(Eerste publicatie: 10-9-2011)
De dame in het hotel die het ontbijt verzorgt, heeft geen oog voor lege kopjes of vuile bordjes. Bewegingloos kijkt ze naar het tv-scherm aan de muur, naar een rij doodskisten op een ijsvloer. Er staan foto’s naast van kerngezonde, sterke jongemannen in het rood-witte shirt van ijshockeyploeg Lokomotiv, de trots van Jaroslavl. Drie dagen geleden zijn ze te pletter geslagen, kort nadat hun vliegtuig was opgestegen van vliegveld Toenosjna. Ze gingen een wedstrijd spelen in Minsk.
De tv-beelden komen uit de Arena 2000, de thuishaven van Lokomotiv. Inwoners lopen langs de kisten, verslagen, met bloemen, in tranen. Maar niet die tranen of de verslagenheid komen het hardst aan – het zijn die foto’s van die kerngezonde, sterke jongemannen.
Zo was het een dag eerder ook, toen ik buiten bij de Arena stond, in de miezerregen, temidden van al die mensen die bloemen kwamen leggen bij de ingang. Al ruim dertig jaar kom ik in Rusland. Ik probeer me dagen en beelden te herinneren die meer indruk hebben gemaakt. Het is me nog niet gelukt.