schilderkunst

Wat te doen in Odessa? Hoog op het lijstje van verplichte bestemmingen: het Kunstmuseum – 1.

--------------------

“Wilt u het hele museum zien?”, vroeg de dame van de kassa. “Het hééle museum!”, antwoordde ik met een brede glimlach, ietwat verrast (waar was ik anders voor gekomen?), en op een toon die duidelijk moest maken hoe enthousiast ik bij voorbaat al was over mijn rondgang door dat hele museum. Toon en mimiek bleken niet aan de dame besteed, ze was al druk in de weer met mijn kaartjes – een hele procedure.

Hoeveel er van die kaartjes ooit gedrukt zijn, weet ik niet, maar het moeten er bijzonder veel zijn geweest – in een tijd ook dat er aan het eeuwig voortbestaan van de Sovjetunie niet of nauwelijks werd getwijfeld. Ik kreeg er twaalf in totaal, acht uit de serie O-34 (de nummers 018234 tot en met 018241) en vijf uit de serie AB-28 (de nummers 003445 tot en met 003449), alle uitgegeven door de Afdeling cultuur van het Odessa oblispolkom, een Sovjet-instantie die echt al een tijdje ter ziele is. Op de kaartjes uit de serie O-34 stond als prijs 10 kopeke vermeld, maar daar was in blauwe inkt 5 grn overheen gestempeld. Behalve dan op het bovenste exemplaar (nummer 018241); daarop was met rode inkt geschreven: II et x B, wat – zo begreep ik later – betekende dat ik toegang had tot de tweede etage. Die zou ik bereiken via een trap van een onvermoede (maar verraderlijke) schoonheid, maar dat wist ik bij de kassa nog niet.

Op de vijf kaartjes van de serie AB-28 – van een duidelijk betere papierkwaliteit dan die van de serie O-34 - stond als originele prijs 20 kopeken. Daar was in blauwe inkt 10 grn overheen gestempeld. Hier stond op het bovenste exemplaar (nummer 003445) ook iets met rode inkt geschreven, maar dat kon ik niet ontcijferen. Nadat de dame van de kassa keurig het onderste strookje van alle twaalf kaartjes had afgescheurd en ik 90 griven had afgerekend, mocht ik de zalen betreden van het Kunstmuseum van Odessa, aan de Sofijastraat 5, gehuisvest in een paleisje dat in 1805 werd gebouwd in opdracht van Seweryn Potocki, ooit de Russische ambassadeur in het koninkrijk Napels.

Wist u dat Isaak Levitan, toch vooral bekend van zijn melancholieke Russische landschappen, ooit zoiets moderns als een rijdende stoomtrein had geschilderd? Ik niet. En had u weleens gehoord van de schilder Ivan Pochitonov? Het werd een middag vol prettige verrassingen en een enkele onbeantwoorde vraag. En toen ik de kassa weer passeerde op weg naar buiten, stond het Kunstmuseum hoog op het lijstje van plekken die je in Odessa beslist bezocht moet hebben.  


Hier deel 2 en deel 3.

V. Lenin en N. Kroepskaja - naar welk schilderij kijken zij hier?

---------------

U moet nu even uw hoofd erbij houden, want het wordt ingewikkeld – terwijl de vraag zo simpel lijkt: naar welk schilderij kijken Vladimir Lenin en zijn echtgenote Nadjezjda Kroepskaja op het doek hierboven? Ik kwam het vraagstuk tegen op de onvolprezen site van de Russische blogster Kykolnik, die er zelf niet uitkwam en hulp vroeg aan haar lezers.

Het schilderij hierboven werd in 1961 gemaakt door Aleksej Koelakov en heet ‘V.I. Lenin en N.K. Kroepskaja in de Tretjakovgalerij’. Een duidelijk aanwijzing, zou je denken, zeker in combinatie met het schilderij links achter het koppel. Dat is 'Ze hadden hem niet verwacht' (Не ждaли) van Ilja Repin. We zijn hier dus in een van de Repinzalen van de Moskouse Tretjakovgalerij, waar uitsluitend doeken van Repin hangen. De suggestie van een lezer dat Lenin en Kroepskaja staan te kijken naar De laatste dagen van Pompeï (van Karl Brjoellov) kon dan ook meteen de prullenbak in.

K.Brjoellov: De laatste dagen van pompeï

K.Brjoellov: De laatste dagen van pompeï

Ook ‘De Zaporozje-Kozakken schrijven een brief aan de Turkse sultan’ (wel een schilderij van Repin) kon onmiddellijk worden afgewezen. De linkerbenedenhoek daarvan wijkt duidelijk af van wat er nog net op Koelakovs schilderij te zien is, aldus blogster Kykolnik.  Inderdaad, voegde ik daar in gedachten nog wijsneuzerig aan toe, dat kan helemaal niet, want die Kozakken met hun brief hangen in het Russisch Museum in Sint-Petersburg. Niet in de Tretjakovgalerij in Moskou …

I.Repin: De Zaporozje-Kozakken schrijven een brief aan de Turkse sultan

Aanvankelijk dacht Kykolnik zelf dat het ging om Repins ‘De Zaporozje-Kozakken schrijven een brief aan de Turkse sultan’, en dan de variant uit 1893. Maar, zo voegde ze er meteen aan toe, dat kan ook niet, want dat hang in het Kunstmuseum van Charkov …

I. Repin De Zaporozje-Kozakken schrijven een brief aan de Turkse sultan - variant 1893

Had Koelakov zich met zijn schilderij uit 1961 dan misschien enige artistieke vrijheid veroorloofd? En misschien – op zijn eigen doek dan – wat schilderijen verhangen? Dat leek een van de reageerders onwaarschijnlijk. Dergelijke grapjes uithalen op een schilderij met Lenin, dat dééd je niet.

O jawel hoor, reageerde iemand anders. Want wie kent niet het schilderij ‘Lenin in de Gemäldegaleri in Dresden in 1914’ van Dmitri Nalbandjan? Terwijl Lenin in 1914 helemaal niet in Dresden is geweest!

D. Nalbandjan: Lenin in de Gemäldegaleri in Dresden in 1914


Zou het raadsel nog worden opgelost? Jazeker, en het bleek allemaal eenvoudiger te zijn dan gedacht. Want wat wil het geval, zo schrijft een andere reageerder: in 1932 schonk de Tretjakovgalerij De Kozakken schrijven … /variant 1893 aan het Historisch Museum van Charkov, waarna het in 1935 verhuisde naar het Kunstmuseum van Charkov. Lenin overleed in 1924, Kroepskaja in 1939, dus waren zijn ruimschoots in de gelegenheid om samen nog voor 1932 in een van de Repinzalen van de Moskouse Tretjakovalerij naar De kozakken/variant 1893 te kijken.

Trouwe bezoekers van de Tretjakovgalerij (ik behoor daar niet toe, ik kom zelden in Moskou), zullen hierboven al gedacht hebben: er zullen best wel Kozakken hangen in Charkov en in Sint-Petersburg, maar in de Tretjakovgalerij hangen ze ook! En dat klopt. Dat is een variant uit 1887. Die in Sint-Petersburg is de ‘officiële’, definitieve versie, uit 1891. Aan de Charkov-variant begon Repin nog tijdens zijn werk aan de Petersburg-variant, maar daar zette hij uiteindelijk in 1893 een streep onder, nog voordat die volledig was voltooid. 

 I.Repin: De Zaporozje-Kozakken schrijven een brief aan de Turkse sultan - variant 1887

“…. and never the twain shall meet.” De raadselachtige Russen – begrijpen we hen echt niet?

-----------------

U kent dat wel: je leest een buitenlands artikel over Nederland en denkt: aardig geschreven, feitelijk klopt het misschien wel, maar toch … de auteur heeft net niet helemaal begrepen hoe bij ons de hazen lopen. Zo zal het ook met dit weblog over Rusland zijn. Ik vul het naar eer en geweten, maar weet daarbij zeker dat lezers van Russische origine vaak zullen denken: hij heeft het net niet helemaal begrepen.

Ik moest daaraan denken toen ik een Russische reactie las op een Amerikaans commentaar op een Russisch schilderij. En – kunt u het nog volgen? - de Russische commentaren die dat weer opriep. Nou, hier eerst maar even dat schilderij, De Typiste van Geli Korzjev uit 1961:

Blogger Kykolnik, gespecialiseerd in Sovjet-schilderijen, schrijft op haar weblog: “Ik plaatste De Typiste op Facebook. Het werd gedeeld door een wat oudere, zeer sympathieke Amerikaan, die erbij schreef: ‘I like the down to earth feeling to this painting … very sincere … the best of the Soviet period … when the writer could contemplate.’ De lieverd. Hij moest eens weten wat voor soort overpeinzingen dat waren. Een Rus blijft altijd een raadsel voor een buitenlander.”

Ik bekeek het schilderij nog eens aandachtig en begreep niet waar Kykolnik op doelde. Wat was nou het misverstand? Wat had die sympathieke Amerikaan niet goed begrepen? Meerdere Russen reageerden op Kykolniks commentaar. Konden zij mij helderheid verschaffen? Hier een selectie uit die commentaren:

-  Wat voor overpeinzingen dan? Ik ben geen Amerikaanse, maar ik weet het ook niet.

-  Misschien zit ze na te denken of ze het strijkijzer heeft uitgezet voor ze naar haar werk ging.

-  Een oude typemachine, stroeve toetsen, je moet kracht zetten. Ze is gewoon moe en rust uit: kijk maar hoe haar handen op haar knieën liggen.

-  Volgens mij is dit het bewijs dat het een schilderij van een echte kunstenaar is – het staat open voor de meest uiteenlopende interpretaties.

-  Wat lijkt het meisje op de jonge [actrice] Goertsjenko.

-  Maar serieus, waar gaat het over? Ik heb zelfs gegoogeld. In het raam staat mimosa, het is dus maart. Rond die tijd in 1961 had je aan belangrijke gebeurtenissen alleen: “De Dalaj Lama heeft zich tot de VN gewend met een oproep om de onafhankelijkheid van Tibet te herstellen.” Maar dat zal toch niet het thema van het schilderij zijn?

-  Wat heeft ze daar voor bakbeest staan?

-  Dat lijkt op een Duitse machine, oorlogsbuit waar een Russisch alfabet op is gezet. Daar had je er toen veel van.

-  Ik denk dat u gelijk hebt. Het design is niet Sovjet en niet Amerikaans. Mijn ouders hadden een draagbare Erika, ook een oorlogstrofee. Was niet kapot te krijgen.

-  Zo eentje als deze had een lange naam. In het begin van de jaren zeventig heb ik ze nog gezien. Die waren zo gedegen, op het irritante af. 

-  Olympia? Continental-standard? Rheinmetall-borsig?

-  Je had ze in twee types: van die hoge zoals op het schilderij, en lage met een grote wagen. Meer herinner ik me niet.

-  Die op het schilderij lijkt erg op een Olympia Mod.8.

-  Uw Amerikaan haalt dingen door elkaar: het dametje rechts is niets meer of minder dan een typiste. Misschien ziet hij de figuur links aan voor een writer? 

-  De typemachine lijkt op een Moskva. Die heb ik nog meegemaakt. Die werden verdeeld over de afdelingen van ontwerpkantoren, zodat de jonge ontwerpers niet steeds met kleine dingetjes langs gingen bij die knappe dametjes.

En Kykolnik zelf reageert:

-  De secretaresse of typiste is een ondergeschikt iemand. Er is een enorm verschil met een schrijver waar de Amerikaan haar voor aanziet. Dat ten eerste.

Waarna ze citeert uit de roman Плач по красной суке (Tranen om een rode teef) van Inga Petkevitsj – die ik niet ken:

“Een droom werd in rang gelijkgesteld aan de belangrijkste Sovjetdeugden, zoals eerlijkheid, trots, waakzaamheid, onbaatzuchtigheid, principieel zijn en trouw zijn aan de voornaamste Sovjet-idealen. Een droom geeft vleugels, een droom inspireert, een droom geeft bezieling. Maar we werden niet gewaarschuwd dat een droom de gevaarlijke eigenschap heeft om ineen te storten en ons onder zijn brokstukken te begraven. Terwijl we onze droom najoegen, stootten we het reële tijdsmoment af en lieten de enige werkelijkheid waarin we konden leven voorbijgaan. Daarom waren wij ons hele leven gedoemd rond te spartelen in een zwart gat tussen verleden en toekomst. Terwijl we voor altijd het mislukte verleden doorstreepten, droomden we van een prachtige toekomst, die, als een sprookjesvogel, nooit in onze handen belandde. En wanneer we haar toevallig, per ongeluk, bij haar staart te pakken kregen, herkenden we haar niet, begrepen we niet dat we ons geluk in onze handen hielden, omdat ze totaal niet overeenstemde met onze vage voorstellingen van haar. We verminkten, verstootten en streepten ons lot door, en dat nam daarvoor wraak op ons met eeuwige teleurstelling.”

Ik zou Kykolnik kunnen antwoorden dat er ook in Nederland genoeg teleurgestelde mensen rondlopen van wie het leven iets anders is gelopen dan ooit in hun dromen. Dat doe ik niet, want ik acht de kans vrij groot dat zij dan antwoordt dat ook ik (“een wat oudere, zeer sympathieke Nederlander”) de raadselachtige Rus niet begrijp.

De overtuiging bij veel Russen dat ‘de buitenlander’ hen niet begrijpt, kan mij behoorlijk irriteren. Het riekt naar een superioriteitsgevoel, niet zelden wrokkig, waarbij je elk moment een verwijzing naar de Russische ziel – die eeuwige dooddoener - kunt verwachten. Een aardige dame in Siberië verzekerde mij ooit dat ik Tsjechov niet kón begrijpen. Het klonk bijna alsof ik Tsjechov niet mócht begrijpen.   

Dat gezegd hebbende, na het uitgebreide citaat van Kykolnik, kijk ik nu toch iets anders naar dat schilderij De Typiste.  

Hier nog een schilderij dat ik aantrof bij Kykolnik: Ochtend in Kiev, van Jevgeni Voloboejev uit 1957. Gewoon, zo maar. Ik heb er geen bijzondere gedachten bij, ik vind het gewoon aardig. Wat hopelijk geen brevet is van onbegrip.  

Duitse oorlogskunstenaars in Rusland – hoe het schildersbloed kroop waar het niet gaan kon – 2

---------

Heribert Losert - Junge russischer Gefangener

Heribert Losert - Junge russischer Gefangener

Sonderfüher Luitpold Adam gaf tijdens de Tweede Wereldoorlog binnen het Duitse leger leiding aan een kunstenaarsafdeling. Na de Duitse capitulatie bracht hij veel werk van ‘zijn’ kunstenaars in veiligheid (zie deel 1). De kunstwerken belandden in de Verenigde Staten om uiteindelijk voor het grootste deel weer terug te keren naar Duitsland.

Binnen de wirwar van Duitse propaganda-eenheden (voor een overzichtje: zie hier) nam de Staffel der Bildender Künstler van Adams een aparte plek in. De eenheid functioneerde als een soort uitzendcentrale voor schilders en tekenaars. Voor drie maanden werden ze uitgezonden naar een oorlogsgebied, waarna ze bij terugkeer drie maanden de tijd kregen om hun schetsen om te zetten in ‘echt’ werk. Het was een lucratieve bezigheid. Een commissie kocht de werken aan voor musea, tijdelijke tentoonstellingen of voor de muren van militaire ontspanningsoorden. Voor een flink doek werd tot 4.000 reichsmark betaald, een kleine aquarel leverde nog zo 250 reichsmark op. Drie procent moest de kunstenaar afstaan aan de legerkas (heereskasse), het leger stelde alle schildersmaterialen ter beschikking.

IJzeren directieven kregen de kunstenaars van de Staffel der Bildender Künstler niet mee, al lagen de grote lijnen – waar het Rusland betrof – natuurlijk wel vast. Niet verrassend is het grote contrast tussen de afgebeelde koene, ‘edele’ Duitse soldaten en de verslagen Russen. Afbeeldingen van Russen als afzichtelijke ‘untermenschen’ (in overeenstemming met de Nazi-propraganda) ontbreken echter. (Let wel: dit betreft uitsluitend de werken zoals vervaardigd door de kunstenaars van Adams afdeling en voor zover afgebeeld in de – uitgebreide - catalogus van de tentoonstelling die ik noemde in deel 1.) 

Foto uit catalogus

Foto uit catalogus

Volgens die catalogus staan op zo’n 10 procent van de werken die Adams kunstenaars  in Rusland maakten, krijgsgevangenen en burgers afgebeeld. Afkeer wekken zij niet, in veel gevallen worden zij zelfs met verrassend veel sympathie geportretteerd. Los van mogelijke persoonlijke gevoelens, speelde daarbij ook het groeiend besef een rol dat er in de praktijk iets wrong aan de Nazi-propaganda: wilde men de lokale bevolking winnen voor de strijd tegen het ‘joods-bolsjewistisch systeem’, dan was het weinig effectief om die bevolking als beesten af te beelden. En dat gold uiteraard al helemaal voor de kozakkeneenheden die deel gingen uitmaken van het Duitse leger.   

Olaf Jordan - H.H. Kohohob. (Commandant van een kozakkeneeheid)

De Staffel der Bildender Künstler kreeg ook speciale opdrachten, die leidden tot series als Unsere U-boot-Waffe en Norwegen-Kämpfer. Schilder en tekenaar Olaf Jordan kreeg in 1943 de opdracht om in een kamp in Schlesien gevangen Sovjetsoldaten te portretteren. Ook in dat werk – zo’n honderd aquarellen en potloodtekeningen -  wordt de harde Nazi-propganda niet weerspiegeld. Mogelijk speelt hierbij een rol, aldus de catalogus, dat rond deze tijd de recrutering van Sovjetgevangenen voor aparte eenheden binnen het Duitse leger werd overwogen. Jordans werken werden tijdens de oorlog niet gebruikt voor tentoonstellingen. Vermoedelijk was daarvoor de kloof met de gebruikelijke propaganda-toon, waar het Rusland betrof, toch te groot.

Olaf Jordan - Kuban-Kosak, Stalal VIII, B

Olaf Jordan - Russischer Gefangener mit Essnapf, O.J.Stalak VIII

---------


Van de catalogus van de tentoonstelling in Minden (2005) zijn op internet nog exemplaren te koop.

Duitse oorlogskunstenaars in Rusland – hoe het schildersbloed kroop waar het niet gaan kon – 1

Franz Eichhorst - Gefangene

De Tweede Wereldoorlog loopt ten einde, Duitsland staat op instorten, wanneer in Frauenau, in het Beierse Woud, vlak bij de Tsjechische grens, een Duitse goederentrein arriveert. Onderweg is de trein beschoten door Amerikaanse vliegtuigen, maar de lading is onbeschadigd: duizenden kunstwerken, tijdens de oorlog in de bezette gebieden vervaardigd door Duitse schilders en tekenaars, worden in houthakkershutten verborgen.

De haastige reddingsoperatie staat onder leiding van sonderfüher Luitpold Adam, leider van de Staffel der Bildender Künstler, een intrigerend onderdeel van de Duitse propagandamachine, aanvankelijk gevestigd in Potsdam, later in Berlijn. De reddingsactie van Adam, die geholpen wordt door onder meer zijn vrouw, slaagt. De sonderfüher werkt na de  capitulatie mee met de Amerikanen en brengt hen in 1946 naar de bergplaatsen. Veel kunstwerken zijn aan de randen aangevreten door muizen, maar verkeren verder in prima staat.

Meteen is duidelijk dat de verborgen schilderijen en tekeningen niet gemaakt zijn door toevallige krabbelaars, die na het platbranden van een Russisch dorp ook nog even het schetsboek erbij hebben gepakt.

Olaf Jordan - Kosak mit "Burka"

Wat Adams in veiligheid heeft gebracht, is het archief van de kunstenaarsafdeling waarover hij de leiding had. Samen met andere werken, bijeengebracht in de Amerikaanse bezettingszone, vormen ze een collectie van zo’n 10.000 exemplaren die begin 1947 naar de VS wordt vervoerd. Daar slaan legerjuristen alarm. Veel van de schilderijen en tekeningen zijn niet als militaire kunst te omschrijven en de confiscatie ervan mist een juridische grond. Daarop gaan 1626 werken retour heimatland, waar ze drie jaar op een pier in Bremen staan, zonder te worden opgeëist. Uiteindelijk belanden ze in München in het Beierse staatsarchief (in het voormalige Füherbau), waar ze pas in 1970 worden gecatalogiseerd. In 1986 worden nog eens 7100 kunstwerken teruggegeven aan West-Duitsland. Het restant blijft achter in de VS. Die werken worden als pure Nazi-kunst te besmet geacht en blijven in beheer van het Amerikaanse leger.

In 2005 wordt op een tentoonstelling in Minden voor het eerst een selectie van de Duitse oorlogskunst getoond, met Rusland als brandpunt. De titel van de tentoonstelling: “Kunst und Propaganda. Gemälde und Grafiken aus dem Russlandkrieg 1941-1945.” De meeste werken zijn afkomstig uit de Staffel der Bildende Künstler van Luitpold Adam. Ze tonen een verrassende diversiteit. Adams schilderafdeling was beslist geen vrijplaats, maar de kunstenaars die er werkten, keken verder dan je tegen de achtergrond van de Nazi-propaganda zou verwachten.   

Richard Eggers - Russenmädchen, Flüchtling. Gemalt in Kurland. 1944 (Foto uit catalogus)

Aleksej Soendoekov, schilder van ‘De rij’. Hoe verging het hem daarna?

-----------------

Dit wrange, indringende schilderij uit de USSR kende ik al wel. Maar wie de schilder was en hoe het hem was vergaan sinds hij deze rij vrouwen op het doek aanbracht, dat wist ik niet. (Opvallend, trouwens, dat er alleen vrouwen te zien zijn *) ; in de rij staan was in de Sovjetunie beslist niet voorbehouden aan vrouwen alleen.)   

Ik kwam bovenstaand werk tegen en dacht: dat schilderij met die rollen wc-papier, in de metro, dat moet dan haast toch ook wel van hem zijn?

Inderdaad, ook dat is van hem, en zijn naam had ik best mogen weten. De twee schilderijen, die de sfeer van de jaren tachtig zo scherp neerzetten, zijn van Aleksej Soendoekov, geboren in 1952. Het bovenste is uit 1986, het tweede 1988. Op het tweede zien we de mensen ook op de rug, in een onderdoorgang in de metro. Is er licht aan het einde van de tunnel? De mensen dragen zomer- en winterkleding. Staan ze stil in de tijd? 

Aleksej Soendoekov, 1987

De rij van Soendoekov was voor het eerst te zien in 1987 op de 17de Tentoonstelling van Jonge Kunstenaars in Moskou, een van de vele geruchtmakende culturele evenementen die de tweede helft van de jaren tachtig, de tijd van glasnost en perestrojka, zo opwindend maakten. Zo’n tentoonstelling was een overwinning in de strijd voor artistieke vrijheid. Maar als die strijd gestreden is, als de knellende Sovjetmuren zijn omgevallen, wat doe je dan? Soendoekov vertrok naar New York.

Erg veel gegevens over Soendoekov heb ik niet kiunnen vinden. Zelf treedt hij kennelijk niet graag op de voorgrond – interviews met hem kwam ik niet tegen. In het Westen nam hij in de jaren negentig deel aan veel prestigieuze tentoonstellingen (zo lees ik in een bron) en dreigde hij in de vergetelheid te raken (zo lees ik in een andere). Hoe dan ook zal het voor Soendoekov lastig zijn geweest om zijn weg verder te vinden, met een naam die zo verbonden was aan schilderijen uit een andere tijd, uit een land dat niet meer bestond.
 

In 2008 is er in het Moskouse museum Art4.ru een tentoonstelling met de titel Grafiek van Soendoekov. Het werk dat daar is te zien, staat ver af van de monumentale schilderijen waarmee hij zijn naam vestigde. Die verwisselen op veilingen voor tienduizenden euro’s van eigenaar. De rij - zo heet het bovenste schilderij - hangt in het Russisch Museum in Sint-Petersburg.
 

Aleksej Soendoekov - De zin van het bestaan. (1988)


Het schilderij De rij kwam ik tegen op een site waar ik eerder inspiratie opdeed voor een stukje over Sovjet-schilderijen. Dit keer was daar een verzameling bijeengebracht met winkels, kiosken, marktkramen en andere vormen van handel als bindend thema, een enigszins beladen onderwerp in de USSR, waar winst maken niet echt paste binnen de ideologische kaders. Ik trof er ook onderstaand schilderij aan, dat ik eveneens - samen met zijn Franse voorbeeld - in dit stukje aan de orde had willen laten komen. Maar dat bewaar ik voor een andere keer.     

N. Gorski-Tsjernysjev - Het was kort geleden - het was lang geleden. (1990)

E. Manet - Een bar in de Folies-Bergère. (1882)


*) Bijna meteen na plaatsing van dit stukje werd ik erop gewezen dat er in de rij wel degelijk ook mannen staan. Niet zo veel, maar toch. Kennelijk vallen die mij minder snel op.

Van absurdisme naar brave sport: hoe schilder Loetsjisjkin de Stalinjaren veilig doorkwam.

In 1932 hing het schilderij De ballon vloog weg van Sergej Loetsjisjkin in Leningrad op de tentoonstelling 15 jaar kunstenaars van de Russische Federatie (Художники РСФСР за 15 лет).  De tentoonstelling maakte de balans op van vijftien jaar schilderkunst in de Sovjetunie. In 1933 was dezelfde tentoonstelling te zien in Moskou. Een jaar later slechts, maar het artistieke klimaat in de Sovjetunie was merkbaar veranderd. In april 1932 werd de kunst in de arbeidersstaat min of meer gelijkgeschakeld; artistieke en literaire groeperingen werden opgeheven om plaats te maken voor monolitische, door de overheid gestuurde unies. Het schilderij De ballon vloog weg werd slachtoffer van het veranderende klimaat. Het doek was aanvankelijk nog wel te zien op de tentoonstelling in Moskou, maar werd verwijderd. Het was te pessimistisch.

Te pessimistisch? Ja, rode banieren waarachter rotten arbeiders richting lichtende toekomst marcheren, ontbreken, maar te pessimistisch? Nou, kijkt u nog even naar het raampje rechtsboven. Daar hangt iemand die het kennelijk toch niet zo naar zijn zin had in het arbeidersparadijs.    


Sergej Loetsjisjkin (1902-1989) dartelde in de jaren twintig vrolijk rond in de artistieke wereld van de USSR, waar experimenten aan de orde van de dag waren. Hij laafde zich aan de avantgarde, was lid van meerdere kunstenaarskringen (OST was de bekendste), speelde mee in ‘onbegrijpelijke’ toneelstukken en mocht aan zijn schilderijen graag enig absurdisme toevoegen – zie ook het ietwat verbeten trommelaartje op blote voeten op het doek hieronder. 

Trompetten (1925)

Was de verwijdering van De ballon vloog weg een veeg teken? Pakten zich donkere wolken samen boven het hoofd van Loetsjisjkin? Nee, de schilder kwam de duistere jaren onder Stalin ongeschonden door – net als overigens het schilderij zelf. Dat was al in 1927 aangekocht door de Tretjakovgalerij, een van de belangrijkste musea van Rusland, en daar bleef het gewoon op zaal. Loetsjisjkin liet het absurdisme verder wel voor wat het was. Zijn specialiteit werd sport.   

Parade in het Dinamostadion (deel van een vijfluik, waarvan het eerste in 1936 werd voltooid - ik weet niet welk deel van het vijfluik dit is).

Was zijn keuze voor het thema sport een vlucht? Deed hij zichzelf daarmee geweld aan? Irina Lebedeva, tussen 2009-2015 directeur van de Tretjakovgalerij, denkt van niet. Loetsjisjkin, vertelt ze in een uitgebreid interview, was geen avantgardist of absurdist die niet anders kón. Al in de jaren twintig reisde hij in opdracht het land door om industrie- en landbouwtaferelen vast te leggen. In de jaren dertig “ging hij vrij organisch op in wat er verder gebeurde”, aldus Lebedeva. 

Wedstrijden in het Dinamostadion. (jaren vijftig)

Wedstrijden in het Dinamostadion. (jaren vijftig)

Skiërs (jaren twintig?)

Carnaval op de rivier de Moskva. (1932)

Grenobe. Slotronde. (1968)

Slalom. Grenoble. (1968)

           

Olympiasch dorp. Moskouse gastvrijheid. (1983)


Loetsjisjkins sportschilderijen mogen er zijn, maar ze zijn toch duidelijk van een minder kaliber dan zijn werk uit de jaren twintig. De bevlogenheid ontbreekt, en kan je in die oudere werken een schilder ontwaren die op zoek is naar het ongewone – zoals veel kunstenaars en schrijvers (Daniil Charms!) in die jaren – in zijn sportwerk is daarvan geen sprake. Loetsjisjkin moet daar ook zelf iets van gevoeld hebben. Sprekend is in dat opzicht onderstaand zelfportret uit 1977: 

We zien een tevreden man, in harmonie met zichzelf en met de schets of tekening waaraan hij werkt. Maar wat we zien we buiten, door het raam? Een ballon die wegvliegt tussen twee flatgebouwen die wel erg lijken op die twee flats uit zijn bekendste werk uit de jaren twintig.

Vanwaar deze verwijzing naar wat ooit was? Is dat geen heimwee naar vroeger? Naar de tijd toen hij schilderijen maakten die er echt toe deden? Ik denk het wel.