Op 30 januari 1696 wordt in het Kremlin van Moskou mede-tsaar Ivan Aleksejevitsj begraven. Op een koninklijke slede wordt hij, in goudlaken gewikkeld, over enkele tientallen meters naar de Kathedraal van de Aartsengel Michaël vervoerd. De patriarch gaat voor, vergezeld van priesters met iconen. Nonnen van het Kremlin zingen begrafenisliederen (en dienen naderhand een gespecificeerde rekening in). Onder de aanwezigen is uiteraard ook de andere mede-tsaar, Peter. Die Peter, die zal uitgroeien tot Peter de Grote, haat het Kremlin.
Uit Het Kremlin, een politieke en culturele geschiedenis, het onlangs verschenen boek van de Engelse historica Catherine Merridale, wordt nog eens duidelijk (en begrijpelijk) hoe groot die haat was van de jonge, energieke tsaar en hoe ingrijpend de breuk die hij tijdens zijn bewind zeer bewust veroorzaakte. Wanneer hij wordt begraven, gebeurt dat in de nieuwe hoofdstad Sint-Petersburg, zonder patriarch, zonder nonnen en zonder streltsy, het keurkorps dat altijd zo’n grote rol had gespeeld bij de verstikkende intriges achter de dikke Moskouse Kremlinmuren.
Toch is de breuk die Peter de Grote teweegbrengt, niet definitief. De rol van het Kremlin is na zijn dood geenszins uitgespeeld. De middeleeuwse vesting bleef het decor van veel historische gebeurtenissen en bleef voor de Russen “een waardevol symbool van schijnbare continuïteit”, schrijft Merridale. “Een betere plek om een nieuwe tsaar te kronen zou er de komende decennia niet zijn, vooral wanneer de kandidaat gestoord, van het vrouwelijk geslacht, onrechtmatig of een vermeende koningsmoordenaar was”.
Merridale schijft gedetailleerd over de bouw van de vesting met haar torens, muren, kerken, kloosters, vorstenverblijven en woningen van kooplui. Daarnaast voert ze de lezer mee door de vele kronkels van de Russische geschiedenis. Dat maakt haar boek tot meer dan een kroniek van het Kremlin. Daarbij gaat ze af en toe vrij ver, al kan het geen kwaad om weer eens te lezen wie in de Tijd der Troebelen ook weer achter wie aanzat.
Het Kremlin, een politieke en culturele geschiedenis is ook een boek over wat er niet meer is. Het aantal gebouwen dat binnen de Kremlinmuren door de eeuwen heen is afgebrand, afgebroken, onherstelbaar verbouwd of gewoon verwaarloosd en ingestort, is ontzagwekkend.
Wie probeert om de geschiedenis van deze plek te reconstrueren, stuit – naast de eeuwenoude Russische gewoonte om het verleden aan te passen aan de wensen van het heden – op een flinke handicap: afbeeldingen en kaarten blijken notoir onbetrouwbaar, zelfs wanneer die van relatief recente datum zijn. Zo ook de kaart van Sergej Bartenev uit het begin van de vorige eeuw. Bartenevs kaart - Merridale schrijft er bijna lyrisch over - met de contouren van alle gebouwen die er stonden of ooit gestaan hadden, is indrukwekkend, maar presenteert alle historische onzekerheden als zekerheden. Merridale: “In werkelijkheid zijn de strakke lijnen onzekere stippellijnen. Ernstiger is het feit dat op de kaart geen spoor te vinden is van het opdringerige moderne leven.”
Merridale doelt onder meer op de kolencentrale die speciaal was gebouwd voor de verlichting tijdens de kroning van Nicolaas II in 1896. De nieuwe centrale zorgde binnen de Kremlinmuren voor zo veel verwarring, dat de paleisfunctionarissen maar niet konden beslissen welk uniform het technisch personeel moest dragen. “Toen de monarchie in februari 1917 ten val kwam, speelde deze kwestie nog steeds.”
Dit soort details maakt Merridale’s studie zeer lezenswaard, ook voor wie bij een boek over het Kremlin niet zo zit te wachten op historische panorama’s die je tot ver buiten de tastbare muren van de vesting voeren. En ik weet nu ook dat de eerste twee lettergrepen van de oude Moskouse wijk Kitajgorod niets met China (Kitaj) te maken hebben. Kitaj is afgeleid van kity – houten staken.
Van Catherine Merridale verschenen eerder onder meer Night of Stone: Death and Memory in Russia en (ook in een Nederlandse vertaling) Ivan’s War: The Red Army, 1939-1945.