(Eerste publicatie: 24-2-2013)
Schrijver John Steinbeck en fotograaf Robert Capa verbleven in 1947 twee maanden in de Sovjetunie. Hun gastheren deden er alles aan om de twee ervan te overtuigen dat zij zich in het epicentrum van het menselijk geluk bevonden. Dat lukte niet helemaal. Steinbeck schreef in zijn reisverslag A Russian Journal, dat in 1948 verscheen: “… we were conscious of being depressed. We couldn’t figure out exactly why, and then it came to us: there is very little laughter in the streets, and rarely any smiles. People walk, or rather scuttle along, with their heads down, and they don’t smile.” Dat was na een week in Moskou.
Dergelijke passages in het begin van het boek moeten in de Sovjetunie met afgrijzen zijn gelezen. Waren alle inspanningen van het VOKS (de organisatie voor culturele betrekkingen aan wie de Amerikaanse gasten waren toevertrouwd) dan voor niks geweest?
Dat zeker niet. Uit de dagelijkse rapporten die door de begeleiders van Steinbeck en Capa werden opgesteld, blijkt dat de toneelstukjes die her en der werden opgevoerd, met ‘toevallige’ ontmoetingen en ‘spontane’ gesprekken, vrijwel volledig voor zoete koek werden geslikt. Vooral het bezoek aan twee Oekraïense kolchozen (waarover meer in het vierde en laatste deel) was in dat opzicht een topprestatie. Veel moeizamer verliep de strijd op het ideologische front.
Grote onzekerheid heerste er bij de gastheren over de politieke opvattingen van Steinbeck en Capa en hun sympathie – of juist antipathie – jegens de USSR. Met alcohol als smeermiddel werden de twee Amerikanen (zij bleken gewillige innemers) voortdurend tot uitspraken verleid. Die stemden niet optimistisch. Op de vraag wat zij vonden van de Amerikaanse communistische partij, kwam het eensluidende antwoord (niet vermeld in A Russian Journal, wel in de geheime rapporten) dat zij die als een dommige sekte beschouwden. De onrust onder de gastheren werd gevoed door het (onjuiste) vermoeden dat Steinbeck en Capa Russisch spraken, maar dat verborgen hielden. “Ze antwoordden eerder dan er vertaald werd, ze reageerden duidelijk op wat er gezegd werd, vóór de vertaling”, zo werd tijdens hun verblijf in Kiev genoteerd.
Daar in Kiev werd verder opgemerkt: “… het valt niet met zekerheid te zeggen of Steinbeck anti-sovjet-overtuigingen heeft. Onze opdracht is: waakzaam zijn en hem feiten tonen die hem dwingen om conclusies te trekken in ons voordeel, en hem geen voedsel bieden voor provocaties.”
Het woordje voedsel klinkt onbedoeld dubbelzinnig. Steinbeck werd tijdens zijn bezoek aan de twee kolchozen, op het Oekraïense platteland waar de voedselvoorziening precair was, zo overdadig gevoed en gedrenkt, dat hij eindigde liggend op het gras, tot weinig kritische observaties meer in staat.