(Eerste publicatie: 30-9-2009)
De Russische journalist Aleksandr Podrabinek is ondergedoken. Hij is bedreigd nadat hij in een artikel nogal vinnige woorden had gewijd aan ‘Sovjet-veteranen’. Hier een aantal citaten, zodat duidelijk wordt waardoor je in het huidige Rusland zoal in problemen kan komen. Maar eerst even wat achtergrond.
De aanleiding voor het artikel van Podrabinek is bijna tragi-komisch. In de Sovjet-tijd bevond zich tegenover het Moskouse Sovjet Hotel een café, populair onder de lokale beau monde. Die gaven het, vanwege de ligging tegenover dat hotel, de bijnaam Anti-Sovjet. Deze zomer vestigde zich op dezelfde locatie een eethuisje, dat de oude bijnaam nu als echte naam op de gevel aanbracht: Anti-Sovjet. De Moskouse Raad van Veteranen (onder aanvoering van Vladimir Dolgich, ooit kandidaat-lid van het Politburo) eiste bij de lokale overheid dat het bord zou worden verwijderd. De overheid kwam in actie, de eigenaar koos eieren voor zijn geld, het woord Anti- werd van de gevel gehaald.
Voor Podrabinek (als dissident zat hij begin jaren tachtig een kampstraf uit) reden om in de pen te klimmen. Hij schrijft de veteranen onder meer:
“U dénkt alleen maar dat u het privé-recht bezit op patriottisme, op liefde voor Rusland en de zorg om haar toekomst. U dénkt alleen maar dat uw pensioen verdiend en eervol is. U dénkt alleen maar dat u alom wordt geacht. Dat hebben ze u lang geleden ingeprent, maar uw tijd is geweest. Uw vaderland is niet Rusland. Uw vaderland is de Sovjetunie. U bent Sovjet-veteranen en uw land bestaat, Godzijdank, al achttien jaar niet meer.
De Sovjetunie is helemaal niet dat land wat u hebt afgebeeld in schoolboeken en in uw leugenachtige pers. (…) De Sovjetunie – dat is ook boerenopstanden, slachtoffers van de collectivisatie en de Golodomor [de hongersnood in de Oekraïne], honderdduizenden onschuldig geëxecuteerden in de Tsjekisten-kelders en miljoenen afgebeulden in de Goelag onder de klanken van het vuige volkslied van Michalkov. De Sovjetunie – dat is eindeloze opsluiting van dissidenten in gestichten, slinkse moorden – en op de ontelbare kampkerkhoven de naamloze graven van mijn vrienden, politieke gevangenen die onze vrijheid niet hebben gehaald.
Jullie zijn zo boos om die naam Anti-Sovjet, omdat jullie, vast, ook bewakers waren in die kampen en gevangenissen, commissarissen in de zagradotrjady [speciale troepen die de eigen terugtrekkende troepen moesten neerschieten], beulen op de executievelden. Jullie zijn het, Sovjet-veteranen, die de Sovjet-macht hebben verdedigd en daarna door haar werden vertroeteld, maar nu zijn jullie bang voor de waarheid en klampen jullie je vast aan je eigen Sovjet-verleden.
U, Vladimir Ivanovitsj [Dolgich], komt uit die bende van communistische misdadigers, die geprobeerd hebben om ons land te gronde te richten, en daarna de dans van gerecht en straf wisten te ontspringen. Nu komt u weer aan de oppervlakte om uw verleden te rechtvaardigen. Het bloedige, leugenachtige en schandelijke Sovjet-verleden.
Ik kom uit het anti-Sovjet-verleden van ons land, en ik zeg jullie dit: in de Sovjetunie waren er behalve jullie nog andere veteranen, waar jullie liever niets over zouden willen weten en horen – veteranen van de strijd tegen de Sovjet-macht. Tegen jullie macht. Zij vochten, net als enkelen van u – tegen de nazi’s, maar daarna vochten ze tegen de communisten in de bossen van Litouwen en West-Oekraïne, in de bergen van Tsjetsjenië, in de woestijnen van Centraal-Azië. Zij kwamen in opstand in de kampen van Kengir in 1954 en liepen mee in de neergeschoten betoging in Novotsjerkassk in 1962. Zij kwamen bijna allemaal om en hun nagedachtenis wordt door bijna niemand beschermd, in hun eer worden geen pleinen en straten genoemd. De weinigen van hen die in leven zijn gebleven krijgen geen uitkering van de staat, geen bijzondere pensioenen, ze leven in armoede en in de anonimiteit. Maar niet jullie, bewakers en bewonderaars van de Sovjet-macht, maar juist zíj zijn de echte helden van ons land.
Ja, zij die streden tegen de nazi’s dienen te worden geëerd. Maar niet de beschermers van de Sovjet-macht. De nagedachtenis moet worden geëerd van degenen die zich verzetten tegen het communisme in de USSR. Zij verdedigden de vrijheid in een onvrij land. (…)
Het huichelachtig gejeremieer over de gevoelens van de veteranen, die zich beledigd voelen door aanvallen op de Sovjet-macht, moet ophouden. Het kwaad moet worden gestraft. Zijn dienaars ook. De minachting van het nageslacht – dat is nog het minste wat de bouwers en verdedigers van het Sovjet-regime hebben verdiend."
Krachtig gesproken. Te krachtig, kennelijk, naar de zin van velen. Aleksandr Podrabinek is ondergedoken. Voor zijn flat in Moskou staan ‘boze’ leden van de door het Kremlin aangestuurde jongerenbeweging Nasji, die inmiddels een rechtszaak tegen de journalist heeft aangespannen. Rabinek schrijft op zijn blog dat hij voor Nasji zelf niet bevreesd is, wel voor de krachten achter Nasji. Die krachten willen “op wat voor manier dan ook met mij afrekenen“.