(Eerste publicatie: 17-9-2009)
Een voor mij nieuw Russisch weblog, van een zekere Germanych, heeft een prominent plaatsje veroverd tussen mijn favorieten. Ik schreef er eergisteren al over. Het belangrijkste thema van Germanych is de Sovjetunie, het land waar hij werd geboren en dat niet meer bestaat. Nostalgie klinkt af en toe door in zijn verhalen, maar hij houdt beide benen op de grond. De Sovjetunie, dat paradijs voor boer en arbeider - het moest maar niet terugkeren.
Germanych hanteert een mooie methode om al te enthousiaste liefhebbers van de USSR bij de feiten te houden. Hij zet korte fragmenten uit Sovjet-films op zijn blog, die illustreren hoe paradijselijk het leven er nu eigenlijk was.
Bovenstaand fragmentje komt uit Petsjki-Lavotsjki (1972) van schrijver/regisseur Vasili Sjoeksjin, die ook de hoofdrol (Ivan) speelt. Ivan vertelt hier een toevallige reisgenoot over zijn werk. Als tractorbestuurder op een kolchoz verdient hij hooguit 150 roebel. En wat kan je daarmee? In de winkels van het dichtstbijzijnde stadje zijn geen behoorlijke spullen te koop voor huishouden, vrouw of kinderen. Goed te zien is ook dat Ivans vrouw het maar niks vindt dat hij zich tegenover een vreemde zo ‘kritisch’ uitlaat. Daar kon je last mee krijgen!
Nog een fragment. Daarin blijkt dat een lerares op een dorpsschool op 100 roebel per maand zat. “Ik beweer dat niet zelf”, schrijft blogger Germanych, “zo belicht Vasili Makarovitsj Sjoeksjin de Sovjet-werkelijkheid”. Voor een lezer/kijker uit het Westen is dat misschien niet zo’n overtuigend argument, maar dat is het wel degelijk. Een heel overtuigend argument zelfs.
Denk aan de censuur! (Lastig, voor lezers/kijkers die daar geen ervaring mee hebben!). De censuur zou deze filmfragmenten nooit hebben laten passeren als het geschetste beeld als te negatief werd gezien:
In het volgende fragment (uit Kalina Krasnaja, 1973) vertelt een oorlogsweduwe, van wie behalve de man ook beide zoons zijn gesneuveld, dat ze voor één gesneuvelde zoon een pensioentje krijgt van 21 roebel en 40 kopeken. Voor de tweede ontvangt ze niets. Er waren na de oorlog honderdduizenden, zo niet miljoenen van dit soort vrouwtjes. Wie nog sprookjes durft te vertellen over de geweldige pensioenen in de USSR, aldus Germanych, moet dit fragment tien keer bekijken.
Mij doet Germanychs procédé denken aan dat van Marius Broekmeyer, wat mij betreft de grootste Ruslandkenner die Nederland gehad heeft. Voor zijn belangrijkste werk, Het verdriet van Rusland (1995), putte hij uitsluitend uit literaire en journalistieke Sovjet-bronnen (goedgekeurd dus door de censuur), om een – huiveringwekkend - beeld te scheppen van het leven op het Russische platteland van na 1945.