(Eerste publicatie: 26-6-2012)
Vanaf komend weekeinde wordt de frequentie van stukjes op dit weblog weer even wat minder. Ik ga in Novgorod liefdesbrieven uit de Middeleeuwen opgraven. Dat is serieus werk en ik weet niet of ik daarbij nog regelmatig aan schrijven toekom.
Die liefdesbrieven werden ooit ingekrast op berkenbast. Eigenlijk zijn het briefjes; de meeste bevatten niet meer dan twintig woorden. En het gaat niet alleen om liefdesbriefjes, er wordt daar in Novgorod van alles uit de grond gehaald: van officiële documenten, testamenten, raadseltjes, leermateriaal, grapjes en uitnodigingen tot aan huwelijksaanzoeken, zoals: “Van Mikita aan Ana. Trouw met mij. Ik wil jou en jij mij. En Ignat Moiseev is getuige […]” Het aanzoek is geschreven tussen 1280-1300.
Ik ga natuurlijk niet zo maar op eigen houtje graven. Ik heb me aangemeld bij Expeditie Novgorod, een initiatief van het Nederlands Instituut in Sint-Petersburg en de Universiteit van Leiden. Gedurende een week verblijven de deelnemers in Novgorod, waar de tijd verdeeld wordt tussen lezingen, excursies en, uiteraard, het betere graafwerk. De reis staat onder leiding van hoogleraar Balto-Slavische talen en cultuurgeschiedenis Jos Schaeken. Wat ik hier schrijf over de berkenbasttekstjes is ontleend aan zijn oratie bij zijn benoeming tot hoogleraar.
De middeleeuwse teksten zijn origineel (en dus niet, zoals veel Kerkslavische bronnen - gekopieerd), betreffen het dagelijks leven en zijn geschreven in een Russisch dat dicht bij de geschreven taal stond – ook dit weer in tegenstelling tot de Kerkslavische bronnen.
“Van Boris aan Nostas’ja. Zodra je deze brief krijgt, stuur me een man op een paard, want ik heb hier veel te doen. En stuur een hemd – ik ben een hemd vergeten.” (1380-1400).
"Groet van Nostas'ja aan mijn meesters, mijn broers. Mijn Boris is niet [meer] in leven. Hoe, meesters, gaan jullie zorgen voor mij en mijn kinderen?" (1410-14320).
Hier deel 2.