Welke literaire boeken moet je lezen om een juist beeld te krijgen van de USSR? Die vraag stelde ik een aantal weken geleden, 33 lezers reageerden. Enkelen deden dat onder protest. Vooral de beperking van maximaal vijf titels zorgde voor hoofdbrekens en gemopper. Er werd ook gewezen op het ‘scheve’ van een dergelijk ‘onderzoek’: een relatief zeer bescheiden deel van wat er ooit aan Sovjet-literatuur is verschenen, is vertaald. Veel plat socialistisch-realistisch schrijfwerk is daardoor uit het zicht van de Nederlandse lezer gebleven – al werden desondanks meerdere titels uit dit genre genoemd (onder meer Nikolaj Ostrovski: Hoe het staal gehard werd en Aleksandr Volodin: Fabrieksmeisje).
Vier inzendingen (alle van lezeressen) gingen vergezeld van uitgebreide toelichtingen die mijn richtlijn (maximaal 280 tekens) ruimschoots overschreden. Meteen maar mijn excuses: voor plaatsing ontbreekt me de ruimte. Met de regel ‘maximaal vijf titels’ ben ik overigens soepel omgegaan. Eelco den Boer schreef ter afsluiting van zijn inzending: “Dat is meer dan vijf titels, maar het is dan ook een heel groot land”. Waarin hij gelijk heeft. Geen clementie was er voor Erik de Graaf, leraar Duits, die Christoph Hein met Der Tangospieler het overzichtje probeerde binnen te smokkelen. Daarbij voorzag hij – ook niet van gisteren – gemekker, “want dat gaat eigenlijk over de DDR”.
Tegenover de lijstjes met vijf – of soms meer – namen, stonden zeer summiere inzendingen als: "Paustovski mag ook zeker niet ontbreken". Deze zijn netjes meegeteld. Misschien had ik iets duidelijker moeten onderstrepen dat ook boeken over of gebaseerd op literatuur genoemd mochten worden. Dan was een boek als Het verdriet van Rusland van Marius Broekmeyer misschien uitgekomen boven de twee vermeldingen die het nu kreeg.
In dit eerste stukje beperk ik me tot de top van de ‘ranglijst’. Niet verrassend is dat Michail Boelgakov het meest werd genoemd: twaalf keer. Zeven keer betrof dat De Meester en Margarita, vijf keer Hondehart. Evenmin verrassend: de tweede plaats van Vasili Grossman. Vijf keer werd zijn Leven en lot genoemd, één keer Alles stroomt. Vijf keer kwam Vladimir Vojnovitsj voorbij, met Tsjonkin (twee keer), Ivankiade, Monumentale propaganda en Avtoportret. Verrassend vond ik de vijf vermeldingen voor Anatoli Rybakov: Kinderen van de Arbat (twee keer), 1935 en volgende jaren, Angst en Het zware zand. Daarbij moet wel aangetekend worden dat drie van de vijf vermeldingen van één inzender kwamen.
Alle lijstjes zijn geturfd en tellen mee, niet alle lijstjes (“Alles van Jaap ter Haar, Stalin, Teun de Vries”) zijn serieus genomen.
De uitslag van dit onderzoekje vindt u hier.