(Eerste publicatie: 22-6-2011)
Alweer een mooi boek dat zich afspeelt op het Russisch platteland: Деревня Дураков/ Derevnja Doerakov – Het Gekkendorp van Natalja Kljoetsjarjova. En het begint nu toch wel op te vallen: bijna alle Russische fictie die ik de afgelopen – pak ‘m beet – twee jaar de moeite waard vond en iedereen aanbeveel, speelt zich af in een dorp. Hoe komt dat toch?
Verschijnen er in Rusland meer romans over dorpelingen dan over stedelingen? Ik geloof er niks van. Krijg ik toevallig meer dorpsliteratuur in handen? Zou kunnen. Of is het gewoon een kwestie van smaak? Mijn favoriete schrijvers uit de Sovjetunie (Vasili Sjoeksjin en Fazil Iskander) schreven ook al voornamelijk over dorpen en dorpjes, daar lijkt het dus wel een beetje op. Dat ik als stadsmens onbewust naar het onbedorven platteland haak. Wat voor het Russische platteland eigenlijk weer niet opgaat, want dat is nu juist behoorlijk bedorven, de afgelopen eeuw.
Of vormt het Russische platteland zo’n diepe bron van inspiratie, liggen er zoveel thema’s, verhalen en personages voor het oprapen dat je als schrijver wel een hele grote kluns moet zijn wil je daar geen mooi boek van maken? Dat, en mijn eigen smaak, dat zal het wel zijn.
In Derevnja Doerakov belandt de jonge historicus Mitja min of meer toevallig als onderwijzer in een dorpje dat – helaas een bekend fenomeen in Rusland – betere tijden heeft gekend. Het is zijn eerste baan en ook zijn eerste echte kennismaking met het platteland. De school wordt met sluiting bedreigt, buurvrouw Ljoebka drinkt zich dood en de oude Gavrilov geeft zijn dorpsgenoten aan in boze brieven aan de instanties. De tegenkrachten zijn de bejaarde Jefim en Serafima met hun prachtige tuin, priester Konstantin die de kerk probeert open te houden en de geestelijk gestoorden in het internaat een eind buiten het dorp. En daartussendoor lopen nog de leerlingen van Mitja, die hun weg nog moeten vinden.
Mitja heeft zijn weg ook nog helemaal niet gevonden, maar beseft na een week opeens dat hij al een aantal dagen, opgeslokt door het schoolwerk en begaan met de dorpelingen, niet meer heeft nagedacht over een doel in het leven. Bij Jefim en Serafima vindt hij wijsheid, bij vader Konstantin, die zich ontfermt over het zoontje van Ljoebka, ziet hij praktisch mededogen. In het internaat, gerund door buitenlandse vrijwilligers en aan alle kanten tegengewerkt (het gaat uiteindelijk in vlammen op), krijgt hij een spiegel voorgehouden.
Met zo’n geraamte kan een boek al snel vervallen in tegeltjeswijsheden. Kljoetsjarjova blijft daar verre van. Ze ontroert zonder sentimenteel te worden. Wat daarbij helpt, zijn de mooie zinnen die her en der oplichten. Puber Anzjelika is verliefd op Pasja, die haar natuurlijk niet ziet staan. “Haar hart ging zo tekeer, dat hoog in de lucht twee eksters uit de koers raakten, verontwaardigd krijsten en helemaal de andere kant op vlogen.”
Het Gekkendorp telt maar 175 pagina’s. Mijn uitgave bevat ook nog een aantal journalistieke verhalen over het platteland rond Perm en Kostroma. Ook zeer de moeite waard, maar ik zie Kljoetsjarjova toch het liefst als schrijfster.