Fawlty Towers op de Wolga - 1

—————-


Daar stond hij, op de kade - een nogal opvallend figuur. Wat ik op dat moment niet wist, was dat ik de komende anderhalve dag de maaltijden met hem zou gebruiken.

Ik had me ingescheept voor een korte cruise, die me in 36 uur over de Wolga , stroomopwaarts, van Astrachan naar Wolgograd zou brengen. Het schip heette Oktoberrevolutie en had als bouwjaar 1957. Dat is ook mijn geboortejaar, dus dat beloofde alle goeds. Astrachan en Wolgograd waren maar een klein deel van een grotere cruise en de meeste passagiers waren al veel langer onderweg. Zij hadden een paar uurtjes vrij gehad, waren het bloedhete Astrachan in geweest en druppelden langzaamaan allemaal weer terug aan boord.


Om exact 19.00 uur klonk de machtige hoorn van de Oktoberrevolutie. We gingen vertrekken! Hier had ik me zo lang op verheugd. Ooit zou ik een keer een cruise gaan maken over de Wolga en nu was het dan zo ver! De dame van het amusement voelde mijn humeur goed aan en zette met haar kompanen een mooi lied in, het lied van de Oktoberrevolutie (van het schip, niet van die revolutie). Hier een fragment:


Bij het scheep gaan had ik een groen kaartje gekregen met daarop het nummer 20. Dat was het nummer van mijn tafel tijdens de maaltijden. Eigen initiatief werd dus niet verwacht en dat vond ik wel prettig. Dan hoefde je niet zelf een plekje te zoeken en iets te vragen als: vindt u het erg als ik bij u kom zitten? Zo belandde ik bij het avondeten ongevraagd aan tafel bij de man met het opvallende kapsel, die ik in Astrachan op de kade had zien staan. Hij was aardig, maar er viel geen normaal gesprek met hem te voeren. Hij was hardhorend, verstond nog niet de helft van wat ik zei, terwijl hij zelf van nature al onduidelijk sprak en dat nu ook nog eens consequent deed met een mond vol.

Afijn, hij kwam uit Perm en had een leven in ballet achter de rug, zo veel begreep ik nog wel. Nadat hij voor de derde keer had gemeld dat hij 74 jaar was en echt wel verdiend met pensioen, vroeg ik hem, om het gesprek nog een beetje gaande te houden, hou oud hij dacht dat ik dan wel was. Hij monsterde me zorgvuldig en zei: 45. Dat klopt niet helemaal, zei ik, waarop hij zijn schatting iets naar beneden bijstelde. Toen ik hem mijn bouwjaar vertelde, keek hij verbaasd. “Ik schat de leeftijd van mensen altijd op grond van hun huid”, antwoordde hij.

Gelukkig was de bediening razendsnel en na twintig minuten kon ik weg uit de eetzaal. Op het middendek keek ik bij het warme avondlicht naar de oever, naar de zandstrandjes en de motorbootjes met vissers die af en toe voorbij kwamen. Erg druk werd het niet, daar op dat dek; er was volop plek op de bankjes, zowel aan de zon- als aan de schaduwzijde. Kennelijk waren veel reisgenoten na de maaltijd naar de zaaltjes getrokken waar verschillende soorten vermaak werden aangeboden. In mijn kajuit had ik een compleet programma aangetroffen, voor jong en oud en zeer gevarieerd, maar ik was op mijn eerste avond op de Wolga toch liever in de buitenlucht. 

De volgende morgen na het ontbijt - het gesprek had weer niet willen vlotten - mengde ik me toch maar onder de mensen. Onder het kopje “Welkom aan boord!” vermeldde het programma een ontmoeting met de toeristen die in Astrachan aan boord waren gekomen. Het betreffende clubje van een man of vijftien werd toegesproken door de vrouwelijke directeur van de cruise. Ze toonde ons onder meer hoe je het reddingsvest aantrok. Ik vond dat rijkelijk laat, nadat er al een volle nacht aan boord was verstreken. Daarna somde ze de verschillende soorten alarmtonen op, vier in totaal, die elk op een andere noodsituatie duidden en waarop door de reizigers ook telkens op een andere manier gereageerd diende te worden. Denkt u hierbij niet onmiddellijk aan Fawlty Towers, dan wijkt úw bouwjaar aanzienlijk af van het mijne …

Tot een oefening aan boord van de Oktoberrevolutie kwam het niet, helaas. Die had ik heel graag voor u beschreven. Maar er blijft nog genoeg stof over voor een volgend deel van mijn cruiseverslag, waarin ik mij stort in het avondamusement. Ik had gekozen voor het programma-onderdeel “Waar is het circus gebleven?”, dat om 20.30 uur begon. 

———————

Maksim Gorki en Keith Moon in Astrachan

——————-

———————

Van tevoren had ik niet even gekeken welke tentoonstellingen er waren, in het Kunstmuseum van Astrachan. Vaznetsov zou ik er aantreffen, dat wist ik, en Repin, Malevitsj, Sjisjkin, Chagal. Waar ik me ook op verheugd had: de procedure van de kaartjesverkoop en de interactie met de dames op zaal. En ik werd niet teleurgesteld. Ik kreeg vier kaartjes, die dit keer langs een lineaal werden gelegd om uit het grote kaartjesboek te worden gescheurd - een vertrouwde variant van het kassa-ritueel in provinciale Russische musea. Er werd, en dat was wel nieuw, op elk kaartje ook met potlood een cijfer geschreven. Dat was voor de dame bij de ingang van elke afdeling, die zo kon kijken van welk van de vier kaartjes een smal strookje moest worden afgescheurd.  

Bij de afdeling op de tweede verdieping werd ik - nadat het bijpassende strookje netjes was verwijderd - overrompeld door wat ik zag: topstukken uit het socialistisch-realisme. Het museum in Astrachan bleek een tijdelijke tentoonstelling te huisvesten met de titel Stad van de zon - idealisme en realiteit, met werken uit de jaren dertig-vijftig. En er gebeurde nog iets zeer opmerkelijks: de dame die zojuist het strookje van mijn kaartje had afgescheurd, bood me de keus: ik kon links beginnen of met het zaaltje rechts. Zo veel vrijblijvendheid druist volledig in tegen de mores van musea in de Russische buitengebieden, en ik vroeg me af of de directie hiervan wist. Even later sloeg de dame trouwens een enorme flater - meer daarover zo meteen.

Hier staat ze, naast een schilderij van Viktor Midler uit 1930. En nu denkt u misschien dat daar ijshockey wordt gespeeld, maar dat is niet zo. Dit is bandy, met een balletje, een veel grotere ijsbaan en meer spelers. Er was een rondleiding gaande en de gids, petje af, deed het prima. Hij wist de aandacht vast te houden van de jongelui, die niet van een leeftijd waren waarop socialistisch-realisme doorgaans op veel belangstelling kan rekenen. Ze hadden alleen nooit van bandy gehoord.


Het langst stond ik stil bij het schilderij boven aan dit stukje, uit 1957, van Dmitri Nalbandjan, getiteld Ontmoeting van partij- en regeringsleiders met vertegenwoordigers van de creatieve intelligentsia. Want ik wilde natuurlijk kijken welke personen ik kon thuisbrengen. Chroesjtsjov uiteraard, en Brezjnev. Mikojan, Soeslov (?), Foertseva (?) … en, helemaal links, met die snor? Ik vroeg de kaartjescheurdame of zij misschien wist wie dat was. “Gorki”, zei ze meteen, zonder aarzelen. Ja, en ik ben Keith Moon, mompelde ik in gedachten. Ik zei dat niet hardop, want dat zou onaardig zijn geweest en ik denk ook niet dat ze enig idee had wie Keith Moon was. In plaats daarvan zei ik: “Maar dit schilderij is uit 1957, en toen was Gorki al een tijdje dood.” “Ja, dat weet ik verder ook niet. Wij zijn hier alleen om ervoor te zorgen dat niemand iets aanraakt”, antwoordde ze licht geagiteerd.

Ik liet haar verder met rust, maar bleef wel met een heleboel vragen zitten. Want wie waren dit nou allemaal? Dat ga ik uitzoeken, maar nu even niet. Het is hier in Astrachan veel te heet en ik verdwijn bovendien morgen de Wolga op en zit dan, vrees ik, twee etmalen zonder internet. En daarna ga ik naar Vlieland.  

———————-

En hier nog een detail van een schilderij uit 1937: Een vrije dag aan de Neva, van Ivan Petrovski. Niet iedereen was blij met die vrije dag. (Ik ben vergeten het hele schilderij te fotograferen, dat heb ik voor u even van internet geplukt.)

Astrachan, dialoog aan de Wolga. "Daar zit geen woord joods bij."

———————

Een paar dagen eerder was ik in een park in Wolgograd al iemand tegengekomen in een T-shirt met in grote letters: AMSTERDAM. Maar wat ik aantrof in Astrachan aan de oever van de Wolga, ging daar natuurlijk vele malen overheen: een echt shirt van Ons Aller Oranje. Het kwam uit Rotterdam.

“Ja, ik ben zeeman. Боцман (bootsman).” Die voorzet kon ik zo inkoppen. “Ah, Боцман, een Nederlands woord!” “Ja, боцман, лоцман, daar zit geen woord joods bij.” 

Hij was in Rotterdam met zijn neus in de boter gevallen, want het was net Koningsdag. “Vanwege jullie Willem III.” (Hij bedoelde natuurlijk gewoon Willy.). “Het was allemaal wel een beetje duur, maar wat een feest was dat!” 

Iemand die iets verderop stond te vissen, mengde zich luidruchtig in het gesprek. “Hé, je moet dáár fotograferen, achter je, een zeemeermin!” Ik dacht dat hij een grapje maakte, maar nee. Daar, achter me, in de Wolga, zwom inderdaad een zeemeermin, die de hond uitliet.  

Mijn bankpasje en de aardige jongelui van Wolgograd

———————


Iets dergelijks was me in Jekaterinburg ook al overkomen, een jaar geleden. Dat het niet boterde tussen mij en de stad. Totdat, plots … 

Ik was nu anderhalve dag in Wolgograd, de stad langs de Wolga, die onder de naam Stalingrad op een haar na van de aardbodem was weggevaagd. Om nou te zeggen dat ik onder de indruk was en me er thuis voelde, nou nee. Ja, dat oorlogsverleden, daar kon je niet omheen - het was ook de voornaamste reden geweest om nu eindelijk  eens zo ver naar het zuiden van Rusland af te reizen. Vooral de ‘in tact’ gelaten ruïne van de graanmaalderij van Gerhardt (eigenlijk aangrijpender dan de complete inhoud van het grote oorlogsmuseum ernaast) had me geraakt. Starend naar die resterende oranje-rode bakstenen, zo’n beetje aan de Wolga, werd me pas echt duidelijk hoezeer de dappere Russen met hun rug tegen de muur, tegen het water van de rivier, hadden gestaan.

De maalderij van Gerhardt

Maar streepte je dat oorlogsthema weg, wat bleef er dan nog over van Wolgograd? Niet veel. Totdat … 

Ik had dorst - niet vreemd in een stad waar de warme steppewind voortdurend aanwezig is. Ik liep langs een soort café met, dat zag ik door de ruit, een heleboel soorten taart op de kaart en een welvarende clientèle. Vrouwen met dure brillen en korte rokken, dat werk. Ach, wat kon het me schelen. Ik had trek in thee (en taart) en ging naar binnen.

Bij de vitrine met gebak moest je bestellen. Een aardige jongedame (geen dure bril, geen korte rok) vertelde me alles over de stukken taart die stonden te stralen achter glas. Ik koos er eentje met twee frambozen erop en bestelde ook een kop thee met - ik paste me soepel aan aan mijn omgeving - karwij. Dat ging allemaal heel vlot, alleen het betalen wilde niet lukken. Mijn ING-pasje werd niet herkend en ook mijn pasje van de Rabo-bank kwam niet door de keuring. Ik betaalde contant en zocht een plekje. 

De aardige jongedame zette een kan voor me neer met water en groene slierten. “Is dat de thee?”, vroeg ik. “Nee”, zei ze, “dat is water, de thee komt zo. Komt u uit Holland?” Ik was aangenaam verrast. Aan mijn accent kon ze me niet herkend hebben (dat heb ik namelijk niet of nauwelijks, waarover straks meer). Ik begreep dat het mijn bankpasjes moesten zijn geweest. “Ja, Rabo”, zei ze. “Ik ben pas in Holland geweest, en daar heb je overal Rabo.” Ze vertelde dat ze het geweldig had gevonden en dat ze zelfs een bezoek had gebracht aan Zeeland. En dat daar maar weinig mensen Engels spraken. Volgens mij valt dat wel mee, maar ik zei dat dat kwam doordat daar vooral Duitse toeristen zaten.

De thee kwam, de taart ging op en ik liep richting de deur. Ik keek even naar de kassa. Ze zag me vertrekken en… ze zwaaide. Wolgograd, oh Wolgograd, waar was je toch al die tijd…

Ik liep langs de kade met lege steigers. De rondvaartboten en cruiseschepen waren kennelijk net uitgevaren. Aan het eind kwam ik langs een gebouw met grote ruiten, het leek wel een kantine. Binnen zaten - daar keek ik van op - muzikanten met lessenaars vol bladmuziek. Aan de korte zijde van het gebouw kon je naar binnen. Nog vrolijk van de zwaaiende jongedame, viel ik midden in een concert met veel balalaika’s, een droeve klarinet en ook een drumstel. En het was prachtig! Een klein volksmuziekorkest leverde hier, in wat geloof ik de foyer van een grote concertzaal was, met een kort, gevarieerd programma de opmaat voor het zomerseizoen. Je kon een abonnement aanschaffen, en buiten lag de Wolga.


Ik stapte de droge warmte weer in en liep nog wat verder langs de rivier. In de schaduw van een hoge kademuur zat een jong stel. Die wil ik op de foto, dacht ik meteen, want de muur waar ze tegenaan zaten, vormde een mooie achtergrond; hij bewoog bijna van de graffiti. “Wat voor fototoestel is dat?”, vroeg het meisje, nog voordat ik iets over een foto had kunnen zeggen. Ze wilde niet geloven dat ik geen Rus was (“Echt niet? Helemáál niet?”), en met dat compliment voor mijn accentloze Russisch kon mijn dag, die plots toch al zo mooi was, helemaal niet meer stuk.

Bezoekt u toch vooral Wolgograd. Het is een leuk stad.  

Dit is een ijselijk stel hoor!… Hét Russische ijshockeylied kwam uit onverwachte hoek.

——————-

President Poetin ontvangt componist Pachmoetova en tekstdichter Dobronravov

President Poetin ontvangt componist Pachmoetova en tekstdichter Dobronravov


In Rusland – en ook daarbuiten, trouwens – ben ik nog nooit naar een ijshockeywedstrijd geweest. Met als gevolg een opvallende lacune in mijn toch vrij uitgebreide Russische-muziekkenis. Pas zeer onlangs kwam ik namelijk hét ijshockeylied van Rusland tegen, dat (naar verluidt) elke Rus kent: Een lafaard speelt geen ijshockey. Verrassend vond ik de namen van de auteurs: componist Aleksandra Pachmoetova en tekstschrijver Nikolaj Dobronravov, die in dit geval werd bijgestaan door Sergej Grebennikov.

Pachmoetova (1929) en Dobronravov (1929) kende ik natuurlijk wel: het eerbiedwaardige schrijversduo, dat alleen al een plaatsje in de muziekhemel verdient vanwege het lied Как молоды мы были. Laten we daar eerst even naar luisteren, in een uitvoering van Dmitri Chvorostovski:


Dan lijkt het toch wel een hele stap naar een lied over ijshockey… Maar dat valt eigenlijk wel mee. Pachmoetova en Dobronravov waren (beiden leven nog, of ze nog veel schrijven weet ik niet) zeer veelzijdig. Ze behoorden tot het Sovjet-establishment en leverden naast ‘neutrale’ liedjes een grote hoeveelheid werk af over alles wat van landsbelang werd geacht; kosmonauten, Lenin, de Komsomol en ja, ook ijshockey. Want dat wás van landsbelang. Een lafaard speelt geen ijshockey verscheen in 1968. Geen sport sprak in die tijd zo tot de verbeelding in Rusland als ijshockey. De Sovjetunie was de Verenigde Staten en Canada op het ijs regelmatig de baas en de propaganda-waarde daarvan was nauwelijks te overschatten. Geen wonder dus dat een lied over die sport uit de koker kwam van officieel goedgekeurde topauteurs. Een lafaard speelt geen ijshockey is vooral bekend in de uitvoering van Edouard Khil, die overigens meer van voetbal hield dan van ijshockey:


‘Dit is een ijselijk stel hoor’, boven aan dit stukje, is natuurlijk een verwijzing naar ongeveer de bekendste zin van voetbal- en atletiekcommentator Theo Reitsma – dat moeten de ijshockeyliefhebbers mij maar vergeven. In mijn vertaling gaat ook nog een linkje schuil naar Rinus Michels – ook daarvoor mijn excuses. Het is een beetje vergezocht en u moet dat zelf maar ontdekken. Veel duidelijker – en Dobronravov maakte daar geen geheim van – is de verwijzing in de tekst naar de Veldslag op het ijs van 1242, waarin de Russen onder leiding van Alexander Nevski de Lijflandse Orde versloegen. Wat ik al zei: ijshockey was een zaak van landsbelang.

———-

In de oren galmt de vermetele muziek van de aanval
Stuur je pass preciezer naar een stick, schiet harder
En alles is OK, als het geweldige vijftal en
de doelman maar op het ijs staan

Het ijselijk stel voert een harde strijd
Wij geloven in de moed van de onverschrokken kerels
IJshockey wordt gespeeld door echte mannen
Een lafaard speelt geen ijshockey

Laat achter het doel van de tegenstander steeds vaker
Het lampje pulseren als een overwinningsbliksem
Maar is het nodig, dan vormen het geweldige vijftal
En de doelman een schitterende verdediging

Het ijselijke vriendenstel…

Vele mooie wedstrijden zullen gespeeld worden
We zullen nooit, nooit vergeten hoe in vroeger dagen
Het geweldige vijftal en de doelman
in geweldige slagen goud en bekers delfden

Het ijselijke vriendenstel…

—————

Hier nog een documentaire over Pachmoetova en Dobronravov. Bij 39.00 vertelt de legendarische ijshockeydoelman Vladislav Tretjak hoe het lied Een lafaard speelt geen ijshockey de spelers van de nationale ploeg inspireerde. (En een minuutje verder het lied dat klonk bij de sluitingsceremonie van de Olympische Spelen van 1980, onder de klanken waarvan mascotte Misjka langzaam wegdreef uit het stadion.): 

De typische inwoner van zeven Russische steden

——————

62.jpg

Hoe ziet een typische inwoner/inwoonster van Moskou eruit? En van Tsjeljabinsk? En van andere steden? En hoe omschrijf je hem of haar? Tekenaarster Irina Pozdnjakova en haar broer Andrej (die voor de teksten zorgde) deden voor zeven Russische steden een poging om de stereotypen in beeld en woord te vangen. Mijn favoriet is – uiteraard, zou ik bijna zeggen – de inwoonster op leeftijd van Sint-Petersburg. Irina en Andrej komen zelf uit Novosibrisk. Ze willen nog meer steden onder handen nemen. Keuze genoeg, natuurlijk, maar doe wat mij betreft ook Voronezj maar.  

1. Tsjeljabinsk

- Vierde-generatie-metaalarbeider, weet zeker dat de kinderen de dynastie voortzetten
- Krachtig gezinshoofd, geeft twee zonen mannelijke opvoeding: reparatie auto, datsja, vissen.
- Weet wat smog-alarm inhoudt, maar probeert daar niet aan te denken
- Houdt echt van zijn stad, maar zijn droom is dat de kinderen gaan studeren in Jekaterinburg.

2. Jekaterinburg

- Geboren en getogen in de wijk Oeralmasj, en woont daar nog steeds
- Van het Oeral Polytechnisch Instituut verwijderd, niet op de fabriek gaan werken
- Kende Boetoesov, Sjachrin en Aleksandr Chabarov persoonlijk, zat samen met Aleksandr Novikov achter de tralies
- Probeert niet terug te denken aan de jaren 90, zit nu in zaken.

3. Kazan

- In de republiek geboren, heeft Russisch geleerd, is naar de stad verhuisd.
- Probeert niet buiten de grenzen van Tatarstan te reizen, hooguit naar familie.
- Kookt lekker, maar geeft de voorkeur aan zoer balisj en tokmatsj boven een vleespastei en lapsja.
- Is er heilig van overtuigd dat er geen mooiere stad is dan Kazan.

4. Moskou

- Werd Moskoviet toen hij arriveerde uit de provincie en ging studeren aan een van de vele hogeronderwijsinstellingen van de hoofdstad
- Richtte een van de eerste coöperaties op: had aan het einde van de jaren 80 twee betaal-wc’s op de Arbat
- Zat twee keer in de Stadsdoema, is nu Staatsdoema-lid, steunt zware contra-sancties
- Bezit onroerend goed in Europa, daar waar zijn kinderen wonen.

5. Vladivostok.

- Zat op de grote vaart op schepen van de Stille Oceaanvloot, reist nu op het Chinese Suifenhe
- Dealde tot 2008 in Japanse auto’s.
- Weet alles van oesters, inktvis en krab
- Helpt je aan alle soorten smokkelwaar.

6. Sint-Petersburg

62.jpg

- Geboren en getogen Peterbúrzjenka, of eerder nog Leningradka, haar ouders overleefden het Beleg.
- Doctor kunstgeschiedenis, gids (niet in vaste dienst) in een paar minder bekende musea van de stad.
- Houdt echt niet van Moskou, maar probeert provincialen smaak voor het prachtige bij te brengen.
- Niet getrouwd, voedt haar achterneefjes op.

7. Novosibirsk

- Kwam uit een districtscentrum in de tajga naar Novosibirsk om naar de universiteit te gaan.
- Weigerde een paar keer om te gaan werken in een geheim instituut, gaf de voorkeur aan ‘zuivere wetenschap’.
- Drie keer getrouwd, telkens gelukkig, de kinderen uit alle huwelijken studeren aan universiteiten in verschillende landen.
- Kent alle liedjes van Joeri Koekin uit haar hoofd.

——————————

En hier een liedje van Joeri Koekin:

Moskous treinstation in het licht van vertrek - foto's van Dima Zverev

—————————-

Binnenkort mag ik weer: een flinke treinreis maken door Rusland. Moskou-Wolgograd dit keer, achttien uur heen en achttien uur terug. Waarbij ik moet bekennen dat ik de ware Russische treinreisromantiek langzamerhand – kwestie van leeftijd – wel een beetje zat ben. Een boek proberen te lezen, terwijl iemand op anderhalve meter een gekook ei naar binnen zit te werken … Ik heb voor mijn komende reis het zekere maar voor het onzekere genomen en heb tussen Moskou en Wolgograd, heen en terug, een coupé helemaal voor mij alleen.

Als opwarmertje een aantal foto’s van fotograaf Dima Zverev, van het Moskouse Kazanski Station. Daar kom ik helemaal  niet, mijn trein vertrekt van het Paveletski Station, maar dat geeft niet. (Meer van Zverevs werk vindt u op zijn Facebookpagina.)

En om helemaal in de stemming te komen, hier de muziek waarmee de trein uit Moskou in Wolgograd wordt verwelkomd. Dat zal niet zo goed te horen zijn in de trein, ook niet als er niemand in je coupé is die erdoorheen zit te praten of luidruchtig met z’n koffer aan het schuiven gaat, maar mijn hotel is vlak bij het station, ik ga speciaal een keertje terug om dit muzikale treinschouwspel gade te slaan vanaf het perron.