ramsing?

Ik sloeg aan het zoeken, belandde op de meest uiteenlopende sites, maar van de wat oudere mevrouw Ramsing, zo nadrukkelijk aanwezig op die foto’s van Tarasevitsj, vond ik geen spoor.

 

Bij een aantal foto’s staat de stad vermeld, maar niet bij deze, en ik vraag me af: waar is dit? Het interieur oogt toch volledig niet-Russisch? (Alleen dat bloemstuk al, in 1968.) Ik dacht aanvankelijk dat de mevrouw links aan mevrouw Ramsing was toegevoegd, van Sovjetzijde, als tolk en ‘oppas’, maar uit de foto’s werd me gaandeweg duidelijk dat ook zij buitenlandse is. De secretaresse van mevrouw Ramsing? Iemand van een ambassade? Men nuttigt koffie, gebak en chocolaatjes. Intrigerend vind ik die flessen drank. Uit de linker is gedronken.  

Daar heb je die fles drank weer. Twee keer zelfs. Nou ja, het zal niet dezelfde zijn. Hier is het interieur, zowel links als rechts, wel Russisch. Op de foto rechts zit in het midden de ‘secretaresse’, maar wie die andere mensen zijn? En waarom ging mevrouw Ramsing nu juist bij hen op bezoek?    

Op veel foto’s lijkt mevrouw Ramsing zoekende. Wat is dit hier? Waar ben ik nu beland? Mooi zijn de slofjes waarmee ze in het museum over het parket kan klunen.

Het is wat het is. Mevrouw Ramsing past een jas. Mevrouw Ramsing staat voor een vitrine met sierraden.


In Leningrad had mevrouw Ramsing erge pech met het weer.

Geeft mevrouw Ramsing hier nou een handtekening? Wisten die jongens dan wie zij was? Of stelt ze een paar vragen en schrijft ze de antwoorden op? (Op een andere foto staat de secretaresse ook met een bloknootje en pen in haar hand.) En mevrouw Ramsing stapt op een draagvleugelboot. Ze bezocht Petrodvorets nabij Leningrad en begint hier vermoedelijk aan haar weg terug.


Mevrouw Ramsing in een gang. Mevrouw Ramsing bij een wielerwedstrijd.

Mevrouw Ramsing in de metro. Mevrouw Ramsing loopt dwars door een ceremonie bij de Eeuwige Vlam.

Mevrouw Ramsing loopt door een tulpenveldje. Mevrouw Ramsing op de Mamajev Koergan in Wolgograd..

 

Hier, bij de Hermitage in Leningrad, lijkt mevrouw Ramsing toch deel uit te maken van een groter reisgezelschap. Communisten? Schrijvers? En rechts, wat en waar is dat dan? Die eenvoudige vrouwen met hoofddoek om, gezeten in banken… 

Mevrouw Ramsing neemt afscheid. In haar handen een doos uit een valutawinkel. Maar waar gaat ze heen?

Ja, en nou zal je zien dat er een of andere wijsneus komt die met twee muisklikken de complete doopceel van mevrouw Ramsing opvist …  Nou, we zijn benieuwd.