———————-
(Deel 1)
Aleksandr Isjkov, de minister van Visserij die in 1979 wegens verregaande malversaties op zijn departement met pensioen werd gestuurd, was niet zo maar een minister. Al ten tijde van Stalin was hij de eindbaas in de visbranche. Hij had in die functie Polina Molotova opgevolgd, de vrouw van minister van Buitenlandse Zaken Vjatsjeslav Molotov. Isjkov had ook onder Chroesjtsjov zijn post behouden, maar onder diens opvolger Leonid Brezjnev viel uiteindelijk toch het doek. De misstanden op zijn ministerie, de omvangrijke corruptie, het zwart geld dat breeduit door de schaduweconomie stroomde – het kwam allemaal aan de oppervlakte dankzij de inspanningen van KGB-chef Joeri Andropov en kon niet langer worden genegeerd. Isjkov kwam met zijn gedwongen pensionering nog goed weg, zijn plaatsvervanger kreeg de kogel.
De misstanden in de vissector speelden zich af tegen de achtergrond van een haperende economie. Schaarste (niet alleen aan vis, maar aan vrijwel alles) vormde een glansrijke voedingsbodem voor machinaties. Wie politieke en economische macht had en naar eigen goeddunken kon beschikken over veelgevraagde, maar moeizaam verkrijgbare levensmiddelen (om ons daartoe te beperken) had goud in handen. Ook voor de mannen van het ministerie van Visserij was de verleiding groot. Zij zaten in een extra luxe positie, omdat het Kremlin in de jaren zeventig flink inzette op vis. De vruchten van de zee moesten de gaten vullen in het dieet van de gewone Rus, die steeds moeilijker aan vlees kon komen. De vissersvloot werd gemoderniseerd, koel- en opslagcapaciteiten uitgebreid en verspreid over het land werden nieuwe, moderne viswinkels geopend onder de naam Okean.
Daarbij gebeurde iets opmerkelijks. De detailhandel, op wat voor gebied dan ook, was altijd het exclusieve domein geweest van het ministerie van Handel. Minister Isjkov, wiens status gegroeid was met dat van de visserij, slaagde erin om dat monopolie te doorbreken. De handel in vis werd ondergebracht bij zijn ministerie, waar een speciale afdeling werd opgezet voor de afzet: Sojoezrybpromsbyt. Het ministerie van Isjkov had nu de controle over de complete keten: van de netten in de viswateren tot aan de toonbanken in de viswinkels.
Oudgedienden van het ministerie herinneren zich hoe er nieuwe lui binnenkwamen, die wisten hoe de hazen liepen in de wereld van de handel, waar handjeklap, zwarte kassa’s en corruptie al jaren een vertrouwd verschijnsel waren. Waarom had de hoogste baas, Isjkov, zo graag een handelstak aan zijn departement willen toevoegen? Ging het hem om prestige, meer macht, meer efficiëntie? Of wilde hij simpelweg het pad effenen naar de gouden bergen, naar het grote geld dat kon worden binnengeharkt? Hoe dan ook, zijn ondergeschikten wisten van wanten. De directe toezicht op de detailhandel kwam in handen van plaatsvervangend minister Vladimir Rytov, bijgenaamd Bootsman. Hij regelde de oprichting van de winkelketen Okean en hij was zo corrupt als iemand maar zijn kon.
De lange weg die de vis aflegde naar de consument, bood talloze mogelijkheden voor bedrog. Voeg aan elke kist al op zee een kilootje extra toe die buiten de boeken blijft en je creëert in een handomdraai een reservoir aan schaduwinkomsten. Delicatessen, zoals kaviaar, leenden zich in het bijzonder voor allerlei trucs. De hogere nomenklatoera her en der in het land kon terecht in speciale winkels en kantines, waar allerlei schaarse producten voorradig waren. Hoewel sociaal onrechtvaardig, was daar nog niks illegaals aan. De prijzen in dit voor de gewone consument ontoegankelijke netwerk waren – zeker gezien de algemene schaarste elders – zo belachelijk laag, dat eerlijk blijven voor het personeel en hun bazen wel erg veel wilskracht vereiste. Deals met restaurants, die het veelvoudige voor de kaviaar overhadden, waren snel gemaakt. De deur naar grote winsten stond wagenwijd open, ook buiten dat gesloten netwerk. Een filiaal van Okean bestelde (bij het ministerie, dat de detailhandel controleerde) ladingen kaviaar. Die werden geleverd tegen een lage prijs, vaak verpakt in blikjes met misleidende etiketten, en via de achterdeur met forse winst doorverkocht aan wie dan ook.
De visserij was bepaald niet de enige tak van de Sovjet-economie waar geritseld en gerommeld werd. Berucht werd later ook het gesjoemel met katoen in de republiek Oezbekistan (ook weer met vertakkingen tot in de hoogste Moskouse kringen), waarbij de visserij-affaire verbleekte. Voor justitie waren dergelijke praktijken lastig aan te pakken. De patroons zaten op alle niveaus van het partij- en staatsapparaat. Die verdienden flink aan de bescherming die zij de handelsmaffia boden en konden een overijverige aanklager maken of breken. Uiteindelijk bleek slechts één instantie bij machte om de vismaffia te weerstaan: de KGB onder leiding van Joeri Andropov.
Die wist van de vuile handen om hem heen en pakte door. Er kwam een onderzoeksteam van 120 man en met de eerste arrestaties kwamen meteen ook de bekentenissen. De grootste – sorry – vis die gepakt werd was plaatsvervangend minister Rytov. Bij hem thuis werden voor 300.000 roebel aan kostbaarheden en contanten in beslag genomen, een voor die tijd onvoorstelbaar kapitaal. Rytov werkte mee aan het onderzoek, maar dat redde hem niet. Hij werd in 1982 geëxecuteerd. Honderden functionarissen verloren hun baan, velen belandden achter de tralies. De heren Feldman en Fisjman (zie deel 1) kregen twaalf jaar aan de broek. Minister Isjkov, de baas van de tot op het bot corrupte Sovjet-visserij, ontsprong de dans met slechts een gedwongen pensionering, vermoedelijk vanwege zijn goede contacten met partijleider Leonid Brezjnev. Hij kreeg later in Moskou zelfs nog een plaquette aan de muur van het gebouw waar hij jaren had gewerkt.
Overigens hield Andropov, nadat hij was benoemd tot secretaris-generaal van de Communistische Partij, niet op met zijn strijd tegen corruptie (en zijn politieke rivalen). Zo kreeg de directeur van Gastronom No. 1, een graag geziene gast in de kringen van de inmiddels wijlen Brezjnev, ook de doodstraf wegens gerommel met schaarse levensmiddelen. Zijn doodvonnis haalde de New York Times.