jaren 50

Het Djatlov-mysterie – na 55 jaar nog onopgelost. Hoe kwamen negen jonge expeditieleden in de Oeral aan hun einde? Was het een lawine, waren het de Mansi, of toch de CIA? – Deel 4 (slot).

Links Ljoeda Doebinina

Aleksjej Rakitin schreef een uitputtende studie over de nooit opgehelderde dood op 1 februari 1959 van negen jonge expeditieleden in de Oeral.  Zijn versie van het drama, uiteengezet in het boek Pereval Djatlova (De Djatlov Bergpas): het betrof een mislukte ‘dubbelspel-operatie’ van de KGB, waarbij de negen leden van de Djatlov-groep om het leven werden gebracht door gedropte Amerikaanse agenten.

Heeft Rakitin het bij het rechte eind? De puzzelstukjes, uitgestrooid over de 670 pagina’s, passen in elk geval, verzinsels of niet, mooi in elkaar. De Djatlov Bergpas is fascinerend, al doet de af en toe drammerige stijl afbreuk aan het boek. Een eerder op internet verschenen, beknopte versie riep veel reacties op. In het veel uitgebreidere boek dient Rakitin zijn tegenstanders helder, maar niet overal even subtiel, van repliek. Hieronder nog enkele punten uit de omvangrijke ontrafeling van het mysterie volgens de versie van Rakitin (zie ook aflevering 1, 2 en 3).

De Verenigde Staten waren in de jaren vijftig zeer geïnteresseerd in verschillende plutoniumfabrieken in de Oeral. Op jacht naar grond- en watermonsters, waaruit stralingsgegevens konden worden gedistilleerd, werden agenten gedropt. Het Sovjet-luchtruim – hier schopt Rakitin hard tegen de schenen van Sovjet-adepten – was in die jaren zo lek als een mandje. In de jaren vijftig (Rakitin baseert zich op Amerikaanse bronnen) vonden duizenden spionagevluchten plaats.   

Droppings van een of meerdere agenten waren in de jaren vijftig evenmin een uitzondering. Openbare bronnen maken melding van “tientallen ontmaskerde spionnen”, van wie een aantal via de lucht de USSR was binnengekomen. Hoeveel spionnen veilig zijn ontkomen, dat kan Rakitin natuurlijk niet met zekerheid zeggen. Hij houdt het op honderden. Maar – die vraag dringt zich meteen op – hoe konden die dan ontkomen?   

Daar heeft Rakitin een antwoord op. De Amerikanen gebruikten een systeem, ontworpen door ene Robert Fulton. Kort samengevat: de agent neemt plaats in een gedropte capsule, laat een heliumballon met snoer op, vastgemaakt aan de capsule, een evacuatievliegtuig-met-haak tilt de capsule van de grond en haalt haar binnen. Dergelijke evacuatievliegtuigen, met een bereik van 7.000 kilometer, waren gestationeerd in onder meer Turkije en Noorwegen. Rakitin baseert zich hierbij op de Amerikaanse historicus Curtis Peebles, wiens status ik niet ken. Volgens Peebles vonden de laatste evacuaties uit Sovjet-grondgebied plaats in de zomer van 1963.

De groep expeditieleden, onder wie in elk geval één en vermoedelijk drie KGB-medewerkers, had kleding bij zich die licht besmet was met straling (zie aflevering 3). Deze moest overhandigd worden aan de gedropte, onder emigranten gerekruteerde agenten. De Amerikaanse geheime dienst moest het idee krijgen dat zij in de Oeral een betrouwbaar contact had, dat vervolgens door de Russische zijde als doorgeefluik voor desinformatie kon dienen.

De ontmoeting liep uit op een drama, waarschijnlijk, volgens Rakitins uitleg, doordat de buitenlandse  agenten het bedrog in de gaten kregen. De complete groep (waarvan de meerderheid geen idee had in wat voor ‘spel’ ze waren beland) werd vermoord. Aan de hand van de forensische gegevens, beschikbare foto’s, het onderzoeksrapport van het Openbaar Ministerie en verklaringen die buiten dat rapport zijn gebleven, beschrijft hij de laatste paar uur uit het leven van de negen jonge expeditieleden.

Reddingsploeg op zoek naar sporen van de Djatlov-groep

Om geen overduidelijke sporen na te laten, gebruikten de aanvallers geen wapens. De Djatlov-groep, onder dwang gedeeltelijk ontkleed, werd de sneeuw ingejaagd, in de ogen van de agenten een zekere dood tegemoet. Daarbij vielen rake klappen, waarbij enkele expeditieleden aan de controle van de aanvallers wisten te ontkomen. Enige tijd later maakte het schijnsel van een klein vuur een eind verderop duidelijk dat de ontkomen expeditieleden zich niet zo maar aan de dodelijke kou wilden overgeven. De aanvallers gingen op het vuur af, waar zij slechts drie van hun slachtoffers aantroffen. Onder hen Ljoeda Doebina. Om haar aan het praten te krijgen (waar zaten de anderen die waren ontkomen?), werden haar ogen uitgedrukt en haar tong uitgerukt. Zonder vuur en onvoldoende gekleed waren de leden van de Djatlov-groep, voor zover op dat moment nog in leven, kansloos.


De begrafenis van vier expeditieleden van de Djatlov-groep. Sverdlovsk, 9 maart 1959.

En tenslotte: wie is Aleksej Rakitin, de schrijver van de omvangrijkste studie over de Djatlov-groep? Hier begint een nieuw mysterie, waarbij ik niet al te lang – ik moet ook verder met m’n leven - stil wil staan. Ik heb uiteraard gezocht, maar niks over hem kunnen vinden. Als ik het goed begrijp, ontbrak hij zelfs bij de presentatie van het boek. Op internetforums wordt – tevergeefs - gevraagd om informatie over hem en natuurlijk wordt er ook meteen – naar goed Russische gebruik - druk gespeculeerd. Zoveel kennis over zulke uiteenlopende onderwerpen, en dat allemaal in zo’n dik boek … Dat kan nooit door één persoon geschreven zijn!  

(Aflevering 1, 2 en 3)

Het Djatlov-mysterie – na 55 jaar nog onopgelost. Hoe kwamen negen jonge expeditieleden in de Oeral aan hun einde? Was het een lawine, waren het de Mansi, of toch de CIA? – Deel 3.

Wie zich een beetje wil verdiepen in het Djatlov-mysterie (en Russisch leest), kan beter maar meteen flink doorpakken en het vorig jaar verschenen boek Pereval Djatlov (De Djatlov Bergpas) van Aleksej Rakitin ter hand nemen. Uiterst gedetailleerd gaat hij in op de omstandigheden waaronder negen jonge expeditieleden op 1 februari 1959 in de Oeral de dood vonden. (Zie hierover deel 1 en deel 2.)

Een belangrijk onderdeel van Rakitins studie zijn de forensische rapporten die kort na de vondst van de negen lijken zijn opgesteld. Daarbij blijft de lezer weinig bespaard. Los van citaten uit de rapporten, bevat het boek talrijke, nogal lugubere foto’s van de lijken. Tekeningen van skeletten, mét de precieze locaties van de verwondingen, maken het beeld compleet.

Hoewel nergens iets over Rakitins achtergrond wordt vermeld (over dit punt later meer), wekken zijn beschrijvingen de stellige indruk dat hij, waar het forensisch onderzoek en lijkschouwingen betreft, weet van de hoed en de rand. Zijn conclusie is eenduidig: de verwondingen, variërend van gebroken ribben, een kapotte neus, een beschadigde schedel (“door een stomp voorwerp”) en een ontbrekende tong, kunnen uitsluitend door mensenhanden zijn toegebracht.

Wat die ene tong betreft (een van de meest besproken details in alle theorieën) maakt hij wel een voorbehoud: uit het rapport betreffende de stoffelijke resten van de ongelukkige Ljoeda Doebina valt niet op te maken wat daarmee is gebeurd. Muizen eten niet van bevroren lijken en treffen ze een nog niet bevroren lichaam, dan doen ze zich – net als ratten – veel eerder tegoed aan uitstekende delen, zoals de neus en de oren, aldus Rakitin. En bovendien: waarom ontbrak alleen bij Doebina de tong? Doebina miste overigens ook beide ogen. Wat daarmee is gebeurd, is volgens Rakitin wel duidelijk: die zijn uit de kassen gedrukt.

De meest genoemde verklaring voor de dood van de expeditieleden is een lawine. Rakitin komt met negen punten die deze versie volgens hem onderuithalen. Ik noem er een paar. De simpelste: niemand die in februari en maart 1959 – als redder of onderzoeker – op de plaats des onheils was, heeft sporen van een lawine gemeld. Naast de tent stonden skistokken gewoon nog overeind, onbeschadigd. Maar ook zijn het de verwondingen, aldus Rakitin. Die van Ljoeda, bijvoorbeeld. Haar gebroken ribben zijn het gevolg van “tenminste tweemalige uitoefening van een flinke kracht bij verschillende posities van het lichaam”. Een lawine, die twee keer over iemand heen raast?

 

Rakitin schrijft niet alleen als een expert over forensische zaken, ook in de geschiedenis van de KGB is hij thuis. Op dat terrein komt hij met gegevens die – naar mijn idee ook weer zeer overtuigend - duidelijk maken dat een van de drie van de omgekomen leden van de Djatlov-groep hechte banden had met de geheime dienst: Semjon Zolotarjov. Van hem weet Rakitin het zeker, bij twee anderen (Aleksandr Kolevatov en Georgi Krivonisjtsjenko) houdt hij nog een kleine slag om de arm.

Semjon Zolotarjov

Rakitin ziet in de levensloop van Zolotarjov een hoop eigenaardigheden. Hij wijdt er een compleet hoofdstuk aan. In één alinea samengevat: tijdens de Tweede Wereldoorlog wisselde Zolotarjov als ‘eenvoudige’ sergeant aan het tweede Wit-Russische front opvallend vaak van eenheid. Een dergelijke beweeglijkheid (in combinatie met tal van andere eigenaardigheden die Rakitin noemt) kan maar één ding betekenen: Zolotarjov voerde opdrachten uit voor de contraspionagedienst SMERSJ. Na de oorlog volgen meer eigenaardigheden. Hij belandt op het hoog in aanzien staande Instituut voor Lichamelijke Opvoeding in Minsk, een opleiding die voor hem – was hij een gewone student geweest – onbereikbaar zou zijn geweest. Hij studeert er ook nog eens af aan de ‘spetsialnyi fakoeltet’. Op dergelijke faculteiten kreeg men vaardigheden bijgebracht voor speciale, geheime operaties. Als ‘sportinstructeur’ reist Zolotarjov vervolgens in de jaren vijftig duizenden kilometers door het land – onbestaanbaar in die tijd voor een eenvoudige Sovjet-werknemer.

Officier van justitie Ivanov

Officier van justitie Ivanov

De lezer van Pereval Djatova weet op dit punt al van een andere eigenaardigheid. In mei 1959, kort nadat de laatste lijken zijn geborgen, worden de lichamen en de kleding van de Djatlovgroep onderzocht op straling. Hoogst ongebruikelijk, en iets wat officier van justitie Ivanov alleen maar kan hebben laten doen op bevel van hogerhand. Op de kleding (en níet in de grond- en watermonsters van de plekken waar de lijken zijn aangetroffen) worden sporen van radio-activiteit gevonden …

Kort daarna wordt het onderzoek, bijna inderhaast, afgesloten. De vage conclusie luidt (zie aflevering 2) dat de negen leden van de Djatlovgroep zijn omgekomen door een “oncontroleerbare kracht die zij niet de baas konden worden”.

 

Wordt vervolgd

(Hier aflevering 1, 2 en 4.)

Het Djatlov-mysterie – na 55 jaar nog onopgelost. Hoe kwamen negen jonge expeditieleden in de Oeral aan hun einde? Was het een lawine, waren het de Mansi, of toch de CIA? – Deel 2.

Op 1 februari 1959 vonden negen jonge expeditieleden de dood in de Oeral, onder omstandigheden die de gemoederen in Rusland 55 jaar laten nog altijd bezighouden (zie aflevering 1). Twee vorig jaar verschenen boeken proberen een nieuw licht te werpen op het lot van de groep, die onder leiding stond van Igor Djatlov: Перевал Дятлова (Pereval Djatlova / De Djatlov Bergpas) van Aleksej Rakitin en Dead Mountain van de Amerikaan Donnie Eichar.  

De trailer van Eichars boek mag er zijn:

Een prachtige trailer, die een beter boek verdient.

Eichar heeft nogal wat pretenties. Een jonge Amerikaan die geen Russisch spreekt en nog nooit in Rusland is geweest, reist twee keer naar de Oeral en lost vervolgens thuis, in de VS, het mysterie op. Waarom lukt hem wel, wat tientallen anderen voor hem, in Rusland, niet is gelukt? Omdat hij hulp krijgt van “modern science”. Wat de Amerikaan (mooie pet!) doet, is echter niet meer dan een zoveelste versie op tafel leggen, die op mij (toegegeven: een leek) niet veel indruk maakt.

Voorbereidingen op de expeditie. Midden: Igor Djatlov

Op weg naar het startpunt

Voor wie ongeduldig lezend op zoek is naar de verlossende verklaring voor wat de Djatlov-groep overkwam, is Dead Moutain een nogal irritant boek. Ongeveer een derde bevat een beschrijving van Eichars reis naar Jekaterinburg, indertijd (de stad heette toen nog Sverdlovsk) de thuisbasis van de expeditieleden. En ja, als je nog nooit in Rusland bent geweest, dan is er van alles waar je je over verbaast. Dat kan je opschrijven, maar veel verband met het mysterie van 55 jaar geleden heeft het niet.

Nou, vooruit. Wie niks van Rusland weet, krijgt in Dead Moutain wel een aardige introductie. Ook de geschiedenis van Igor Djatlov en zijn vrienden wordt bondig en helder neergezet, tot aan – uiteraard – de laatste dagboekaantekeningen van de groepsleden en de laatste foto’s die naderhand werden ontwikkeld. En Eichar gaat zelf naar de plek van het mysterie. Hij komt ook met een aardige troef: hij ontmoet Joeri Joedin, de enige overlevende, die wegens rugpijn vlak voor de start van de expeditie moest afhaken.

Zina Kolmogorova

Wat denkt Joedin? Waarom verlieten de zeven mannen en twee vrouwen in het duister hun veilige tent, bij -25 graden, zonder schoenen en op één na zonder iets op hun hoofd? Volgens Joedin was het geen lawine of een ander natuurverschijnsel. ”The number one possibility in my mind is that it was people who came with guns because they were in an area they shouldn’t have been in or they saw something they shouldn’t have seen.” Joedin denkt vooral aan menselijk geweld, omdat het lijk van Ljoeda Doebina werd gevonden zonder tong. 

Joedin vermoedt dat de Sovjet-overheid een rol in het mysterie speelt. Dit tot teleurstelling van Eichar, die de oude man wegzet als wéér iemand die geloof in een complot. Nee, Eichar komt met een eigen oplossing, gebaseerd op de moderne wetenschap.

Als uitgangspunt neemt hij de conclusie uit het eindrapport van officier van jusitie Lev Ivanov. Die schrijft in 1959, enkele weken nadat de laatste lijken zijn geborgen, dat de dood van de expeditieleden is veroorzaakt door een “oncontroleebare kracht [стихийная сила] die zij niet de baas konden”. (Waarbij het bijvoeglijk naamwoord стихийная voor verwarring kan zorgen, omdat dit vaak wordt gebruikt om natuurgeweld aan te duiden. Dat wordt  hier echter niet bedoeld.)

Eichar spreekt van een “compelling force” en probeert die vage omschrijving een concrete inhoud te geven. Hij praat met Amerikaanse geleerden en komt tot de conclusie dat de Djatlov-groep het slachtoffer is geworden van een Kármán vortex street, een verschijnsel dat optreedt bij een bepaalde combinatie van landschap en weersomstandigheden, harde wind in het bijzonder. Een donderend geluid met sterke vibraties leidt daarbij tot angst en paniek. Ziehier de “oncontroleerbare kracht” die de negen leden uit de tent heeft gedreven.

Tweede van links: Ljoeda Doebina

En de deels zware verwondingen? De ontbrekende tong bij Ljoeda? Daar doet Eichar niet moeilijk over. De verwondingen komen door een val in een ravijn en die tong is het werk van knaagdieren. 

Eichars Dead Mountain valt in het niet bij Pereval Djatlova (De Djatlov Bergpas) van Aleksej Rakitin, in elk geval qua omvang en gedetailleerdheid. In 670 pagina’s analyseert Rakitin de gegevens die al beschikbaar waren en voegt daar de resultaten van eigen speurwerk aan toe. Twee conclusies lijken mij na lezing van zijn boek onweerlegbaar: de verwondingen van de expeditieleden zijn het werk van mensenhanden en drie van de negen leden hadden banden met de KGB.   

Wordt vervolgd

(Hier deel 1deel 3 en deel 4.)

Het Djatlov-mysterie – na 55 jaar nog onopgelost. Hoe kwamen negen jonge expeditieleden in de Oeral aan hun einde? Was het een lawine, waren het de Mansi, of toch de CIA? – Deel 1.

Het is januari 1959.  Een groep van tien studenten en oud-studenten van het Polytechnisch Instituut van Sverdlovsk (het huidige Jekaterinburg) vertrekt voor een expeditie naar de Otorten, een bergtop in het noorden van de Oeral. De groep, acht mannen en twee vrouwen, zijn voorbereid op barre omstandigheden met sneeuwstormen en temperaturen van -20, -30 graden. In 16 dagen moeten ze 350 kilometer afleggen. De route valt onder Categorie III, de zwaarste volgens de toenmalige expeditienormen.

De tien maken zich geen zorgen. Ze behoren tot de beste expeditieclub van het instituut en hebben ruime ervaring met lange skitochten in het gebied. Hun dagboekaantekeningen getuigen van een gedegen voorbereiding en een prima sfeer. Met enkele tussenstops, nog in de bewoonde wereld, reist de groep naar het eigenlijke startpunt. Daar, bij een verlaten hut, neemt één van de tien afscheid. Joeri Joedin heeft te veel last van zijn rug en moet omkeren. Het redt hem zijn leven.

28 januari 1959 – Joeri Joedin neemt afscheid van de groep

Igor Djatlov

De andere negen, onder leiding van de 23-jarige Igor Djatlov, trekken verder en bereiken in de middag van 1 februari de Dode Berg, of, in de taal van de oorspronkelijke bevolking, de Cholat-Sjachyl. Het wordt vroeg donker en de groep slaat op de oostelijke heuvel haar tent op.

Dan gaat er iets heel erg mis. Wát precies, dat is tot op de dag van vandaag onderwerp van  allerlei speculaties, wilde theorieën en heftige disputen.

De negen verlaten de tent, onvoldoende gekleed en zonder schoeisel en gaan hun dood tegemoet. Pas in mei zijn alle verspreid liggende stoffelijke resten gevonden. De forensische rapporten noemen bevriezing als doodsoorzaak, maar beschrijven ook gedetailleerd zware verwondingen, die in enkele gevallen op zich al dodelijk moeten zijn geweest. Een van de twee vrouwen, Ljoedmila Doebina, mist haar tong en beide ogen.

Wie of wat heeft de negen ertoe gebracht de veilige tent te verlaten, in het donker, bij -25 graden? Een plotse ontmoeting met ontsnapte kampgevangenen? Een angstaanjagende testlancering van een raket? Een kernproef? Buitenaardse wezens? Lokale Mansi die geen indringers duldden op hun jachtterrein?

Twee vorig jaar verschenen boeken proberen een nieuw licht te werpen op de zaak: Перевал Дятлова (Pereval Djatlova / De Djatlov Bergpas) van Aleksej Rakitin en Dead Mountain van de Amerikaan Donnie Eichar.

Wordt vervolgd.

(Hier deel 2deel 3 en deel 4.)

Hoe KRO’s Hans van Willigenburg Lev Stepanov uit Leningrad hielp bij het opsporen van zijn Nederlandse vrienden.

06.jpg

Op een vroege morgen in september 1989 zat ik in de radiostudio van de KRO aan de Emmastraat in Hilversum tegenover Hans van Willigenburg. Hij presenteerde Adres onbekend, zeg maar: de radiovariant van Spoorloos. Namens Lev en Nelli Stepanov uit Leningrad, was ik op zoek naar … ja, naar wie eigenlijk?

Ik werkte in die tijd al bij de NOS en daar was een Russische brief bezorgd. Wist ik daar misschien raad mee? De brief bevatte het aandoenlijke verhaal van Lev Stepanov, die in 1957 tijdens het legendarische Zesde Internationale Jeugdfestival in Moskou samen met zijn zus Nelli een Nederlands stel had leren kennen. Hij zou zo graag nog eens van ze willen horen en of de Nederlandse TV daarbij misschien kon helpen. 

Ik had de brief van Lev meegenomen naar de radiostudio en las er een stukje uit voor: “Ik weet niet waarom, maar toen we in de Tretjakovgalerij waren, vielen ons twee buitenlanders op, een jongeman en een vrouw. Ze kwamen, zo bleek later, uit Nederland. Hoe weet ik niet meer, maar we raakten aan de praat en brachten de hele dag met ons vieren door. We bezichtigden Moskou vanuit het raam van een taxi, we stopten vaak om foto’s te maken, ’s avonds aten we in restaurant Praag en daarna gingen we naar het Kremlin, waar we feestelijk vuurwerk aanschouwden en dansten. Die dag is ons ons hele leven bijgebleven. Een jaar later kregen we een uitnodiging voor de bruiloft van Armin Fokkema en Sjarla Lagedjoeka … “

05.jpg

Lev schreef dat hij beide namen uit zijn herinnering reproduceerde en ik vermoedde dat we op zoek moesten naar Herman Fokkema en Charla/Sjarla Lagendijk … Hans van Willigenburg deed een oproep aan de luisteraars: kent u Herman Fokkema of Charla Lagendijk die in 1957 in Moskou waren op het Jeugdfestival, belt u dan alstublieft! En er werd gebeld, al heel snel. Een mevrouw vertelde dat ze een Armien Fokkema kende die ooit had gewoond aan de Charloisse Lagedijk in Rotterdam …

De broer van Armien belde ook nog en binnen tien minuten had Hans van Willigenburg Armien Fokkema aan de lijn, aan de andere kant van de wereld. En hij vroeg:

- Wilt u even zeggen wie u bent?

- Ik ben Armien Visser. En wij wonen nu in Malang, in Indonesië.

- Wij hebben het sterke vermoeden dat u de Armiene Fokkinga bent die ..

- Fokkema.

- Fokkema, ja, die in 1957 op een internationaal jeugdfestival in Rusland was.

- Ja, dat klopt.

Armien vertelde dat ze in 1959 inderdaad nog een uitnodiging naar Lev en Nelli had gestuurd voor de bruiloft met haar toenmalige reisgenoot (vandaar haar ‘nieuwe’ achternaam Visser). Maar, zoals Lev ook schreef in zijn brief, een reis naar het Westen was in die tijd volledig uitgesloten.

Ik schreef Lev en Nelli dat hun Nederlandse vrienden waren gevonden. Een paar maanden later bracht ik ze een cassette met de uitzending. De zomer daarop vond de hereniging plaats met hun Nederlandse vrienden op het stationnetje van Bilthoven.

Ik moest aan het verhaal van Lev en Nelli denken toen ik weer eens op de foto’s stuitte die de Zwitser Leonard Giannada op het Moskouse festival maakte. Bij een complete Russische generatie staan die twee weken in juli/augusuts 1957, de eerste keer dat de poorten in het IJzeren Gordijn voor even waren opengezet, in het geheugen gegrift. (De jonge clown op een van de foto's is Oleg Popov.)   

Na Dior in Moskou: Ferdinando Scianna en Carmen Loderus in Leningrad

De Moskou-foto’s van modehuis Dior zijn zo langzamerhand wel bekend – ze zweven rond op internet en duiken regelmatig op. Opgeprikte modellen die in verfijnde Franse kledij in 1959 door de Russische hoofdstad paraderen. Ik schreef over die gênante vertoning al eens een stukje.

Dior in het Moskouse warenhuis GUM, 1959

In 1987 deed fotograaf Fernando Scianna het allemaal nog eens dunnetjes over. Het decor is ditmaal Leningrad, maar verder zijn de overeenkomsten overduidelijk. Scianna heeft zich ongetwijfeld laten inspireren door de foto’s uit 1959. Zo gingen de modellen van Dior naar het Moskouse warenhuis GUM, Scianna ging met zijn dames in Sint-Petersburg naar de Passazj, wat bijna hetzelfde effect heeft.

Ook de foto’s uit 1987 zijn op een vervelend manier hautain. Toch zijn ze minder ergerlijk dan die uit 1959. Het contrast van de modellen met hun omgeving is nog steeds groot, maar de hoge muur om de USSR was in 1987 een stuk poreuzer dan dertig jaar eerder. Zeker in de grote steden was men in Rusland al het een en ander gewend. De modellen kwamen nog wel uit een andere wereld, maar niet meer van Mars. 

 

Ik weet niet voor welk modehuis of modeblad de foto’s werden gemaakt. Er waren vier modellen, de hoofdrol was weggelegd voor Carmen Loderus.

Als bijvangst hier nog twee foto’s van Carla Bruni, die in 1993 Sint-Petersburg aandeed. Mooi vind ik de zwart-wit foto in de metro. Dat je daar in je eentje op de roltrap mag staan, dat was (en is) slechts weinigen gegeven.

Rondvlucht boven het Moskou van 1959. Met een plechtige rij voor het Mausoleum en het Loezjniki zonder dak.

Alleen die stem al! Die intonatie, hoe zou je die omschrijven? Ik geloof niet dat daar één woord voor is. De stem zegt: “Hoe vaak heeft het scherm ons niet meegevoerd naar de weidse ruimten van de hoofdstad. En we maakten wandelingen, zoals deze.” Maar nu … nu gaan we de lucht in, voor een rondvlucht boven het Moskou van 1959.

En daar zien we  (op 1.05) de helikopter opstijgen vanaf het Ivanovski plein van het Kremlin. Het is een Mi-4. (Hoe ik dat weet? Dat staat bij de aftiteling.) Hij vliegt over het Rode Plein en kijk nou (2.00), die rij, voor het Mausoleum. Het is een plechtige rij, dat zie je meteen. Met die mooie knik van 90 graden, en hoe hij, lang en dun, netjes verdergaat, langs het Historisch Museum en met een bocht de Alexandrov tuin in.  

De stem bij de aanblik van het Kremlin: “Er zijn maar weinig plekken in de wereld die je zo in vervoering brengen als deze.” Ik moet bekennen, wanneer ik in de jaren tachtig dit soort zinnen op de Sovjet-tv hoorde, dan stak ik nog weleens een middelvinger op naar het scherm. Dat toe ik tegenwoordig niet meer.

Ik pluk er nog wat krenten uit. Op 3.05, daar wordt de nieuwe wijk Joego-Zapad met trots getoond. Dat soort nieuwbouw werd gezien – niet geheel ten onrechte – als een van de verworvenheden van de naoorlogse USSR. 25 jaar later was dat nog steeds zo, toen in het Westen dit soort rechthoekige hoogbouw al min of meer als stedenbouwkundige misser werd afgeschreven. Dat leidde dan tot moeizame conversaties, wanneer er weer eens Sovjet-gids hoog opgaf van een wijk als Joego-Zapad.

Op 4.00 komt het Loezjniki stadion voorbij – nog zonder dak. Opvallend: van bovenaf is het best een elegant geheel, zoals die tribunes in de rondte gaan. Sta je op de grond, dan is het een bijna intimiderende bak.

92446427.jpg

Op 5.45 zien we het Belorusski station. En kijk nou, zegt de stem, hoeveel auto’s daar op het kruispunt staan! Ach, wist hij veel …

En dan komen we weer bij het Rode Plein en dan lijkt het er toch wel heel erg op dat we lelijk bij de neus zijn genomen. Opeens is die rij weg! Zou die helikopter, die Mi-4, een paar uur in de lucht hebben gehangen? Ik geloof er niks van. De indruk wordt gewekt dat er één vlucht is gemaakt, maar dat zijn er toch minstens twee geweest? En daarna hebben ze bij de montage niet goed opgelet. Of het kon ze niet schelen.

Aan het eind landt de helikopter. Aardig om te zien is nog dat er een paar ramen opengaan. Een helikopter toen, dat was wat. Tegenwoordig zullen ze denken: o, daar heb je Poetin weer.

(Ik werd op het filmpje gewezen door een tweet van Aleid Steenman, @aleidsteenman.)