toerisme

Het Djatlov-mysterie – na 55 jaar nog onopgelost. Hoe kwamen negen jonge expeditieleden in de Oeral aan hun einde? Was het een lawine, waren het de Mansi, of toch de CIA? – Deel 1.

Het is januari 1959.  Een groep van tien studenten en oud-studenten van het Polytechnisch Instituut van Sverdlovsk (het huidige Jekaterinburg) vertrekt voor een expeditie naar de Otorten, een bergtop in het noorden van de Oeral. De groep, acht mannen en twee vrouwen, zijn voorbereid op barre omstandigheden met sneeuwstormen en temperaturen van -20, -30 graden. In 16 dagen moeten ze 350 kilometer afleggen. De route valt onder Categorie III, de zwaarste volgens de toenmalige expeditienormen.

De tien maken zich geen zorgen. Ze behoren tot de beste expeditieclub van het instituut en hebben ruime ervaring met lange skitochten in het gebied. Hun dagboekaantekeningen getuigen van een gedegen voorbereiding en een prima sfeer. Met enkele tussenstops, nog in de bewoonde wereld, reist de groep naar het eigenlijke startpunt. Daar, bij een verlaten hut, neemt één van de tien afscheid. Joeri Joedin heeft te veel last van zijn rug en moet omkeren. Het redt hem zijn leven.

28 januari 1959 – Joeri Joedin neemt afscheid van de groep

Igor Djatlov

De andere negen, onder leiding van de 23-jarige Igor Djatlov, trekken verder en bereiken in de middag van 1 februari de Dode Berg, of, in de taal van de oorspronkelijke bevolking, de Cholat-Sjachyl. Het wordt vroeg donker en de groep slaat op de oostelijke heuvel haar tent op.

Dan gaat er iets heel erg mis. Wát precies, dat is tot op de dag van vandaag onderwerp van  allerlei speculaties, wilde theorieën en heftige disputen.

De negen verlaten de tent, onvoldoende gekleed en zonder schoeisel en gaan hun dood tegemoet. Pas in mei zijn alle verspreid liggende stoffelijke resten gevonden. De forensische rapporten noemen bevriezing als doodsoorzaak, maar beschrijven ook gedetailleerd zware verwondingen, die in enkele gevallen op zich al dodelijk moeten zijn geweest. Een van de twee vrouwen, Ljoedmila Doebina, mist haar tong en beide ogen.

Wie of wat heeft de negen ertoe gebracht de veilige tent te verlaten, in het donker, bij -25 graden? Een plotse ontmoeting met ontsnapte kampgevangenen? Een angstaanjagende testlancering van een raket? Een kernproef? Buitenaardse wezens? Lokale Mansi die geen indringers duldden op hun jachtterrein?

Twee vorig jaar verschenen boeken proberen een nieuw licht te werpen op de zaak: Перевал Дятлова (Pereval Djatlova / De Djatlov Bergpas) van Aleksej Rakitin en Dead Mountain van de Amerikaan Donnie Eichar.

Wordt vervolgd.

(Hier deel 2deel 3 en deel 4.)

Toeristisch goud in Sint-Petersburg: een machtige wandkaart van de USSR in edelstenen. Deel 1.

Ze hebben het, geloof ik, niet zo in de gaten bij het Geologisch Museum in Sint-Petersburg. Ze hebben toeristisch goud in handen, in de vorm van een enorme kaart van de Sovjetunie, uitgevoerd in edelstenen. Een mozaïek van 45.000 stukjes, bij elkaar 26,6 vierkante meter groot en 3.500 kilo zwaar. De kaart wordt gerestaureerd, kan al wel worden bekeken, maar erg uitnodigend oogt het museum vooralsnog niet.

Eerst even de geschiedenis, die op zich al mooie verhalen oplevert. De kaart was aanvankelijk bestemd voor de tentoonstelling Industrie van het Socialisme, die gepland stond voor 1937, naar aanleiding van het twintigjarig bestaan van de USSR. De geografische kaart moest – in edelstenen – de belangrijkste industriële objecten van het land weergeven, naast uiteraard de steden, rivieren, bergen, enzovoort.

Eind 1936 werd de doelstelling ambitieuzer. De kaart moest naar de Wereldtentoonstelling in Parijs, die in mei 1937 zou worden geopend. Alle verloven werden ingetrokken, steenslijpers werkten dag en nacht, en alleen al voor het mozaïek leggen werden 150 man ingeschakeld. Naast de kaart werden ook de wapens van de elf toenmalige Sovjet-republieken vervaardigd.

De kaart was op tijd klaar en maakte in Parijs flink wat indruk. Hoe kon het ook anders. Kijk alleen al naar deze twee voorbeelden. Voor watergebieden werd lazurit gebruikt, zoals hier voor de Aral Zee.

De grenzen van de USSR werden aangeduid met drie lagen rodonit en een laag jaspis:

e349d17fef7d77d2021fef8c8978da25.jpg

Dat de plaatsnamen, spoorwegen en meridianen met platinazilver staan aangegeven, nou ja, dat verbaast dan al niet meer.

 

Het succes van de kaart in Parijs bracht de Sovjet-regering op een idee: de kaart moest ook naar de Wereldtentoonstelling van twee jaar later in New York. Om de successen van de industrialisatie te onderstrepen, moesten er nog wel zo’n duizend nieuwe industriële objecten worden toegevoegd. Om de poolexepeditie van Pananin van 1938 uit te beelden, kwam aan de bovenkant van het toch al omvangrijke paneel de Noordelijke IJszee erbij. De route van Panin werd aangegeven met fenatiek en topaas.

De kaart van edelstenen had een plek moeten krijgen in het Moskouse Paleis der Sovjets, maar dat kwam er niet. Wat overigens ook gold voor de tentoonstelling Industrie van het Socialisme, waar het kunstwerk aanvankelijk voor bedoeld was.

Over de naoorlogse geschiedenis van de kaart in deel 2.

(Het Geologisch Museum bevindt zich aan de Srednii Prospekt 74 in het gebouw van het Karpinski Instituut. Telefoon: (812) 321-5706) 

Rechts de kaart in New York